Regeling vervallen per 01-07-2014

Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme

Geldend van 01-07-2014 t/m 30-06-2014

Intitulé

Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme

Uitvoeringsregeling van 23 oktober 2007, houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van economie, recreatie en toerisme. (Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme) (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 mei 2014)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 en de Subsidieverordening economie, recreatie en toerisme,

besluiten de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme vast te stellen als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • b.

    waddenfonds: het fonds als bedoeld in artikel 2 van de wet;

  • c.

    waddengebied: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee;

  • d.

    waddenzee: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee;

  • e.

    wet: Wet op het Waddenfonds.

  • f.

    Handleiding: Handleiding voor projectindieners voor het Regionaal Innovatie Programma Fryslân: Fryslân Fernijt II;

  • g.

    Fries vaarnetwerk: Vaarwegen gelegen in de provincie Fryslân, opgenomen in het PVVP dan wel het Plan Kleine Waterrecreatie Fryslân, die voldoen aan kolom I en II van tabel 1, met uitzondering van de Waddeneilanden en vaarwegen die liggen in of in open verbinding staan met de Waddenzee. Voor vaarwegen met classificatie E1 geldt tevens dat de vaarweg onderdeel is van een doorgaande vaarroute dan wel dat via deze vaarweg een jacht- of passantenhaven, stad of dorp bereikbaar is;

  • h.

    Jacht- en passantenhavens: Voor passanten toegankelijke havens met een bedrijfsmatig karakter, waar pleziervaartuigen, al dan niet tegen betaling, aan steigers of kaden kunnen aanleggen, niet zijnde privé aanleghavens en -kaden, verkoophavens of door gedeputeerde staten daarmee gelijk te stellen havens;

  • i.

    bezinningstoerisme: de fysieke beleving van materiële of immateriële cultuur, erfgoed of landschap waardoor de bezoeker tot zichzelf en tot rust kan komen.

  • j.

    elektrische aandrijving: een elektromotor die een vaartuig voortstuwt, inclusief de voor deze aandrijving benodigde schroef en installatie, waaronder een regelaar, een accupakket dat de motor voedt met elektrische energie, de daarvoor benodigde lader en een accustatusindicator;

  • k.

    parallelhybride aandrijving: aandrijfsysteem met zowel een elektrische aandrijving als een verbrandingsmotor;

  • l.

    serie hybride aandrijving: een elektrische aandrijving, waarbij het accupakket wordt gevoed door middel van een ingebouwde generator;

  • m.

    zonnestroomsysteem: een fotovoltaïsch zonne-energiesysteem;

  • n.

    tankstation: een bestaand openbaar commercieel uitgiftepunt van transportbrandstoffen dat voldoet aan de daarvoor geldende technische specificaties, veiligheidsvoorschriften, toepasselijke regelgeving en vergunningen en is goedgekeurd door daartoe bevoegde instanties;

  • o.

    aardgasvulpunt: installatie bestaand uit een compressorinstallatie, een voorraadbuffertank, waarin aardgas onder een druk van minimaal 200 bar is opgeslagen en een aflevertoestel op een tankstation waarmee aardgas wordt afgeleverd in de brandstoftanks van motorvoertuigen die aardgas als motorbrandstof gebruiken;

  • p.

    bio-ethanolvulpunt: installatie op een tankstation waarmee E85 motorbrandstof wordt afgeleverd in de brandstoftanks van motorvoertuigen die bio-ethanol als motorbrandstof gebruiken;

  • q.

    biodieselvulpunt: installatie op een tankstation waarmee B100 motorbrandstof wordt afgeleverd in de brandstoftanks van motorvoertuigen die biodiesel als motorbrandstof gebruiken;

  • r.

    aanjaaggroep: een groep van onafhankelijke deskundigen uit de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe die ideeën en projecten aandragen en hierover advies uitbrengen aan het projectteam;

  • s.

    Noordelijk Ambitiestatement: bestuurlijk bekrachtigde afspraak over te bereiken doelen in de periode 2008 - 2011 in Fryslân, Groningen en Drenthe op het gebied van leren voor duurzame ontwikkeling tussen de landelijke stuurgroep Leren voor Duurzame Ontwikkeling en de afzonderlijke colleges van Gedeputeerde Staten;

  • t.

    projectteam: team dat verantwoordelijk is voor de algemene organisatie van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (pijler 3) dat bestaat uit een externe programmacoördinator en 3 provinciale regisseurs;

  • u.

    uitvoeringsprogramma leren voor duurzame ontwikkeling: een tweemaal per jaar door Gedeputeerde Staten van Fryslân vastgestelde lijst met projecten die in enig jaar voor subsidie op grond van deze subsidieregeling in aanmerking komen;

  • v.

    energieprestatiecoëfficiënt: energieprestatiecoëfficiënt zoals bedoeld in artikel 5, twaalfde lid, van het Bouwbesluit 2003;

  • w.

    project: te realiseren nieuwbouw van woningen of andere gebouwen dan woningen op een aaneengesloten bouwlocatie binnen het grondgebied van de aanvrager;

  • x.

    projectontwikkelende partijen: degenen die het project zullen realiseren;

  • y.

    oplaadpunt: een voorziening voor het opladen van elektrisch en hybride aangedreven schepen, bestaande uit een combinatie van minimaal 3 aansluitpunten (contactdozen) met een capaciteit van 230 V/16 A en minimaal één aansluitpunt (contactdoos) met een capaciteit van 400 V / ≥25A, inclusief de daarbij behorende veiligheidsvoorzieningen en voorzien van de in de watersport gebruikelijke standaard stekkerverbindingen, direct toegankelijk vanaf het vaarwater in de provincie Fryslân, met daarbij ten minste drie aanliggende ligplaatsen, bestemd voor zulke schepen.

    Kolom I Classificatie

    Kolom II Minimum doorvaarthoogte bruggen [m]

    Kolom III Genormeerde baggerdiepte [m]

    Azm Grote zeewaardige boten

    30,00 of BB1 > 3,00

    2,50

    Bzm Niet-zeewaardige boten

    12,5 m of BB > 3,00

    2,20

    Czm Niet-zeewaardige boten

    12,5 m of BB > 3,00

    2,00

    CmGrote motorboten

    3,00

    1,70

    DmMotorboten

    2,50

    1,50

    E1 Kleine zeil- en motorboten

    2,00

    1,25

Artikel 2 Algemene subsidieverordening van toepassing

  • 1 Op subsidieverstrekking op grond van deze uitvoeringsregeling is de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 van toepassing.

  • 2 Op grond van deze uitvoeringsregeling wordt geen subsidie verstrekt:

    • a.

      voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, als bedoeld in art. 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht.

    • b.

      voor een activiteit waarvoor een periodieke subsidie is verstrekt als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006.

    • c.

      voor een activiteit die naar het oordeel van gedeputeerde staten overwegend een politiek karakter heeft.

Artikel 3 Projectkosten

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 worden als projectkosten uitsluitend in aanmerking genomen de noodzakelijke en rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteit toe te rekenen, na het indienen van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten. Niet bestede middelen kunnen worden teruggevorderd.

Artikel 4 Niet doelgerichte verplichting

Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening de verplichting opleggen dat de subsidieontvanger, op een door gedeputeerde staten te bepalen wijze te kennen geeft dat de activiteit mede tot stand is gekomen met subsidie van de provincie Fryslân.

Hoofdstuk 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Titel 1 Thema Cofinanciering Waddenfonds

Artikel 5 Doel

De subsidieregeling heeft als doel de subsidiëring van activiteiten, anders dan reguliere investeringen of beheers- of onderhoudswerken, die gericht zijn op of bijdragen aan:

  • a.

    het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied;

  • b.

    het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

  • c.

    een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;

  • d.

    het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten - Cofinanciering

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van activiteiten die gericht zijn op of bijdragen aan de verwezenlijking van de in artikel 5 genoemde doelen.

  • 2 Bij het vaststellen van het subsidieplafond kunnen gedeputeerde staten onderscheid maken naar de doelstellingen als bedoeld in artikel 5.

  • 3 Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten waarvoor tevens door de minister subsidie wordt verstrekt op grond van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

  • 4 Subsidie op grond van deze regeling wordt voorts uitsluitend verstrekt voor projecten die geheel of in overwegende mate op het grondgebied van de provincie Fryslân worden uitgevoerd. Projecten die niet op het grondgebied van de provincie Fryslân worden uitgevoerd kunnen evenwel voor subsidie in aanmerking komen, voor zover de activiteiten naar het oordeel van gedeputeerde staten in overwegende mate gericht zijn op of ten goede zullen komen aan de provincie Fryslân.

Artikel 7 Aanvraagperiode

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend binnen de door gedeputeerde staten vastgestelde aanvraagperioden.

  • 2 Gedeputeerde staten maken melding van deze aanvraagperioden in twee regionale dagbladen.

Artikel 8 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend door een bestuursorgaan, door een niet-gouvernementele organisatie of door een natuurlijk persoon, niet zijnde een onderneming.

  • 2 Ondernemingen in Europeesrechtelijke zin komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3 Een aanvraag wordt gericht aan gedeputeerde staten, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid, gaat de aanvraag vergezeld van een kopie van de aanvraag tot subsidieverlening en het projectplan, bedoeld in artikel 1.4 van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

  • 5 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient één der deelnemers in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in. De aanvraag gaat vergezeld van de aan het samenwerkingsverband ten grondslag liggende overeenkomst, met daarin in elk geval een overzicht van de aan het samenwerkingsverband deelnemende natuurlijke en rechtspersonen alsmede van de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen de verschillende deelnemers.

Artikel 9 Verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Gedeputeerde staten beslissen op basis van rangschikking, bedoeld in artikel 10, tweede lid, binnen 26 weken na de laatste dag van de aanvraagperiode waarin de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend.

  • 2 Indien de beschikking tot subsidieverlening niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden gegeven stellen gedeputeerde staten de aanvrager daarvan in kennis en noemen een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wordt gegeven.

  • 3 Subsidie kan slechts worden verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat de minister subsidie verstrekt op grond van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen in elk geval afwijzend op een aanvraag indien:

    • a.

      de minister de subsidieaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 1.8 van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

    • b.

      de subsidieaanvraag naar het oordeel van gedeputeerde staten in onvoldoende mate voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, genoemde criteria.

    • c.

      het door provinciale staten beschikbaar gestelde bedrag wordt overschreden.

Artikel 10 Toetsingscriteria

  • 1 Gedeputeerde staten toetsen de aanvragen aan de mate waarin:

    • a.

      het project bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelen, genoemd in artikel 5;

    • b.

      het project past binnen de vastgestelde provinciale beleidskaders met betrekking tot de Waddenzee en het Waddengebied.

  • 2 Gedeputeerde staten rangschikken de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die meer voldoet aan de in het eerste lid genoemde criteria. Ten behoeve van de rangschikking wegen de in het eerste lid genoemde criteria even zwaar.

  • 3 Gedeputeerde staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, blijft een rangschikking achterwege indien het bedrag van de te verlenen subsidies van de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen lager is dan het subsidieplafond of het bedrag dat provinciale staten beschikbaar hebben gesteld.

Artikel 11 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 5 procent van de subsidiabele kosten, indien het een project betreft dat valt onder een of meer doelen, genoemd in artikel 5, onder a, b of d. Voor projecten die vallen onder het doel als bedoeld in artikel 5, onder c, bedraagt de subsidie ten hoogste 30 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 Indien een project uit andere hoofde wordt gesubsidieerd, wordt het subsidiebedrag zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor dat project ten hoogste 100 procent van de door gedeputeerde staten in aanmerking genomen subsidiabele kosten bedraagt.

  • 3 Indien een project bijdraagt aan meer dan één doel, worden de subsidiabele kosten door de subsidieaanvrager toegerekend aan de doelen waaraan wordt bijgedragen.

Artikel 12 Subsidiabele kosten

  • 1 In aanvulling op artikel 3 kunnen ook afschrijvingskosten als subsidiabel in aanmerking worden genomen.

  • 2 Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie:

    • a.

      worden de kosten bepaald aan de hand van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten;

    • b.

      vallen de kosten van inzet van ambtenaren slechts onder de subsidiabele kosten voor zover er sprake is van detachering van de betrokken ambtenaren bij het project.

  • 2 Ontvangsten of inkomsten die betrekking hebben op een project worden in mindering gebracht op de subsidiabele kosten van het project.

  • 3 Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen:

    • a.

      loonkosten of kosten voor eigen arbeid, mits deze rechtstreeks betrekking hebben op het project;

    • b.

      kosten van verbruikte materialen en verbruikte hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

    • c.

      kosten in verband met aankoop van tweedehands materialen, mits de prijs redelijk is en het materiaal vergezeld gaat van een verklaring van de verkoper omtrent de herkomst van het materiaal;

    • d.

      kosten van duurzame kapitaalgoederen, bijvoorbeeld machines en apparatuur;

    • e.

      kosten van grond;

    • f.

      kosten van aan derden uitbestede activiteiten mits sprake is van marktconforme prijzen;

    • g.

      een opslag voor algemene kosten, tot ten hoogste 20 procent van de onder a bedoelde kosten.

  • 4 Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      kosten, gemaakt voor de datum van indiening van de subsidieaanvraag;

    • b.

      kosten, gemaakt na het verstrijken van het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt;

    • c.

      verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen en andere heffingen;

    • d.

      boetes, financiële sancties en hiermee samenhangende kosten.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger maakt binnen één jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening op grond van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds een aanvang met de uitvoering van het project.

  • 2 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid bedoelde tijdstip. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevol-gen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • 5 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 14

In aanvulling op artikel 38 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 geldt dat, ingeval loonkosten tot de subsidiabele kosten behoren, daarvan een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.

Artikel 15

  • 1 Aan de subsidieverlening wordt in elk geval de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger één of meerdere keren per jaar aan gedeputeerde staten schriftelijk verslag uitbrengt. Artikel 1.13, eerste lid, van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de aanvraag met toepassing van artikel 8, vijfde lid, is ingediend, geldt de in het eerste lid omschreven verplichting voor de subsidieontvanger die als indiener van de aanvraag is opgetreden.

Artikel 16 Voorschotten en termijnbetalingen

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger een voorschot verstrekken, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling.

  • 2 Het verzoek wordt schriftelijk ingediend met gebruikmaking van een bij gedeputeerde staten verkrijgbaar formulier. Het verzoek gaat vergezeld van alle bescheiden die blijkens het formulier met het verzoek moeten worden meegezonden.

  • 3 Een voorschot in de vorm van een termijnbetaling wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 4 In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen in elk geval afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot of een voorschot in de vorm van een termijnbetaling, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 6 Een beschikking tot verstrekking van een voorschot, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling, vermeldt de termijn waarbinnen het voorschot wordt uitbetaald. Aan de beschikking kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 7 Indien de subsidieontvanger een provincie, een gemeente of een waterschap is, kunnen gedeputeerde staten, in afwijking van het bepaalde in het vierde lid, in het jaar waarin de uitvoeringswerkzaamheden van het project aanvangen, een voorschot verlenen van maximaal 100% op de verleende subsidie. Het voorschot wordt voor de aanvang van de uitvoeringswerkzaamheden betaalbaar gesteld.

Artikel 17 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend aan aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2 In aanvulling op artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van een activiteitenverslag, als bedoeld in artikel 1.16, tweede lid en onder a, van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

  • 3 Indien de subsidieontvanger een provincie of een gemeente is, is het bepaalde in artikel 1.20 van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds van overeenkomstige toepassing.

Titel 2 Fryslân Fernijt II

Artikel 18

Op subsidieverstrekking op grond van deze titel is de Handleiding van toepassing.

Artikel 19 Doel

De subsidieregeling heeft als doel innovatie, kennisoverdracht, -ontwikkeling, -toepassing en netwerkvorming te stimuleren door het financieel ondersteunen van voor Fryslân nieuwe experimentele projecten binnen de thema´s Recreatie en Toerisme, Duurzame Energie en Water.

Artikel 20 Adviescommissie

  • 1 Gedeputeerde staten stellen per thema een adviescommissie in: het deskundigenpanel.

  • 2 Het deskundigenpanel heeft tot taak gedeputeerde staten desgevraagd te adviseren over het verstrekken van subsidies op grond van deze titel.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen voor het deskundigenpanel een reglement vast.

Artikel 21 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor nieuwe, experimentele projecten binnen de thema’s Recreatie en Toerisme, Duurzame Energie en Water, die passen binnen de doelstelling van het Regionaal Innovatie Programma Fryslân, Fryslân Fernijt II.

Artikel 22 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan het gehele jaar worden ingediend, overeenkomstig de aanvraagprocedure in par. 4.1 van de Handleiding. Een aanvraag kan uiterlijk tot 1 november 2009 worden ingediend.

  • 2 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient één der deelnemers in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen de aanvraag voor advies in handen van de in artikel 20 bedoelde adviescommissie.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 6 Gedeputeerde staten beslissen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 7 Gedeputeerde staten beslissen in elk geval afwijzend op een aanvraag indien de subsidieaanvraag naar het oordeel van gedeputeerde staten in onvoldoende mate voldoet aan de in artikel 23 genoemde criteria.

Artikel 23 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag naar het oordeel van gedeputeerde staten in voldoende mate voldoen aan:

  • I.

    de algemene voorwaarden onder a tot en met k, zoals genoemd in par. 1.2 van de Handleiding en

  • II.

    de specifieke voorwaarden onder b. zoals genoemd in par. 1.2. van de Handleiding voor zover dit het thema betreft waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 24 Subsidiabele kosten en subsidiebedrag

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de in par. 3.2 van de Handleiding opgenomen kosten, met een maximum van het in par. 3.3. van de Handleiding genoemde percentage en bedrag.

Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1.

    De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het bepaalde in par. 5.1 van de Handleiding.

  • 2.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie, overeenkomstig het bepaalde in par. 5.1 van de Handleiding.

  • 3.

    De subsidieontvanger rapporteert over de voortgang van het project, overeenkomstig het bepaalde in par. 5.2 van de Handleiding.

  • 4.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient, overeenkomstig het bepaalde in par. 6 van de Handleiding, kenbaar te maken dat het project mede wordt uitgevoerd met subsidie van de provincie Fryslân.

Artikel 26 Voorschotten

Aan de subsidieontvanger kan een voorschot worden verleend, overeenkomstig het bepaalde in par. 5.3 van de Handleiding.

Artikel 27 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen acht weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend aan aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld formulier.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • 3 In aanvulling op artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van de documenten als bedoeld in par. 5.5, onder a tot en met c van de Handleiding.

Titel 3 Onderhoudsbaggeren Friese Meren Project

Artikel 28 Doel

De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van onderhoudsbaggerwerken in jacht- of passantenhavens, die liggen aan het Fries vaarnetwerk.

Artikel 29 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor onderhouds-baggerwerken aan jacht- of passantenhavens, die liggen aan het Fries vaarnetwerk.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor saneringswerken als bedoeld in paragraaf 3 van de Wet bodembescherming.

Artikel 30 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan het gehele jaar worden ingediend, met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 30 juni 2015.

  • 2 Een aanvraag kan worden ingediend door een college van burgemeester en wet-houders, een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die bedrijfsmatig een jacht- of passantenhaven in stand houdt. 

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 31 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag voldoen aan het volgende criterium: de baggerdiepte van de jacht- of passantenhaven dient ten minste te voldoen aan de normdiepte van de aanliggende vaarweg, zoals genoemd in kolom III van tabel 1 van artikel 1 onder g.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager besluiten af te wijken van de normdiepte, zoals genoemd in kolom III van tabel 1 van artikel 1 onder g.

Artikel 32 Subsidiabele kosten

  • 1 Indien de subsidieontvanger een gemeente is bedraagt de subsidie ten hoogste:

    • a.

      25% van de door gedeputeerde staten als redelijk aangemerkte projectkosten ten behoeve van het verwijderen, transporteren en verwerken van baggerspecie, en

    • b.

      25% van de door gedeputeerde staten als redelijk aangemerkte bestekvoorbereidingskosten, met een maximum van 12,5% van de uitvoeringskosten.

  • 2 Indien de subsidieontvanger een natuurlijk persoon of een privaatrechtelijk rechtpersoon is, bedraagt de subsidie ten hoogste 50% van de kosten voor het verwerken van baggerspecie, waaronder het toepassen in een werk, met een maximum van € 3,00- per m³ gestorte baggerspecie.

  • 3 In naar hun oordeel bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten afwijken van de in het eerste lid genoemde percentages. 

Artikel 33 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1.

    De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het gestelde in het aanvraagformulier.

  • 2.

    Het project wordt uitgevoerd binnen twee jaar na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening, doch uiterlijk 31 december 2015.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van het in het tweede lid bedoelde tijdvak. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • 5.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 6.

    Gedurende de uitvoering van het werk wordt door de subsidieontvanger kenbaar gemaakt dat de activiteit mede wordt uitgevoerd met subsidie van de provincie Fryslân/ Fries Merenproject.

Artikel 34 Voorschotten en termijnbetalingen

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger een voorschot verstrekken, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling.

  • 2 Het verzoek wordt schriftelijk ingediend met gebruikmaking van een bij gedeputeerde staten verkrijgbaar formulier. Het verzoek gaat vergezeld van alle bescheiden die blijkens het formulier met het verzoek moeten worden meegezonden.

  • 3 Een voorschot in de vorm van een termijnbetaling wordt berekend naar rato van de gemaakte projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 4 In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 90 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen in elk geval afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot of een voorschot in de vorm van een termijnbetaling, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 6 Een besluit tot verstrekking van een voorschot, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling, vermeldt de termijn waarbinnen het voorschot wordt uitbetaald. Aan het besluit kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 35 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen acht weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • 3 In aanvulling op artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de hoeveelheid verwerkte baggerspecie;

    • b.

      een overzicht van de daadwerkelijke verwerkingskosten.

Titel 4 Bezinningstoerisme

Artikel 36 Doel

De subsidieregeling heeft als doel de subsidiëring van activiteiten in het kader van bezinningstoerisme, anders dan reguliere of beheers- of onderhoudswerken, die gericht zijn op of bijdragen aan:

  • a.

    versterking van het aanbod van het toeristisch-recreatieve product in Fryslân;

  • b.

    functieversterking van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, routes of paden in Fryslân;

  • c.

    versterking van de toeristisch-recreatieve bedrijvigheid in Fryslân door het verrichten van ondersteunende activiteiten;

  • d.

    het stimuleren en vergroten van kennis over en betrokkenheid bij het cultureel erfgoed in de provincie Fryslân.

Artikel 37 Subsidiabele activiteiten en cofinanciering

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van activiteiten die gericht zijn op of bijdragen aan de verwezenlijking van ten minste twee van de in artikel 36 genoemde doelen.

Artikel 38 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan het gehele jaar worden ingediend.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 39 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, naar het oordeel van gedeputeerde staten voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      het project moet in voldoende mate bijdragen aan ten minste twee van de in artikel 36 onder a tot en met d genoemde doelen;

    • b.

      het project dient realistisch en haalbaar te zijn.

  • 2 Subsidie wordt in elk geval geweigerd indien:

    • a.

      naar het oordeel van gedeputeerde staten de aanvraag betrekking heeft op naar aard en schaal gelijksoortige activiteiten, waarvoor op grond van deze regeling subsidie is verstrekt;

    • b.

      de subsidiabele kosten minder bedragen dan € 4.500,-;

    • c.

      voor de activiteit subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 40 Subsidiabele kosten

  • 1 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de naar het oordeel van gedeputeerde staten in redelijkheid te maken kosten om een activiteit uit te voeren.

  • 2 Kosten die in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking komen, zijn:

    • a.

      kosten die betrekking hebben op het opstellen van de subsidieaanvraag;

    • b.

      kosten ten behoeve van het oprichten van een rechtspersoon;

    • c.

      kosten die reeds gemaakt zijn voor het tijdstip van het indienen van de aanvraag;

    • d.

      kosten die betrekking hebben op de exploitatie;

    • e.

      kosten die betrekking hebben op regulier beheer en onderhoud;

    • f.

      salariskosten die geen betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten;

    • g.

      kosten die betrekking hebben op het oprichten van een bouwwerk, het aanleggen van paden of andere fysieke bouwactiviteiten;

    • h.

      niet begrote kosten dan wel onvoldoende inzichtelijk gemaakte of ongespecificeerde kosten;

    • i.

      leges, kadaster- en financieringskosten, zoals debetrente, boetes, financiële sancties en gerechtskosten, kosten vergunningen, overdrachts-, taxatie- en makelaarskosten;

    • j.

      kosten voor de aankoop van gronden en gebouwen;

    • k.

      verrekenbare of terug te vorderen BTW.

Artikel 41 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt tenminste € 4.500,- en maximaal € 40.000,-.

  • 2 De subsidie bedraagt nooit meer dan 50% van de subsidiabele kosten, na aftrek van financiële bijdragen uit andere hoofde.

Artikel 42 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      de subsidieontvanger vermeldt in publicitaire uitingen dat de gesubsidieerde activiteit mede mogelijk is gemaakt met subsidie van de provincie Fryslân;

    • b.

      het project moet uiterlijk binnen achttien maanden na het besluit tot subsidieverlening zijn gerealiseerd, tenzij in het besluit tot subsidieverlening anders is bepaald.

    • c.

      in aanvulling op artikel 41, tweede lid, sub b, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006, wordt bij de aanvraag tot het vaststellen van een subsidie tevens een activiteitenverslag overgelegd.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen de subsidieontvanger overige verplichtingen opleggen, in elk geval met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a.

      de termijn gedurende welke een in het kader van subsidiabele activiteiten tot stand gekomen voorziening in stand dient te worden gehouden;

    • b.

      de wijze van afstemming met reeds lopende en vergelijkbare of met elkaar in verband staande activiteiten.

Titel 5 Stimuleren elektrisch varen in Fryslân

Artikel 43 Doel

De subsidieregeling heeft als doel:

  • a.

    het bevorderen van elektrisch varen op de Friese wateren;

  • b.

    het bevorderen van de waterkwaliteit; en

  • c.

    het bevorderen van het leefmilieu.

Artikel 44 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kunnen gedeputeerde staten op aanvraag subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het installeren van een elektrische aandrijving in een vaartuig, met inbegrip van het vervangen van een diesel- of benzineaandrijving door een elektrische aandrijving;

    • b.

      het installeren van een hybrideaandrijving in een vaartuig, met inbegrip van het vervangen van een diesel- of benzineaandrijving door een hybrideaandrijving;

    • c.

      de aanschaf van een elektrische of hybrideaandrijving ten behoeve van een aan te schaffen nieuw vaartuig.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende typen elektromotoren:

    • a.

      binnenboordmotor: de motor die is ingebouwd in een vaartuig, waaronder in elk geval inboard- en saildrivemotoren;

    • b.

      onderwatermotor: de motor die zich in een waterdichte behuizing onder water bevindt en vastzit aan het vaartuig of is bevestigd in het tot het vaartuig behorende roerblad en niet uitneembaar of afneembaar is na gebruik.

    • c.

      buitenboordmotor: de motor die aan de buitenzijde van de boot is bevestigd en afneembaar is. 

Artikel 45 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend door een natuurlijk of rechtspersoon ten behoeve van een vaartuig bestemd voor particulier of bedrijfsmatig gebruik door de aanvrager. Aan dezelfde aanvrager kan ten hoogste vijf maal subsidie worden verstrekt.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend binnen een door gedeputeerde staten te bepalen aanvraagperiode.

  • 3  Subsidie dient te worden aangevraagd middels een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier dat verkrijgbaar is via de internetsite www.fryslan.nl/schoonvaren of kan worden aangevraagd bij de provincie Fryslân. Voor elke aanvraag wordt één aanvraagformulier ingevuld.

  • 4  Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager, al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag heeft aangevuld, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 6 Gedeputeerde staten stellen de aanvraag voor advies in handen van het bestuur van de Stifting Elektrysk Farre Fryslân.

  • 7 Het bestuur van de Stifting Elektrysk Farre Fryslân adviseert gedeputeerde staten schriftelijk of de aanvraag voldoet aan het bepaalde in artikel 46.

  • 8 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag. Deze termijn kan éénmaal met vier weken worden verlengd.

Artikel 46 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvraag te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    het vaartuig heeft zijn vaste ligplaats in de provincie Fryslân;

  • b.

    de installatie dient te worden uitgevoerd door een onderneming die deze werkzaamheden bedrijfsmatig uitvoert, overeenkomstig de door gedeputeerde staten op 24 april 2012 vastgestelde kwaliteitsnormering “Minimale eisen Elektrische vaarsystemen”;

  • c.

    de aanvrager mag vóór het moment van ontvangstbevestiging van de subsidieaanvraag nog geen verplichtingen ten aanzien van de activiteit genoemd onder artikel 44, eerste lid, zijn aangegaan;

  • d.

    voor de in artikel 44, tweede lid, onder a., b. en c. genoemde typen elektromotoren dienen de accu, de lader, de accustatusindicator en de walstroomaansluiting overeenkomstig de onder b. vermelde kwaliteitsnormering in de boot te zijn aangebracht, tenzij de accu en accustatus-indicator in de buitenboordmotor zijn geïntegreerd.

  • e.

    het vaartuig moet met twee meerderjarigen aan boord ten minste 4 uur aaneengesloten volledige elektrisch kunnen varen met een snelheid die 60% van de theoretische rompsnelheid van het betreffende vaartuig bedraagt. De accu’s mogen hierbij niet dieper ontladen dan tot 80% van hun C20 capaciteit.

  • f.

    in geval van serie hybride aandrijving dient het netto af te geven elektrisch vermogen van de generator maximaal 60% te zijn van het geïnstalleerde elektrische aandrijfvermogen, tenzij het geïnstalleerde elektrische aandrijfvermogen kleiner is dan 6 kW.

Artikel 47 Hoogte van de subsidie

  • 1 Afhankelijk van het type elektromotor en het vermogen bedraagt de subsidie per aandrijflijn:

    Elektrisch Motorvermogen (Nominaal-S1)

    100% Elektrisch & Parallel hybride (op oude motor)

    Parallel hybride (op nieuwe motor)

    Serie Hybride

    1 - 2 kW

    € 750

     

     

    kleiner dan of gelijk aan 3 kW

    € 1.500

    € 1.500

     

    kleiner dan of gelijk aan 6 kW

    € 2.200

    € 2.700

    € 3.700

    kleiner dan of gelijk aan 10 kW

    € 3.300

    € 3.800

    € 4.800

    kleiner dan of gelijk aan 16 kW

    € 4.600

    € 5.100

    € 6.600

    kleiner dan of gelijk aan 22 kW

    € 6.900

    € 7.400

    € 9.400

    kleiner dan of gelijk aan 30 kW

    € 8.000

    € 8.500

    € 11.000

  • 2 Indien het elektrisch motorvermogen als bedoeld het eerste lid niet wordt gespecificeerd door de fabrikant van de motor, wordt dit berekend door de hoogte van het maximaal opgenomen vermogen, zijnde de spanning vermenigvuldigd met de stroomsterkte, te vermenigvuldigen met 0,65.

  • 3 Indien sprake is van vervanging of ombouw van één motor op fossiele brandstof naar twee aandrijflijnen, wordt subsidie verstrekt op basis van één aandrijflijn met een vermogen gelijk aan de som van de twee aandrijflijnen.

  • 4 Indien voor de voeding volledig gebruik wordt gemaakt van Lithium-accu’s wordt het subsidiebedrag afhankelijk van het type elektromotor en het vermogen bepaald op basis van onderstaande tabel:

     

    Elektrisch Motorvermogen (Nominaal-S1)    

    100% Elektrisch & Parallel hybride(op oude motor)

    Parallel hybride (op nieuwe motor)

    Serie Hybride

    1-2 kW

    € 1.950

     

     

    kleiner dan of gelijk aan 3 kW

    € 3.500

    € 3.500

     

    kleiner dan of gelijk aan 6 kW

    € 5.950

    € 6.450

    € 7.450

    kleiner dan of gelijk aan 10 kW

    € 9.800

    € 10.300

    € 11.300

    kleiner dan of gelijk aan 16 kW

    € 14.600

    € 15.100

    € 16.600

    kleiner dan of gelijk aan 22 kW

    € 20.400

    € 20.900

    € 22.900

    kleiner dan of gelijk aan 30 kW

    € 26.200

    € 26.700

    € 29.200

  • 5 Indien voor het opladen van de voeding gebruik wordt gemaakt van op het schip gemonteerde zonnepanelen wordt het subsidiebedrag afhankelijk van het type zonnepaneel verhoogd met een subsidiebedrag bepaald op basis van onderstaande tabel.

     

    Standaard panelen

    Flexibele overloopbare panelen

    Nominale subsidie

    € 0,50 per Wattpiek

    € 3,33 per Wattpiek

    Toeslag rendement. (kan ook negatief zijn)

    € 0,50x(R/160 - 1) Per Wattpiek

    € 3,33x(R/160 - 1) Per Wattpiek

    Maximum subsidiebedrag zonnepanelen.

    € 5.000

    € 10.000

    R = Rendement van het paneel in Wattpiek per m2

  • 6  Per vaartuig wordt één maal subsidie verstrekt.

  • 7 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Artikel 48 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht om:

    • a.

      gedurende één jaar, te rekenen vanaf de datum van het besluit tot subsidievaststelling, aan de buitenzijde van het vaartuig kenbaar te maken dat voortstuwing plaatsvindt op basis van elektriciteit, met gebruikmaking van de hiertoe door gedeputeerde staten ter beschikking gestelde middelen;

    • b.

      de activiteit binnen drie maanden na het besluit tot subsidieverlening te realiseren. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van deze termijn.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening overige verplichtingen opleggen.

Artikel 49 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient uiterlijk vier maanden na het besluit tot subsidieverlening een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier.

  • 2 Ten behoeve van de subsidievaststelling wordt een controle van de installatiewerkzaamheden en overige aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen uitgevoerd. Gedeputeerde staten kunnen deze controle geheel of gedeeltelijk opdragen aan het bestuur van de Stifting Elektrysk Farre Fryslân.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan éénmaal met vier weken worden verlengd.

Titel 6 Stimuleren installatie zonnestroomsystemen in Fryslân

Artikel 50 Doel

De subsidieregeling heeft als doel:

  • a.

    het bevorderen van de toepassing van zonnestroomsystemen in de provincie Fryslân;

  • b.

    het vergroten van de bekendheid met zonnestroom in de provincie Fryslân.

Artikel 51 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

  • a.

    het installeren van een zonnestroomsysteem op of aan een gebouw met een vermogen vanaf 0,6 kW en kleiner dan 15 kW;

  • b.

    het installeren van een zonnestroomsysteem op of aan een gebouw met een vermogen vanaf 15 kW tot en met 100 kW.

Artikel 52 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan slechts worden ingediend door een installatiebedrijf, namens een natuurlijk of rechtspersoon, ten behoeve van het installeren van een zonnestroomsysteem op of aan een gebouw.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend binnen een door gedeputeerde staten te bepalen aanvraagperiode.

  • 3 Subsidie dient te worden aangevraagd middels een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier dat verkrijgbaar is via de internetsite www.fryslan.nl/zonnestroom of kan worden aangevraagd bij de afdeling Economie, recreatie en toerisme van de provincie Fryslân.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen per categorie op basis van loting, voor zover door verstrekking van subsidies voor aanvragen die gedurende de aanvraagperiode zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden.

  • 5 Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na het sluiten van de in het tweede lid genoemde aanvraagperiode.

  • 6 Artikel 34, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 is niet van toepassing.

Artikel 53 Toetsingscriteria

De subsidie wordt verstrekt als wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het zonnestroomsysteem wordt geïnstalleerd op of aan een gebouw in de provincie Fryslân;

  • b.

    het zonnestroomsysteem dient te voldoen aan de voor zonnestroom geldende normen zoals bepaald in de Elektriciteitswet 1998;

  • c.

    de aanvrager mag vóór het moment van ontvangstbevestiging van de subsidieaanvraag nog geen verplichtingen ten aanzien van de activiteiten genoemd in artikel 51 zijn aangegaan.

Artikel 54 Hoogte van de subsidie

  • 1 Afhankelijk van vermogen van het zonnestroomsysteem, wordt het subsidiebedrag bepaald op basis van onderstaande tabel:

    Categorie zonnestroomsystemen

    vergoeding per Watt

    maximale vergoeding per systeem

    a. zonnestroomsysteem op of aan een gebouw met een vermogen vanaf 0,6 kW en kleiner dan 15 kW;

    € 0,50

    € 3.000,00

    b. een zonnestroomsysteem op of aan een gebouw met een vermogen vanaf 15 kW tot en met 100 kW.

    € 0,20

    € 10.000,00

  • 2 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Artikel 55 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht om de activiteit binnen 18 maanden na het besluit tot subsidieverlening te realiseren. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van deze termijn.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening overige verplichtingen opleggen.

Artikel 56 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 20 maanden na het besluit tot subsidieverlening een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een door de gedeputeerde staten vastgesteld formulier.

  • 2 Ten behoeve van de subsidievaststelling en de naleving van de aan subsidieontvanger opgelegde verplichtingen, kan door of namens gedeputeerde staten een controle worden uitgevoerd.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan éénmaal met vier weken worden verlengd.

Titel 7 Stimuleren vulpunten voor duurzame transportbrandstoffen

Artikel 57 Doel

De subsidieregeling heeft als doel te stimuleren dat er in de provincie Fryslân zeven vulpunten worden gerealiseerd waar duurzame transportbrandstoffen kunnen worden getankt.

Artikel 58 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het realiseren van een aardgasvulpunt;

    • b.

      het realiseren van een bio-ethanolvulpunt;

    • c.

      het realiseren van een biodieselvulpunt;

    • d.

      het realiseren van een combinatie van de vulpunten genoemd onder a, b en c;

  • 2 De activiteiten als genoemd in het eerste lid moeten worden gerealiseerd binnen de grenzen van de provincie Fryslân.

Artikel 59 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Subsidie dient te worden aangevraagd middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend binnen een door gedeputeerde staten te bepalen aanvraagperiode. Gedeputeerde Staten maken hiervan melding in twee regionale dagbladen.

  • 3 Gedeputeerde Staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 60 Toetsingscriteria

  • 1 Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle van overheidswege vereiste vergunningen en overige toestemmingen zijn verkregen en, voor zover niet door de provincie zelf verleend, in afschrift aan de provincie zijn overgelegd.

  • 2 Subsidie wordt geweigerd indien voor de activiteit op grond van de Regeling van de minister van Economische Zaken van 26 oktober 2004, nr.WJZ 4067092, tot vaststelling van regels inzake subsidies energietransitie-experimenten (Unieke kansen regeling) of het Subsidieprogramma Tankstations Alternatieve brandstoffen (Stcrt. 21 mei 2008, nr. 95) subsidie is aangevraagd en verstrekt.

  • 3 De subsidie voor een vulpunt wordt geweigerd, indien op grond van deze regeling subsidie is verleend voor een soortgelijk vulpunt binnen een straal van 5 kilometer, hemelsbreed gemeten, vanaf het te realiseren vulpunt waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 61 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van het realiseren van een aardgasvulpunt met een maximaal subsidiebedrag van €30.000,= per vulpunt.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van realiseren van een biodiesel- en bio-ethanolvulpunt met een maximaal subsidiebedrag van €20.000,= per vulpunt.

  • 3 De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van het ombouwen van een bestaand vulpunt naar een biodiesel- en, bio-ethanolvulpunt met een maximaal subsidiebedrag van €5.000,= per vulpunt.

  • 4 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Artikel 62 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    het op grond van deze subsidieregeling gesubsidieerde vulpunt ten minste drie jaar, gerekend vanaf de datum van ingebruikname van het vulpunt, in stand te houden voor de levering van aardgas, bio-ethanol, of biodiesel;

  • b.

    het vulpunt te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde tegen de schade als gevolg van brand, storm, braak of vernietiging.

  • c.

    de activiteit uit te voeren binnen 24 maanden nadat het besluit tot subsidieverlening is bekendgemaakt. Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van deze termijn.

Artikel 63 Beschikking tot subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient binnen acht weken na realisatie van de activiteit waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld formulier.

Titel 8 Subsidieregeling Toerisme Natuurlijk Fryslân 2009-2012 (STINAF)

Artikel 64

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    onderneming: duurzame organisatie die er op is gericht met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijk productie- en/of handelsproces met het oogmerk om winst te behalen, waarbij het behalen van winst ook redelijkerwijs verwacht kan worden. Deze organisatie is geen publiekrechtelijk lichaam en wordt niet voor meer dan 10% structureel gefinancierd door overheidsbijdragen.

    In geval deze duurzame organisatie deel uit maakt van een groep, dient deze ten opzichte van andere groepsonderdelen binnen de provincie Fryslân in ieder geval:

    • organisatorische en bedrijfsmatige zelfstandigheid te bezitten;

    • een profit centre te zijn;

    • een specifiek eigen markt te bedienen;

  • b.

    de-minimissteun: Steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, PbEU, L 379 van 28 december 2006, blz. 5, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    groep: economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden: enerzijds een natuurlijk persoon, een privaatrechtelijke rechtspersoon of een onderneming die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan, volledig aan-sprakelijk vennoot is van, of overwegende zeggenschap heeft over één of meer rechtspersonen, vennootschappen of andere ondernemingen en anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen, vennootschappen of ondernemingen;

  • d.

    materiële vaste activa: bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 366, eerste lid, onder a, b, en c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die geactiveerd worden op de fiscale balans van de onderneming en waarop -uitgezonderd de bedrijfsterreinen- meer dan twee jaar wordt afgeschreven alsmede bedrijfsmiddelen waarvan de investeringskosten op grond van artikelen 3:31 tot en met 3:35 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vrij kunnen worden afgeschreven;

  • e.

    kwaliteitsverbeteringsproject: een technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van investeringen in materiële vaste activa dat leidt tot een voor de consument zichtbare verbetering op het gebied van (economische) kwaliteitsverbetering, innovatie, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, architectuur, duurzaamheid of toegankelijkheid binnen een bestaande toeristische onderneming;

  • f.

    adviesproject: een door een externe deskundige ten behoeve van de aanvrager uitgevoerd advies ter ondersteuning van de beslissing over te gaan tot of het uitvoeren van investeringen in een kwaliteitsverbeteringsproject, niet behorend tot de gewone bedrijfsuitgaven;

  • g.

    deskundige: degene die op grond van opleiding of ervaring geacht moet worden gekwalificeerd te zijn voor het geven van advies op het gebied van (economische) kwaliteitsverbetering, innovatie, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, architectuur of duurzaamheid. De deskundige is onafhankelijk;

  • h.

    kwaliteitsplan: plan waarin het ondernemingsbeleid op het gebied van (economische) kwaliteitsverbetering, innovatie, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, architectuur, duurzaamheid en toegankelijkheid wordt beschreven;

  • i.

    voortbrengingskosten: de loonkosten van het personeel dat rechtstreeks productieve arbeid verricht ten behoeve van de fysieke realisatie van het kwaliteitsverbeteringsproject;

  • j.

    loonkosten: brutoloon inclusief vakantiegeld, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten;

  • k.

    arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis.

Artikel 65 Doel

De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van activiteiten van bepaalde toeristische ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincie Fryslân op het gebied van:

  • a.

    (economische) kwaliteitsverbetering;

  • b.

    innovatie;

  • c.

    duurzaamheid;

  • d.

    landschappelijke inpassing;

  • e.

    architectuur;

  • f.

    natuurontwikkeling;

  • g.

    toegankelijkheid.

Artikel 66 Categorieën van ondernemingen

  • 1 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan subsidie worden verstrekt aan toeristische ondernemingen, die volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel een vestiging hebben in de provincie Fryslân en daar toeristische ondernemingsactiviteiten uitvoeren.

  • 2 Jaarlijks worden de categorieën van toeristische ondernemingen bekendgemaakt die voor subsidieverlening in aanmerking komen.

Artikel 67 Subsidiabele activiteiten en cofinanciering

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken aan toeristische ondernemingen voor een adviesproject of een kwaliteitsverbeteringsproject gericht op economische kwaliteitsverbetering, innovatie, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, architectuur, duurzaamheid en toegankelijkheid.

Artikel 68 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend met ingang van 1 oktober 2009 tot uiterlijk 30 september 2012.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door inzending van het daartoe vastgestelde formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

Artikel 69 Advies

  • 1 Omtrent de aanvraag kan advies ingewonnen worden van namens Gedeputeerde Staten aan te wijzen adviseurs. Daarbij wordt de termijn waarbinnen het advies dient te worden ingezonden, bepaald.

  • 2 Van de toepassing van dit artikel wordt mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 70 Verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Jaarlijks wordt het subsidieplafond bekendgemaakt.

  • 2 Gedeputeerde Staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van art. 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 4 Gedeputeerde Staten beslissen binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Indien toepassing is gegeven aan artikel 69 beslissen Gedeputeerde Staten binnen 13 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten de beslistermijn verlengen. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 5 Het besluit tot verlening van een subsidie vermeldt de subsidiabele kosten, de subsidiegrondslag, het subsidiepercentage en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 71

Onverminderd het bepaalde in de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie in elk geval geweigerd, indien:

  • a.

    de aanvragende onderneming niet belastingplichtig is in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

  • b.

    de aanvragende onderneming of het project niet voldoen aan de voorschriften van deze regeling;

  • c.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • d.

    eerder dan vier weken vóór de ontvangst van de aanvraag verplichtingen tot uitvoering van wezenlijke onderdelen van het project zijn aangegaan;

  • e.

    de subsidiabele kosten van een adviesproject minder dan € 3.000,- bedragen;

  • f.

    de subsidiabele kosten van een kwaliteitsverbeteringsproject minder dan € 50.000,- bedragen;

  • g.

    de totale kosten van het project niet in redelijke mate met eigen middelen worden gefinancierd;

  • h.

    de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in het bedrijf gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming naar verwachting niet aanvaardbaar zal zijn, nadat de bedrijfsactiviteiten na de uitvoering van het project zijn begonnen;

  • i.

    het project niet past in de voorgestane ontwikkelingsrichting voor toerisme en recreatie zoals vastgelegd in het omgevings- en sectorbeleid van de provincie Fryslân;

  • j.

    het project gaat over vuilwaterinzamelingsvoorzieningen bij jachthavens en jachtverhuurders, tenzij het een voorziening betreft die vanaf alle individuele ligplaatsen de daarliggende boten kan bedienen;

  • k.

    de structuur van de toeristische sector zich tegen het project verzet;

  • l.

    voor de activiteit subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale subsidieregeling;

  • m.

    het een onderneming in financiële moeilijkheden betreft;

  • n.

    tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 72

  • 1 Een subsidie ten behoeve van een kwaliteitsverbeteringsproject wordt tevens geweigerd indien:

    • a.

      het project leidt tot een vermindering van het aantal arbeidsplaatsen in de onderneming;

    • b.

      de capaciteit van de onderneming niet met ten minste 10% wordt vergroot of

    • c.

      ten gevolge van het project de uit de jaarrekening blijkende boekwaarde van de activa als bedoeld in artikel 64 sub d niet met ten minste 10% wordt vergroot.

  • 2 De capaciteit dan wel de kwaliteit van een onderneming wordt steeds geacht met 10% te worden vergroot, indien het aantal arbeidsplaatsen met ten minste 10% van het aantal in de onderneming vóór de uitvoering van het project aanwezige arbeidsplaatsen zal toenemen.

Artikel 73

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een kwaliteitsverbeteringsproject naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      het project moet in voldoende mate bijdragen aan de in artikel 65 onder a genoemde economische kwaliteitsverbetering en ten minste één van de in artikel 65 onder b tot en met g genoemde doelen;

    • b.

      een positief economisch perspectief hebben, zoals blijkt uit een economische onderbouwing in een kwaliteitsplan, met als doel behoud en/of uitbreiding van werkgelegenheid;

    • c.

      positief bijdragen aan de werkgelegenheid, en;

    • d.

      verenigbaar zijn met, en bij voorkeur bijdragen aan landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit zoals weergegeven in het vigerend streekplan van de provincie Fryslân.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een adviesproject naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      het project moet in voldoende mate gericht zijn op een kwaliteitsplan voor de in artikel 65 onder a genoemde economische kwaliteitsverbetering en ten minste drie van de in artikel 65 onder b tot en met g genoemde doelen;

    • b.

      een toekomstperspectief van de onderneming beschrijven voor een periode van twee tot vijf jaar, en;

    • c.

      het adviesproject moet lijden tot een beschrijving van de wijze waarop het in sub b. beschreven toekomstperspectief wordt bereikt.

  • 3 Subsidie voor een kwaliteitsverbeteringsproject wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat alle van overheidswege vereiste vergunningen en overige toestemmingen zijn verkregen en, voorzover niet door de provincie zelf verleend, in afschrift aan de provincie zijn overgelegd.

Artikel 74

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 20 procent van de subsidiabele kosten van het kwaliteitsverbeteringsproject, met dien verstande dat het subsidiebedrag maximaal € 100.000,- bedraagt.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste 50 procent van de subsidiabele kosten van het adviesproject, met dien verstande dat het subsidiebedrag maximaal € 6.250,- bedraagt.

  • 3 Het maximale subsidiebedrag wordt verlaagd, indien normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 75

Het subsidiebedrag wordt bepaald door toepassing van het in artikel 74 bedoelde percentage op de subsidiegrondslag en de uitkomst daarvan te verminderen met de geldelijke bijdragen die aan de ondernemer zijn verleend of betaald door andere overheden ten behoeve van de uitvoering van hetzelfde project of een onderdeel daarvan.

Artikel 76

  • 1 Aan de hand van de aanvraag wordt het totaal van de begrote subsidiabele kosten van het project bepaald.

  • 2 De subsidiabele kosten van een adviesproject zijn de door de deskundige op factuur aan de aanvrager in rekening gebrachte kosten.

  • 3 Onverminderd de artikelen 77 en 78, omvatten de subsidiabele kosten van een kwaliteitsverbeteringsproject de kosten van verwerving van materiële vaste activa als bedoeld in artikel 64, sub d, voor zover deze permanent op de bedrijfslocatie aanwezig is, en de voortbrengingskosten als bedoeld in artikel 64, sub i, die op de genoemde activa betrekking hebben.

  • 4 In geval van huurkoop, financiële lease of een vergelijkbare financieringswijze zijn de verwervingskosten de aanschafwaarde van de materiële vaste activa of, indien de aanschafwaarde niet kan worden bepaald, de som van de termijnbedragen minus de daarin begrepen interest.

  • 5 De subsidiabele kosten bedragen niet meer dan de waarde van de materiële vaste activa in het economisch verkeer.

  • 6 De kosten van investeringen ter verwerving van materiële vaste activa waartoe verplichtingen zijn aangegaan eerder dan vierweken voor de ontvangst van de aanvraag zijn geen subsidiabele kosten.

  • 7 De kosten van investeringen ter verwerving van grond zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

Artikel 77

De subsidiabele kosten van verwerving van materiële vaste activa als bedoeld in artikel 64, sub d, zijn niet subsidiabel, indien de materiële vaste activa worden verworven vanuit een tot dezelfde groep behorende onderneming tenzij de materiële vaste activa specifiek ten behoeve van het project vervaardigd zijn of de materiële vaste activa in serie voor de markt geproduceerd worden.

Artikel 78

  • 1 De subsidiabele kosten worden evenredig verlaagd, indien :

    • a.

      tussen één jaar voor de ontvangst van de aanvraag en de datum van de vaststellingsbeschikking binnen de onderneming van de subsidieontvanger of binnen de groep waartoe die onderneming behoort, materiële en immateriële vaste activa buiten gebruik zijn of worden gesteld;

    • b.

      de uitvoering van het project plaatsvindt op een locatie waarop minder dan zes maanden voor de ontvangst van de aanvraag naar aard en omvang dezelfde activiteiten zijn verricht;

    • c.

      de uitvoering van het project de verzelfstandiging omvat van een in de provincie Fryslân gevestigde onderneming of een onderdeel daarvan waarin naar aard en omvang dezelfde activiteiten worden verricht.

  • 2 Sub a van het eerste lid, is niet van toepassing, indien de buitengebruikstelling buiten de provincie Fryslân plaatsvindt.

Artikel 79 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Bij iedere subsidieverlening gelden de volgende verplichtingen:

    • a.

      binnen 24 maanden na verlening van de subsidie dient het project te zijn afgerond. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing van deze verplichting verlenen.

    • b.

      de ten behoeve van de uitvoering van het project gemaakte en betaalde kosten dienen op eenduidige wijze uit de administratie van de ondernemer zijn af te leiden.

    • c.

      de met de verleende subsidie te realiseren investeringen mogen niet binnen 3 jaar na de verzending van het vaststellingsbesluit buiten gebruik worden gesteld, respectievelijk komen te vervallen binnen de onderneming van de subsidiegerechtigde of binnen de groep waartoe die onderneming behoort, voor zover die groep is gevestigd in de provincie Fryslân.

  • 2 De subsidieontvanger dient tenminste tien jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 80

Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze regeling.

Artikel 81

  • 1 De aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk acht weken na realisatie van de activiteit waarvoor subsidie is verleend ingediend, met gebruikmaking van een daartoe vastgesteld formulier, waarop is vermeld welke bijlagen dienen te worden bijgevoegd.

  • 2 In geval van een kwaliteitsverbeteringsproject beslissen Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 3 In geval van een adviesproject beslissen Gedeputeerde Staten binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4 In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten de beslistermijn verlengen. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 82

  • 1 Op aanvraag van de subsidieontvanger kan bij een kwaliteitsverbeteringsproject een voorschot tot ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag worden verleend, wanneer tenminste 50% van de subsidiabele kosten zijn gemaakt en betaald. Ten behoeve van de aanvraag is een formulier vastgesteld, waarop is vermeld, welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden ingezonden.

  • 2 Gedeputeerde Staten beslissen binnen acht weken op een aanvraag tot voorschotverlening. In bijzondere gevallen kan een andere beslistermijn worden vastgesteld. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3 In het besluit tot voorschotverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 83

  • 1 Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling kunnen toezichthouders worden aangewezen als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en bij of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Titel 9 Leren voor duurzame ontwikkeling

Artikel 84 Doel

De subsidieregeling heeft als doel het op gang brengen van effectieve leerprocessen, gericht op een meer duurzame afweging bij maatschappelijke actoren om zodoende een bijdrage te leveren aan een duurzame kwaliteit van de leefomgeving voor alle burgers en een leefbaar land voor toekomstige generaties.

Artikel 85 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen met inachtneming van deze regeling op aanvraag subsidie verlenen voor projecten, gericht op Leren voor duurzame ontwikkeling in Fryslân die passen binnen één of meer van de thema’s: Energiebesparing, duurzame energie & klimaatverandering, Leefomgeving en leefbaarheid, Water en Duurzaam produceren en consumeren.

Artikel 86 Voorbereiding van de aanvraag

  • 1 Een potentiële aanvrager kan een projectidee aanhangig maken bij de aanjaaggroep.

  • 2 Projectideeën kunnen na beoordeling door de aanjaaggroep worden omgezet in projectvoorstellen.

  • 3 Een aanvraag kan slechts worden ingediend op basis van een volledig uitgewerkt projectvoorstel.

Artikel 87 Aanvraag, verdelingssystematiek en beslissing

  • 1 Aanvragen worden ingediend door een samenwerkingsverband van ten minste 3 partijen, allen rechtspersonen, bij voorkeur uit verschillende dimensies waarbij elke deelnemende partij een financiële dan wel een op geld waardeerbare bijdrage levert aan het project. Eén der deelnemers in het samenwerkingsverband dient de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

  • 2 In afwijking van artikel 34 van de Algemene Subsidieverordening kan een aanvraag worden ingediend op het moment dat de activiteiten reeds zijn aangevangen.

  • 3 Vervallen.

  • 4 Gedeputeerde Staten stellen de aanvraag voor advies in handen van het projectteam, dat op basis van rangschikking van de aanvragen een Uitvoeringsprogramma samenstelt.

  • 5 Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvraag, in afwijking van artikel 13 van de Algemene Subsidieverordening, binnen 8 weken nadat zij het Uitvoeringsprogramma leren voor duurzame ontwikkeling van de Noordelijke Adviesgroep hebben ontvangen.

  • 6 Onverminderd het bepaalde in het derde lid zullen Gedeputeerde Staten, ingeval subsidieaanvragen leiden tot overschrijding van het vastgestelde subsidieplafond, op advies van het projectteam een prioritering maken op grond van de toetsingscriteria.

Artikel 88 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in voldoende mate voldoen aan de algemene criteria, de landelijke criteria en de specifieke noordelijke criteria, zoals deze staan vermeld in het Noordelijk ambitiestatement.

  • 2 Voor subsidieverlening komen in ieder geval niet in aanmerking:

    • a.

      projecten met een winstoogmerk;

    • b.

      projecten die tot het reguliere aanbod of takenpakket van instellingen gerekend kunnen worden.

Artikel 89 Subsidiabele kosten

  • 1 Gedeputeerde Staten verlenen subsidie voor een bijdrage in de kosten van een project, zoals bedoeld in artikel 85.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor structurele personeelskosten van de aanvragende of uitvoerende organisatie.

Artikel 90 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 65 % van de subsidiabele projectkosten, met een maximum van € 50.000,- per project per jaar.

  • 2 In naar hun oordeel bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van het in het eerste lid genoemde percentage.

  • 3 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Artikel 91 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger rapporteert tweemaal per jaar over de voortgang van het project, voor 1 februari en voor 1 augustus van ieder kalenderjaar.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid doet de subsidieontvanger onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • 3 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 4 De subsidieontvanger dient kenbaar te maken dat het project mede wordt uitgevoerd met subsidie van de provincie Fryslân.

Artikel 92 Voorschotten

  • 1 Op aanvraag kan een voorschot van ten hoogste 80 % van het maximale subsidiebedrag worden verleend.

  • 2 Gedeputeerde Staten beslissen binnen acht weken op een aanvraag tot voorschotverlening. In bijzondere gevallen kan een andere beslistermijn worden vastgesteld, daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3 In het besluit tot voorschotverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 93 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen acht weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier, waarop is vermeld welke bijlagen dienen te worden bijgevoegd.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • 3 Gedeputeerde Staten beslissen binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4 In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten de beslistermijn verlengen. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

Titel 10 Friese Energiepremie 2013-2015

Vervallen.

Titel 11 Subsidieregeling Innovatieve Energieprojecten Bestaande Bouw woningcorporaties 2010-2013

Artikel 104

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, PbEU, L 379 van 28 december 2006, blz. 5, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • b.

    de-minimis verklaring: een document waarin de aanvrager verklaart binnen de voorwaarden als opgenomen in vrijstellingsverording (EG) nr. 1998/2006 te vallen;

  • c.

    beperkte steun onder het tijdelijk nationaal kader: geoorloofde staatsteun binnen de voorwaarden als opgenomen in het Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen, goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking van 1 april 2009 met nummer N 156/2009;

  • d.

    verklaring beperkte steun: een document waarin de aanvrager verklaart binnen de voorwaarden als opgenomen in het Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen, goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking van 1 april 2009 met nummer N 156/2009, te vallen;

  • e.

    energielabel: energieprestatiecertificaat voor een woning, opgesteld en afgegeven door een adviseur, gecertificeerd volgens beoordelingsrichtlijn BRL-9500-01;

  • f.

    energieneutrale woning: een woning die op jaarbasis evenveel duurzame energie opwekt en teruglevert als het aan fossiele energie gebruikt, waardoor de woning netto geen CO2-emisseis veroorzaakt;

  • g.

    communicatieplan: plan om de huurders te overtuigen om mee te doen met het project van de woningcorporatie;

  • h.

    samenwerkingsovereenkomst: getekende overeenkomst tussen twee of meer woningcorporaties, waarin is aangegeven welke woningcorporatie verantwoordelijk is voor de uitvoering van haar deel van de te treffen maatregelen en welke woningcorporatie penvoerder is, namens de anderen.

Artikel 105 Doel

De subsidieregeling heeft tot doel:

  • 1.

    het stimuleren van energiebesparende maatregelen in de bestaande woningvoorraad in de provincie Fryslân van woningcorporaties;

  • 2.

    het vergroten van kennis van de toepassing van energiebesparende maatregelen door middel van kennisdeling tussen woningcorporaties.

Artikel 106 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een woningcorporatie op aanvraag subsidie verstrekken voor:

  • 1.

    het treffen van innovatieve maatregelen aan ten minste 30 woningen, leidend tot ten minste energielabel C; waarvan tenminste 50% van het aantal woningen een verbetering van drie labelstappen behalen en de overige woningen een verbetering van minimaal 2 labelstappen;

  • 2.

    het energieneutraal maken van ten minste zes woningen tegelijk;

  • 3.

    het energieneutraal maken van ten minste tien woningen tegelijk op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen twee of meer woningcorporaties;

  • 4.

    het opstellen en uitvoeren van een communicatieplan gericht op de huurders van de woningen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 107 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan gedurende een door Gedeputeerde Staten vastgestelde periode worden ingediend door inzending van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

  • 2 Per corporatie kan slechts één aanvraag ingevolge het eerste lid en één aanvraag ingevolge het tweede of het derde lid van artikel 106 worden ingediend.

  • 3 Een aanvraag als bedoeld in artikel 106, derde lid, wordt ingediend door één of meer woningcorporaties gezamenlijk, waarbij één woningcorporatie penvoerder is. Onderdeel van deze gezamenlijke aanvraag vormt een samenwerkingsovereenkomst.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager, al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, de aanvraag heeft aangevuld, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 108 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag voldoen aan de volgende criteria:

  • 1.

    de aanvraag moet ingediend worden voor een bestaande woning, in de provincie Fryslan, opgeleverd vóór 1 januari 1995;

  • 2.

    de hoogte van de totale subsidiabele kosten bedragen ten minste € 60.000,-;

  • 3.

    de in het eerste, tweede en derde lid, van artikel 106 genoemde activiteiten dienen ten behoeve van de woning plaats te vinden;

  • 4.

    de huurprijs van de woningen is lager dan het jaarlijks te indexeren bedrag conform de beschikking van de Europese Commissie, No E 2/2005 en N 642/2009, thans vastgesteld op € 647,53;

  • 5.

    de aanvrager voldoet aan de voorwaarden, zoals opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006, en/of het Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen.

Artikel 109 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen:

  • 1.

    de in redelijkheid te maken kosten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 106, eerste, tweede en derde lid, met in achtneming van de eisen voor het verkrijgen van het energieprestatiecertificaat voor een woning opgesteld en afgegeven door een adviseur, gecertificeerd volgens beoordelingsrichtlijn BRL-9500-01;

  • 2.

    kosten die rechtstreeks aan de uitvoering van het projectplan toerekenbaar zijn met inachtneming van eisen van soberheid en doelmatigheid;

  • 3.

    kosten voor het opstellen en uitvoeren van een communicatieplan, als bedoeld in artikel 106, vierde lid.

Artikel 110 Niet subsidiabele kosten

Als niet subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen:

  • 1.

    de kosten voor inzet van personeel in vaste dienst bij de aanvrager;

  • 2.

    kosten die al vergoed worden uit rijksregelingen en door de Europese Commissie.

Artikel 111 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 106, eerste lid, met een maximum van € 4.000,-- per woning, tot een maximum van in totaal € 200.000,--.

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogte 30% van de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 106, tweede lid, met een maximum van € 20.000,-- per woning tot een maximum van in totaal € 200.000,--.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de gemaakte kosten voor het opstellen en uitvoeren van een communicatieplan als bedoeld in artikel 106, vierde lid, met een maximum van € 10.000,-

Artikel 112 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Woningcorporaties zijn verplicht een bijdrage te leveren aan door de provincie geïnitieerde activiteiten gericht op kennisdeling in het kader van deze regeling

Artikel 113 Aanvraag subsidievaststelling

De woningcorporatie dient binnen 8 weken na afloop van de activiteiten en uiterlijk binnen 10 maanden na verzending van het verleningsbesluit een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in door inzending van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

Titel 12 Fryslân Fernijt III

Artikel 114

Op subsidieverstrekking op grond van deze titel is de ‘Handleiding voor projectindieners’ behorende bij het regionaal innovatieprogramma Fryslân Fernijt III van toepassing.

Artikel 115 Doel

De subsidieregeling heeft als doel innovatie, kennisoverdracht, -ontwikkeling, -toepassing en netwerkvorming te stimuleren door het financieel ondersteunen van voor Fryslân nieuwe experimentele projecten binnen de vier thema´s Recreatie en Toerisme, Duurzame Energie, Water en Gezond ouder worden

Artikel 116 Adviescommissie

  • 1 Gedeputeerde staten stellen een adviescommissie in: het deskundigenpanel.

  • 2 Het deskundigenpanel heeft tot taak gedeputeerde staten desgevraagd te adviseren over het verstrekken van subsidies op grond van deze titel.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen voor het deskundigenpanel een reglement vast.

Artikel 117 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor nieuwe, experimentele projecten binnen de vier thema’s Recreatie en Toerisme, Duurzame Energie, Water en Gezond ouder worden, die passen binnen de doelstelling van het Regionaal Innovatie Programma Fryslân, Fryslân Fernijt III.

Artikel 118 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan het gehele jaar worden ingediend, overeenkomstig de aanvraagprocedure in par. 3.1 van de Handleiding. Een aanvraag kan uiterlijk tot 1 april 2012 worden ingediend of tot het moment waarop het subsidieplafond is bereikt.

  • 2 Een der deelnemers in het samenwerkingsverband dient de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen de aanvraag voor advies in handen van de in artikel 116 bedoelde adviescommissie.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, besluit GS op basis van kwaliteit van de betreffende projectvoorstellen. De kwaliteit van de projectvoorstellen wordt bepaald aan de hand van de toetsing aan de selectiecriteria.

  • 6 Gedeputeerde staten beslissen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 7 Gedeputeerde staten beslissen in elk geval afwijzend op een aanvraag indien de subsidieaanvraag naar het oordeel van gedeputeerde staten in onvoldoende mate voldoet aan de in artikel 119 genoemde criteria.

Artikel 119 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag naar het oordeel van gedeputeerde staten in voldoende mate voldoen aan:

  • I.

    de algemene selectiecriteria, zoals genoemd in par. 1.2 van de Handleiding en

  • II.

    de specifieke selectiecriteria zoals genoemd in par. 1.3 van de Handleiding voor zover dit het thema betreft waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 120 Subsidiabele kosten en subsidiebedrag

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de in par. 2.2 van de Handleiding opgenomen kosten. De bijdrage uit Fryslân Fernijt bedraagt maximaal 65% van de totale subsidiabele kosten. Per project bedraagt de minimale bijdrage € 50.000,- en de maximale bijdrage € 200.000. In bijzondere daarvoor in aanmerking komende gevallen kunnen gedeputeerde staten besluiten een hogere subsidie verlenen. Dit zal echter nooit het maximale percentage van 65% van de subsidiabele projectkosten te boven kunnen gaan.

Artikel 121 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1.

    De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Handleiding.

  • 2.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie, overeenkomstig het bepaalde in par. 4.1 van de Handleiding.

  • 3.

    De subsidieontvanger rapporteert over de voortgang van het project, overeenkomstig het bepaalde in par. 4.2 van de Handleiding.

  • 4.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 5 van de Handleiding, kenbaar te maken dat het project mede wordt uitgevoerd met subsidie van de provincie Fryslân.

Artikel 122 Voorschotten

Aan de subsidieontvanger kan een voorschot worden verleend, overeenkomstig het bepaalde in par. 4.3 van de Handleiding.

Artikel 123 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen 3 maanden na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld formulier.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • 3 De aanvraag tot subsidievaststelling gaat tevens vergezeld van de documenten als bedoeld in par. 4.5 van de Handleiding.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

Titel 13 Koplopersgebieden Energiezuinige Nieuwbouw 2011

Artikel 124 Doel

De subsidieregeling heeft tot doel om energiezuinige nieuwbouw te stimuleren en kennis en ervaring op te doen met innovatieve toepassingen, processen en instrumenten in nieuwbouwprojecten.

Artikel 125 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die het op efficiënte wijze tot stand brengen en verkopen van een innovatief en energiezuinig nieuwbouwproject stimuleren, zoals:

  • -

    Het ontwikkelen van kosteneffectievere energieconcepten, bijvoorbeeld door het verder verbeteren van samenwerking in de bouwkolom, optimalisatie van het ontwerpproces van woningen of het benutten van lokale, duurzame, energiebronnen;

  • -

    Het optimaliseren van het bouwproces, bijvoorbeeld door verbetering van werkvoorbereiding, intensieve bouwbegeleiding of kwaliteitscontrole tijdens en na het bouwproces;

  • -

    Het ontwikkelen van innovatieve financieringsconstructies;

  • -

    Het verbeteren van de verkoopbaarheid van woningen bijvoorbeeld door goede marketingconcepten en intensieve kopersbegeleiding;

  • -

    Intensivering van projectmanagement en handhaving;

  • -

    Andere procesmatige activiteiten zoals het ontwikkelen van (gemeentelijke) stimuleringsregelingen, organiseren van evenementen gericht op kennisoverdracht of het opzetten van innovatieve samenwerkingsverbanden.

Artikel 126 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend door of namens een College van Burgemeester en Wethouders. Per gemeente kan maximaal 1 aanvraag worden ingediend.

  • 2 Subsidie wordt aangevraagd middels een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3 Een aanvraag wordt ingediend binnen een door gedeputeerde staten te bepalen aanvraagperiode.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 127 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    het project bestaat volledig uit nieuwbouw binnen de provincie Friesland met een energieprestatiecoëfficiënt die minimaal 25% lager is dan de grenswaarden die op 1 januari 2011 gelden volgens tabel 5.11, onderdeel artikel 5, twaalfde lid, van het Bouwbesluit 2003;

  • b.

    de activiteiten als bedoeld onder artikel 125 zijn vernieuwend en zullen redelijkerwijs leiden tot nieuwbouw met een energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld onder a.;

  • c.

    er is voldoende draagvlak bij projectontwikkelende partijen voor het project of, indien er nog geen projectontwikkelende partijen bekend zijn, de aanvrager kan overtuigend aantonen dat draagvlak verkregen wordt;

  • d.

    de planning is haalbaar en realistisch;

  • e.

    op datum van inwerkingtreding van onderhavige regeling is nog geen woning of ander gebouw opgeleverd in het project;

  • f.

    het project heeft een minimale omvang van 20 woningen of, in het geval van andere gebouwen dan woningen, 2.000 m2 bruto vloeroppervlak.

Artikel 128 Subsidiabele kosten

  • 1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de proces- en begeleidingkosten die redelijkerwijs toe te rekenen zijn aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 125.

  • 2. Kosten die in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      structurele personeelskosten van de aanvragende gemeente.

    • b.

      kosten die al vergoed worden uit rijksregelingen en door de Europese commissie.

Artikel 129 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    Voor projecten met een energieprestatiecoëfficiënt die minimaal 25% lager is dan de grenswaarden die op 1 januari 2011 gelden volgens tabel 5.11 bij artikel 5, twaalfde lid, van het Bouwbesluit 2003

    • I.

      € 50.000 bij projecten met een omvang van minimaal 40 en maximaal 79 woningen of, in het geval van andere gebouwen dan woningen, minimaal 4000 m2 en maximaal 7.999 m² bruto vloeroppervlak;

    • II.

      € 100.000 bij projecten met een omvang van minimaal 80 en maximaal 119 woningen of, in het geval van andere gebouwen dan woningen, minimaal 8.000 m2 en maximaal 11.999 m² bruto vloeroppervlak;

    • III.

      € 150.000 bij projecten met een omvang van minimaal 120 woningen of, in het geval van andere gebouwen dan woningen, minimaal 12.000 m2 bruto vloeroppervlak.

  • b.

    Voor projecten met een energieprestatiecoëfficiënt die minimaal 75% lager is dan de grenswaarden die op 1 januari 2011 gelden volgens tabel 5.11 bij artikel 5, twaalfde lid, van het Bouwbesluit 2003

    • I.

      € 50.000 bij projecten met een omvang van minimaal 20 en maximaal 39 woningen of, in het geval van andere gebouwen dan woningen, minimaal 2.000 m2 en maximaal 3.999 m² bruto vloeroppervlak;

    • II.

      € 100.000 bij projecten met een omvang van minimaal 40 en maximaal 79 woningen of, in het geval van andere gebouwen dan woningen, minimaal 4.000 m2 en maximaal 7.999 m² bruto vloeroppervlak;

    • III.

      € 200.000 bij projecten met een omvang van minimaal 80 woningen of, in het geval van andere gebouwen dan woningen, minimaal 8.000 m2 bruto vloeroppervlak.

Artikel 130 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    een administratie te voeren die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde de uit de subsidieverleningsbeschikking en goed koopmanschap voortvloeiende verplichtingen op eenvoudige en duidelijke wijze te bewijzen zijn, in relatie tot de subsidieverleningsbeschikking; deze voorwaarde heeft onder andere betrekking op alle gemaakte en betaalde kosten, aangegane verplichtingen en verrichte betalingen, de eventueel aan het project toe te rekenen opbrengsten en wijze van aanbesteding;

  • b.

    uiterlijk 31 december 2012 te starten met de bouwkundige werkzaamheden in verband met het project, niet zijnde sloop of bouwrijp maken;

  • c.

    het project uiterlijk 31 december 2014 te hebben gerealiseerd;

  • d.

    deel te nemen aan door het AgentschapNL gefaciliteerde kennis- en leertraject van de Excellente gebiedenregeling;

  • e.

    bij de uitvoering van de activiteiten de provinciale regels voor aanbesteding in acht te nemen.

Artikel 131 Voorschotten

Op aanvraag kan een voorschot van ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag worden verleend.

Artikel 132 Beschikking tot subsidievaststelling 

De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na realisatie van de activiteit waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling is, met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

Titel 14 Stimuleren oplaadpunten elektrisch varen

Artikel 133 Doel

De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van de aanleg van oplaadpunten ten behoeve van volledig elektrisch en hybride aangedreven schepen, aan het Fries vaarnetwerk en in jacht- en passantenhavens in de provincie Fryslân.

Artikel 134 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor:

  • a.

    het realiseren van een oplaadpunt aan het Fries vaarnetwerk;

  • b.

    het realiseren van een oplaadpunt in een jacht- of passantenhaven in de provincie Fryslân.

Artikel 135 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan gedurende een door gedeputeerde staten te bepalen aanvraagperiode worden ingediend met gebruikmaking van een door hen vastgesteld aanvraagformulier. Dit formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

  • 2 Een college van burgemeester en wethouders kan een aanvraag indienen voor de in artikel 134, onderdeel a en b, bedoelde activiteiten.

  • 3 Een natuurlijk persoon of privaatrechtelijk rechtspersoon, die bedrijfsmatig een jacht- of passantenhaven in stand houdt, kan een aanvraag indienen voor de in artikel 134, onderdeel b, bedoelde activiteit.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 136 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het realiseren van een oplaadpunt wordt uitgevoerd door een onderneming, die lid is van

  • een brancheorganisatie van installatiebedrijven, en die de kwaliteit van het eindresultaat controleert en hieraan haar goedkeuring verbindt;

  • b.

    het realiseren van een oplaadpunt voldoet aan de gestelde normen, zoals bepaald in de Elektriciteitswet 1998;

  • c.

    een oplaadpunt voldoet aan gestandaardiseerde stekkersystemen.

Artikel 137 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten voor het realiseren van een oplaadpunt voor elektrisch varen, met een maximaal subsidiebedrag van € 5.000,- per aanvraag.

Artikel 138 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieverlening worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1.

    De activiteit wordt uitgevoerd binnen zes maanden na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van deze termijn. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van de activiteit belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • 3.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 4.

    De subsidieontvanger of diens rechtsopvolger is verplicht om het op grond van deze subsidieregeling gesubsidieerde oplaadpunt tenminste drie jaar, te rekenen vanaf de datum van subsidievaststelling, in stand te houden voor de levering van stroom aan elektrisch en hybride aangedreven schepen, zulks tegen een kWh-prijs die niet meer bedraagt dan 1,5 maal de actuele kWh-kleinverbruikersprijs.

  • 5.

    De subsidieontvanger koopt de voor het oplaadpunt benodigde energie als contingent groene stroom in.

  • 6.

    De subsidieontvanger stelt bij het oplaadpunt ligplaatsen primair voor elektrische en hybride schepen beschikbaar.

  • 7.

    Het gesubsidieerde oplaadpunt wordt herkenbaar gemaakt op een wijze zoals voorgeschreven door gedeputeerde staten.

  • 8.

    Vóór, gedurende en na de uitvoering van de activiteit wordt door de subsidieontvanger bij elke vorm van publiciteit kenbaar gemaakt dat de activiteit mede wordt uitgevoerd met subsidie van de provincie Fryslân/Friese Merenproject.

Artikel 139 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen acht weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde termijn.

Titel 15 Elektrificering Friese verhuurvloot

Artikel 140 Doel

De subsidieregeling heeft als doel maximaal presterende elektrisch aangedreven schepen te realiseren in de verhuursector, die tegelijkertijd een zo laag mogelijk energieverbruik, geluidsniveau en uitstoot van schadelijke stoffen hebben.

Artikel 141 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de aanschaf en installatie van een vol-elektrische, serie-hybride en parallel-hybride aandrijving met een motorvermogen van 5 tot en met 30 kW in een bestaand verhuurschip met fossiele brandstofaandrijving of in een nieuw te bouwen verhuurschip.

  • 2 De subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt per aandrijflijn, met een maximum van twee aandrijflijnen per schip. Indien sprake is van vervanging of ombouw van één motor op fossiele brandstof naar twee aandrijflijnen wordt subsidie verstrekt op basis van één aandrijflijn met een vermogen gelijk aan de som van de twee aandrijflijnen.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen, in aanvulling op de verstrekte subsidie voor de activiteit genoemd in het eerste lid, op aanvraag extra subsidie verstrekken voor:

    • a.

      de aanschaf en installatie van een roetfilter en katalysator op generatoren of hoofdmotoren;

    • b.

      de aanschaf en installatie van een ECO-display, waarop informatie omtrent de vaarsnelheid, actueel energieverbruik, efficiëntie, batterijstatus en restvaarbereik is af te lezen;

    • c.

      de aanschaf en volledige toepassing van LED-verlichting als binnen-, dek- en navigatieverlichting;

    • d.

      de aanschaf en installatie van een driefasen laadinrichting;

    • e.

      het realiseren van een geluidsniveau, lager dan het in artikel 143, eerste lid, onder h, vermelde maximale geluidsniveau van 70dB(A);

    • f.

      het realiseren van een vaarduur, boven de in artikel 143, eerste lid, onder i, vermelde minimale vaarduur van vier uren;

  • 4 Geen subsidie wordt verstrekt voor de geheel of gedeeltelijke vervanging dan wel opwaardering en aanpassing van een bestaande elektrische of hybride aandrijving in een verhuurschip.

Artikel 142 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan gedurende een door gedeputeerde staten te bepalen aanvraagperiode worden ingediend door een natuurlijk persoon of privaatrechtelijk rechtspersoon, die eigenaar is van een verhuurschip.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. Dit formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 5 Gedeputeerde staten stellen de aanvraag voor advies in handen van het bestuur van de Stifting Elektrysk Farre Fryslân. Het bestuur adviseert gedeputeerde staten schriftelijk over het verstrekken van subsidie op grond van deze titel.

  • 6 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag. Deze termijn kan één maal met vier weken worden verlengd.

Artikel 143 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

    • a.

      het verhuurschip wordt verhuurd vanuit een haven in de provincie Fryslân;

    • b.

      het verhuurschip is geschikt voor meerdaags verblijf voor minimaal 2 personen en beschikt daartoe over adequaat sanitair, kookvoorziening en minimaal 2 vaste slaapplaatsen;

    • c.

      het verhuurschip bereikt elektrisch varend tenminste 80% van zijn theoretische rompsnelheid en kan vanuit deze snelheid in maximaal 1,5 scheepslengte stil worden gelegd;

    • d.

      het geïnstalleerde, althans tijdens de verhuur beschikbare, S1 E- en/of dieselmotorvermogen is niet groter dan dat wat voor het bereiken van de theoretische rompsnelheid vereist is;

    • e.

      voor de installatie van een elektrisch of hybride aandrijving wordt gebruik gemaakt van fabrieksnieuwe componenten, met uitzondering van de eventueel reeds aanwezige fossiele brandstofmotor;

    • f.

      het verhuurschip voldoet aan alle geldende wettelijke eisen voor pleziervaartuigen;

    • g.

      het verhuurschip voldoet aan de door gedeputeerde staten op 24 april 2012 vastgestelde kwaliteitsnormering “Minimale eisen Elektrische vaarsystemen”.

    • h.

      het maximale geluidsniveau bedraagt in elektro bedrijf bij een vaarsnelheid van 9 km/uur op de plaats van de binnen-stuurstand of, bij het ontbreken daarvan, op de plaats van de buiten-stuurstand, niet meer dan 70 dB(A);

    • i.

       het verhuurschip moet met twee meerderjarigen aan boord ten minste 4 uur, enkel vanuit het batterijpakket gevoed, kunnen varen met een snelheid van 8 km/uur.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder g, hoeft een verhuurkruiser niet te voldoen aan de maximalisering van het generatorvermogen bij serie hybride aandrijvingen op 60% van het geïnstalleerde E-motor vermogen.

Artikel 144 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor de subsidiabele activiteit zoals vermeld in artikel 141, eerste lid, wordt bepaald aan de hand van een vast bedrag voor een vol-elektrische, een serie-hybride of een op een bestaande of nieuwe motor aangebrachte parallel-hybride aandrijving zoals vermeld in onderstaande tabel 1, vermeerderd met een vast bedrag zoals vermeld in tabel 1, vermenigvuldigd met de met het motorvermogen per kW S1 van het verhuurschip corresponderende motorvermogenfactor als vermeld in onderstaande tabel 2.

  • 2.

    Het maximaal te verstrekken extra subsidiebedrag voor de subsidiabele activiteiten zoals vermeld in artikel 141, tweede lid, onder a en b, wordt bepaald aan de hand van vaste bedragen zoals vermeld in tabel 1.

  • 3.

    Het maximaal te verstrekken extra subsidiebedrag voor de subsidiabele activiteiten zoals vermeld in artikel 141, tweede lid, onder c en d, wordt bepaald aan de hand van vaste bedragen zoals vermeld in tabel 1, vermenigvuldigd met het motorvermogen per kW S1 van het verhuurschip.

  • 4.

    Het maximaal te verstrekken extra subsidiebedrag voor de subsidiabele activiteit zoals vermeld in artikel 141, tweede lid, onder e, wordt bepaald aan de hand van de onderschrijding van de in artikel 143, eerste lid, onder h, vermelde norm van een maximaal geluidsniveau van 70 dB(A), te weten een subsidie van € 2,50 per dB onderschrijding van dit maximale geluidsniveau, vermenigvuldigd met de met het motorvermogen per kW S1 van het verhuurschip corresponderende motorvermogenfactor in tabel 2.

  • 5.

    Het maximaal te verstrekken extra subsidiebedrag voor de subsidiabele activiteit zoals vermeld in artikel 141, tweede lid, onder f, wordt bepaald aan de hand van de overschrijding van de in artikel 143, eerste lid, onder i, vermelde norm van een minimale vaarduur van vier uren, te weten een subsidie van € 1,25 per extra minuut overschrijding van deze minimale vaarduur, vermenigvuldigd met de met het motorvermogen per kW S1 van het verhuurschip corresponderende motorvermogenfactor in tabel 2.

  • 6.

    De vaarduur als bedoeld in het vijfde lid wordt berekend met behulp van:

    • a.

      het bij een vaarsnelheid van 8 km/uur uit de batterijen gemeten opgenomen vermogen;

    • b.

      de door de batterijfabrikant voor het geïnstalleerde batterijtype gespecificeerde maximale ontlading, zulks echter met een maximum van 80%;

    • c.

      het door de fabrikant gespecificeerde Peukert-effect, zulks echter bij een vaarduur van kleiner of gelijk aan 5 uren van tenminste 80%, met uitzondering van Lithium batterijen, te rekenen ten opzichte van de zogenaamde 20-uurs batterijcapaciteit.

  • 7.

    De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Tabel 1

Subsidiabele activiteiten

Hoogte van de subsidie

Artikel 141, lid 1

Vol-elektrisch

€  1.000

 

Serie hybride

€  2.500

 

Parallel hybride bestaande motor

€  1.000

 

Parallel hybride nieuwe motor

€  1.500

 

Motorvermogen per kW's S1

€     550

 x motorvermogenfactor

Artikel 141, lid 2, onder a

Roetfilter

€     400

 

Artikel 141, lid 2, onder a

Katalysator

€     450

 

Artikel 141, lid 2, onder b

ECO-display

€     400

 

Artikel 141, lid 2, onder c

LED-verlichting

€       30

 x motorvermogen

Artikel 141, lid 2, onder d

Drie-fasen laadinrichting

€       50

 x motorvermogen

Artikel 141, lid 2, onder e

Onderschrijding 70 dB (A) per dB

€         2,50

 x motorvermogenfactor

Artikel 141, lid 2, onder f

Overschrijding vaarduur per minuut

€         1,25

 x motorvermogenfactor

Tabel 2

Motorvermogenfactor

kW S1

 Factor

 kW S1

 Factor

 kW S1

 Factor

 kW S1

 Factor

 kW S1

 Factor

 5

 3,5

11 

7,04 

17 

9,86 

23 

11,96 

29 

13,34 

4,14 

12 

7,56 

18 

10,26 

24 

12,24 

30 

13,5 

4,76 

13 

8,06 

19 

10,64 

25 

12,5 

 

 

5,36 

14 

8,54 

20 

11 

26 

12,74 

 

 

5,94 

15 

21 

11,34 

27 

12,96 

 

 

10 

6,5 

16 

9,44 

22 

11,66 

28 

13,16 

 

 

 Artikel 145 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieverstrekking worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger of diens rechtsopvolger zet het verhuurschip minimaal drie jaar volgend op de subsidievaststelling op de Friese verhuurmarkt in;

  • b.

    het verhuurschip is minimaal 26 weken per seizoen beschikbaar voor professionele en bedrijfsmatige verhuur;

  • c.

    op het verhuurschip is een gebruikers/schippers handleiding beschikbaar, specifiek toegesneden op het gebruik door huurders, waarin de werking van de electro of hybride aandrijving wordt uitgelegd en acties zijn benoemd bij storingen en problemen bij de werking van het systeem;

  • d.

    de subsidieontvanger koopt de voor het verhuurschip benodigde elektrische energie als contingent groene stroom in;

  • e.

    de subsidieontvanger of diens rechtsopvolger maakt gedurende minimaal drie jaar, te rekenen vanaf de datum van subsidievaststelling, aan de buitenzijde van het vaartuig kenbaar dat voortstuwing plaatsvindt op basis van elektriciteit, met gebruikmaking van de hiertoe door gedeputeerde staten ter beschikking gestelde middelen;

  • f.

    de installatie van de elektrische of hybride aandrijving is gerealiseerd uiterlijk binnen drie maanden bij een bestaand verhuurschip en uiterlijk binnen 1 jaar bij een nieuw te bouwen verhuurschip, te rekenen vanaf de datum van dagtekening van het besluit tot subsidieverlening. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van deze termijn. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 146 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieaanvrager dient binnen acht weken na afloop van de activiteiten een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe door gedeputeerde staten vastgesteld formulier. Dit formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

  • 2 De subsidievaststelling wordt niet eerder vastgesteld dan nadat een proefvaart is uitgevoerd. Gedeputeerde staten kunnen de proefvaart geheel of gedeeltelijk opdragen aan het bestuur van de Stifting Elektrysk Farre Fryslân. Subsidieaanvrager is verplicht medewerking aan de proefvaart te verlenen.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling het definitieve subsidiebedrag vast.

Titel 16 Subsidieregeling Energiebesparende Bestaande Bouw particulieren 2011-2013

Artikel 147 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    energielabel: energieprestatiecertificaat voor een woning, opgesteld en afgegeven door een adviseur, gecertificeerd volgens de beoordelingsrichtlijn BRL-9500-01;

  • b.

    energie-Index: Index voor de energieprestatie van een gebouw, berekend met software conform BRL 9501 voor het KOMO-attest voor energiegebruik berekeningsmethoden;

  • c.

    EPBD-register: nationaal register waarin energielabels van gebouwen kunnen worden geregistreerd;

  • d.

    aanbieder: bedrijf dat zelfstandig of in opdracht voorzieningen aan gebouwen treft, die bijdragen aan hun energieprestatie en daartoe door de Stichting Meer Met Minder is geregistreerd als deelnemend bedrijf;

Artikel 148 Doel

De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van energiebesparende maatregelen in de bestaande particuliere woningvoorraad in de provincie Fryslân.

Artikel 149 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het treffen van energiebesparende maatregelen aan een woning, die leiden tot een afname van de Energie-index van de woning met minimaal 0,75.

Artikel 150 Subsidieaanvraag en verdeelsystematiek

  • 1 Een aanvraag kan uitsluitend worden ingediend door een aanbieder namens de eigenaar van de woning, gedurende een door gedeputeerde staten te bepalen aanvraagperiode.

  • 2 Gedeputeerde Staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 151 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet de woning beschikken over een bij het EPBD-register afgemeld energielabel, dat is afgegeven vóór het treffen van de te subsidiëren maatregelen.

Artikel 152 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 1.000,- per woning.

Artikel 153 Verplichtingen subsidieaanvrager

Na het treffen van de te subsidiëren maatregelen wordt voor de woning een energielabel opgesteld en wordt dit label afgemeld bij het EPBD-register.

Artikel 154 Subsidievaststelling

  • 1 De aanbieder dient namens de eigenaar van de woning binnen twaalf maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in artikel 4, een verzoek tot vaststelling in. Dit verzoek bevat de volgende gegevens:

    • a.

      bank- of gironummer van de eigenaar van de woning;

    • b.

      machtiging van de eigenaar van de woning van de aanbieder tot het indienen van de aanvraag.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen binnen acht weken na ontvangst van de gegevens, als bedoeld in het eerste lid, de subsidie vast.

Titel 17 Duurzaam Door

Artikel 155 Doel

De subsidieregeling heeft tot doel het ontwikkelen en faciliteren van projecten, gericht op sociale innovaties die nodig zijn voor de transitie naar een groene economie met de daarbij behorende regionale netwerken en knooppunten voor duurzaam leren.

Artikel 156 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen met inachtneming van deze regeling op aanvraag subsidie verlenen voor projecten gericht op duurzame ontwikkeling in Fryslân die passen binnen één of meer van de thema’s: energie, biodiversiteit, water, materialen en voedsel.

Artikel 157 Voorbereiding aanvraag

Een potentiële aanvrager kan een projectidee aanhangig maken bij gedeputeerde staten. Na een positieve beoordeling door gedeputeerde staten kan het projectidee worden uitgewerkt in projectvoorstel.

Artikel 158 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag omvat in ieder geval een uitgewerkt projectvoorstel als bedoeld in artikel 157, door een samenwerkingsverband van ten minste drie partijen, alle rechtspersonen, waarbij elke deelnemende partij een financiële dan wel een op geld waardeerbare bijdrage levert aan het project. Eén van de deelnemers in het samenwerkingsverband dient de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

  • 2 Gedeputeerde staten stellen het subsidieplafond vast.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen als bedoeld in het eerste lid op volgorde van binnenkomst met dien verstande dat wanneer de aanvragen, al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen , de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 5 Gedeputeerde staten beslissen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 159 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag naar het oordeel van gedeputeerde staten in voldoende mate voldoen aan de algemene criteria, de landelijke criteria en de specifieke noordelijke criteria, zoals deze staan vermeld in het Noordelijk Ambitie Statement Duurzaam Door 2014-2017.

  • 2 Voor subsidieverlening komen in ieder geval niet in aanmerking:

    • a.

      projecten met een winstoogmerk;

    • b.

      projecten die tot het reguliere aanbod of takenpakket van instellingen gerekend kunnen worden.

Artikel 160 Subsidiabele kosten

  • 1 Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de noodzakelijke en rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten;

  • 2 Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend de structurele personeelskosten van de aanvragende of uitvoerende organisaties.

Artikel 161 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van €60.000,= per jaar.

  • 2 In naar hun oordeel bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten afwijken van het in het eerste lid genoemde percentage.

  • 3 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Artikel 162 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger rapporteert jaarlijks aan gedeputeerde staten over de voorgang van het project.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid doet de subsidieontvanger onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • 3 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot zijn faillietverklaring van hem.

  • 4 De subsidieontvanger dient kenbaar te maken dat het project mede wordt uitgevoerd met subsidie van de provincie Fryslân.

Artikel 163 Voorschotten

  • 1 Op aanvraag kan een voorschot van ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag worden verleend.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken op een aanvraag tot voorschotverlening.

  • 3 In het besluit tot voorschotverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 164 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen acht weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier, waarop is vermeld welke bijlagen dienen te worden bijgevoegd.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4 In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten de beslistermijn verlengen, daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

Titel 18 University Campus Fryslân

Artikel 165 Begripsbepalingen

 In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    Omnibus Decentraal Regeling (hierna: ODR): de Omnibusregeling voor provincies en gemeenten inzake de staatssteunaspecten van subsidieverstrekking ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N 726a/2007 van 3 april 2008 en N 726b2007 van 22 april 2008.

  • b.

    UCF-programma: het programma UCF 2010-2014, zoals vastgesteld door provinciale staten op 26 januari 2011 met nummer 01B, inclusief wijzigingen van latere datum.

  • c.

    UCF-partner: een rechtspersoon die in § 2.4 van het UCF-programma als partner is genoemd.

  • d.

    UCF-project: een project dat is gericht op de realisatie van één of meer onderdelen van het UCF-programma.

  • e.

    samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband dat specifiek is opgericht voor de uitvoering van een UCF-project in de zin van deze titel.

  • f.

    penvoerder: de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die door alle partijen van een samenwerkingsverband is gemachtigd namens die partijen op te treden ter zake van subsidieverstrekking in de zin van deze titel.

  • g.

    Stichting UCF: de netwerk- en adviesorganisatie die is opgericht met als taak het regisseren, modereren en faciliteren van de ontwikkeling van de University Campus Fryslân.

Artikel 166 Doel

Deze subsidieregeling heeft als doel de realisatie van het UCF-programma.

Artikel 167 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor een UCF-project.

Artikel 168 Subsidieplafond

Gedeputeerde staten stellen ten behoeve van deze titel een meerjaren subsidieplafond vast.

Artikel 169 Advies

  • 1 Gedeputeerde staten wijzen de Stichting UCF aan als het adviesorgaan dat tot taak heeft gedeputeerde staten te adviseren over het verstrekken van subsidies op grond van deze titel.

  • 2 Gedeputeerde staten geven de Stichting UCF instructies over de wijze waarop de adviestaak wordt uitgevoerd.

Artikel 170 Subsidieontvanger

  • 1 Subsidieontvanger in de zin van deze titel is een UCF-partner of een samenwerkingsverband van UCF-partners.

  • 2 In afwijking van het vorige lid kunnen gedeputeerden staten bij afzonderlijk besluit een rechtspersoon niet zijnde een UCF-partner aanwijzen als subsidieontvanger.

Artikel 171 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan gedurende een door gedeputeerde staten vastgestelde periode worden ingediend door inzending van een daartoe door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. Het aanvraagformulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een UCF-project dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, wordt de aanvraag ingediend door de penvoerder en gaat de aanvraag vergezeld van de aan het samenwerkingsverband ten grondslag liggende en door alle partijen getekende samenwerkingsovereenkomst met daarin in elk geval een overzicht van de daaraan deelnemende rechtspersonen alsmede van de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen de verschillende deelnemers.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen de aanvraag voor advies in handen van de Stichting UCF, tenzij de Stichting UCF zelf subsidieontvanger is.

  • 4 Indien de aanvrager een onvolledige aanvraag, al dan niet na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, aanvult, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 5 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

  • 6 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, heeft de aanvraag die naar het oordeel van gedeputeerde staten het meest bijdraagt aan de realisatie van het UCF-programma, voorrang bij het in aanmerking komen voor subsidieverlening..

  • 7 Het besluit tot verlening van een subsidie vermeldt de beschrijving van het UCF-project, de subsidiegrondslag, de periode waarvoor aanspraak op subsidie bestaat, de subsidiabele kosten, de – voor zover niet neergelegd in een wettelijk voorschrift – aan de subsidie verbonden verplichtingen en de te realiseren effecten.

Artikel 172 Toetsingscriteria

  • 1 Het UCF-project past in dan wel draagt bij aan de doelstellingen van het UCF-programma.

  • 2 Het UCF-project mag niet in strijd zijn met Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving.

  • 3 De subsidieverstrekking aan één of meerdere subsidieontvangers waarmee de provincie Fryslân reeds een afzonderlijke subsidierelatie heeft, leidt niet tot vermindering van de door die partij of partijen in dat verband te verrichten prestaties.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden, het bepaalde in de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidie in elk geval geweigerd, indien naar het oordeel van gedeputeerde staten de financiering van het UCF-project niet sluitend is.

Artikel 173 Subsidiabele kosten

  • 1 De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn de kosten van het UCF-project, voor zover die naar het oordeel van gedeputeerde staten noodzakelijk en rechtstreeks aan de uitvoering van het UCF-project zijn toe te rekenen en voor zover die redelijk en billijk zijn, met dien verstande dat:

    • a.

      voor zover het UCF-project voorziet in niet-economische onderwijsactiviteiten alleen subsidie wordt verstrekt voor het exploitatietekort zoals dat is vermeld in de aanvraag tot subsidieverlening.

    • b.

      de reis- en verblijfskosten voor binnenlandse en buitenlandse reizen alleen voor vergoeding in aanmerking komen, voor zover deze niet inbegrepen zijn in het integrale uurtarief en mits deze redelijk en noodzakelijk zijn.

    • c.

      de subsidiabele loonkosten worden berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een voltijds dienstverband van 40 uren, vermeerderd met een vaste opslag voor indirecte kosten van 30%.

  • 2 De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een in de markt gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfeconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt in ieder geval geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      kosten die op grond van de ODR niet als subsidiabele kosten worden aangemerkt, met uitzondering van kosten voor niet-economische onderwijsactiviteiten;

    • b.

      de eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;

    • c.

      kosten verbonden aan de oprichting van een privaatrechtelijke rechtspersoon;

    • d.

      kosten van aankoop of inbreng van onroerende zaken;

    • e.

      kosten die betrekking hebben op regulier beheer en onderhoud;

    • f.

      leges, kadaster- en financieringskosten, zoals debetrente, boetes, financiële sancties en hiermee samenhangende kosten, zoals kosten vergunningen, overdrachts-, taxatie- en makelaarskosten

    • g.

      niet begrote kosten dan wel onvoldoende inzichtelijk gemaakte of ongespecificeerde kosten.

    • h.

      kosten, gemaakt na de periode waarvoor aanspraak op subsidie bestaat met uitzondering van de kosten van de accountantsverklaring ten behoeve van het verzoek tot vaststelling.

Artikel 174 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie voor een UCF-project dat voorziet in niet-economische onderwijsactiviteiten bedraagt maximaal 100 procent van het exploitatietekort.

  • 2 De subsidie voor een UCF-project dat voorziet in economische activiteiten bedraagt per subsidieontvanger maximaal het percentage of bedrag dat in de toepasselijke ODR-module, zoals opgenomen in de bij deze regeling opgenomen bijlage ‘Schematische samenvatting ODR’, als steunplafond is aangemerkt.

  • 3 Voor de vaststelling of een subsidieontvanger als kleine middelgrote of grote onderneming als genoemd in de ODR moet worden aangemerkt, is de situatie op de datum van indiening van de subsidieaanvraag bepalend.

  • 4 Indien sprake is van een samenwerkingsverband, wordt de subsidie berekend over de begrote subsidiabele kosten per deelnemer aan dat samenwerkingsverband.

  • 5 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Artikel 175 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger voert het UCF-project uit in overeenstemming met de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2 Indien een subsidieontvanger een aanbestedende dienst is en sprake is van verstrekking van opdrachten voor infrastructurele werken, leveringen of diensten of als een subsidieontvanger in het UCF-project een opdracht plaatst die voor meer dan 50% rechtstreeks door aanbestedende diensten wordt gesubsidieerd en verder ook sprake is van een opdracht als bedoeld in artikel 8 van de Richtlijn 2004/18 EG moet worden voldaan aan de Europese en provinciale regelgeving voor aanbesteden, waarbij de daarvoor geldende drempels en procedures gevolgd dienen te worden.

  • 3 In aanvulling op artikel 38 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân geldt dat ingeval loonkosten tot de subsidiabele kosten behoren, de administratie van de subsidieontvanger voorziet in een sluitende urenadministratie.

  • 4 De subsidieontvanger verstrekt aan gedeputeerden staten:

    • -

      per kwartaal per 1 maart, 1 juni, 1 september en 1 december, een financiële rapportage;

    • -

      per 1 juni en 1 december, een inhoudelijke rapportage;

    • -

      jaarlijks een accountantsverklaring.

  • 5 De subsidieontvanger dient ten minste 10 jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het UCF-project te bewaren en toegankelijk te houden.

  • 6 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk mededeling aan gedeputeerde staten en de Stichting UCF van feiten of omstandigheden waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die de voortgang van het UCF-project belemmeren of dat die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie, waaronder ontbinding van de rechtspersoon, verzoeken tot faillissement of tot surseance van betaling van een subsidieontvanger of de verstrekking van subsidie door één of meer andere bestuursorganen.

  • 7 De subsidieontvanger dient in alle externe communicatie omtrent het UCF-project kenbaar te maken dat het UCF-project wordt uitgevoerd in het kader van de University Campus Fryslân.

Artikel 176 Voorschotten

Gedeputeerde staten kunnen al dan niet in de vorm van een termijnbetaling op verzoek van de subsidieontvanger een voorschot verlenen tot ten hoogste 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

Artikel 177 Subsidievaststelling

  • 1 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend door de subsidieontvanger binnen een termijn van dertien weken na het verstrijken van de periode waarvoor de subsidie is verstrekt met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld formulier. Bij een samenwerkingsverband rust de verplichting op grond van dit artikellid op de penvoerder.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde termijn.

  • 3 Het subsidiebedrag wordt naar evenredigheid verlaagd indien de werkelijk subsidiabele kosten lager worden vastgesteld dan in de subsidieverleningsbeschikking of indien de werkelijke inkomsten hoger zijn dan geraamd in de begroting die aan de verleningsbeschikking ten grondslag ligt of in de subsidieverleningsbeschikking zijn vermeld.

Titel 19 Convenanten A7 en Westergo-zone

Artikel 178 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    Convenant A7-zone: het convenant dat op 21 december 2006 is ondertekend door de Provincie Fryslân, de gemeente Heerenveen, de gemeente Opsterland, de gemeente Skarsterlân, de gemeente Smallingerland en de gemeente Sneek, zijnde een van de rechtsvoorgangers van de gemeente Súdwest Fryslân;

  • b.

    Projectenfonds A7-zone: het op 4 juli 2007 door de onder a. van dit artikel genoemde partijen opgerichte fonds ten behoeve van het subsidiëren respectievelijk het financieren van in beginsel gezamenlijke, zonaal brede activiteiten;

  • c.

    Convenant Westergo-zone: het convenant dat op 6 maart 2008 is ondertekend door de Provincie Fryslân, de gemeente Leeuwarden, de gemeente Menaldumadeel, de gemeente Franekeradeel en de gemeente Harlingen;

  • d.

    Stuurgroep: groep die verantwoordelijk is voor de bestuurlijke aansturing van de Convenant A7-zone of de Convenant Westergo-zone en voor de uitvoering en uitwerking van het beleid dat in de respectievelijke convenanten is vastgelegd, bestaande uit vertegenwoordigers van de in onderdeel a. respectievelijk c . genoemde partijen;

  • e.

    Werkplan: het door de stuurgroep voor het komende jaar vastgestelde programma bestaande uit een opsomming van de geplande activiteiten en projecten, inclusief een raming van de daarvoor te maken kosten.

Artikel 179 Doel

De subsidieregeling heeft als doel het stimuleren van activiteiten die plaatsvinden op het grondgebied van de ondertekenaars van het Convenant A7- en het Convenant Westergo-zone, om daarmee een krachtige impuls te geven aan de economische ontwikkelingen binnen die zones en zodoende bij te dragen aan de doelstellingen en beoogde effecten zoals die zijn vastgelegd in beide convenanten.

Artikel 180 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van activiteiten die gericht zijn op of bijdragen aan de verwezenlijking van het in artikel 179 beschreven doel.

Artikel 181 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag voor subsidie kan het gehele jaar worden ingediend door stichtingen bestuursorganen of samenwerkingsverbanden waarin één of meer ondernemers zijn vertegenwoordigd.

  • 2 Een aanvraag moet bij gedeputeerde staten van de provincie Fryslân worden ingediend door middel van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen daarbij moeten worden overlegd.

  • 3 De ingediende aanvraag wordt voor advies aan de Stuurgroep Convenant A7-zone voorgelegd voor zover het een aanvraag betreft die betrekking heeft op het Convenant A7 zone. De ingediende aanvraag wordt voor advies aan de Stuurgroep Westergo-zone voorgelegd voor zover het een aanvraag betreft die betrekking heeft op het Convenant Westergo-zone.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen als bedoeld in het eerste lid op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 6 Gedeputeerde staten besluiten op basis van de ingediende aanvraag en het daarbij gevoegde advies van de betreffende stuurgroep.

  • 7 Gedeputeerde staten besluiten binnen 18 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 182 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet het project of de activiteit waarvoor de aanvraag is ingediend bijdragen aan de doelstellingen en beoogde effecten van de convenanten.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de aanvraag tevens voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de activiteit of het project dient realistisch en haalbaar te zijn, en

    • b.

      de financiering van de activiteit of het project sluitend is, en

    • c.

      de activiteit of het project additioneel is ten opzichte van reeds bestaande en lopende activiteiten, projecten, werkzaamheden en reguliere activiteiten.

Artikel 183 Subsidiabele kosten

  • 1 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de naar het oordeel van gedeputeerde staten in redelijkheid te maken kosten om de activiteit of het project uit te voeren.

  • 2 Ontvangsten en inkomsten van de subsidieontvanger die voortvloeien uit een project of activiteit waarvoor subsidie op basis van deze titel wordt gevraagd, worden in mindering gebracht op de subsidiabele kosten van het project of de activiteit.

  • 3 Van de kosten voor promotie en publiciteit is maximaal 10 % subsidiabel.

  • 4 Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie:

    • a.

      worden de kosten bepaald aan de hand van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten;

    • b.

      vallen de kosten van inzet van ambtenaren slechts onder de subsidiabele kosten voor zover er sprake is van detachering van de betrokken ambtenaren bij dit project.

  • 5 Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend:

    • a.

      kosten, gemaakt vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag;

    • b.

      kosten, gemaakt nà het verstrijken van het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt;

    • c.

      verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen en andere heffingen;

    • d.

      boetes, financiële sancties en hiermee samenhangende kosten.

Artikel 184 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000,- en een maximum van € 200.000,-.

  • 2 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europees-rechtelijke bepalingen voor staatssteun.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een project dat betrekking heeft op investeringen in infrastructuur, te weten waterwegen en voorzieningen ten behoeve van stads- en dorpscentra, of dat betrekking heeft op investeringen in bedrijfsvestiging in aanmerking komen voor een hogere subsidie tot maximaal € 1.500.000,-. Hiervoor gelden aanvullend de volgende voorwaarden:

    • a.

      er dienen substantiële werkgelegenheidseffecten te worden gerealiseerd;

    • b.

      er dient sprake te zijn van duidelijke economische structuurversterking en stuwende economische effecten;

    • c.

      de onder a en b genoemde effecten dienen gemeentegrensoverstijgend te zijn.

Artikel 185 Verplichtingen van de ontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger maakt binnen zes maanden na het besluit tot subsidieverlening een aanvang met de uitvoering van het project of activiteit.

  • 2.

    De subsidieontvanger voert het project of de activiteit uit overeenkomstig de omschrijving waarop het besluit tot subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk binnen de bij de verlening vastgestelde periode.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van de in het tweede lid bedoelde periode. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project of de activiteit belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • 5.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 6. a.

    Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting:

    • -

      als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden;

    • -

      als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door gedeputeerde staten ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat haar eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.

  • b.

    Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd, dient de subsidieontvanger het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door gedeputeerde staten ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.

  • 7.

    De subsidieontvanger voert een zodanige administratie waaruit te allen tijde op eenvoudige en eenduidige wijze valt af te leiden:

    • a.

      de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

    • b.

      de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 8.

    Twee maal per jaar dient gerapporteerd te worden over de financiële en inhoudelijke voortgang in de realisatie van het project over de voorgaande periode. Voor projecten die binnen 18 maanden worden afgerond, geldt deze verplichting voor tussentijdse rapportage niet.

  • 9.

    In alle externe communicatie omtrent het project dient te wordt vermeld dat het project mede mogelijk is gemaakt is door een bijdrage in het kader van het convenant A7 of het convenant Westergo-zone.

Artikel 186 Voorschotten

  • 1 Op aanvraag van de subsidieontvanger kan een eerste voorschot van 40% betaalbaar worden gesteld.

  • 2 Het verzoek wordt schriftelijk ingediend met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten verkrijgbaar formulier, waarbij in elk geval de volgende bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een schriftelijke bevestiging dat met de uitvoering van het project is begonnen;

    • b.

      een schriftelijke verklaring omtrent de definitieve wijze waarop de financiering is zeker gesteld, vergezeld van kopieën van de financieringsovereenkomsten;

    • c.

      de wijze waarop in voorkomende gevallen wordt voldaan aan de gestelde aanvullende voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in de subsidiebeschikking.

  • 3 De betaalbaarstelling van vervolgvoorschotten wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 4 In het totaal kan het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 % van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

Artikel 187 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen drie maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 In aanvulling op artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van een inhoudelijk eindverslag over de realisatie van het project in relatie tot de oorspronkelijke opzet en doelstelling.

  • 3 Als aanvullende voorwaarde bij de subsidieverlening kan worden verzocht om een verklaring van een accountant.

  • 4 Bij de behandeling van het verzoek tot definitieve vaststelling van de subsidie bestaat de mogelijkheid dat overgegaan zal worden tot een verificatieonderzoek door een door gedeputeerde staten aan te wijzen onafhankelijke accountant. Aan de hand van de resultanten van dat onderzoek wordt vervolgens het definitieve subsidiebedrag vastgesteld.

  • 5 Gedeputeerde staten stellen binnen 8 weken na ontvangst van de gegevens, als bedoeld in dit artikel de subsidie vast.

Titel 20 Herstructurering Bedrijventerreinen

Artikel 188 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    herstructureringsprogramma 2010-2013: Programma op hoofdlijnen Bedrijventerreinen Provincie Fryslân, zoals vastgesteld door gedeputeerde staten op 1 juni 2010;

  • b.

    bedrijventerreinenplan: een door de gemeenteraad vastgesteld, gemeentelijk dan wel intergemeentelijk plan, waarin de behoefte, fasering, aanleg en invulling van bedrijventerreinen voor een bepaalde periode binnen één of meerdere gemeenten is aangegeven inclusief de relatie met herstructurering en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en dat tot stand is gekomen in onderlinge afstemming met gemeenten in een regio en waarmee de provincie schriftelijk heeft ingestemd;

  • c.

    samenwerkende regio: samenwerkingsverband van gemeenten dat een bedrijventerreinenplan als bedoeld onder b heeft vastgesteld;

  • d.

    revitalisering: kwaliteitsverbetering van een bedrijventerrein door middel van verwerving, sanering of herontwikkeling van locaties, waaronder begrepen grote infrastructurele ingrepen op het terrein zelf, dan wel in het direct aanpalende gebied van het bedrijventerrein voor zover direct verband houdende met de ontsluiting van het bedrijventerrein, en waaronder ook begrepen investeringen ten behoeve van het bereiken van duurzame oplossingen op het gebied van water en energie.

  • e.

    herprofilering: kwaliteitsverbetering van een bedrijventerrein, waarbij sprake is van functiewijziging, maar met behoud van de werkfunctie, zoals bijvoorbeeld de omzetting naar een detailhandels- of kantorenlocatie;

  • f.

    infrastructuur: openbare onroerende voorzieningen ten behoeve van het vervoer van personen of goederen;

  • g.

    fysieke ruimtelijke kwaliteit: tastbare verschijningsvorm van het bedrijventerrein, betrekking hebbende op zowel de inpassing in het landschap als op de hoedanigheid van het terrein zelf;

  • h.

    achterstallig onderhoud: achterwege gebleven reguliere werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de onroerende zaak of onderdelen ervan.

Artikel 189 Doel

Deze titel heeft als doel het stimuleren van de revitalisering en herprofilering van bedrijventerreinen passend binnen de kaders van het herstructureringsprogramma 2010-2013 en het door de samenwerkende regio opgestelde bedrijventerreinenplan.

Artikel 190 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor projecten die leiden tot revitalisering of herprofilering van bedrijventerreinen passend binnen de kaders van het herstructureringsprogramma 2010-2013 en het door de samenwerkende regio opgestelde bedrijventerreinenplan.

Artikel 191 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan het gehele jaar door gemeenten in de provincie Fryslân worden ingediend door middel van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Bij de aanvraag wordt een projectplan gevoegd, waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      een sluitende begroting van het project, en

    • b.

      een onderbouwing van de noodzaak van de revitalisering of herprofilering, en

    • c.

      een plan waarin het beoogde beheer en onderhoud van het desbetreffende bedrijventerrein is geregeld en geborgd, en

    • d.

      een beschrijving van de beoogde fysieke ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein en de daarop gerichte maatregelen.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen als bedoeld in het eerste lid op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 5 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 192 Subsidieplafond

Gedeputeerde staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 193 Toetsingscriteria

  • 1 Een subsidie voor revitalisering of herprofilering van een bedrijventerrein wordt slechts verleend indien:

    • a.

      uit de aanvraag blijkt dat de financiering sluitend is, en

    • b.

      uit de aanvraag de onderbouwing van de noodzaak van de revitalisering of herstructurering blijkt, en

    • c.

      uit de aanvraag blijkt dat het beoogde beheer en onderhoud van het desbetreffende bedrijfsterrein is geregeld en geborgd, en

    • d.

      uit de aanvraag blijkt dat er een beschrijving is gegeven van de beoogde fysiek ruimtelijke kwaliteit en de daarop gerichte maatregelen.

Artikel 194 Subsidiabele kosten

  • 1 De volgende kosten zijn subsidiabel:

    • a.

      maximaal vijfentwintig procent van de kosten van grondaankoop, voor zover noodzakelijk voor de revitalisering of herprofilering van het bedrijventerrein;

    • b.

      kosten van aankoop van opstallen, voor zover noodzakelijk voor de revitalisering of herprofilering van het bedrijventerrein;

    • c.

      sloopkosten en bodemsaneringskosten, voor zover deze niet op andere wijze kunnen of moeten worden verhaald op grond van de Wet bodembescherming;

    • d.

      aanlegkosten voor de inrichting van het openbare deel van het bedrijventerrein, waaronder de aanleg van infrastructuur, groenvoorzieningen en duurzame voorzieningen voor water en energie;

    • e.

      kosten voor voorbereiding van het projectplan en voor begeleiding van de uitvoering, inclusief onderzoek naar duurzame oplossingen op het gebied van water en energie, tot een maximum van twaalf-en-een half procent van de totale subsidiabele projectkosten.

  • 2 Niet voor subsidie komen in aanmerking:

    • a.

      kosten van achterstallig onderhoud en kosten van opknappen van opstallen;

    • b.

      kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór de datum van indiening van de aanvraag;

    • c.

      kosten gemaakt na het verstrijken van het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt;

    • d.

      verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen en andere heffingen;

    • e.

      boetes, leges, financiële sancties en hiermee samenhangende kosten;

    • f.

      apparaatskosten.

Artikel 195 Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal vijftig procent van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat geen subsidie wordt verstrekt indien de totale subsidiabele kosten lager zijn dan € 200.000,-.

  • 2 De hoogte van de subsidie voor de bodemsaneringskosten als bedoeld in artikel 194, eerste lid, onder c, kan nooit meer bedragen dan € 500.000,-.

  • 3 Kosten voor herstructurering van bedrijventerreinen die voor subsidie in aanmerking komen op grond van een andere regeling, kunnen niet op grond van deze regeling gesubsidieerd worden.

Artikel 196 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger vermeldt in de externe communicatie dat de revitalisering of herprofilering van het bedrijventerrein mede mogelijk is gemaakt door subsidie van de provincie Fryslân.

  • 2 Tenzij bij beschikking anders is bepaald is de subsidieontvanger verplicht de revitalisering of herprofilering van het bedrijventerrein binnen twee jaar na de subsidieverlening af te ronden.

  • 3 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

Artikel 197 Voorschotten

  • 1 Op aanvraag kan een voorschot van ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag worden verleend.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken op een aanvraag tot voorschotverlening. In bijzondere gevallen kan een andere beslistermijn worden vastgesteld.

  • 3 In het besluit tot voorschotverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd.

  • 4 Bevoorschotting vindt plaats op grond van een begroting van de subsidiabele kosten die binnen een bepaalde periode gemaakt zullen worden.

Artikel 198 Vaststelling

In afwijking van het eerste lid van artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006, wordt de aanvraag om vaststelling van de subsidie binnen drie maanden na realisering van het project ingediend. 

Titel 21 Interestsubsidieregeling Energiebesparing Bestaande Bouw particulieren 2013-2015

Artikel 199 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    maatwerkadvies: na 1 januari 2008 door een volgens de beoordelingsrichtlijn BRL-9500-02 gecertificeerd adviseur verstrekt advies;

  • b.

    energielabel: energieprestatiecertificaat voor een woning, opgesteld en afgegeven na 1 januari 2008 door een volgens de beoordelingsrichtlijn BRL-9500-01 gecertificeerd adviseur;

  • c.

    energie-Index: index voor de energieprestatie van een woning, berekend met de software conform BRL 9501 voor het KOMO-attest voor energiegebruik berekeningsmethoden;

  • d.

    EPBD-register: nationaal register waarin energielabels van woningen worden geregistreerd;

  • e.

    maatregelen: pakket van energiebesparende maatregelen die leiden tot energiebesparing in een woning en die genoemd zijn in het voor die woning of appartement afgegeven maatwerkadvies;

  • f.

    SVn: de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken;

  • g.

    marktconforme interestvoet: de op het moment van de kennisgeving van het SNN op grond van de IEBB gepubliceerde 10- of 15 jaarstarief van SVn, afhankelijk van de omvang en looptijd van de duurzaamheidslening.

Artikel 200 Doel

Deze titel heeft als doel het stimuleren van het verbeteren van de energieprestatie van bestaande particuliere woningen in de provincie Fryslân door middel van het treffen van energiebesparende maatregelen.

Artikel 201 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken in de vorm van een laag-rentende lening voor het treffen van energiebesparende maatregelen waardoor de energieprestatie van de bestaande particuliere woningvoorraad verbetert.

Artikel 202 Aanvraag, verdeelsystematiek

  • 1 Een aanvraag kan gedurende een door gedeputeerde staten vastgestelde periode worden ingediend door natuurlijke personen woonachtig in Fryslân door middel van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag moeten worden gevoegd.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, dient bij de aanvraag in elk geval een nog niet voor akkoord getekende offerte voor het uitvoeren van de maatregelen door een deskundig vakbedrijf, ter onderbouwing van de kosten meegestuurd te worden.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen als bedoeld in het eerste lid op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 5 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken op een ingediende aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 203 Toetsingscriteria

  • 1 Subsidie wordt slechts verleend indien:

    • a.

      voor de woning niet eerder een subsidie op basis van deze titel is verstrekt;

    • b.

      de woning eigendom is van de aanvrager en dient als zijn hoofdverblijf;

    • c.

      de woning waarvoor de aanvraag wordt ingediend een bestaande woning of appartement is, gelegen in de provincie Fryslân, en is opgeleverd vóór 1 januari 1995;

    • d.

      de aanvrager het huidige energielabel van de woning heeft afgemeld bij het EPBD-register;

    • e.

      de aanvrager aantoont dat door het treffen van de maatregelen uit het maatwerkadvies de Energie-Index van de woning met minimaal 0,75 verbetert tot ten minste energielabel C;

    • f.

      de aanvrager verklaart geen aanvraag voor een lening te zullen indienen of ingediend te hebben bij zijn/haar gemeente voor activiteiten genoemd in artikel 204;

    • g.

      De kredietbeoordeling door SvN positief is.

  • 2 Geen subsidie wordt verleend indien:

    • a.

      de uitgevoerde maatregelen betrekking hebben op een deel van de woning dat in 1995 of later is gebouwd;

    • b.

      verplichtingen zijn aangegaan vóór de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 204 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    het treffen van energiebesparende maatregelen aan een woning, die leiden tot een afname van de Energie-Index van de woning met minimaal 0,75;

  • b.

    het laten opstellen van een nieuw energielabel nadat de maatregelen als bedoeld in het eerste lid zijn uitgevoerd;

  • c.

    kosten voor het verkrijgen van de lening;

  • d.

    de leges voor de vereiste vergunningen.

Artikel 205 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal een korting van 3% op de marktconforme interestvoet, waarbij het rentepercentage van de duurzaamheidslening minimaal 0,5% bedraagt. Het leenbedrag is maximaal de subsidiabele kosten met een minimum leenbedrag van €2.500,= en een maximum leenbedrag van €15.000,= per aanvrager. De looptijd van duurzaamheidslening kan variëren van 10 of 15 jaar, afhankelijk van de omvang van het leenbedrag.

  • 2 Het maximale leenbedrag wordt verlaagd voor zover in de subsidiabele kosten Europese, nationale, provinciale of gemeentelijke subsidies, gericht op energiebesparing en woningverbetering, zijn of worden verleend, met het totale bedrag van voornoemde subsidies.

Artikel 206 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger dient de te subsidiëren activiteiten binnen een jaar te hebben voltooid. De subsidieontvanger dient ten minste vijf jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden, zijn administratie ten aanzien van de kosten van de maatregelen, als bedoeld in deze regeling, te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 207 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 Alvorens een aanvraag tot vaststelling ingediend kan worden, dient eerst het nieuwe energielabel, afgemeld te worden in het EPBD-register.

  • 2 De aanvraag tot subsidievaststelling wordt binnen twaalf weken na voltooiing van de activiteiten ingediend.

  • 3 De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier en gaat vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling.

Titel 22 Asbest eraf, zonnepanelen erop 2013 2014

Artikel 208 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarische onderneming: natuurlijke of rechtspersoon die als economische activiteit gewassen teelt en/of dieren houdt met als doel deze, of de producten die daaruit voortkomen, te verkopen;

  • b.

    asbest: vezelachtige silicaten zoals actinoliet (CAS-nummer 77536-66-4), amosiet (CAS-nummer 12172-73-5), anthofylliet (CAS-nummer 77536-67-5), chrysotiel (CAS-nummer 12001-29-5), crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4) en tremoliet (CAS-nummer 77536-68-6).

  • c.

    asbestdak: dak, dakgoot of gevel dat asbest bevat;

  • d.

    bedrijfslocatie: een terrein waarop een bedrijf wordt uitgeoefend met een gebouw of meerdere gebouwen die samen een eenheid vormen vanwege eigendom of bedrijfsvoering;

  • e.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector, PbEU L337/35 van 21 december 2007, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • f.

    gecertificeerd bedrijf: bedrijf dat beschikt over de volgende certificering ten behoeve van het inventariseren of verwijderen van asbest:

    • 1.

      SC 530: Asbestverwijdering;

    • 2.

      SC 540: Asbestinventarisatie;

  • g.

    project: in tijd en resultaat samenhangend geheel van werkzaamheden voor het verwijderen en afvoeren van asbestdaken en het plaatsen van zonnepanelen;

  • h.

    SO: Standaard Opbrengst: zijnde de gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald;

  • i.

    zonnepanelen: photovoltaïsche panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit.

Artikel 209 Doel

Deze titel heeft als doel het stimuleren van het verwijderen van asbestdaken bij agrarische ondernemingen in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen.

Artikel 210 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor een project waarin een of meerdere asbestdaken worden verwijderd en afgevoerd, onder de voorwaarde dat er zonnepanelen worden geplaatst.

Artikel 211 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan vanaf 1 juli 2013 tot 1 september 2014 door een agrarische onderneming in Fryslân, van minimaal 25.000 SO, die eigenaar of (erf)pachter is van een agrarisch gebouw met asbestdak, worden ingediend door middel van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden gevoegd.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen als bedoeld in het eerste lid op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag, waarbij een lager aangevraagd subsidiebedrag voorgaat op een hoger aangevraagd subsidiebedrag.

  • 4 Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat subsidieaanvragen op een gelijke plaats eindigen, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 5 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 212 Subsidieplafond

Gedeputeerde staten stellen het subsidieplafond vast

Artikel 213 Toetsingscriteria

De subsidie als bedoeld in artikel 210 wordt slechts verleend indien:

  • a.

    het te verwijderen en af te voeren asbestdak of asbestdaken een oppervlak heeft van ten minste 400M³;

  • b.

    de inventarisatie van het te verwijderen asbestdak of asbestdaken is uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd bedrijf;

  • c.

    op het gesaneerde dak zonnepanelen worden geplaatst of als de ligging ten opzichte van de zon gunstiger is, zonnepanelen worden geplaatst op een evenwaardig, asbestvrij dak van een bedrijfsgebouw gesitueerd op de bedrijfslocatie van de aanvrager en in eigendom , erfpacht of pacht bij de aanvrager;

  • d.

    de gebouwen of het gebouw waarvan het asbestdak wordt gesaneerd dient te zijn gelegen op een bedrijfslocatie in de provincie Fryslân;

  • e.

    nog niet eerder op basis van deze regeling subsidie is verstrekt;

  • f.

    het project is aangevangen na indiening van de subsidieaanvraag, en deze volledig en ontvankelijk is.

Artikel 214 Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt € 3,00 per m2 asbestdak dat verwijderd en afgevoerd wordt, tot een maximum van € 7.500,00.

  • 2 De totaal verstrekte subsidie aan een subsidieaanvrager over een periode van drie belastingjaren bedraagt maximaal €7.500,=.

Artikel 215 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Het verwijderen en afvoeren van het asbestdak dient te worden uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf.

  • 2 De te plaatsen zonnepanelen dienen een capaciteit te hebben van ten minste 15 kiloWatt-piek geïnstalleerd vermogen.

  • 3 Het gehele project, dat wil zeggen de verwijdering en afvoer van asbest en het plaatsen van zonnepanelen, dient uiterlijk 31 oktober 2014 afgerond te zijn.

  • 4 De zonnepanelen dienen geplaatst te worden op een asbestvrij dak.

  • 5 De aanvrager beschikt over de noodzakelijke vergunningen en voldoet aan de geldende procedurevoorschrifen voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteit en het plaatsen van zonnepanelen.

  • 6 Gedeputeerde staten moet inzicht worden geboden in de gegevens over de betreffende bedrijfslocatie in het Landelijk Asbest Volgsysteem.

  • 7 Voldaan moet worden aan de eisen van de-minimussteun.

Artikel 216 Bevoorschotting en betaling

Er worden op de verleende subsidie geen voorschotten verstrekt.

Artikel 217 Subsidievaststelling

  • 1 Binnen vier weken na realisatie van het project, doch uiterlijk vier weken na 31 oktober 2014, dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie door middel van een door gedeputeerde staten vastgesteld formulier ingediend te worden bij gedeputeerde staten van Fryslân. Dit formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag tot vaststelling dienen te worden gevoegd.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 218 Vervaldatum

Deze titel vervalt met ingang van 1 september 2014, met dien verstande dat deze titel van toepassing blijft op subsidieaanvragen ontvangen voor 1 september 2014.

Titel 23 Toerisme Natuurlijk Fryslân 2013-2015 (STINAF II)

Artikel 219 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag (PbEU L 379/5);.

  • b.

    investering: het aanschaffen van bedrijfsmiddelen die een levensduur hebben van meer dan één jaar en een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen. Bedrijfsmiddelen zijn zaken die voor het drijven van de onderneming worden gebruikt.

  • c.

    investeringsproject: een technisch, functioneel en in tijd samenhangend geheel van investeringen die leiden tot een voor de consument zichtbare verbetering op het gebied van (economische) kwaliteitsverbetering, duurzaamheid en/of toegankelijkheid binnen een bestaande toeristische onderneming.

  • d.

    investeringsplan: een plan waarin de volgende aspecten met betrekking tot het project zijn uitgewerkt:

    • omschrijving ondernemingsactiviteiten, doelgroep en omvang van de onderneming;

    • strategische visie op de toekomstige ontwikkelingen van de onderneming voor de komende 3 tot 5 jaar;

    • beschrijving van het investeringsproject met daarin minimaal opgenomen:

      • o

        omschrijving van de investeringen;

      • o

        investeringsbegroting;

      • o

        financieringsplan;

      • o

        tijdsplanning.

  • e.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent.

  • f.

    toeristische onderneming: een toeristische onderneming voldoet in ieder geval aan de volgende voorwaarden:

    • a)

      de onderneming past wat betreft haar bedrijfsactiviteiten in de bedrijfsgroepen die jaarlijks bekend worden gemaakt;

    • b)

      de onderneming is een kleine of middelgrote onderneming waarbij voor het bepalen van de status van kleine of middelgrote onderneming wordt aangesloten bij de definitie van bijlage I van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008 (Algemene groepsvrijstellingsverordening);

    • c)

      de toeristische onderneming voldoet in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden:

      • a.

        er wordt jaarlijks een minimale omzet van € 15.000,00 per jaar gegenereerd met de toeristische onderneming; of

      • b.

        de toeristische onderneming heeft ten minste 4 voor de verhuur bestemde kamers en/of appartementen waarbij tevens sprake is van een zekere mate van dienstverlening door de ondernemer, zoals het schoonhouden van kamers, verblijfsruimten en sanitair en het verstrekken van maaltijden en/of ontbijt; of

      • c.

        de toeristische onderneming heeft ten minste 26 voor de verhuur bestemde standplaatsen op een kampeerterrein, inclusief wasgelegenheid en toiletten; of

      • d.

        de toeristische onderneming heeft ten minste 26 voor de verhuur bestemde lig-plaatsen in de jachthaven.

    • d)

      de onderneming exploiteert reeds minimaal zes maanden een toeristische activiteit en behaalt hier omzet mee. In deze zes maanden dient er sprake te zijn van een voldoende actieve en professionele bedrijfsuitoefening. Na de periode van zes maanden is er sprake van een bestaande toeristische onderneming in de zin van de STINAF II en kan de onderneming in aanmerking komen voor subsidie. De ontvangstdatum van de aanvraag is bepalend voor het moment waarop teruggekeken wordt op de afgelopen zes maanden;

    • e)

      er dient sprake te zijn van een voldoende actieve en professionele bedrijfsuitoefening. Bijverdiensten of beleggingsactiviteiten zijn van de regeling uitgesloten;

    • f)

      de onderneming moet reeds gevestigd zijn in de provincie Fryslân.

  • g.

    Groep: economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden: enerzijds een natuurlijk persoon, een privaatrechtelijke rechtspersoon of een onderneming die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan, volledig aansprakelijk vennoot is van, of overwegende zeggenschap heeft over één of meer rechtspersonen, vennootschappen of andere ondernemingen en anderzijds laatstbedoelde rechtspersonen, vennootschappen of ondernemingen.

  • h.

    aantal werkzame personen: het aantal werkzame personen komt overeen met het aantal arbeidsjaareenheden (AJE), dat wil zeggen het aantal personen dat het gehele desbetreffende jaar voltijds in de betrokken onderneming of voor rekening van deze onderneming heeft gewerkt. Het werk van personen die niet het gehele jaar hebben gewerkt, deeltijdwerk ongeacht de duur ervan en seizoenarbeid worden in breuken van AJE uitgedrukt.

Artikel 220 Doel van de regeling

Deze titel heeft als doel het stimuleren van activiteiten van bestaande kleine of middelgrote toeristische ondernemingen in de provincie Fryslân op het gebied van kwaliteitsverbetering, duurzaamheid en/of toegankelijkheid en werkgelegenheid.

Artikel 221 Categorieën van ondernemingen

Subsidie kan worden verstrekt aan kleine of middelgrote toeristische ondernemingen, die volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel een vestiging hebben in de provincie Fryslân en daar toeristische ondernemingsactiviteiten uitvoeren. Het project dient uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend betrekking te hebben op de betreffende ondernemingsactiviteit. Enkel investeringen gericht op de toeristische activiteiten van de onderneming zijn subsidiabel.

Artikel 222 Subsidiabele activiteiten en kosten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan toeristische ondernemingen voor het uitvoeren van een investeringsproject. De investeringen dienen nieuw voor de onderneming te zijn of moeten een duidelijke additionele meerwaarde voor de onderneming vertegenwoordigen. Het investeringsproject heeft geen betrekking op reguliere investeringen of reguliere onderhoudswerken.

  • 2 Als subsidiabele kosten waarvoor de verplichtingen zijn aangegaan op of na de datum van ontvangst van de aanvraag komen in aanmerking, investeringen gericht op:

    • a.

      verhoging van de bestaande kwaliteit van een toeristische onderneming,

    • b.

      duurzaamheid waarbij de investering betrekking heeft op:

      • 1°.

        de aanschaf van duurzame materialen, recycling van grondstoffen,

      • 2°.

        verduurzaming van sanitaire voorzieningen,

      • 3°.

        vermindering van energiegebruik,

      • 4°.

        installaties waarbij duurzame energie opgewekt kan worden.

    • c.

      toegankelijkheid voor mindervaliden in infrastructuur en/of faciliteiten.

Artikel 223 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend met ingang van 18 november 2013 tot uiterlijk 1 september 2014.

  • 2 Aanvragen worden ingediend door inzending van het daartoe vastgestelde formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

Artikel 224 Verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Jaarlijks wordt het subsidieplafond bekend gemaakt.

  • 2 Gedeputeerde Staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager, al dan niet met toepassing van art. 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 4 Gedeputeerde Staten beslissen binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 5 In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten de beslistermijn verlengen. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 225 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie in elk geval geweigerd, indien:

  • a.

    De aanvragende onderneming niet belastingplichtig is in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;

  • b.

    De aanvragende onderneming en/of het project niet voldoen aan de voorschriften van deze regeling;

  • c.

    De aanvragende onderneming niet voldoet aan de voorwaarden van de-minimissteun, zoals vastgelegd in verordening (EG) 1998/2006;

  • d.

    Het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • e.

    De te verlenen subsidie voor een investeringsproject minder dan € 40.000,00 bedraagt;

  • f.

    De financiering van het project, naast de gevraagde subsidie, niet is zeker gesteld binnen uiterlijk drie maanden na het versturen van de verleningsbeschikking;

  • g.

    De benodigde vergunningen voor het project niet zijn aangevraagd binnen uiterlijk drie maanden na het versturen van de verleningsbeschikking;

  • h.

    Een procedure tot wijziging van het bestemmingsplan loopt;

  • i.

    Het project gaat over vuilwaterinzamelingsvoorzieningen bij jachthavens en jachtverhuurders, tenzij het een voorziening betreft die vanaf alle individuele ligplaatsen de daar liggende boten kan bedienen;

  • j.

    Voor de activiteit subsidie is verstrekt op grond van een andere (provinciale) subsidieregeling;

  • k.

    Het een onderneming in financiële moeilijkheden betreft;

  • l.

    Tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 226 Aard en hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 40 procent van de subsidiabele kosten van het investeringsproject, met dien verstande dat het subsidiebedrag maximaal € 100.000,00 bedraagt. Het minimum aan te vragen subsidiebedrag is € 40.000,00.

  • 2 De kosten van investeringen ter verwerving van grond zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 3 De kosten van investeringen die betrekking hebben op het opwekken van duurzame energie zijn subsidiabel tot maximaal 25% van de totale subsidiabele kosten.

  • 4 Op de subsidieverstrekking is de-minimisverordening (EG) 1998/2006 van toepassing.

  • 5 Het maximale subsidiebedrag wordt verlaagd, indien normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 227 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Bij iedere subsidieverlening gelden de volgende verplichtingen:

    • a.

      De bedrijfsmiddelen waarin is geïnvesteerd dienen permanent op de bedrijfslocatie aanwezig te zijn;

    • b.

      De investering dient binnen 24 maanden na subsidieverlening gerealiseerd te zijn. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing van deze verplichting verlenen;

    • c.

      De ten behoeve van de uitvoering van het project gemaakte en betaalde kosten dienen op eenduidige wijze uit de administratie van de ondernemer zijn af te leiden;

    • d.

      Zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht dient hiervan onverwijld melding te worden gedaan;

    • e.

      Zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan dient hiervan onverwijld melding te worden gedaan.

    • f.

      De ondernemer heeft na vaststelling van de subsidie een instandhoudingsplicht van drie jaar voor de bedrijfsmiddelen waarin is geïnvesteerd. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan op basis van artikel 4:49, eerste lid onder a Awb de vaststelling worden ingetrokken.

  • 2 Een projectwijziging dient vooraf door de subsidieontvanger te worden gemeld. Het gewijzigde project dient binnen de projectbeschrijving die in de aanvraag is gegeven te blijven.

  • 3 De subsidieontvanger dient tenminste tien jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 228 Wijzigings- of intrekkingsgronden

  • 1 Indien het project niet wordt uitgevoerd in overeenstemming met het doel en de voorschriften van deze regeling kan de subsidie op grond van artikel 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadeel van de subsidieontvanger worden gewijzigd.

  • 2 De subsidie wordt ingetrokken indien het aantal werkzame personen in de onderneming gedurende de projectperiode is afgenomen.

Artikel 229 Bevoorschotting

  • 1 Op aanvraag van de subsidieontvanger kan een voorschot tot ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag worden verleend, wanneer tenminste 50% van de subsidiabele kosten zijn gemaakt en betaald. Ten behoeve van de voorschotaanvraag is een formulier vastgesteld, waarop is vermeld, welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden ingezonden.

  • 2 Gedeputeerde Staten nemen binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag tot voorschotverlening een besluit.

  • 3 In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten de beslistermijn verlengen. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 4 Bij de verlening van een voorschot wordt de verplichting opgelegd dat als voorschot uitbetaalde bedragen onmiddellijk worden terugbetaald, indien en voor zover:

    • a.

      de subsidie lager wordt vastgesteld dan het uitbetaalde voorschot;

    • b.

      het verleningsbesluit wordt ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 230 Subsidievaststelling

  • 1 De aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk acht weken na de realisatieperiode waarvoor subsidie is verleend ingediend, met gebruikmaking van een daartoe vastgesteld formulier, waarop is vermeld welke bijlagen dienen te worden bijgevoegd.

  • 2 Gedeputeerde Staten nemen binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een besluit.

  • 3 In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten de beslistermijn verlengen. Daarvan wordt gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 4 Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald ten behoeve van het project.

Artikel 231 Toezicht

  • 1 Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling kunnen toezichthouders worden aangewezen als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en bij of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Titel 24     Fûns Skjinne Fryske Enerzjy.

Artikel 232 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    doelonderneming: rechtspersoon die in aanmerking wil komen voor financiering door het FSFE B.V. en hiertoe een voorlopig of definitief projectplan heeft ingediend bij de fondsbeheerder, dan wel een financieringsovereenkomst heeft afgesloten met FSFE B.V.;

  • b.

    financieringsovereenkomst: overeenkomst tussen FSFE B.V. en de doelonderneming omtrent de financiering van een energietransitie project conform de definitie in het Investeringsreglement FSFE;

  • c.

    FSFE: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fûns Skjinne Fryske Enerzjy B.V.;

  • d.

    investeringsreglement FSFE: het door gedeputeerde staten op 12 november 2013 vastgestelde investeringsreglement FSFE of de actuele versie daarvan.

Artikel 234 Subsidiabele activiteiten

Het bestuur van FSFE kan aan een doelonderneming subsidie in de vorm van een lening of garantie verstrekken voor projecten die passen binnen het investeringsreglement FSFE.

Artikel 235 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger moet voldoen aan de eisen die aan de financiering worden gesteld in het investeringsreglement FSFE en in de voor het project overeengekomen financieringsovereenkomst.

Artikel 236

(gereserveerd)

Artikel 237

(gereserveerd)

Artikel 238

(gereserveerd)

Artikel 239

(gereserveerd)

Artikel 240

(gereserveerd)

Artikel 241

(gereserveerd)  

Titel 25 Doefonds Fryslân.

Artikel 242 Begripsbepalingen

  • a.

    Doefonds: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Doefonds B.V.

  • b.

    doelonderneming: rechtspersoon die in aanmerking wil komen voor financiering door het Doefonds B.V. en hiertoe een voorlopig of definitief projectplan heeft ingediend bij de fondsbeheerder, dan wel een financieringsovereenkomst heeft afgesloten met Doefonds B.V.;

  • c.

    financieringsovereenkomst:overeenkomst tussen Doefonds B.V. en de doelonderneming omtrent de financiering van een innovatief project.

  • d.

    fondsbeheerder: beheerder zoals bedoeld in artikel 1 van het Investeringsreglement Doefonds Fryslân;

  • e.

    investeringsreglement Doefonds Fryslân: het door gedeputeerde staten op 25 maart 2014 vastgestelde reglement houdende de verhouding tussen Doefonds B.V. en de provincie Fryslân;

Artikel 243 Subsidiabele activiteiten

Het bestuur van Doefonds kan aan een doelonderneming subsidie in de vorm van een lening of garantie verstrekken voor projecten die passen binnen het investeringsreglement Doefonds Fryslân.

Artikel 244 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger moet voldoen aan de eisen die aan de financiering worden gesteld in het investeringsreglement Doefonds Fryslân en in de voor het project overeengekomen financieringsovereenkomst.

Artikel 245

(gereserveerd)

Artikel 246

(gereserveerd)

Artikel 247

(gereserveerd)

Artikel 248

(gereserveerd)

Artikel 249

(gereserveerd)

Artikel 250

(gereserveerd)

Artikel 251

(gereserveerd)

Titel 26 ANNO

Artikel 252 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ANNO: het meerjarenprogramma Agenda Netwerk Noordoost, inclusief de door het college van gedeputeerde staten goedgekeurde aanpassingen en aanvullingen, zijnde de uitwerking van het sociaal-economisch masterplan naar concrete projecten met een regionale meerwaarde die bijdragen aan de gezamenlijke ambities van de deelnemende gemeenten en de provincie Fryslân, zoals vastgesteld door provinciale staten op 21 december 2011 en vastgelegd in de gezamenlijk ondertekende Regionale Afspraken Uitvoering Agenda Netwerk Noordoost, inclusief de daarbij behorende bijlagen..

  • b.

    partijen: de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Kollumerland c.a., Tytsjerksteradiel en de provincie Fryslân.

Artikel 253 Doel

De subsidieregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de uitvoering van ANNO om daarmee de ruimtelijke en sociaal-economische ontwikkelingen van de regio Noordoost Fryslân te stimuleren.

Artikel 254 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van de realisatie van projecten, die ten behoeve van een provinciale bijdrage in het meerjarenprogramma ANNO zijn opgenomen en die gericht zijn op of bijdragen aan de verwezenlijking van het in artikel 253 beschreven doel.

Artikel 255 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Subsidie kan het gehele jaar door deelnemende gemeenten bij gedeputeerde staten worden aangevraagd, en gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een projectplan, waarin is opgenomen een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen, met daarbij vermeld per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen en een toelichting daarop, en een projectplanning;

    • b.

      een begroting van kosten en opbrengsten, voorzien van een duidelijke toelichting;

    • c.

      een omschrijving van projectrisico’s en beheersmaatregelen die de subsidieontvanger hanteert ter bestrijding daarvan;

    • d.

      een schriftelijke verklaring omtrent de definitieve wijze waarop de financiering is zeker gesteld, vergezeld van kopieën van de financieringsovereenkomsten of andere bewijsmiddelen; en

    • e.

      een positief advies van de Stuurgroep ANNO.

  • 2 Indien een aanvraag een project of activiteit betreft die wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dan dient één der deelnemende partijen in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

  • 3 Gedeputeerde staten besluiten binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 256 Toetsingscriteria

De subsidieaanvraag moet voldoen aan de afspraken die door partijen zijn vastgelegd in de ondertekende Regionale Afspraken, inclusief de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 257 Subsidiabele kosten

  • 1 Uitsluitend subsidiabel zijn de kosten die naar het oordeel van gedeputeerde staten noodzakelijk zijn en rechtstreeks aan de uitvoering van het project zijn toe te rekenen.

  • 2 Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend:

    • a.

      kosten, gemaakt na het verstrijken van het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt;

    • b.

      verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen, leges en andere heffingen;

    • c.

      boetes, financiële sancties en hiermee samenhangende kosten en

    • d.

      kosten voor juridische ondersteuning met betrekking tot de subsidieverlening.

  • 3 Opbrengsten of inkomsten van de subsidieontvanger die voortvloeien uit het project, kunnen in mindering worden gebracht op de verleende subsidie.

Artikel 258 Hoogte van de subsidie en cofinanciering

  • 1 De te verlenen subsidie is nooit hoger dan het bedrag dat de aanvrager aan het project bijdraagt.

  • 2 De te verlenen subsidie bedraagt nooit meer dan het bedrag dat voor het project is opgenomen in het Meerjarenprogramma ANNO.

  • 3 Door gedeputeerde staten verstrekte provinciale middelen komen niet als cofinanciering in aanmerking. Gedeputeerde staten kunnen vanwege een zwaarwegend provinciaal belang hier van afwijken.

  • 4 De hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun.

Artikel 259 Verplichtingen van de ontvanger

  • 1 De subsidieontvanger maakt binnen zes maanden na het besluit tot subsidieverlening een aanvang met de uitvoering van het project of de activiteit.

  • 2 De subsidieontvanger dient bij de uitvoering van het project en de activiteiten de Europese en nationale wet- en regelgeving aangaande het verstrekken van overheidsopdrachten na te leven.

  • 3 De subsidieontvanger voert een zodanige administratie waaruit te allen tijde op eenvoudige en eenduidige wijze is af te leiden.

    • a.

      de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

    • b.

      de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 4 De subsidieontvanger rapporteert overeenkomstig hetgeen hierover in de Regionale Afspraken en bijlagen is opgenomen. Tenzij gedeputeerde staten anders besluiten, dient er twee maal per jaar gerapporteerd te worden over de financiële en inhoudelijke voortgang in de realisatie van het project over de voorgaande periode. Deze rapportage vindt plaats via de BERAP en/of de daarvoor in de stuurgroep ANNO gehanteerde rapportagelijn.

Artikel 260 Voorschotten

  • 1 Gedeputeerde staten verstrekken vooruitlopend op de vaststelling van de verplichting tot betaling van het subsidiebedrag een voorschot van maximaal 80%.

  • 2 De betaalbaarstelling van vervolgvoorschotten wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen, tenzij daar gemotiveerd in de toekenning van wordt afgeweken.

Artikel 270 Subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afronding van het project een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2 In aanvulling op het bepaalde in artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van een inhoudelijk eindverslag over de realisatie van het project in relatie tot de oorspronkelijke opzet en doelstelling.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen de beslistermijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 271

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling ANNO.

Titel 27 Koploperproject Duurzaam Ondernemen

Artikel 272 Doel

Deze titel heeft als doel om met behulp van een netwerk van MKB-bedrijven binnen een gemeente duurzaam werken en maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren.

Artikel 273 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag van een gemeente subsidie verstrekken ten behoeve van projecten die gericht zijn op of bijdragen aan de verwezenlijking van het in artikel 272 beschreven doel.

Artikel 274 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Een aanvraag kan tot 1 januari 2016 worden ingediend door een gemeente in Fryslân, met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen, als bedoeld in het eerste lid op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 4 Gedeputeerde staten besluiten binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 275 Toetsingscriteria

 De gemeente kan voor een subsidie in aanmerking komen indien zich minimaal 3 en maximaal 12 MKB-ondernemers aan het project verbonden hebben.

Artikel 276 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van een duurzaamheidsscan en de bijkomende organisatiekosten tot een maximum van 10% van het totale bedrag aan subsidiabele kosten.

  • 2 Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend, kosten gemaakt vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 277 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 85% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 8.000,- en een maximum van € 40.000,-.

Artikel 278 Verplichtingen van de ontvanger

  • 1 De subsidieontvanger zorgt ervoor dat binnen drie maanden na het besluit tot subsidieverlening een aanvang met de uitvoering van het project wordt gemaakt.

  • 2 De subsidieontvanger laat het project uitvoeren overeenkomstig de omschrijving waarop het besluit tot subsidieverlening betrekking heeft waarbij het project uiterlijk binnen de bij de verlening vastgestelde periode moet zijn voltooid.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van de in het tweede lid bedoelde periode. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan gedeputeerde staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • 5 De subsidieontvanger voert een zodanige administratie waaruit te allen tijde op eenvoudige en eenduidige wijze valt af te leiden:

    • a.

      de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

    • b.

      de aan het project verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 6 De subsidieontvanger legt aan de deelnemende ondernemers de verplichting op dat zij zich aansluiten bij het Koploperplatform Goodstart.

  • 7 Vóór, gedurende en na de uitvoering van het project wordt door de subsidieontvanger bij elke vorm van publiciteit kenbaar gemaakt dat het project mede wordt uitgevoerd met subsidie van de provincie Fryslân.

Artikel 279 Voorschotten

1. Op aanvraag kan een voorschot van ten hoogste 80% van het maximale subsidiebedrag worden verleend.

Artikel 280 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen drie maanden na afloop van het project of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in, met gebruikmaking van een daartoe door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 In aanvulling op artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van een inhoudelijk eindverslag over de realisatie van het project in relatie tot de oorspronkelijke opzet en doelstelling.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen binnen 8 weken na ontvangst van de gegevens, als bedoeld in dit artikel de subsidie vast.

Titel 28 Fryslân Fernijt IV

Artikel 282

Op subsidieverstrekking op grond van deze titel is de ‘Handleiding voor projectindieners’ behorende bij het regionaal innovatieprogramma Fryslân Fernijt IV van toepassing.

Artikel 283 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    MKB-onderneming:

    • 1.

      Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo’s”) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt;

    • 2.

      Binnen de categorie kmo’s is een „kleine onderneming” een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt

    • 3.

      Binnen de categorie kmo’s is een „micro-onderneming” een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.

  • b.

    penvoerder: een natuurlijk persoon (in de vorm van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap) of rechtspersoon, die door alle partijen van een samenwerkingsverband is gemachtigd namens die partijen op te treden ter zake van subsidieverstrekking in de zin van deze titel.;

  • c.

    samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten. In het samenwerkingsverband participeert minimaal één MKB-onderneming als projectpartner;

  • d.

    groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • e.

    projectperiode: de periode tussen de startdatum en de einddatum van het project;

  • f.

    startdatum: de datum waarop de aanvraag, die voor het nemen van een besluit voldoende informatie bevat, bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland binnen is gekomen;

  • g.

    Projectpartner: een natuurlijk- (in de vorm van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap of rechtspersoon) die deelneemt in het project en financieel bijdraagt aan een project door activiteiten in het project uit te voeren;

  • h.

    Handleiding: Handleiding voor projectindieners Fryslân Fernijt IV.

Artikel 284 Doel

Het stimuleren van innovatie, kennisontwikkeling, kennisoverdracht en samenwerking in de provincie Fryslân, waardoor kansen voor de ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid worden benut.

Artikel 285 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor vernieuwende experimentele samenwerkingsprojecten.

Artikel 286 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan publiekrechtelijke, privaatrechtelijke rechts- of natuurlijke personen in de vorm van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap.

Artikel 287 Aanvraagperiode

Aanvragen voor subsidie kunnen worden ingediend binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde periode.

Artikel 288 Aanvraagvereisten

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend middels het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier en gaat vergezeld van de in dat formulier aangegeven bescheiden.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie wordt namens het samenwerkingsverband ingediend door de penvoerder bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 289 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet voldaan worden aan de selectiecriteria zoals genoemd in paragraaf 1.2 van de Handleiding.

Artikel 290 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • 1.

    een project na toetsing aan de criteria zoals opgenomen in paragraaf 3.2 van de Handleiding minder dan 14 punten heeft gescoord;

  • 2.

    het subsidiebedrag minder dan € 50.000,= bedraagt;

  • 3.

    de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke personen louter zijn opgericht ter uitvoering van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 291 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de in paragraaf 2.2 van de Handleiding opgenomen kosten.

Artikel 292 Niet subsidiabele kosten

Als niet subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de in paragraaf 2.2 van de Handleiding opgenomen kosten.

Artikel 293 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,- per project met dien verstande dat van de subsidiabele kosten eerst de aan het project toe te rekenen opbrengsten die tijdens de projectperiode zijn verkregen worden afgetrokken.

Artikel 294 Verdeelsystematiek

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na de sluitingstermijn op alle ontvangen aanvragen;

  • 2 Gedeputeerde Staten rangschikken de voor subsidie in aanmerking komende aanvragen op basis van de toetsingscriteria en de wegingsfactoren zoals aangegeven in paragraaf 3.2 van de Handleiding.

Artikel 295 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Handleiding.

Artikel 296 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van voortgangsrapportages zoals genoemd in paragraaf 4.2 van de Handleiding.

Artikel 297 Staatssteun

Een subsidie wordt verstrekt met toepassing van: Omnibus Decentraal Regeling voor gemeenten en provincies inzake de staatssteunaspecten van subsidieverstrekking ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N726a/2007 van april 2008 en N 726b/2007 van april 2008, modules 1,2,3 en 5.

Artikel 298 bevoorschotting en betaling

Aan de subsidieontvanger kan een voorschot worden verleend, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 4.3 van de Handleiding.

Artikel 299 Vaststelling

  • 1 De ontvanger van een subsidie dient binnen 13 weken na afloop van de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde tijdstip waarop het project moet zijn afgerond, doch uiterlijk op 1 september 2017 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, middels het daarvoor door gedeputeerde staten vastgestelde formulier en gaat vergezeld van de in dat formulier aangegeven bescheiden.

Titel 29 Wifi-netwerken op toeristische locaties

Artikel 300 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • a.

    wifi-netwerk: voorziening waarmee door middel van een draadloos netwerk toegang tot internet geregeld wordt;

  • b.

    wifi-zender: radiozender/-ontvanger waarmee een draadloos netwerk kan worden gerealiseerd;

  • c.

    wifi-opstelpunt: locatie waar een wifi-zender wordt geplaatst;

  • d.

    toeristische locatie: de volgende 47 plaatsen worden aangemerkt als toeristische locatie: Ameland, Akkrum, Bakkeveen, Balk, Bolsward, Buitenpost, Burdaard, Burgum, Dokkum, Drachten, Earnewâld, Echtenerbrug/ Delfstrahuizen, Franeker, Gorredijk, Grou, Heerenveen, Hindeloopen, Holwerd, Idskenhuizen, IJlst, Joure, Lauwersoog, Leeuwar-den, Kollum, Koudum, Lemmer, Makkum, Noordwolde, Oldeberkoop, Oosterwolde, Oosterzee, Oostmahorn, Oudega (SW-Fryslân), Oudega (Smallingerland), Oudemirdum, Schiermonnikoog, Sint-Annaparochie, Sloten, Stavoren, Surhuisterveen, Terherne, Terschelling, Vlieland, Wergea, Witmarsum, Wolvega en Workum;

  • e.

    locatie met toeristisch potentieel: locatie die reeds over een duidelijke strategie, visie of aanpak beschikt ten aanzien van de ontwikkeling van lokale toeristische voorzieningen waarvoor de realisatie van een wifi-netwerk een toegevoegde waarde kan hebben;

  • f.

    openbare ruimte: de ruimte die op de toeristische locaties voor toeristen vrij toegankelijk is, zoals dorps-/stadspleinen, openbaar havengebied, winkelstraten en andere gebieden waar toeristen zich begeven;

  • g.

    collectief: een privaatrechtelijk rechtspersoon die namens de toeristische locatie of locatie met toeristisch potentieel optreedt, binnen die locatie een breed draagvlak heeft en zorgdraagt voor de realisatie en het duurzame beheer van het wifi-netwerk.

Artikel 301 Doel

Het vergroten van de aantrekkelijkheid van Fryslân voor toeristen door het financieel ondersteunen van projecten waarbij een wifi-netwerk wordt gerealiseerd in de openbare ruimte op toeristische locaties en locaties met toeristisch potentieel.

Artikel 302 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten waarbij een wifi-netwerk wordt gerealiseerd in de openbare ruimte op een toeristische locatie of locatie met toeristisch potentieel in de provincie Fryslân.

Artikel 303 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een collectief of bij afwezigheid van een collectief aan een gemeente.

Artikel 304 Aanvraagperiode

Aanvragen voor subsidie kunnen worden ingediend tot 1 november 2014.

Artikel 305 Aanvraagvereisten

Een aanvraag wordt ingediend middels het door Gedeputeerde Staten op 18 maart 2014 vastgestelde aanvraagformulier en gaat vergezeld van de in dat formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 306 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient te worden voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de bandbreedte van de onderliggende vaste internetverbindingen is minimaal 40 Mbps per wifi-opstelpunt;

  • b.

    er is een koppeling gelegd met het provinciebrede digitale toeristische informatiesysteem Beleeffriesland.nl.

Artikel 307 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen per wifi-opstelpunt de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    wifi-apparatuur, bestaande uit de hotspot, de hardware en de configuratie;

  • b.

    de installatie van de wifi-apparatuur, inclusief maximaal 60 meter binnenbekabeling;

  • c.

    het onderhoud en beheer voor een periode van 3 jaar;

  • d.

    de eenmalige aanlegkosten voor een nieuwe internet voorziening of straalverbinding, tot een maximumbedrag van € 300,- per opstelpunt indien op strategische opstelpunten geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaande internetverbinding, vanwege te beperkte bandbreedte of omdat de internetprovider van de betreffende deelnemer niet wenst mee te werken aan het beschikbaar stellen van de verbinding voor het wifi-netwerk.

Artikel 308 Niet subsidiabele kosten

Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend:

  • a.

    kosten gemaakt vóór de datum van indiening van de subsidie-aanvraag;

  • b.

    kosten gemaakt na het verstrijken van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend;

  • c.

    verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen en andere heffingen;

  • d.

    boetes, financiële sancties en hiermee samenhangende kosten.

Artikel 309 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie voor het realiseren van een wifi-netwerk bedraagt per opstelpunt voor:

    • a.

      wifi-apparatuur, bestaande uit de hotspot, de hardware en de configuratie: een maximumbedrag van € 500;

    • b.

      de installatie van de wifi-apparatuur, inclusief maximaal 60 meter binnenbekabeling: een maximumbedrag van € 300;

    • c.

      onderhoud en beheer: een maximumbedrag van € 300,- voor een periode van 3 jaar; met een maximum van € 1.400,= per opstelpunt.

  • 2 Per toeristische locatie of locatie met toeristisch potentieel wordt voor maximaal vijf wifi-opstelpunten subsidie verleend.

  • 3 Indien uit het bij de aanvraag gevoegde projectplan blijkt dat voor een optimale dekking van het wifi-netwerk in de openbare ruimte op de betreffende toeristische locatie of locatie met toeristisch potentieel blijkt dat meer dan vijf wifi-opstelpunten noodzakelijk zijn kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het tweede lid voor meerdere wifi-opstelpunten subsidie verlenen.

Artikel 310 Verdeelsystematiek

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvragen voor het realiseren van wifi-netwerken op een toeristische locatie op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager, al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het eerste lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 3 Gedeputeerde Staten beslissen binnen 8 weken na 1 november 2014 op aanvragen voor het realiseren van wifi-netwerken op een locatie met toeristisch potentieel.

  • 4 Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvragen als bedoeld in het derde lid op volgorde van binnenkomst met dien verstande dat wanneer de aanvrager, al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het vierde lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 311 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    Het wifi-netwerk moet uiterlijk drie maanden nadat de beschikking tot subsidieverlening is afgegeven operationeel zijn.

  • b.

    Het wifi-netwerk dient minimaal drie jaar operationeel te blijven.

  • c.

    Het project moet worden uitgevoerd overeenkomstig het bij de aanvraag behorende projectplan.

  • d.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van omstandigheden die de voortgang van het project belemmeren of die anderszins gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op subsidie.

  • e.

    De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlenen van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • f.

    De subsidieontvanger maakt in alle externe communicatie omtrent het project kenbaar dat het mede mogelijk is gemaakt door een subsidie van de Provincie Fryslân

Artikel 312 Vaststelling

  • 1 Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 6 weken na het tijdstip waarop het project overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening moet zijn voltooid.

  • 2 De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat het wifi-netwerk is gerealiseerd en operationeel is en de projectactiviteiten zijn verricht, door middel van:

    • a.

      Een uitgebreide inhoudelijke rapportage van de realisatie van het project en de uitgevoerde werkzaamheden, waarbij wordt aangesloten bij het projectplan en waarin de ervaringen met het proces, de aanpak en de realisatie worden teruggekoppeld met Gedeputeerde Staten;

    • b.

      Protocollen van Oplevering van de aangevraagde wifi-opstelpunten;

    • c.

      Een businessplan waarin de duurzame exploitatie van het wifi-netwerk en de wifi-opstelpunten na drie jaar is geborgd;

    • d.

      Een financiële verantwoording van de uitgaven, inclusief de onderliggende facturen, en eventueel ontvangen bijdragen.

Artikel 313 Bevoorschotting en betaling

Na subsidieverlening wordt 70% van het subsidiebedrag uitbetaald als voorschot.

Artikel 314 Staatssteun

Een subsidie wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

Titel 30 Bouw, verbouw en verduurzaming van dorpshuizen

Artikel 315 Begripsbepalingen

In deze uitvoeringsregeling wordt onder dorpshuis verstaan: gebouw dat voor iedereen uit het dorp, ongeacht godsdienstige of politieke overtuiging, vrij en onbeperkt toegankelijk is ten behoeve van het verenigingsleven en sociaal-culturele activiteiten met multifunctioneel gebruik van de beschikbare ruimtes.

Artikel 316 Doel

De subsidie heeft tot doel te stimuleren dat voor elk dorp op het Friese platteland een dorpshuis bereikbaar is en dat de dorpshuizen in Fryslân verduurzamen.

Artikel 317 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ter dekking van de kosten van:

  • a.

    de bouw van een nieuw duurzaam dorpshuis;

  • b.

    de verbouw van een bestaand gebouw tot dorpshuis of de verbouw van een bestaand dorpshuis;

  • c.

    de verbouw van een bestaand gebouw tot dorpshuis of de verbouw van een bestaand dorpshuis in combinatie met maatregelen voor duurzaamheid;

  • d.

    maatregelen die aantoonbaar leiden tot reductie van het energieverbruik die uitgevoerd worden voor een cluster van minimaal drie dorpshuizen.

Artikel 318 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 319 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan het gehele kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 320 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

Artikel 321 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is;

  • b.

    beoogde en verwachte effecten van het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot de hoogte van de gevraagde subsidie;

  • c.

    Gedeputeerde Staten in de voorgaande tien kalenderjaren reeds een subsidie hebben verleend voor de ver- of nieuwbouw van een dorpshuis in het betreffende dorp, tenzij de aanvraag een duurzaamheidsproject als bedoeld in artikel 317, onder d, betreft.

Artikel 322 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de activiteiten worden verricht in een dorp met maximaal 5.000 inwoners op 1 januari van het kalenderjaar voorafgaande aan de datum van de aanvraag;

  • b.

    in geval van een subsidie als bedoeld in artikel 317, onder a dient bij nieuwbouw buiten het dorpshart uit onderzoek te blijken dat inbreiding of herbestemming van een bestaand gebouw niet mogelijk is;

  • c.

    in geval van een subsidie als bedoeld in artikel 317, onder b en c is onderzocht welke maatregelen voor duurzaamheid mogelijk zijn en worden de gemaakte keuze onderbouwd;

  • d.

    in geval van een subsidie, als bedoeld in artikel 317, onder a, b en c is er aantoonbaar draagvlak in de vorm van een financiële bijdrage of zelfwerkzaamheid van de inwoners van het betreffende dorp.

Artikel 323 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot de in artikel 317 genoemde activiteiten komen alle kosten in aanmerking, met uitsluiting van de kosten genoemd in artikel 324.

  • 2 Uren voor zelfwerkzaamheid worden voor het bepalen van de subsidiabele kosten voor € 25 per uur in aanmerking genomen.

Artikel 324 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

  • b.

    kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

  • c.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • d.

    aankoop van onroerende zaken voor zover het aankoopbedrag hoger is dan 10% van de totale subsidiabele projectkosten;

  • e.

    kosten voor de aanschaf, het aanbrengen, installatie en vervanging van zonnepanelen.

Artikel 325 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie bedraagt nooit meer dan de subsidie die een of meer gemeenten voor het project verlenen.

  • 2 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 317, onder a en b bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met de volgende maxima:

    • a.

      dorpshuizen in dorpen met minder dan 1.500 inwoners: € 50.000;

    • b.

      dorpshuizen in dorpen met 1.500 tot 3.000 inwoners: € 75.000;

    • c.

      dorpshuizen in dorpen met 3.000 tot 5.000 inwoners: € 150.000.

  • 3 Voor activiteiten als bedoeld in artikel 317, onder a en c kunnen de bedragen genoemd in het tweede lid worden aangevuld met een extra subsidie van ten hoogste 25% van de kosten voor maatregelen voor duurzaamheid met een maximum van € 50.000,-.

  • 4 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 317, onder d bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000,- per dorpshuis.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen van de genoemde maximale subsidiebedragen en – percentages afwijken indien een project, naar hun oordeel, in hoge mate bijdraagt aan de doelstellingen van het beleid en geen andere financiering mogelijk is.

Artikel 326 Verdeelsystematiek

1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 327 Vergoeding in verband met vermogensvorming

Gedeputeerde Staten kunnen in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb bepalen dat een subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan hen een vergoeding verschuldigd is. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde in het economisch verkeer. De waarde van een onroerende zaak geschiedt op basis van de waarde die hieraan is toegekend op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 328 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      het dorpshuis of de multifunctionele accommodatie wordt ten minste vijf jaar na realisatie van het project in stand gehouden, beheerd en geëxploiteerd ten behoeve van de maatschappelijke functie;

    • b.

      de subsidie-ontvanger maakt binnen de in de beschikking tot subsidieverlening, genoemde termijn een aanvang met de uitvoering van de activiteiten, of bij het ontbreken van een dergelijke termijn, binnen twee maanden na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening;

    • c.

      de subsidie-ontvanger voert de activiteiten uit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening en voltooit deze uiterlijk op de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen datum, of bij het ontbreken hiervan, binnen twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen aan de subsidie-ontvanger de verplichting opleggen dat de externe communicatie in verband met de gesubsidieerde activiteit in ieder geval in het Fries, het Nederlands of in één van de gebezigde streektalen plaatsvindt.

Artikel 329 Prestatieverantwoording

  • 1 Tenzij door Gedeputeerde Staten anders is bepaald dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening bepalen dat een goedkeurende controleverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt overgelegd, indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000.

  • 3 Indien bij de subsidievaststelling blijkt dat de in werkelijkheid gemaakte subsidiabele kosten lager zijn dan de begrote subsidiabele kosten, dan wordt het definitieve subsidiebedrag naar evenredigheid verlaagd.

  • 4 Indien bij de subsidievaststelling blijkt dat de werkelijke inkomsten hoger uitvallen dan geraamd, dan wordt het definitieve subsidiebedrag verlaagd met het bedrag van die hogere inkomsten.

  • 5 Alle kostenposten die op het moment van de subsidieaanvraag in de begroting onvermeld zijn gebleven, worden bij de definitieve vaststelling buiten beschouwing gelaten, tenzij deze voor de definitieve vaststelling aan Gedeputeerde Staten zijn voorgelegd en door hen zijn goedgekeurd.

Artikel 330 Bevoorschotting en betaling

1. Op aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten op basis van een planning van prestaties en besteding een voorschot verlenen.2. Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Titel 31 Leefbaarheidsinitiatieven “fan ûnderen op”

Artikel 331 Begripsbepalingen

In deze uitvoeringsregeling wordt onder plattelandsgebied verstaan: deel van de provincie waarin gemeenten, provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân in samenhang werken aan de leefbaarheid en sociaaleconomische vitaliteit van de streek door gezamenlijk een uitvoeringsagenda op te stellen en uit te voeren.

Artikel 332 Doel

De subsidie heeft tot doel het ondersteunen van eenmalige initiatieven met een langetermijneffect die gericht zijn op het vergroten van de leefbaarheid op het platteland.

Artikel 333 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor leefbaarheidsinitiatieven op het platteland.

Artikel 334 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 335 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidies kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vast te stellen aanvraagperiode.

Artikel 336 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

Artikel 337 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt in elk geval geweigerd indien:

  • a.

    het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is;

  • b.

    de beoogde en verwachte effecten van het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot de hoogte van de gevraagde subsidie;

  • c.

    de activiteit reguliere activiteiten van de aanvrager betreft.

Artikel 338 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het project is gericht op een dorp dat maximaal 5.000 inwoners heeft op 1 januari van het kalenderjaar voorafgaande aan de datum van de aanvraag;

  • b.

    het project levert een bijdrage aan het behalen van minimaal één van de volgende doelstellingen uit de “Beliedsnota Plattelân 2014-2017”:

    • gevarieerde bevolking;

    • voldoende geschikte woningen in een goede woonomgeving;

    • bereikbare voorzieningen;

    • bereikbare werkgelegenheid;

    • rijk gemeenschapsleven;

    • grote organisatiekracht;

  • c.

    het project draagt bij aan de ambities en gezamenlijke opgaven in de uitvoeringsagenda van het plattelandsgebied waarin het project uitgevoerd wordt;

  • d.

    het project heeft aantoonbaar draagvlak in het eigen dorp en in de regio;

  • e.

    de betreffende gemeente draagt minimaal 10% bij in de subsidiabele kosten;

  • f.

    het project heeft zicht op continuïteit en een positief effect op de leefbaarheid gedurende minimaal vijf jaar na uitvoering.

Artikel 339 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot de in artikel 333 genoemde activiteiten komen alle kosten in aanmerking, met uitsluiting van de kosten genoemd in artikel 340.

  • 2 Uren voor zelfwerkzaamheid worden voor het bepalen van de subsidiabele kosten voor € 25 per uur in aanmerking genomen.

Artikel 340 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in elk geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

  • b.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • c.

    kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • d.

    kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • e.

    vervangingsinvesteringen voor zover deze meer dan 25% van de projectkosten bedragen;

  • f.

    aankoop van onroerende zaken voor zover het aankoopbedrag hoger is dan 10% van de totale subsidiabele projectkosten.

Artikel 341 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen vijf afzonderlijke subsidieplafonds vast voor aanvragen uit de volgende plattelandsgebieden:

    • a.

      Waddeneilanden, bestaande uit de gemeenten: Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland;

    • b.

      Noordoost Fryslân, bestaande uit de gemeenten: Ferwerderadiel, Dongeradeel, Dantumadiel, Kollumerland c.a., Achtkarspelen, Tytsjerksteradiel;

    • c.

      Noardwest Fryslân, bestaande uit de gemeenten: Harlingen, Franekeradeel, Littenseradiel, Leeuwarden, Het Bildt, Menameradiel, Leeuwarderadeel;

    • d.

      Zuidwest Fryslân, bestaande uit de gemeenten: De Friese Meren, Súdwest-Fryslân;

    • e.

      Zuidoost Fryslân, bestaande uit de gemeenten: Smallingerland, Opsterland, Weststellingwerf, Ooststellingwerf en Heerenveen.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen van het genoemde maximale subsidiebedrag en – percentage afwijken als een project, naar hun oordeel, in hoge mate bijdraagt aan de doelstellingen van het beleid en geen andere financiering mogelijk is.

Artikel 342 Verdeelsystematiek

  • 1 Gedeputeerde Staten rangschikken de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die naar hun oordeel meer voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de mate van participatie van inwoners uit de betreffende dorp bij de plannen op basis van een financiële bijdrage dan wel zelfwerkzaamheid;

    • b.

      de mate waarin het project een bijdrage levert aan meerdere doelstellingen uit de “Beliedsnota Plattelân 2014-2017”;

    • c.

      de mate waarin het project een bijdrage levert aan de ambities en gezamenlijke opgaven van de uitvoeringsagenda;

    • d.

      de mate waarin het project gericht is op de invoering van nieuwe methoden door middel van digitalisering;

    • e.

      de mate waarin het project gericht is op duurzaamheid.

  • 2 Ten behoeve van de rangschikking:

    • a.

      worden per criterium:

      • 0 punten toegekend indien niet of zeer geringe mate wordt voldaan aan het criterium;

      • 1 punt toegekend indien in voldoende mate wordt voldaan aan het criterium;

      • 2 punten toegekend indien in ruime mate wordt voldaan aan het criterium.

    • b.

      zijn de wegingsfactoren van de criteria als volgt:

      criterium a: 3

      criterium b: 2

      criterium c: 2

      criterium d: 1

      criterium e: 1

  • 3 Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 4 Een rangschikking van aanvragen blijft achterwege indien het maximaal te verlenen subsidiebedrag lager is dan het subsidieplafond. In dat geval toetsen Gedeputeerde Staten of de aanvragen in voldoende mate voldoen aan de genoemde criteria.

Artikel 343 Overig

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen per plattelandsgebied een adviescommissie in die tot taak heeft te adviseren over de rangschikking van de aanvragen.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen voor de adviescommissies een reglement vast.

Artikel 344 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidie-ontvanger maakt binnen de in de beschikking tot subsidieverlening, genoemde termijn een aanvang met de uitvoering van de activiteiten, of bij het ontbreken van een dergelijke termijn, binnen twee maanden na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening;

    • b.

      de subsidie-ontvanger voert de activiteiten uit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening en voltooit deze uiterlijk op de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen datum, of bij het ontbreken hiervan, binnen twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen aan de subsidie-ontvanger de verplichting opleggen dat de externe communicatie in verband met de gesubsidieerde activiteit in ieder geval in het Fries, het Nederlands of in één van de gebezigde streektalen plaatsvindt.

Artikel 345 Prestatieverantwoording

  • 1 Tenzij door Gedeputeerde Staten anders is bepaald dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening bepalen dat een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt overgelegd, indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000.

  • 3 Indien bij de definitieve vaststelling blijkt dat de in werkelijkheid gemaakte subsidiabele kosten lager zijn dan de begrote subsidiabele kosten, dan wordt het definitieve subsidiebedrag naar evenredigheid verlaagd.

  • 4 Indien bij de definitieve vaststelling blijkt dat de werkelijke inkomsten hoger uitvallen dan geraamd, dan wordt het definitieve subsidiebedrag verlaagd met het bedrag van die hogere inkomsten.

  • 5 Alle kostenposten die op het moment van de subsidieaanvraag in de begroting onvermeld zijn gebleven, worden bij de definitieve vaststelling buiten beschouwing gelaten, tenzij deze voor de definitieve vaststelling aan Gedeputeerde Staten zijn voorgelegd en door hen zijn goedgekeurd.

Artikel 346 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Op aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten op basis van een planning van prestaties en besteding een voorschot verlenen.

  • 2 Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Titel 32 Provinciale Leefbaarheidsinitiatieven

Artikel 347 Begripsbepalingen

In deze uitvoeringsregeling wordt onder plattelandsgebied verstaan: deel van de provincie waarin gemeenten, provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân in samenhang werken aan de leefbaarheid en sociaaleconomische vitaliteit van de streek door gezamenlijk een uitvoeringsagenda op te stellen en uit te voeren.

Artikel 348 Doel

De subsidie heeft tot doel het ondersteunen van eenmalige initiatieven met een langetermijneffect die gericht zijn op het vergroten van de leefbaarheid op het platteland met als werkingssfeer het hele Friese platteland.

Artikel 349 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor leefbaarheidsinitiatieven op het platteland.

Artikel 350 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 351 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidies kan het gehele kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 352 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

Artikel 353 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in financiële, organisatorisch of technische zin niet haalbaar is;

  • b.

    beoogde en verwachte effecten van het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot de hoogte van de gevraagde subsidie;

  • c.

    de aanvraag betrekking heeft op de reguliere activiteiten van de aanvrager;

  • d.

    de aanvraag betrekking heeft op de instandhoudingskosten van de aanvrager;

  • e.

    het project betrekking heeft op een structurele activiteit, met uitzondering van structurele activiteiten die in een opbouwfase verkeren;

  • f.

    het project een negatief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit of een transparante taakverdeling.

Artikel 354 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het project levert een bijdrage aan één of meer van de volgende doelstellingen uit de “Beliedsnota Plattelân 2014-2017”:

    • gevarieerde bevolking;

    • voldoende geschikte woningen in een goede woonomgeving (weglaten?);

    • bereikbare voorzieningen;

    • bereikbare werkgelegenheid;

    • rijk gemeenschapsleven;

    • grote organisatiekracht;

  • b.

    het project levert een bijdrage aan één of meer van de volgende doelstellingen:

    • bevorderen van duurzaamheid;

    • bevorderen van de participatie en inzet van bewoners;

    • bevorderen van digitalisering;

  • c.

    het project heeft zicht op continuïteit en een aantoonbaar positief effect op de leefbaarheid gedurende minimaal vijf jaar na uitvoering;

  • d.

    het project is vernieuwend, experimenteel of creatief van aard;

  • e.

    het project richt zich op het hele Friese platteland of kan hiervoor een voorbeeldfunctie vervullen.

Artikel 355 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot de in artikel 349 genoemde activiteiten komen alle kosten in aanmerking, met uitsluiting van de kosten genoemd in artikel 356.

  • 2 Uren voor zelfwerkzaamheid worden voor het vaststellen van de subsidiabele kosten voor € 25 per uur in aanmerking genomen.

Artikel 356 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

  • b.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • c.

    kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • d.

    kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • e.

    vervangingsinvesteringen voor zover deze meer dan 25% van de projectkosten bedragen;

  • f.

    aankoop van onroerende zaken voor zover het aankoopbedrag hoger is dan 10% van de totale subsidiabele projectkosten.

Artikel 357 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen van het genoemde maximale subsidiebedrag en – percentage afwijken als een project, naar hun oordeel, in hoge mate bijdraagt aan de doelstellingen van het beleid en geen andere financiering mogelijk is.

Artikel 358 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 359 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidie-ontvanger maakt binnen de in de beschikking tot subsidieverlening, genoemde termijn een aanvang met de uitvoering van de activiteiten, of bij het ontbreken van een dergelijke termijn, binnen twee maanden na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening;

    • b.

      de subsidie-ontvanger voert de activiteiten uit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening en voltooit deze uiterlijk op de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen datum, of bij het ontbreken hiervan, binnen twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening;

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen aan de subsidie-ontvanger de verplichting opleggen dat de externe communicatie in verband met de gesubsidieerde activiteit in ieder geval in het Fries, het Nederlands of in één van de gebezigde streektalen plaatsvindt.

Artikel 360 Prestatieverantwoording

  • 1 Tenzij door Gedeputeerde Staten anders is bepaald dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening bepalen dat een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt overgelegd, indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000.

  • 3 Indien bij de definitieve vaststelling blijkt dat de in werkelijkheid gemaakte subsidiabele kosten lager zijn dan de begrote subsidiabele kosten, dan wordt het definitieve subsidiebedrag naar evenredigheid verlaagd.

  • 4 Indien bij de definitieve vaststelling blijkt dat de werkelijke inkomsten hoger uitvallen dan geraamd, dan wordt het definitieve subsidiebedrag verlaagd met het bedrag van die hogere inkomsten.

  • 5 Alle kostenposten die op het moment van de subsidieaanvraag in de begroting onvermeld zijn gebleven, worden bij de definitieve vaststelling buiten beschouwing gelaten, tenzij deze voor de definitieve vaststelling aan Gedeputeerde Staten zijn voorgelegd en door hen zijn goedgekeurd.

Artikel 361 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Op aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten op basis van een planning van prestaties en besteding een voorschot verlenen.

  • 2 Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 362 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1 Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Titel 2 werkt terug tot 1 januari 2008.

  • 3 Subsidies die zijn verleend op grond van de Subsidieverordening Versnelling onderhoudsbaggeren Friese Meren Project worden geacht te zijn verleend op basis van titel 3 van de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme.

  • 4 Op aanvragen voor Titel 3, Onderhoudsbaggeren Fries Meren Project die zijn ingediend voor 12 oktober 2012 is het recht van toepassing zoals dat luidde voor deze datum

  • 5 Op aanvragen voor Titel 3, Onderhoudsbaggeren Friese Meren Project die zijn ingediend voor 19 april 2011 is het recht van toepassing zoals dat luidde voor deze datum.

  • 6 Op aanvragen op grond van Titel 5, Stimuleren elektrisch varen in Fryslân, die zijn ingediend voor 1 mei 2012 is het recht van toepassing zoals dat luidde voor deze datum.

  • 7 Op aanvragen op grond van Titel 11, Subsidieregeling Innovatieve Energieprojecten Bestaande Bouw woningcorporaties 2010-2013, die zijn ingediend voor 1 juni 2012 is het recht van toepassing zoals dat luidde voor deze datum.

  • 8 Het bepaalde in artikel 138, vijfde lid, is alleen van toepassing op aanvragen op grond van Titel 14, Stimuleren oplaadpunten elektrisch varen, die zijn ingediend na 1 juli 2012.

  • 9 Op aanvragen op grond van titel 10, Friese Energiepremie 2013-2015 die zijn ingediend vóór 1 oktober 2013 is het recht van toepassing zoals dat luidde voor deze datum.

Ondertekening

Leeuwarden, 23 oktober 2007
voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels
secretaris mr. J. Wibier

Bijlage 

bijlagen/file/Handleiding Fryslan Fernijt II.pdf

bijlagen/file/Handleiding Fryslan Fernijt III.pdf

bijlagen/file/Handleiding voor projectindieners_Fryslân Fernijt IV.pdf

bijlagen/file/Minimale eisen elektrische vaarsystemen d_d_ 24 april 2012.pdf

bijlagen/file/Schematische samenvatting ODR.pdf

Toelichting Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme, gepubliceerd bij initiële vaststelling.

Algemene toelichting

De grondslag voor de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme : de Subsidieverordening projectsubsidies economie, recreatie en toerisme

In de Subsidieverordening projectsubsidies economie, recreatie en toerisme (hierna: Subsidieverordening) staat onder meer dat gedeputeerde staten op aanvraag een projectsubsidie kunnen verstrekken voor activiteiten die passen binnen door provinciale staten in de Subsidieverordening genoemde thema’s van activiteiten. De Subsidieverordening bepaalt daarmee op hoofdlijnen voor welke activiteiten gedeputeerde staten de mogelijkheid van subsidiëring moeten openen. De Subsidieverordening biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid om daarnaast overige thema’s van activiteiten te benoemen. In de Subsidieverordening is bepaald dat gedeputeerde staten ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen. Deze overdracht van regelgevende bevoegdheid, als bedoeld in art. 152 van de Provinciewet, is uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme (hierna: Uitvoeringsregeling).

Op grond van de Subsidieverordening stellen gedeputeerde staten voor elk thema van activiteiten een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Gedeputeerde staten kunnen het subsidieplafond onderverdelen ten behoeve van bepaalde activiteiten of doelgroepen. Indien in een thema meerdere subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, kunnen gedeputeerde staten voor elk van deze activiteiten een subsidieplafond vaststellen. Het subsidieplafond is een instrument van begrotingsbeleid. Het maakt de uitgaven beheersbaar. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door subsidieverstrekking het subsidieplafond zou worden overschreden. In de begroting stellen provinciale staten budget beschikbaar ter uitvoering van de Subsidieverordening. Gedeputeerde staten verdelen dat bedrag dus over de diverse thema’s van activiteiten en zonodig over concrete activiteiten en/of doelgroepen.

De Subsidieverordening bepaalt dat gedeputeerde staten na het verstrijken van elk begrotingsjaar verslag doen van de op grond van de Subsidieverordening aangevraagde, verstrekte en afgewezen subsidies. Deze rapportage geeft een beeld van de praktische toepassing van de Uitvoeringsregeling en kan mede aanleiding zijn om het beleid (op onderdelen) aan te passen.

De relatie met de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006De Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 (hierna: ASV) is het door provinciale staten vastgestelde procedureel kader, waarbinnen subsidieverstrekking op grond van deze Uitvoeringsregeling plaatsvindt. In de ASV staat dat gedeputeerde staten bevoegd zijn om subsidie te verstrekken. Tevens is bepaald dat subsidie alleen wordt verstrekt voor zover dit past binnen het provinciale beleid en de door provinciale staten vastgestelde begroting. Beleid en budget vormen daarmee belangrijke randvoorwaarden bij het verstrekken van subsidie op grond van deze Uitvoeringsregeling. Ook ten aanzien van door gedeputeerde staten benoemde overige thema’s van activiteiten, zoals bedoeld in de Uitvoeringsregeling, geldt dus steeds dat deze moeten passen binnen het beleid en het door provinciale staten beschikbaar gestelde budget.

Voor subsidieverstrekking op grond van deze Uitvoeringsregeling zijn de hoofdstukken 1, 3, 4 en 5 van de ASV van belang. In hoofdstuk 1, 4 en 5 zijn bepalingen opgenomen, die gelden voor alle subsidieverstrekkingen. Hoofdstuk 3 heeft betrekking op projectsubsidies, dat wil zeggen subsidies die eenmalig worden verstrekt voor bepaalde activiteiten. De Uitvoeringsregeling ziet uitsluitend op het verstrekken van projectsubsidies.

De eisen die worden gesteld aan een aanvraag voor een projectsubsidie staan in hoofdstuk 3 van de ASV. Zo moet de aanvraag uiterlijk vier weken voor de aanvang van de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd worden ingediend en moeten er bepaalde gegevens worden overgelegd. Naast de in hoofdstuk 3 genoemde gegevens kunnen gedeputeerde staten aanvullende gegevens vragen die zij nodig hebben voor een goede beoordeling van de aanvraag.

Op grond van de ASV beslissen gedeputeerde staten binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag, tenzij door hen anders is bepaald. Dat kan bijvoorbeeld in geval van een subsidietender of als gevolg van Europeesrechtelijke bepalingen.

Als de aanvraag wordt gehonoreerd leidt dat in de regel tot een subsidieverleningsbeschikking, die een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen vestigt. In bepaalde gevallen kunnen gedeputeerde staten ook besluiten om het besluit tot subsidieverlening te laten samenvallen met het besluit tot subsidievaststelling. Het bedrag van de subsidie wordt dan direct vastgesteld. Aan het besluit tot vaststelling kunnen gedeputeerde staten onder andere de verplichting verbinden dat de subsidieontvanger een verklaring verstrekt dat de gesubsidieerde activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

De ASV noemt een aantal verplichtingen voor de ontvanger van een projectsubsidie met betrekking tot de te voeren administratie, de controle daarop en de bewaartermijn. Daarnaast kunnen gedeputeerde staten aan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening overige verplichtingen opleggen met betrekking tot wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

In het geval er een besluit tot subsidieverlening is genomen, moet de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na de realisatie van de activiteit een aanvraag tot subsidievaststelling indienen. Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening een kortere of langere termijn stellen. Bij de aanvraag moeten, afhankelijk van het subsidiebedrag, bepaalde bescheiden worden overgelegd. Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening nadere eisen stellen en verlangen dat daarnaast overige bescheiden worden overgelegd. Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Die termijn kan met maximaal vier weken worden verlengd.

Gedeputeerde staten kunnen, eventueel op aanvraag, een voorschot verlenen. Het subsidiebedrag worden binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald, uiteraard onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Hoofdstuk 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen Titel 1 Thema Cofinanciering Waddenfonds

Deze titel voorziet in het verstrekken van subsidie voor projecten die gericht zijn op of bijdragen aan één of meerdere doelstellingen van de Wet op het Waddenfonds, te weten: het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied, het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee, een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden en het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied. De regeling voorziet in cofinanciering, parallel aan subsidieverlening op grond van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds, die door de minister van VROM wordt uitgevoerd.

Administratieve lastenBij het opstellen van de regeling is rekening gehouden met de administratieve lasten die de regeling voor de aanvragers met zich meebrengt. De administratieve lasten voor subsidieaanvragers hangen samen met het doen van de aanvraag. Daarnaast zijn er lasten tijdens de uitvoering van het project (bijhouden projectadministratie, aanvragen voorschotten) en met betrekking tot de eindverantwoording (aanvraag subsidievaststelling). Om dubbel werk te voorkomen is er zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij informatieverplichtingen die bestaan op grond van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

Titel 1: Thema Cofinanciering Waddenfonds: Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1

artikel 1In dit artikel zijn enkele in de regeling voorkomende bepalingen gedefinieerd.

artikel 2Op subsidieverstrekking op grond van deze Uitvoeringsregeling is de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 (ASV) van toepassing. Dat volgt overigens ook al uit de ASV zelf, maar voor alle duidelijkheid is het in de Uitvoeringsregeling nog eens herhaald. De Uitvoeringsregeling moet dus steeds in samenhang met de ASV worden gelezen.

De Uitvoeringsregeling is uitdrukkelijk bedoeld voor subsidieverstrekking voor een eenmalige activiteit en niet voor een zogenaamde voortdurende activiteit, waar art. 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht op ziet. In dat geval is er sprake van een gesubsidieerde activiteit die naar haar aard van onbeperkte duur is. De Uitvoeringsregeling sluit daarmee overigens niet uit dat aan dezelfde aanvrager vaker subsidie wordt verstrekt, mits er maar sprake is van een nieuwe eenmalige activiteit. Het eenmalig karakter van de subsidieverstrekking komt ook tot uitdrukking in de bepaling dat op grond van de Uitvoeringsregeling geen subsidie wordt verstrekt voor een activiteit waarvoor al een budgetsubsidie of een structurele subsidie wordt verstrekt.

Subsidieverstrekking op grond van de Uitvoeringsregeling is bedoeld om door het provinciaal bestuur gewenste activiteiten op het terrein van economie, recreatie en toerisme financieel te ondersteunen. Als deze activiteiten een overwegend politiek karakter hebben, dan wordt op grond van de Uitvoeringsregeling geen subsidie verstrekt.

artikel 3In hoofdstuk 2 zijn bij elk van de subsidiabele activiteiten bepalingen opgenomen over de subsidiabele kosten. Daarnaast geldt voor alle gevallen dat er nooit meer subsidie wordt verstrekt dan er feitelijk aan kosten is gemaakt of betaald. Voor kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, wordt geen subsidie verleend. Ingevolge artikel 4:46, derde lid, Awb blijven deze kosten bij de subsidievaststelling buiten beschouwing.

artikel 4 Op grond van dit artikel kan bij de subsidieverlening worden bepaald dat bv. in een programmaboekje of een uit te geven boek wordt opgenomen dat de activiteit (mede) tot stand is gekomen met subsidie van de provincie Fryslân.

artikel 5Artikel 5 noemt de beleidsdoelen die gedeputeerde staten met inzet van het subsidie-instrument wensen te realiseren. De doelen stemmen overeen met de doelstelling van het Waddenfonds.

artikel 6De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd moeten in de eerste plaats zijn gericht op of bijdragen aan de in artikel 5 genoemde doelen. Met het vaststellen van het subsidieplafond kunnen gedeputeerde staten bepalen dat voor bepaalde doelen in enige periode meer of minder middelen beschikbaar zijn. Daarnaast moet het gaan om activiteiten die geheel of in overwegende mate op het grondgebied van de provincie Fryslân worden uitgevoerd. Voor zover een project buiten Fryslân wordt uitgevoerd is subsidiëring toch mogelijk indien het projectresultaat naar het oordeel van gedeputeerde staten in overwegende mate gericht is op of ten goede zal komen aan de provincie Fryslân.

artikel 7Er worden door gedeputeerde staten jaarlijks een of meerdere tenderperiodes opengesteld, waarin aanvragen voor subsidie ingediend kunnen worden. Deze periodes lopen parallel met de tenderperiodes op basis van de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

artikel 8Een aanvraag kan worden ingediend door een bestuursorgaan, een niet-gouvernementele organisatie of een natuurlijk persoon die geen onderneming drijft. Op grond van artikel 87 en 88 van het EG-verdrag en diverse Verordeningen, Communautaire kaderregelingen en richtsnoeren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen gelden er beperkingen op de subsidies die ondernemingen mogen ontvangen. Bij het verlenen van subsidies in het kader van het Waddenfonds moet rekening gehouden worden met de Europeesrechtelijke kaders omtrent staatssteun. Op basis van het Europees recht worden, ter voorkoming van oneerlijke concurrentie, grenzen gesteld aan de maximaal te verlenen steun aan ondernemingen. Alleen wanneer een subsidie steun aan een onderneming in de zin van het Europese recht betreft, is er mogelijk sprake van ongeoorloofde staatssteun. In het kader van het Waddenfonds zijn diverse Europese kaders met betrekking tot staatssteun van belang. Momenteel zijn deze kaders nog niet in de regeling verwerkt. Aan ondernemingen in Europeesrechtelijke zin kan dus (voorlopig) geen subsidie worden verleend op grond van het Waddenfonds.

De subsidieaanvraag wordt gericht aan gedeputeerde staten. Om de administratieve lasten zo beperkt mogelijk te houden is zoveel mogelijk aangesloten bij eisen die de minister aan de aanvraag stelt.

artikel 9De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats op basis van rangschikking. Bij subsidieverstrekking op grond van deze regeling is sprake van cofinanciering. Er is dus een duidelijke koppeling tussen de subsidieverstrekking door de minister en gedeputeerde staten. Op rijksniveau worden de bij de minister ingediende aanvragen getoetst op ontvankelijkheid aan de hand van de in artikel 6 van de Wet op het Waddenfonds genoemde criteria. Wordt een aanvraag door de minister niet–ontvankelijk verklaard dan wordt de bij gedeputeerde staten ingediende aanvraag eveneens afgewezen. Dat geldt ook indien de minister besluit de aanvraag niet te honoreren. Concreet betekent dit dat subsidie steeds wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat ook de minister subsidie verstrekt. Het vervullen van deze voorwaarde is nodig om aan de beschikking tot subsidieverlening een recht op aanspraak op subsidie te kunnen ontlenen. De subsidie wordt voorts geweigerd indien de aanvraag niet of onvoldoende voldoet aan de toetsingscriteria of door verlening het door provinciale staten beschikbaar gestelde bedrag wordt overschreden.

artikel 10In artikel 10 zijn de toetsingscriteria opgenomen. In de eerste plaats wordt getoetst aan de mate waarin de subsidieaanvragen bijdragen aan de doelstellingen van het Waddenfonds. In de tweede plaats worden de aanvragen getoetst aan de provinciale beleidskaders met betrekking tot de Waddenzee en het Waddengebied. Daartoe behoren in elk geval (…) Gedeputeerde staten rangschikken de aanvragen zodanig, dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt indien die naar het oordeel van gedeputeerde staten meer voldoet aan de criteria. Het door provinciale staten beschikbaar gestelde bedrag wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking.

artikel 11Het op een subsidieaanvraag toe te kennen subsidiebedrag wordt bepaald op een percentage van de subsidiabele kosten. De subsidie uit het Waddenfonds bedraagt nooit meer dan de genoemde percentages. Voor duurzame economische ontwikkeling geldt een lager subsidiepercentage (maximaal 30%) dan voor de overige doelen (5%). Bij een project dat meerdere doelen dient, moet de aanvrager de subsidiabele kosten daarom toerekenen naar de verschillende doelen. Cumulatie van de subsidie met andere subsidies, tot maximaal 100% van de subsidiabele kosten, wordt alleen toegestaan indien staatssteunaspecten daaraan niet in de weg staan

artikel 12In dit artikel is opgenomen welke soort kosten precies tot de subsidiabele kosten gerekend worden. Bij afschrijving is uit de aard der zaak geen sprake van betaalde kosten, vandaar dat expliciet wordt genoemd dat het bij de subsidiabele kosten ook om afschrijvingskosten kan gaan. Indien loonkosten subsidiabel zijn, worden ze berekend op de wijze omschreven in het tweede lid. Loonkosten van ambtenaren, voor zover ze in reguliere overheidsdienst werkzaam zijn ten behoeve van de uitvoering van een project, vallen niet onder de subsidiabele kosten. Alleen de loonkosten van aan het project gedetacheerde ambtenaren zijn subsidiabel. Met kosten die zijn gemaakt voor de indiening van de aanvraag worden alle kosten bedoeld die voortvloeien uit reeds voor indiening van de aanvraag aangegane verplichtingen, ook al zijn deze kosten nog niet betaald. Voorbereidingskosten die zijn gemaakt voor het opstellen van de subsidieaanvraag worden ook niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

artikel 13 – artikel 15In deze bepalingen zijn enkele verplichtingen voor de subsidie-ontvanger geformuleerd. Gedeputeerde staten kunnen in het besluit tot subsidieverlening ook overige verplichtingen opnemen. Om de administratieve lasten zo beperkt mogelijk te houden is de verslagverplichting van de subsidieontvanger gekoppeld aan de verslagverplichting zoals opgenomen in de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.

artikel 16Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om voorschotten op de subsidie te verstrekken. Zolang aan een subsidieverlening de opschortende voorwaarde van artikel 9, derde lid, kleeft, worden geen voorschotten verstrekt. Gedeputeerde staten kunnen een verzoek tot het verstrekken van een voorschot in elk geval afwijzen op de gronden opgenomen in het vijfde lid. De voorschotten bedragen ten hoogste 80 procent van het maximale subsidiebedrag. In het geval dat de subsidieontvanger een provincie, gemeente, waterschap is, kan de voorschotverlening 100 procent bedragen

artikel 17Een besluit tot subsidievaststelling wordt op grond van de ASV binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag genomen. Naast een activiteitenverslag dient op grond van de ASV een accountantsverklaring te worden overgelegd, indien de subsidie meer bedraagt dan € 50.000,-. Aan de hand van de overgelegde stukken beoordelen gedeputeerde staten of de subsidie-ontvanger aan de voorwaarden heeft voldaan.

artikel 18Technische bepaling  

 

Toelichting gepubliceerd bij 2e wijziging: Onderhoudsbaggeren Friese Merenproject:

Algemeen Met deze regeling wordt titel 3 “Onderhoudsbaggeren Friese Merenproject” ingevoegd in de door gedeputeerde staten vastgestelde Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme.

De verhouding van deze Uitvoeringsregeling tot de door provinciale staten vastgestelde Subsidieverordening economie, recreatie en toerisme en de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006: In de Subsidieverordening projectsubsidies economie, recreatie en toerisme (hierna: Subsidieverordening) staat onder meer dat gedeputeerde staten op aanvraag een projectsubsidie kunnen verstrekken voor activiteiten die passen binnen door provinciale staten in de Subsidieverordening genoemde thema’s van activiteiten. De Subsidieverordening bepaalt daarmee op hoofdlijnen voor welke activiteiten gedeputeerde staten de mogelijkheid van subsidiëring moeten openen. De Subsidieverordening biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid om daarnaast overige thema’s van activiteiten te benoemen. In de Subsidieverordening is bepaald dat gedeputeerde staten ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen. Deze overdracht van regelgevende bevoegdheid, als bedoeld in art. 152 van de Provinciewet, is uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme (hierna: Uitvoeringsregeling).

Op grond van de Subsidieverordening stellen gedeputeerde staten voor elk thema van activiteiten een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Gedeputeerde staten kunnen het subsidieplafond onderverdelen ten behoeve van bepaalde activiteiten of doelgroepen. Indien in een thema meerdere subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, kunnen gedeputeerde staten voor elk van deze activiteiten een subsidieplafond vaststellen. Het subsidieplafond is een instrument van begrotingsbeleid. Het maakt de uitgaven beheersbaar. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door subsidieverstrekking het subsidieplafond zou worden overschreden. In de begroting stellen provinciale staten budget beschikbaar ter uitvoering van de Subsidieverordening. Gedeputeerde staten verdelen dat bedrag dus over de diverse thema’s van activiteiten en zonodig over concrete activiteiten en/of doelgroepen. In art. 4 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 staat bovendien : “Indien in de door Provinciale Staten vastgestelde begroting een post is opgenomen die blijkens de daarbij behorende omschrijving uitsluitend is bestemd als subsidie ten behoeve van bepaalde activiteiten, geldt deze begrotingspost als subsidieplafond voor die activiteiten”. In dat geval zullen gedeputeerde staten dat bedrag als subsidieplafond bekend maken.

De Subsidieverordening bepaalt dat gedeputeerde staten na het verstrijken van elk begrotingsjaar verslag doen van de op grond van de Subsidieverordening aangevraagde, verstrekte en afgewezen subsidies. Deze rapportage geeft een beeld van de praktische toepassing van de Uitvoeringsregeling en kan mede aanleiding zijn om het beleid (op onderdelen) aan te passen.

De relatie met de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006De Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 (hierna: ASV) is het door provinciale staten vastgestelde procedureel kader, waarbinnen subsidieverstrekking op grond van deze Uitvoeringsregeling plaatsvindt. In de ASV staat dat gedeputeerde staten bevoegd zijn om subsidie te verstrekken. Tevens is bepaald dat subsidie alleen wordt verstrekt voor zover dit past binnen het provinciale beleid en de door provinciale staten vastgestelde begroting. Beleid en budget vormen daarmee belangrijke randvoorwaarden bij het verstrekken van subsidie op grond van deze Uitvoeringsregeling. Ook ten aanzien van door gedeputeerde staten benoemde overige thema’s van activiteiten, zoals bedoeld in de Uitvoeringsregeling, geldt dus steeds dat deze moeten passen binnen het beleid en het door provinciale staten beschikbaar gestelde budget.

Voor subsidieverstrekking op grond van deze Uitvoeringsregeling zijn de hoofdstukken 1, 3, 4 en 5 van de ASV van belang. In hoofdstuk 1, 4 en 5 zijn bepalingen opgenomen, die gelden voor alle subsidieverstrekkingen. Hoofdstuk 3 heeft betrekking op projectsubsidies, dat wil zeggen subsidies die eenmalig worden verstrekt voor bepaalde activiteiten. De Uitvoeringsregeling ziet uitsluitend op het verstrekken van projectsubsidies.

De eisen die worden gesteld aan een aanvraag voor een projectsubsidie staan in hoofdstuk 3 van de ASV. Zo moet de aanvraag uiterlijk vier weken voor de aanvang van de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd worden ingediend en moeten er bepaalde gegevens worden overgelegd. Naast de in hoofdstuk 3 genoemde gegevens kunnen gedeputeerde staten aanvullende gegevens vragen die zij nodig hebben voor een goede beoordeling van de aanvraag. Voor de subsidieaanvraag hebben gedeputeerde staten een formulier vastgesteld.

Op grond van de ASV beslissen gedeputeerde staten binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag, tenzij door hen anders is bepaald. Dat kan bijvoorbeeld als gevolg van Europeesrechtelijke bepalingen.

Als de aanvraag wordt gehonoreerd leidt dat tot een subsidieverleningsbeschikking, die een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen vestigt. Subsidie kan ingevolge de ASV slechts worden verleend, indien daarvoor door provinciale staten in de provinciale begroting voor het desbetreffende boekjaar middelen beschikbaar zijn gesteld. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat door provinciale staten voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Voor een subsidie die over het begrotingsjaar heen gaat wordt dus steeds het begrotingsvoorbehoud gemaakt.

De ASV noemt een aantal verplichtingen voor de ontvanger van een projectsubsidie met betrekking tot de te voeren administratie, de controle daarop en de bewaartermijn. Daarnaast kunnen gedeputeerde staten aan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening overige verplichtingen opleggen met betrekking tot wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

In het geval er een besluit tot subsidieverlening is genomen, moet de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na de realisatie van de activiteit een aanvraag tot subsidievaststelling indienen. Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening een kortere of langere termijn stellen. Bij de aanvraag tot vaststelling, waarbij gebruik moet worden gemaakt van het door gedeputeerde staten vastgesteld formulier, moeten, afhankelijk van het subsidiebedrag, bepaalde bescheiden worden overgelegd. Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening nadere eisen stellen en verlangen dat daarnaast overige bescheiden worden overgelegd. Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Die termijn kan met maximaal vier weken worden verlengd.

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag, een voorschot verlenen. Het subsidiebedrag worden binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald, uiteraard onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Subsidie voor onderhoudsbaggeren is tot op heden gebaseerd op de door provinciale staten vastgestelde verordening “Versnelling onderhoudsbaggeren Friese Meren Project”, vastgesteld op 1 februari 2006. Als gevolg van het project Deregulering is er voor gekozen om autonome subsidies te verstrekken op basis van een door gedeputeerde staten per beleidsprogramma vast te stellen Uitvoeringsregeling. Deze delegatie van regelgevende bevoegdheid vindt zijn grondslag in bovengenoemde door provinciale staten vastgestelde Subsidieverordening economie, recreatie en toerisme.

De werking van de verordening Versnelling onderhoudsbaggeren Friese Meren Project is in 2008 geëvalueerd. De leerervaringen uit die evaluatie zijn in de nieuwe regeling verwerkt. Overigens betekent dit niet dat de systematiek van subsidieverstrekking en de daarmee samenhangende rechten en verplichtingen wezenlijk zijn veranderd.

Titel 3: Onderhoudsbaggeren Friese Merenproject: Artikelsgewijs

artikel I, onderdelen A, B en C. Artikel I voegt een tweetal begripsbepalingen toe aan artikel 1 van de Uitvoeringsregeling en formuleert de tekst van titel 2. Deze titel voorziet in het verstrekken van subsidie voor baggerwerkzaamheden in het Friese recreatieve vaarnetwerk, uitgevoerd door gemeenten en natuurlijke- en rechtspersonen. Het verbeteren van de bevaarbaarheid van het recreatieve vaarnetwerk en de jachthavens is een belangrijk onderdeel van het Friese Merenproject. Een deel van het beheer van dit vaarnetwerk ligt bij gemeenten. Met deze regeling worden gemeenten gestimuleerd gedurende de looptijd van het Friese Merenproject, baggeronderhoud uit te voeren conform het provinciale beleid. Hieronder worden de betreffende artikelen kort besproken.

A artikel 1 onder hIn artikel 1 van de Uitvoeringsregeling zijn enkele in de regeling voorkomende bepalingen gedefinieerd. Het Fries vaarnetwerk, zoals genoemd onder g, is gebaseerd op bestaand provinciaal beleid, te weten het Provinciaal verkeers- en vervoersplan en het Plan Kleine Waterrecreatie 2002-2010.

B artikel 28Artikel 28 noemt het doel dat gedeputeerde staten met inzet van het subsidie-instrument wensen te realiseren. Dit doel stemt overeen met de doelstelling van het Friese Merenproject.

artikel 29 en 30In deze bepalingen worden de subsidiabele activiteiten benoemd, alsmede de partijen die voor deze activiteiten subsidie kunnen aanvragen. De kring van aanvragers is beperkt tot gemeenten en natuurlijke- en privaatrechtelijke rechtspersonen. Voor natuurlijke- en privaatrechtelijke rechtspersonen uitsluitend voor zover zij een jacht- of passantenhaven bedrijfsmatig in stand houden. Privéhavens of verkoophavens vallen uitdrukkelijk niet onder het bereik van deze verordening. Uitgangspunt voor de subsidieverstrekking aan gemeenten is dat het baggerwerk onderdeel is van een meerjarige aanpak, gericht op het structureel uitvoeren van de baggeropgave. Het meerjarenperspectief dient tenminste een tijdvak van twee opeenvolgende jaren te beslaan. De regeling voor gemeenten is gericht op niet-verontreinigde bagger, omdat de baggerkosten voor saneringswerken aanzienlijk hoger zijn en hierdoor het subsidiebudget onevenredig zou worden belast. Voor jachthaveneigenaren geldt deze bepaling niet, omdat het subsidiebijdrage gelimiteerd is op basis van een vergoeding per m³.

De aanvragen kunnen tot een half jaar voor het aflopen van het Friese Merenproject worden ingediend. Gedeputeerde staten maken het vastgestelde subsidieplafond bekend in een regionaal dagblad en voorts op de provinciale website.

Voor het aanvragen van subsidie moet gebruik worden gemaakt van het door gedeputeerde staten vastgestelde aanvraagformulier. Dit formulier kan worden aangevraagd bij het Projectbureau Friese Meren van de provincie Fryslân of is te downloaden van de provinciale website.

artikel 31Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de baggerdiepte voldoet aan de normdiepte zoals opgenomen in de tabel bij artikel 1 van de Regeling. In bepaalde gevallen kunnen gedeputeerde staten hiervan afwijken. Deze mogelijkheid is opgenomen omdat niet alle vaarwegen in het provinciale beleid voldoen aan de gestelde uitgangspunten. In die gevallen geeft het beleid de gewenste (toekomstige) situatie weer.

artikel 32Het subsidiebedrag wordt bepaald op basis van een percentage van de kosten, zoals in het eerste en tweede lid genoemd.

artikel 33Voorwaarde is dat het project wordt uitgevoerd conform het bij de aanvraag ingediende projectplan en afgerond wordt voor het einde van het Fries Merenproject (eind 2013). Verder zijn in dit artikel enkele verplichtingen voor de subsidieontvanger geformuleerd.

artikel 34Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om voorschotten op de subsidie te verstrekken.

artikel 35De aanvrager dient op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 binnen acht weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot vaststelling van het subsidie in te dienen. Voor de aanvraag tot vaststelling moet gebruik worden gemaakt van het door gedeputeerde staten vastgestelde formulier. Dit formulier kan worden aangevraagd bij het Projectbureau Friese Meren van de provincie Fryslân of is te downloaden van de provinciale website. Aan de hand van het aanvraagformulier beoordelen gedeputeerde staten of de subsidie-ontvanger aan de voorwaarden heeft voldaan. Een besluit tot subsidievaststelling wordt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag genomen.

Indien de subsidie meer bedraagt dan € 50.000,- moet op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 een accountantsverklaring worden overgelegd.

C artikel Technische bepaling en overgangsrecht.

 Artikel IIIn artikel II is het door provinciale staten op vastgestelde overgangsrecht geformuleerd. Reeds verstrekte subsidies zijn gebaseerd op de door provinciale staten vastgestelde subsidieverordening “Versnelling onderhoudsbaggeren Friese Meren Project”. Uitsluitend provinciale staten kunnen dan ook besluiten dat voor de op grond van deze verordening vastgestelde subsidies een gewijzigde grondslag geldt.

Artikel IIIInwerkingtredingsbepaling

 

TOELICHTING UITVOERINGSREGELING PROJECTSUBSIDIES ECONOMIE, TOERISME EN RECREATIE gepubliceerd bij 3e wijziging.

Algemene toelichting

De grondslag voor de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, toerisme en recreatie : de Subsidieverordening projectsubsidies economie, toerisme en recreatie

delegatie van regelgevende bevoegdheid In de Subsidieverordening projectsubsidies economie, toerisme en recreatie (hierna: Subsidieverordening) staat onder meer dat gedeputeerde staten op aanvraag een projectsubsidie kunnen verstrekken voor activiteiten die passen binnen door provinciale staten in de Subsidieverordening genoemde thema’s van activiteiten. De Subsidieverordening bepaalt daarmee op hoofdlijnen voor welke activiteiten gedeputeerde staten de mogelijkheid van subsidiëring moeten openen. De Subsidieverordening biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid om daarnaast overige thema’s van activiteiten te benoemen. In de Subsidieverordening is bepaald dat gedeputeerde staten ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen. Deze overdracht van regelgevende bevoegdheid, als bedoeld in art. 152 van de Provinciewet, is uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, toerisme en recreatie (hierna: Uitvoeringsregeling).

Op grond van de Subsidieverordening stellen gedeputeerde staten voor elk thema van activiteiten een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Gedeputeerde staten kunnen het subsidieplafond onderverdelen ten behoeve van bepaalde activiteiten of doelgroepen. Indien in een thema meerdere subsidiabele activiteiten zijn opgenomen, kunnen gedeputeerde staten voor elk van deze activiteiten een subsidieplafond vaststellen. Het subsidieplafond is een instrument van begrotingsbeleid. Het maakt de uitgaven beheersbaar. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door subsidieverstrekking het subsidieplafond zou worden overschreden. In de begroting stellen provinciale staten budget beschikbaar ter uitvoering van de Subsidieverordening. Gedeputeerde staten verdelen dat bedrag dus over de diverse thema’s van activiteiten en zonodig over concrete activiteiten en/of doelgroepen.

De Subsidieverordening bepaalt dat gedeputeerde staten na het verstrijken van elk begrotingsjaar verslag doen van de op grond van de Subsidieverordening aangevraagde, verstrekte en afgewezen subsidies. Deze rapportage geeft een beeld van de praktische toepassing van de Uitvoeringsregeling en kan mede aanleiding zijn om het beleid (op onderdelen) aan te passen.

De relatie met de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006De Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 (hierna: ASV) is het door provinciale staten vastgestelde procedureel kader, waarbinnen subsidieverstrekking op grond van deze Uitvoeringsregeling plaatsvindt. In de ASV staat dat gedeputeerde staten bevoegd zijn om subsidie te verstrekken. Tevens is bepaald dat subsidie alleen wordt verstrekt voor zover dit past binnen het provinciale beleid en de door provinciale staten vastgestelde begroting. Beleid en budget vormen daarmee belangrijke randvoorwaarden bij het verstrekken van subsidie op grond van deze Uitvoeringsregeling. Ook ten aanzien van door gedeputeerde staten benoemde overige thema’s van activiteiten, zoals bedoeld in de Uitvoeringsregeling, geldt dus steeds dat deze moeten passen binnen het beleid en het door provinciale staten beschikbaar gestelde budget.

Voor subsidieverstrekking op grond van deze Uitvoeringsregeling zijn de hoofdstukken 1, 3, 4 en 5 van de ASV van belang. In hoofdstuk 1, 4 en 5 zijn bepalingen opgenomen, die gelden voor alle subsidieverstrekkingen. Hoofdstuk 3 heeft betrekking op projectsubsidies, dat wil zeggen subsidies die eenmalig worden verstrekt voor bepaalde activiteiten. De Uitvoeringsregeling ziet uitsluitend op het verstrekken van projectsubsidies.

De eisen die worden gesteld aan een aanvraag voor een projectsubsidie staan in hoofdstuk 3 van de ASV. Zo moet de aanvraag uiterlijk vier weken voor de aanvang van de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd worden ingediend en moeten er bepaalde gegevens worden overgelegd. Naast de in hoofdstuk 3 genoemde gegevens kunnen gedeputeerde staten aanvullende gegevens vragen die zij nodig hebben voor een goede beoordeling van de aanvraag.

Op grond van de ASV beslissen gedeputeerde staten binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag, tenzij door hen anders is bepaald. Dat kan bijvoorbeeld in geval van een subsidietender of als gevolg van Europeesrechtelijke bepalingen.

Als de aanvraag wordt gehonoreerd leidt dat in de regel tot een subsidieverleningsbeschikking, die een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen vestigt. In bepaalde gevallen kunnen gedeputeerde staten ook besluiten om het besluit tot subsidieverlening te laten samenvallen met het besluit tot subsidievaststelling. Het bedrag van de subsidie wordt dan direct vastgesteld. Aan het besluit tot vaststelling kunnen gedeputeerde staten onder andere de verplichting verbinden dat de subsidieontvanger een verklaring verstrekt dat de gesubsidieerde activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

De ASV noemt een aantal verplichtingen voor de ontvanger van een projectsubsidie met betrekking tot de te voeren administratie, de controle daarop en de bewaartermijn. Daarnaast kunnen gedeputeerde staten aan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening overige verplichtingen opleggen met betrekking tot wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

In het geval er een besluit tot subsidieverlening is genomen, moet de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na de realisatie van de activiteit een aanvraag tot subsidievaststelling indienen. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening een kortere of langere termijn stellen. Bij de aanvraag moeten, afhankelijk van het subsidiebedrag, bepaalde bescheiden worden overgelegd. Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening nadere eisen stellen en verlangen dat daarnaast overige bescheiden worden overgelegd. Gedeputeerde staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Die termijn kan met maximaal vier weken worden verlengd.

Gedeputeerde Staten kunnen, eventueel op aanvraag, een voorschot verlenen. Het subsidiebedrag worden binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald, uiteraard onder verrekening van de betaalde voorschotten.

 

Hoofdstuk 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Titel 4:  Bezinningstoerisme: Algemene toelichting

Algemeen Deze titel voorziet in het beschikbaar stellen van subsidies voor projecten die een bijdrage leveren aan het faciliteren van het bezinningstoerisme. Veel mensen gebruiken hun vrije tijd om te onthaasten, om het hectische leven te laten voor wat het is en bewust tijd te nemen voor bezinning en bezieling. Niet alleen kerken en kloosters, die hun oorsprong vinden in zingeving, bieden hiervoor een ideale omgeving. Maar ook de rust en de ruimte van het platteland kunnen een inspirerend decor vormen voor waardevolle belevenissen. Fryslân mag zich in dit opzicht een rijke provincie noemen. In het veelzijdige Friese cultuurlandschap is relatief veel van het oorspronkelijke karakter bewaard gebleven. De weidse landschappen, het water, de terpen, oude dijken, stadjes en dorpjes nodigen uit tot bezinning en bezichtiging. Daarnaast beschikt Fryslân over een rijk religieus erfgoed. Met deze regeling wil de provincie een bijdrage leveren aan het verder ontwikkelen van de veelzijdige ’toeristische topattractie Fryslân’. Waarmee ook een bijdrage wordt geleverd aan het benutten en in stand houden zowel van het cultureel als van het religieus erfgoed en de cultuurlandschappen.

Artikel 1, onder i Activiteiten in het kader van het bezinningstoerisme worden als volgt gerubriceerd: a. cultuur: beeldende kunst, vormgeving, fotografie, musea, taal en letteren, verhalen; b. erfgoed: kerken, kloosters, zerken, klokkenstoelen, bibliotheken en archieven; c. landschap: kerkenpaden, pelgrimsroutes, kloosterpaden; d. beleving: festivals, evenementen, nieuwe media.

Het is de bedoeling dat voormelde rubrieken elkaar aanvullen en versterken, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van integrale producten.

Artikel 36Artikel 36 noemt de beleidsdoelen die gedeputeerde staten met inzet van het subsidie-instrument wensen te realiseren. In het kader van ondersteunende activiteiten kan worden gedacht aan organisatiekosten, kosten voor brochures, kosten ten behoeve van het bouwen van websites, etc.

Artikel 37De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd moeten in de eerste plaats zijn gericht op of bijdragen aan ten minste twee van de in artikel 36 genoemde doelen.

Artikel 38In dit artikel is de verdeelsystematiek uitgewerkt. Er wordt beslist op volgorde van binnenkomst.

Artikel 39In artikel 38 zijn de criteria opgenomen waaraan een aanvraag wordt getoetst. Door de aanvrager worden daartoe alle benodigde gegevens en bescheiden bij de aanvraag overgelegd. In de eerste plaats wordt getoetst aan de mate waarin subsidieaanvragen bijdragen aan tenminste twee van in artikel 36 genoemde doelen van deze subsidieregeling. In de tweede plaats wordt beoordeeld of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd realistisch en haalbaar zijn. In dat kader wordt bijvoorbeeld gekeken naar het realiteitsgehalte van de financiële onderbouwing van de activiteiten en de praktische uitvoerbaarheid.

Er zijn drie verplichte weigeringsgronden geformuleerd. Om verschillende aanvragers en diverse activiteiten met deze regeling te kunnen bedienen is bepaald dat geen subsidie wordt verstrekt indien op grond van deze regeling reeds eerder subsidie is verleend voor naar aard en schaal gelijksoortige activiteiten. Ook moeten de subsidiabele kosten tenminste € 4500,- bedragen. Tevens kan voor dezelfde activiteiten niet tegelijkertijd aanspraak worden gemaakt op subsidie op basis van meerdere provinciale subsidieregelingen. Indien reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere subsidieregeling, dan komt aanvrager niet (meer) in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 40In dit artikel is opgenomen welke soort kosten in zijn algemeenheid tot de subsidiabele kosten worden gerekend en welke nadrukkelijk niet. Voorbereidingskosten die zijn gemaakt voor het opstellen van de subsidieaanvraag worden niet tot deze kosten gerekend. Datzelfde geldt voor alle mogelijke kosten die komen kijken bij het oprichten van een stichting, vereniging dan wel wat voor rechtspersoon dan ook. Kosten die betrekking hebben op de exploitatie en op het zogenaamde regulier beheer en onderhoud liggen meer in de lijn van de gebruikelijke, jaarlijks terugkerende kosten om een organisatie of object in stand te houden. Onderhavige subsidiegelden zijn bedoeld voor de meer incidentele activiteiten, met andere woorden niet voor regelmatig terugkerende vaste lasten. Tevens is deze regeling in elk geval nadrukkelijk niet bedoeld ter financiering van fysieke bouwactiviteiten, zoals de aanleg van paden, het oprichten van sanitaire voorzieningen en het rolstoeltoegankelijk maken van locaties. Voor zelfwerkzaamheid wordt een uurtarief van € 27,50 gehanteerd. Bij de eindafrekening dient terzake een urenverantwoording te worden overgelegd.

Artikel 41De subsidie bedraagt tenminste € 4500,- en ten hoogste € 50.000,-, maar nooit meer dan 50 procent van de subsidiabele kosten. Om de hoogte van subsidiebijdrage te bepalen worden financiële bijdragen van derden op de subsidiabele kosten in mindering gebracht.

Artikel 42In het eerste lid zijn enkele verplichtingen voor de subsidie-ontvanger geformuleerd. In het tweede lid is opgenomen dat gedeputeerde staten in het besluit tot subsidieverlening ook overige verplichtingen kunnen opnemen, waaronder de onder a en b genoemde.

Titel 7: Stimuleren vulpunten voor duurzame transportbrandstoffen

Algemene toelichting

De colleges van de provincies Drenthe, Groningen en Fryslân hebben in juni 2008 de toekomstagenda en het Actieplan 2008-2011 biotransportbrandstoffen en duurzame mobiliteit vastgesteld. Kortweg wordt dit het 100.000 voertuigenplan genoemd, want de ambitie is dat in 2015 in de drie noordelijke provincies 100.000 voer- of vaartuigen op duurzame brandstoffen rijden of varen. Ook elektrisch rijden en varen valt hier onder. Het 100.000 voertuigenplan zet in op stimulering van distributie en gebruik van duurzame transportbrandstoffen. Rijden op duurzame transportbrandstoffen is niet aantrekkelijk zolang deze niet of nauwelijks verkrijgbaar zijn. Met deze subsidieregeling willen gedeputeerde staten van Fryslân stimuleren dat er in de provincie Fryslân vulpunten worden gerealiseerd waar duurzame transportbrandstoffen verkrijgbaar zijn.

Eén van de actiepunten uit het 100.000 voertuigenplan is, dat er in Drenthe, Groningen en Fryslân in ieder geval per provincie zeven vulpunten worden gerealiseerd waar duurzame transportbrandstoffen kunnen worden getankt. De gekozen duurzame transportbrandstoffen zijn: aardgas als voorloper van groengras, bio-ethanol, of biodiesel. De subsidie is bestemd voor het realiseren van vulpunten. Verder kan €5.000,= subsidie worden verleend, wanneer een bestaand vulpunt wordt omgebouwd. Voorwaarde die wordt gesteld is dat een vulpunt waarvoor subsidie is verleend na ingebruikname ten minste drie jaar in gebruik blijft.

De regeling is als nieuwe titel 7 ingevoegd in de al bestaande Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme. De begripsbepalingen, daarmee wordt bedoeld de uitleg van wat in deze verordening wordt verstaan onder een tankstation of een vulpunt, zijn opgenomen in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme. In dit artikel staan alle begripsbepalingen genoemd. Ze staan dus niet in de nieuwe titel 7.

Titel 7: Stimuleren vulpunten voor duurzame transportbrandstoffen

Artikelgewijze toelichting

Artikel 57 In dit artikel wordt het doel van de regeling beschreven. Subsidie wordt verstrekt voor het realiseren van vulpunten waar duurzame transportbrandstoffen kunnen worden getankt.

Artikel 58In dit artikel wordt beschreven welke activiteiten subsidiabel zijn. Het gaat concreet om het realiseren van vulpunten voor aardgas, bio-ethanol en biodiesel. Ook wanneer bij een bestaand tankstation één van genoemde vulpunten wordt gerealiseerd komt deze in aanmerking voor subsidie. De activiteiten moeten wel binnen de provinciegrenzen worden gerealiseerd.

Artikel 59Dit artikel bepaalt dat de subsidie moet worden aangevraagd middels een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. De subsidie moet binnen een bepaalde periode, die door gedeputeerde staten wordt bepaald, worden aangevraagd. Dit betekent dat de regeling op een bepaalde datum wordt opengesteld, vanaf die datum kunnen aanvragen voor subsidie worden ingediend. De regeling kan vervolgens ook door gedeputeerde staten worden gesloten. Aanvragen die buiten deze periode worden ingediend worden niet in behandeling genomen. Openstelling en sluiting worden door gedeputeerde staten gepubliceerd in twee regionale dagbladen. In het derde lid wordt geregeld dat de aanvragen in volgorde van binnenkomst worden behandeld. Bepalend hierbij is dat de aanvraag compleet moet zijn, dus niet volledige aanvragen worden teruggestuurd met het verzoek ze aan te vullen. Als datum van binnenkomst geldt dan de datum waarop de volledige aanvraag bij de provincie is ingekomen. Voor deze regeling is een bepaald budget beschikbaar. Dit is het subsidieplafond. Wanneer dit plafond is bereikt, dan worden de overige aanvragen afgewezen. Indien op dezelfde dag meerdere aanvragen binnenkomen en op die dag wordt het subsidieplafond bereikt dan wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen door loting bepaald.

Artikel 60De provincie wil alleen subsidie verlenen voor vulpunten die ook daadwerkelijk in gebruik worden genomen. Dat betekent dat een aanvrager van een subsidie voor het realiseren van een vulpunt over alle wettelijk vereiste vergunningen en alle benodigde toestemmingen moet beschikken. Van deze vergunningen en toestemmingen moet een afschrift aan de provincie worden overgelegd, tenzij de vergunning of toestemming door de provincie zelf is verleend. In het eerste lid is geregeld dat de subsidie pas wordt verleend als deze gegevens zijn overgelegd. Dit houdt concreet in dat de subsidie niet wordt uitbetaald zolang deze gegevens niet zijn ontvangen.

In het tweede lid is geregeld dat de subsidie wordt afgewezen wanneer voor de betreffende vulpunten al subsidie is aangevraagd en verstrekt vanuit de Regeling van de minister van Economische Zaken van 26 oktober 2004, nr.WJZ 4067092, tot vaststelling van regels inzake subsidies energietransitie-experimenten (Unieke kansen regeling) of het Subsidieprogramma Tankstations Alternatieve brandstoffen (Stcrt. 21 mei 2008, nr. 95). Met deze bepaling wil gedeputeerde staten voorkomen dat op basis van meerdere regelingen voor hetzelfde vulpunt subsidie wordt verkregen. Wanneer voor de genoemde regelingen een aanvraag is ingediend, maar deze is afgewezen, dan kan wel subsidie worden gevraagd op grond van de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme. De subsidie wordt ook afgewezen wanneer het subsidieplafond is bereikt. Dit is het maximale budget dat voor de uitvoering van deze Uitvoeringsregeling beschikbaar is. Dat de subsidie dan geweigerd wordt vloeit rechtstreeks voort uit artikel 4:27 van de Algemene wet bestuursrecht en is daarom niet apart in deze regeling opgenomen. Het subsidieplafond wordt door gedeputeerde staten bekend gemaakt.

Artikel 61 In dit artikel wordt de hoogte van de subsidie geregeld. Maximaal 50% van de kosten van het realiseren van een vulpunt kan worden vergoed. Daarbij geldt voor aardgasvulpunten dat niet meer dan €30.000,= per vulpunt wordt vergoed. Voor biodiesel- en bio-ethanolvulpunten geldt dat niet meer dan €20.000,= per vulpunt wordt vergoed. Ook kan subsidie worden verleend voor het ombouwen van een bestaand vulpunt. Ook dan geldt dat maximaal 50% van de kosten van het ombouwen van een bestaand vulpunt wordt vergoed, met een maximum bedrag van €5.000,=. Dit geldt alleen voor het ombouwen van een bestaand vulpunt in een biodiesel- en bio-ethanolvulpunt. In het vierde lid staat aangegeven dat de hoogte van de subsidie kan worden aangepast om te voldoen aan Europeesrechtelijke bepalingen voor staatssteun. Het verlenen van steun of ander voordeel aan ‘economische activiteiten’ kan duiden op staatssteun. Dit begrip wordt ruim geïnterpreteerd binnen de Europese regelgeving. Steun is verboden, maar de Europese Commissie heeft uitzonderingen geformuleerd in diverse regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn: - de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EG) nr. 800/2008 van 6 augustus 2008), waarin verschillende categorieën van steunverlening onder voorwaarden zijn vrijgesteld van aanmelding bij de Europese Commissie; - de-minimisverordening (Verordening (EG) nr. 1998/2006 van 15 december 2006). Op grond van deze verordening kan onder voorwaarden zonder aanmelding bij de Europese Commissie aan een onderneming maximaal € 200.000,- steun worden verleend over een periode van drie belastingjaren, waarbij rekening moet worden gehouden met overige steun die de onderneming in de betreffende periode heeft ontvangen van overheden. Of een onderneming in aanmerking komt voor steunverlening op grond van de de-minimisverordening moet blijken uit een door de ondernemer ingevulde en ondertekende Verklaring de-minimissteun.

Indien bij de subsidieverstrekking op grond van deze uitvoeringsregeling sprake is van staatssteun, moet worden beoordeeld of de steun past binnen de Europese kaders voor staatssteun. De subsidie zal alleen dan worden verstrekt indien zij past binnen voornoemde kaders. Dit kan gevolgen hebben voor de hoogte van de subsidie.

Artikel 62 In dit artikel worden de verplichtingen van de subsidieontvanger geregeld. De vulpunten waarvoor subsidie wordt verleend moeten gedurende een periode van drie jaar in gebruik worden gehouden voor het leveren van aardgas, bio-ethanol of biodiesel. Deze eis vloeit direct voort uit de doelstelling van deze regeling. Er moet een betrouwbaar netwerk ontstaan waar duurzame transportbrandstoffen kunnen worden getankt. De andere eis in dit artikel dat het tankstation verzekerd moet zijn, vloeit ook voort uit de doelstelling van de regeling.

Artikel 63Dit artikel bepaalt dat binnen een periode van 8 weken nadat het tankstation is gerealiseerd een aanvraag moet worden ingediend om de subsidie vast te kunnen stellen. Bij de vaststelling van de subsidie wordt beoordeeld of de eerder verleende subsidie ook daadwerkelijk voor dat bedrag kan worden vastgesteld. Deze aanvraag moet plaatsvinden met een daarvoor ter beschikking gesteld aanvraagformulier  

Titel 18:  University Campus Fryslân: Algemene toelichting

Inleiding Met de nieuwe titel ‘University Campus Fryslân’ is primair beoogd een wettelijke grondslag in het leven te roepen voor subsidieverstrekking ter uitvoering van het programma University Campus Fryslân (hierna: het UCF-programma) dat is vastgesteld door provinciale staten op 26 januari 2011.

De regeling maakt deel uit van Uitvoeringsregeling van 23 oktober 2007, houdende regels betreffende de subsidiering van activiteiten op het terrein van economie, recreatie en toerisme, die op haar beurt is gebaseerd op de Subsidieverordening economie, recreatie en toerisme. Daarnaast dient bij de uitvoering de regels van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 (hierna: de ASV), en de Algemene wet bestuursrecht (hierna; de Awb), in het bijzonder Titel 4.2 (artikelen 4:21 tot en met 4:80), en de Europeesrechtelijke regels met betrekking tot staatssteun in acht te worden genomen.

Het totale budget voor het UCF-programma bedraagt € 14 miljoen te verdelen in twee fasen. Provinciale staten hebben via de meerjarenbegroting € 7 miljoen beschikbaar gesteld voor de realisatie van het eerste UCF-programma in de periode 2010-2015. De tweede € 7 miljoen is door provinciale staten geautoriseerd op voorwaarde van akkoordverklaring met een voorstel daartoe van gedeputeerde staten voor een nieuw programma, waarin inzicht wordt gegeven in de tot dat moment aangegane contracten en de eerste feitelijke resultaten, en op basis van een onafhankelijke evaluatie van de beoogde doelen en resultaten. Gedeputeerde Staten van Fryslân zijn eindverantwoordelijk voor de correcte uitvoering van het UCF-programma en besluiten over de subsidiëring van projecten en de voorwaarden waaronder die dienen te worden uitgevoerd. De beleidsgroep Economie Innovatie en Kennis van de provincie Fryslân is belast met de praktische uitvoering.

Het UCF-programma vormt in samenhang met deze regeling het beoordelingskader voor aanvragen voor subsidie op grond van deze titel. Voor de subsidieverstrekking is het UCF-programma leidend.

Het doel van het UCF-programma is de versterking, verdieping, verbinding en ontsluiting voor de samenleving van de kennisinfrastructuur en de gehele kennisketen in Fryslân rond Fryske Hotspots binnen de thema’s onderwijs en onderzoek. Het programma is opgesteld om invulling te geven aan de ambitie van de provincie Fryslân het bestaande academische netwerk in Fryslân in de komende jaren (verder) te versterken en uit te breiden in de vorm van een ‘netwerkuniversiteit’ door samenwerking met regionale en landelijke kennispartners, experts, instellingen voor hoger onderwijs en de gemeente Leeuwarden. Daarbij wordt in beginsel uitgegaan van bestaande ‘Fryske hotspots’, geografisch aanwijsbare plaatsen in Fryslân waar een economisch systeem met mondiale importantie floreert. De geïdentificeerde hotspots zijn: water, toerisme, leefbaarheid (livebility), duurzame energie, ‘groene’ life sciences en meertaligheid. De realisatie van deze kennisknooppunten vereist niet alleen het genereren van (nieuwe) kennis (kenniscreatie en innovatie), maar evenzeer het toepassen van relevante kennis in de praktijk en het circuleren van kennis (maatschappelijke valorisatie), een op de ambities aansluitende onderwijs- en opleidingsaanbod (kennisoverdracht) en een uitstekend vestigingsklimaat voor kenniswerkers (kennisklimaat). Om dat doel te bereiken zijn in het UCF-programma drie lijnen uitgewerkt: onderzoek, onderwijs en maatschappelijke valorisatie. De kennispartners die in ieder geval in aanmerking kunnen komen voor subsidie op grond van deze regeling zijn genoemd in § 2.4 van het UCF-programma.

De Stichting University Campus Fryslân (hierna: Stichting UCF) heeft een unieke positie in het geheel. In de eerste plaats betreft zij de University Campus Fryslân in geïnstitutionaliseerde zin. Dat wil zeggen dat zij fungeert als de netwerkorganisatie die tot taak heeft vanuit een onafhankelijke positie door makelen en schakelen de samenhang en samenwerking te bevorderen tussen (potentiële) kennispartners en bedrijfsleven. In dat verband treedt zij tevens op als aanjager, facilitator, moderator en regisseur van het UCF-programma. In de tweede plaats fungeert de Stichting UCF als het adviesorgaan van gedeputeerde staten voor aanvragen op grond van deze subsidieregeling. Tot slot en in de derde plaats kan het voorkomen dat de Stichting UCF zelf als subsidieontvanger optreedt. Als dat aan de orde is, spreekt het voor zich dat gedeputeerde staten geen advies inwinnen bij de Stichting UCF en zich geheel zelfstandig een oordeel vormen over de subsidieaanvraag.

Subsidiabel zijn de aanloopkosten en de onrendabele top van de verschillende subsidiabele activiteiten die zijn genoemd in het UCF-programma. Na de periode waarop aanspraak bestaat op de subsidie wordt de balans opgemaakt. De financiële begrenzing en de soorten subsidiabele kosten worden afgebakend aan de hand van de Europese staatssteunregels. Gedeputeerde staten hebben als uitgangspunt genomen dat de grens daar ligt waar subsidieverstrekking moet worden aangemerkt als meldingplichtige staatssteun. Om dat te bewerkstelligen hebben gedeputeerde staten nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de Omnibus Decentraal Regeling (hierna: de ODR). Die maakt voor de beoordeling van aanvragen als zodanig integraal onderdeel uit van de subsidietitel en is evenzeer als het UCF-programma leidend in de beoordeling. Hoewel de verwachting is dat, voor zover het gaat om economische activiteiten, het merendeel van de subsidieaanvragen experimenteel of industrieel onderzoek betreft en daarmee binnen de reikwijdte van module 1 van de ODR valt, houdt de subsidietitel alle negen modules van de ODR in beeld. Niet-economische onderwijsactiviteiten vallen in beginsel niet onder het staatssteunregime en komen daarom in beginsel onbeperkt worden gefinancierd. Dat geldt niet voor economische activiteiten. De kosten daarvan zijn alleen subsidiabel voor zover de ODR dat toestaat.

De toepassing van de ODR brengt voor gedeputeerde staten de verplichting met zich mee om de daarover op 12 november 2008 gemaakte procedurele afspraken in acht te nemen die erop neerkomen dat zij alle criteria, definities en procedures van de omnibusregeling toepassen. Zo dient de regeling in ieder geval vóór inwerkingtreding vooraf te worden aangemeld en gepubliceerd bij Europa decentraal en moet over de uitvoering van de ODR jaarlijks rond 1 maart van het jaar volgend op het jaar waarover verslag wordt gedaan door middel van een formulier worden gerapporteerd aan het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK. Voor zover aan de orde wordt daarbij een analyse verstrekt van het stimulerend effect van de steun (Hoofdstuk 4 ODR) en een beschrijving van de activiteiten clusters en de mate van succes. De regeling sluit de toepassing van de de minimis-regeling niet uit. Daarvoor gelden ook verplichtingen. Zo zijn de desbetreffende ondernemingen gehouden de ‘de minimis’-verklaring in te vullen en dient het dossier inzake de steunverlening te worden geregistreerd bij Bureau Europa en gedurende tien jaar te worden bewaard.

Titel 18:  University Campus Fryslân: Artikelsgewijze toelichting

Artikel 165 (Begripsbepalingen) Met de begripsomschrijving van het UCF-programma in aanhef onder b is de mogelijkheid open gelaten dat provinciale staten het UCF-programma op basis van nieuwe inzichten wijzigen. Daarop is de subsidietitel dan onverkort van toepassing. Het ligt in de rede dat, als een dergelijke wijziging aan de orde is, de UCF-partners, zoals genoemd in § 2.4 van het UCF-programma, daarover worden geïnformeerd.

Voor het overige artikel behoefte geen nadere toelichting.

Artikel 166 (Doel)Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 167 (Subsidiabele activiteiten)Met dit artikel is bepaald dat de bevoegdheid tot subsidieverstrekking berust bij gedeputeerde staten. Die beslissen uit dien hoofde over de subsidieverstrekking (verlening, vaststelling, weigering, intrekking e.d.) Gedeputeerde staten zijn ook belast met het toezicht. Dit houdt onder meer in dat zij toezien op de naleving van de voorwaarden en voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden.

Artikel 168 (Subsidieplafond)Een besluit tot vaststelling van een subsidieplafond is een apart besluit dat op de wijze als bepaald in artikel 3:42, tweede lid, van de Awb bekend gemaakt moet worden om in werking te kunnen treden. Bij overschrijding van het subsidieplafond is sprake van een imperatieve weigeringsgrond (artikel 4:25, eerste lid, van de Awb).

Artikel 169 (Adviescommissie)Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 170 (Subsidieontvanger) Omdat niet kan worden uitgesloten dat het mettertijd wenselijk wordt geacht dat ook andere rechtspersonen dan UCF-partners als subsidieontvanger fungeren, biedt het tweede lid de mogelijkheid om een andere rechtspersoon als zodanig aan te wijzen. Als dat eenmaal is gebeurd, geldt een als zodanig aangewezen rechtspersoon ook als UCF-partner in de zin van de regeling.

Artikel 171 (Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing)Uit het UCF-programma vloeit voort dat aanvragen in principe worden ingediend door een samenwerkingsverband dat wordt vertegenwoordigd door een penvoerder.

Omdat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat onder omstandigheden ook de Stichting UCF optreedt als subsidieontvanger optreedt, is in het derde lid bepaald dat gedeputeerde staten in dat geval afzien van het inwinnen van advies van de Stichting UCF. In dat geval wordt geen advies ingewonnen en beslissen gedeputeerde staten geheel zelfstandig op de aanvraag.

Met de artikelleden 4, 5 en 6 is voor wat betreft de verdeelsystematiek invulling gegeven aan artikel 4:26 van de Awb.

Voor het overige behoeft dit artikel geen nadere toelichting.

Artikel 172 (Toetsingscriteria)Dit artikel bevat de weigeringsgronden. In aanvulling daarop zijn de weigeringsgronden in de Algemene subsidieverordening en de Awb (met name artikel 4:25, tweede lid, artikel 4:35 en 4:43, tweede lid van de Awb) van toepassing.

Artikel 173 (Subsidiabele kosten) en 174 (hoogte subsidie)Deze artikelen zijn zo geformuleerd dat wordt voorkomen dat subsidieverstrekking in conflict raakt met Europeesrechtelijke staatssteunbepalingen. Daarbij is ervoor gekozen om de begrippen ‘economische’ en ‘niet-economische activiteiten’ die ook in de Europeesrechtelijke context gangbaar zijn, te hanteren. Bij de toepassing van deze begrippen wordt daarbij aangesloten.

Artikel 175 (Verplichtingen van de subsidieontvanger)De verplichtingen genoemd in dit artikel gelden rechtstreeks. Op zichzelf is het niet nodig deze aan het subsidiebesluit te verbinden. Het is wel verstandig de subsidieontvanger daarop te wijzen.

De verslagverplichtingen in het vierde lid zijn afgestemd op de provinciale begrotingscyclus en verantwoordingsmomenten. Op vier tijdstippen moet zijn voorzien in een verantwoording van financiële aard. Op twee momenten moet ook een inhoudelijke rapportage worden overgelegd. Daarbij dient in ieder geval expliciet te worden ingegaan – voor zover aan de orde – op: de voortgang, het studentenaantal, de kwaliteit, de risico’s, eventuele nieuwe ontwikkelingen.

De verplichte bewaartermijn van 10 jaar als genoemd in het vijfde lid is gebaseerd op de ODR, die tot die bewaartermijn verplicht.

Voor het overige behoeft dit artikel geen nadere toelichting.

Artikel 176 (Voorschotten)Bevoorschotting wordt niet geregeld in de subsidietitel van de Awb, maar in de artikelen 4:95 en 4:96 van titel 4.4 van de Awb (Bestuursrechtelijke geldschulden).

Artikel 177 (Subsidievaststelling)Met dit artikel is beoogd een procedure te bieden die voor de betrokken partijen zo min mogelijk belastend is. Daarbij wordt opgemerkt dat de Awb onderscheid maakt tussen het besluit tot subsidieverlening en het besluit tot subsidievaststelling. De subsidieverlening geeft ‘slechts’ een voorlopige aanspraak op subsidie. De subsidievaststelling geeft een definitief recht (behoudens intrekking achteraf).

Titel 20: Herstructurering Bedrijventerreinen: Algemene toelichting  

In 2009 is tussen Rijk, IPO en VNG een Convenant bedrijventerreinen 2010-2020 afgesloten, waarin onder meer afspraken over de herstructureringsopgave van bedrijventerreinen zijn opgenomen. Daartoe is een Provinciaal Herstructureringsprogramma 2010-2013 (PHP) opgesteld, op grond waarvan het rijk middelen beschikbaar heeft gesteld. Dit PHP is een programma op hoofdlijnen, waarin wordt uitgegaan van een groslijst van 58 aan te pakken bedrijventerreinen waar mogelijk revitalisering of herprofilering[1] aan de orde is. Deze groslijst –gebaseerd op een in 2009 gehouden onderzoek naar de veroudering van bedrijventerreinen in Fryslân– is destijds aangeduid als een dynamische lijst, nog verder uit te werken in regionale bedrijventerreinenplannen.

Met de in regionaal verband samenwerkende gemeenten zijn inmiddels deze regionale bedrijventerreinenplannen opgesteld waarin, naast de programmering en fasering van nieuwe terreinen, ook de herstructureringsopgave nader in beeld is gebracht dan wel voor verdere uitwerking is geagendeerd. Samen met het PHP geven deze bedrijventerreinenplannen invulling aan het Aanvalsplan herstructurering en revitalisering bedrijventerreinen, zoals aangegeven in de Uitvoeringsagenda Streekplan 2011-2014. Het PHP en de bedrijventerreinenplannen vormen dus de kaders voor deze herstructureringsregeling.

De uitvoering van de herstructureringopgave hangt nauw samen met de beschikbare financiële middelen van (met name) de gemeenten.

Met de voorliggende regeling wordt de juridische basis gelegd om een financiële stimulans te kunnen bieden om de uitvoering ter hand te nemen. In de regeling wordt uitgegaan van een subsidie van maximaal 50%.

Opgemerkt wordt dat onder het begrip herstructurering vier soorten ingrepen vallen, te weten: facelift (of beperkte revitalisering); revitalisering; herprofilering en transformatie. Hieronder, bij de toelichting op artikel 188, worden deze begrippen nader toegelicht.

De voorliggende regeling is alleen van toepassing op revitalisering en herprofilering van bedrijventerreinen.

Dit is conform de intentie in het hiervoor bedoelde convenant om facelift en transformatie van subsidie uit te sluiten. Facelift wordt namelijk meer gezien als een grote onderhoudsbeurt en als  meer in de lijn liggend van de reguliere taken van de direct betrokkenen (gemeente(n) en bedrijven). Bij transformatie verliest de locatie zijn werkfunctie (bijvoorbeeld door omzetting naar een woningbouw locatie). Om die reden is het niet logisch om hiervoor subsidie op grond van de voorliggende regeling te verstrekken. Daarnaast is het bij transformatie niet geheel ondenkbaar dat de nieuwe functie (bijvoorbeeld wonen) voldoende middelen kan genereren om de revitalisering (grotendeels) te bekostigen.

 

Titel 20: Herstructurering Bedrijventerreinen: Artikelsgewijze toelichting  

Artikel 188Dit artikel bevat de begripsbepalingen. Begrippen zijn gedefinieerd als dat voor een goede interpretatie en eenduidigheid van de bepalingen van deze regeling noodzakelijk is.

Van belang is dat de onderhavige regeling alleen voor revitalisering- en herprofileringprojecten subsidiemogelijkheden biedt. Bij dit soort projecten kan het deels ook gaan om aspecten van facelift of beperkte revitalisering, maar dan wel altijd in combinatie met forsere ingrepen.

Projecten met alleen investeringen die betrekking hebben op facelift of beperkte revitalisering komen dus niet voor subsidie in aanmerking. Dit is het geval indien het alleen gaat om lichte ingrepen, zoals: verbetering van de openbare groenvoorzieningen; lichte infrastructurele ingrepen of herstelwerkzaamheden (zoals wegverbreding, aanbrengen van nieuw wegprofiel, vervanging riolering, e.d.); of verbeteringen of aanbrengen van (kleine) openbare voorzieningen (zoals verlichting en straatmeubilair).

Bij revitalisering gaat het om forsere ingrepen. Het gaat dan om verwerving, sanering of  herontwikkeling van (delen van) het terrein. Hierbij zijn veelal ook grotere infrastructurele ingrepen aan de orde op het terrein zelf, dan wel in het direct aanpalende gebied voor zover direct verband houdende met de ontsluiting van het bedrijventerrein. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld wegverleggingen, aanleg van bruggen, tunnels of rotondes, maar ook bijvoorbeeld trailerhellingen op natte terreinen. Daarnaast  kunnen ook grotere investeringen aan de orde zijn  ten behoeve van het bereiken van duurzaamheiddoelstellingen (denk aan nieuwe gezamenlijke energievoorzieningen, nieuwe watersystemen, e.d.).

Bij herprofilering gaat het ook om een vorm van revitalisering, in de zin van een herontwikkeling van de locatie naar een andere werkfunctie. Dit vergt doorgaans ook grotere investeringen in sloop en sanering en in nieuwe infrastructuur. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld de omzetting naar een detailhandels- of een kantorenlocatie. 

Artikel 189 en 190 Het PHP en de regionale bedrijventerreinenplannen vormen de (beleids-)kaders voor deze herstructureringsregeling. Deze vormen de uitgangspunten op grond waarvan gedeputeerde staten een plan beoordelen.   Is een herstructureringsplan al in een van deze kaders opgenomen/genoemd, dan is daarmee voldoende de noodzaak van de herstructurering onderbouwd (zie ook artikel 191) en gaan gedeputeerde staten er vanuit dat het project wordt ondersteund door de samenwerkende regio.

Artikel 191 In dit artikel, onder lid 2b, wordt een onderbouwing van de noodzaak van herstructurering gevraagd. Indien het project al wordt opgenomen/genoemd in het PHP of in een regionaal bedrijventerreinplan, dan is hieraan voldaan. In het geval dat een herstructureringsplan niet is opgenomen in genoemde plannen, dient een afzonderlijke onderbouwing te worden geleverd. Daaruit moet blijken dat het project past binnen de uitgangspunten van het PHP en het regionale bedrijventerreinenplan. In zo’n geval dient ook regionale afstemming plaats te vinden binnen de samenwerkende regio. Uit de aanvraag moet blijken dat die afstemming heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld door instemming van de betrokken colleges van Burgemeester en Wethouders.

In dit artikel 191, onder lid 2d, vragen wij om een beschrijving van de na te streven fysieke ruimtelijke kwaliteit en de daarop gerichte maatregelen. Dit kan dan betrekking hebben op zowel de landschappelijke inpassing van het terrein, als op kwaliteitsaspecten op het terrein zelf. Bijvoorbeeld: wij wensen een goede landschappelijke inpassing (doel fysieke ruimtelijke kwaliteit) en daarom leggen wij een groenstrook aan (maatregel).

Deze bepaling moet worden gezien als een procesvereiste bij de indiening van een projectplan, op grond waarvan kan worden beoordeeld of en hoe ruimtelijke kwaliteit is meegenomen in het plan.

De voorgenomen maatregelen met betrekking tot de na te streven fysieke ruimtelijke kwaliteit kunnen subsidiabel zijn op grond van artikel 194, maar zijn geen grond om een subsidie af te wijzen. Wel kan de aanvrager worden aangeboden om gebruik te maken van specifieke kennis op het gebied van ruimtelijke kwaliteit die binnen de provinciale dienst aanwezig is, waardoor het projectplan aan kwaliteit zou kunnen winnen.

Artikel 192 Het subsidieplafond wordt jaarlijks vastgesteld en kan bij overschrijding grond zijn om de subsidie te weigeren.

Artikel 193 De in dit artikel genoemde criteria sluiten aan op de eisen zoals die zijn genoemd in artikel 191. Op grond van het bij deze regeling behorende aanvraagformulier, wordt in het projectplan ook een opsomming gegeven van de feitelijke projectactiviteiten. Op grond daarvan zullen wij toetsen of de ingrepen betrekking hebben op revitalisering dan wel herprofilering en dus in beginsel voor subsidieverstrekking in aanmerking kunnen komen.

Artikel 194 De in dit artikel genoemde kosten hebben betrekking op de kosten die door de aanvrager  worden gemaakt. Kosten die niet door de aanvrager worden gemaakt (bijvoorbeeld door bedrijven op het terrein t.b.v. verbeteringen van de eigen kavel of opstallen) zijn uitgesloten van subsidie; dit in verband met mogelijke conflicten van staatssteun. De in het eerste lid van dit artikel genoemde kosten betreffen een limitatieve opsomming. Kosten die hier niet worden genoemd zijn niet subsidiabel.  Daarnaast wordt in het tweede lid van dit artikel nog een aantal specifieke kosten benoemd die eveneens uitgesloten zijn voor subsidie. Dit betreft onder meer de apparaatskosten; hieronder worden alle interne kosten bedoeld zoals die door de aanvrager (eventueel) worden toegerekend aan het project, zoals personeels- en huisvestingskosten.

Artikel 195 In het eerste lid van dit artikel wordt een minimumbedrag aangegeven en heeft tot doel om projecten met een geringe omvang van de kosten uit te sluiten. Dit sluit aan bij het willen uitsluiten van (veelal goedkopere) faceliftprojecten. In het tweede lid van dit artikel wordt voor wat betreft bodemsaneringskosten eenzelfde maximumgrens van de subsidie aangegeven als voor bodemsaneringen in het kader van de Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing (ISV-III). In dit artikel wordt in het derde lid stapeling van subsidies voor dezelfde projectactiviteiten uitgesloten. In het aanvraagformulier moet ook worden aangegeven of ook andere subsidies zijn aangevraagd, dan wel verkregen.

Artikel 196 Uit ervaring met  herstructureringsprojecten zoals bedoeld in deze regeling, blijkt dat deze  doorgaans binnen een termijn van 2 jaar gerealiseerd kunnen worden. In overleg met de aanvrager kunnen over ingewikkelder projecten afspraken worden gemaakt over een langere doorlooptijd; in de verleningbeschikking wordt ook de datum aangegeven waarop het project uiterlijk dient te zijn afgerond.

Artikel 197 Vooruitlopend op de realisering van projectonderdelen, kunnen gedeputeerde staten voorschotten verstrekken. In de beschikking zal op deze mogelijkheid worden gewezen, voor zover van toepassing. Niet ondenkbaar is dat in ingewikkelde en langlopende projecten de bevoorschotting over meerdere tranches wordt verdeeld. In die gevallen kan ook een tussenrapportage worden gevraagd, teneinde zicht te houden op de voortgang van het project en een juiste besteding van de subsidiegelden.

Artikel 198 Artikel 41 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 bevat bepalingen met betrekking tot de aanvraag om vaststelling van de subsidie. De ervaring met herstructureringsprojecten leert dat het wenselijk is de termijn waarbinnen een aanvraag moet zijn ingediend te verruimen ten opzichte van de thans gehanteerde termijn van acht weken. De termijn is daarom verruimd tot drie maanden. Vanwege de minimale omvang van de subsidie, gelet op bepaling van artikel 195 van onder-havige regeling is dat € 100.000,-, dient de eindrapportage, overeenkomstig artikel 41, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006, bij de afrekening altijd vergezeld te gaan van een accountantsverklaring.

Titel 22    Asbest eraf, zonnepanelen erop 2013 2014 TOELICHTING OP DE REGELING

Artikel 208 begripsbepalingenonder a:Bij de bepaling waar de activiteiten van een agrarisch bedrijf uitgevoerd worden, wordt uitge-gaan van het adres van de bedrijfslocatie zoals die bij de recentste Landbouwtelling is ge-hanteerd.

onder c:Het gaat om de sanering van het ‘buitenasbest’, oftewel de daken, goten en buitenbeplating van schuren en loodsen. Verwijdering van afdichting met asbesthoudend materiaal van bijvoorbeeld tuinbouwkassen (zoals voegkit) valt buiten de reikwijdte van deze regeling. Het gaat om asbestverwijdering van de buitenkant van het gebouw, maar geen asbest afkomstig van de inrichting van een gebouw

onder e:In dit artikel, noch elders in de verordening, zijn vereisten opgenomen ten aanzien van de-minimissteun. Deze vereisten uit de betreffende verordening gelden rechtstreeks en vormen rechtstreeks onderdeel van het toetsingskader. In het aanvraagformulier worden derhalve wel gegevens gevraagd om aan deze vereisten te kunnen toetsen: De belangrijkste criteria daarvan zijn de volgende: • het maximum voor de-minimissteun aan een onderneming bedraagt € 7.500 gerekend over de twee voorafgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar; • het maximum geldt voor alle overheidssteun die als de-minimissteun kan worden aangemerkt. Het doet echter niet af aan de mogelijkheid voor de begunstigde om andere overheidssteun te ontvangen uit hoofde van door de Europese Commissie goedgekeurde regelingen; • het maximum geldt voor alle categorieën steun, in welke vorm en met welk doel dan ook verleend.

Bij de beoordeling van de de-minimissteun wordt in principe van het maximaal verleende steunbedrag uitgegaan. Het moment van de feitelijke uitbetaling is daarbij niet van belang.

onder f:Het Asbestverwijderingsbesluit bevat specifiek voorschriften voor inventarisatie en verwijdering van asbest, waaronder het vereiste van certificering voor asbestverwijdering en asbest-inventarisatie. Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 waarop de certificering is gebaseerd, valt onder de reikwijdte van de Dienstenwet en is genotificeerd.

onder h: De bedrijfsomvang wordt bepaald op basis van de totale standaardopbrengst van het bedrijf. De standaardopbrengst wordt vastgesteld middels de gegevens die bij de recente Landbouwtelling zijn opgegeven.

Er is sprake van een agrarisch bedrijf van voldoende omvang als een ‘redelijk’ inkomen afkomstig is uit het bedrijf. Voor deze regeling kan gesteld worden dat sprake is van een agrarische onderneming met voldoende omvang bij een omvang van 25.000 standaardopbrengst.

Artikel 211 onder 1: Het kan voorkomen dat een agrarische onderneming zelf geen eigenaar is van een bedrijfsgebouw maar deze gebruikt via een pachtconstructie. In deze situatie kan er subsidie worden aangevraagd door de agrarische ondernemer met een instemmingsverklaring van de eigenaar van het bedrijfsgebouw, mits de agrarische onderneming de kosten voor het project draagt.

Artikel 211 onder 2:Ten behoeve van de eenvoud van de regeling is gekozen voor een behandeling op volgorde van binnenkomst. Hierdoor kan direct bij ontvangst van volledige aanvragen worden gestart met de behandeling en subsidieverstrekking. Om te voorkomen dat onvolledige aanvragen meetellen voor het subsidieplafond is in het tweede lid bepaald, dat uitsluiten volledige aanvragen worden meegenomen bij het bepalen van de volgorde van binnenkomst. Derhalve is in het tweede lid bepaald dat een aanvraag pas meetelt als deze volledig is.

Artikel 213 onder b: Voorafgaand aan de aanvraag dient de aanvrager een asbestinventarisatie te laten verrichten. Het rapport van de asbestinventarisatie overlegt de aanvrager bij zijn aanvraag.

Artikel 213 onder c: Het plaatsen van zonnepanelen is onderdeel van de toetsing. Dit betekent dat de aanvrager moet kunnen aantonen waar, wanneer en hoe deze worden geplaatst. Hiertoe dient de aanvrager een offerte bij de aanvraag te overleggen. Deze regeling voorziet niet in het subsidiëren van de aanschaf en plaatsing van zonnepanelen

Artikel 204 onder f:De asbest mag niet reeds verwijderd en afgevoerd zijn, en/of zonnepanelen geplaatst, voordat de aanvraag voor subsidie wordt ingediend. De voorfase waarin offertes worden gevraagd en overeenkomsten ten behoeve van de uitvoering tot stand komen, dient wel doorlopen te zijn voordat subsidie kan worden aangevraagd. Anders kan immers niet worden aangetoond dat aan de subsidievereisten wordt voldaan.

Indien deze termijn niet in acht wordt genomen, wordt geen subsidie verleend.

Artikel 214 lid 1:De subsidie wordt berekend over het aantal vierkante meters dak dat asbest bevat. Het betreft nadrukkelijk niet het aantal vierkante meters asbest dat gestort wordt. Bij de bepaling van de hoeveelheid vierkante meters asbest van het dak wordt als leidraad genomen het aantal vierkante meters asbestdak zoals genoemd in het asbestinventarisatierapport.

Artikel 215: verplichtingen van de subsidieontvangerNadat het asbestdak gesaneerd is dienen zo spoedig mogelijk de zonnepanelen geplaatst te worden, in ieder geval binnen de realisatieperiode.

Deze regeling voorziet niet in het subsidiëren van de aanschaf en plaatsing van zonnepanelen.

Artikel 215 lid 2: Net als bij alle elektrische apparaten staat ook het vermogen van zonnepanelen uitgedrukt in Watt. De productie van elektriciteit is niet gelijkmatig doordat de hoeveelheid zonlicht steeds verandert. Daarom is bij zonnepanelen het maximale vermogen onder ideale omstandigheden aangegeven: Watt-piek (Wp). De te plaatsen zonnepanelen dienen ten minste een productiecapaciteit van 15.000 Watt-piek te hebben (15 kWp).

Artikel 215 lid 5 Voor het verwijderen en afvoeren van asbest gelden op grond van het Bouwbesluit 2012 en het Asbestverwijderingsbesluit 2005 diverse procedurevoorschriften waaraan de aanvrager dient te voldoen. Ook voor het plaatsen van zonnepanelen gelden procedurevoorschriften zoals een vergunning voor het plaatsen van zonnepanelen indien het gebouw een monument is.

Om aan te tonen dat de activiteit uitgevoerd gaat worden en aan de vereisten kan worden voldaan, dienen dergelijke vergunningen reeds te zijn aangevraagd en verkregen dan wel meldingen te zijn gedaan voordat een aanvraag om een subsidie wordt ingediend.

Artikel 215 lid 6 Zodra het Landelijk Asbestvolgsysteem in werking is wordt via het Landelijk Asbestvolgsysteem gemonitord of het verwijderen van asbest op de juiste manier is uitgevoerd. Hiervoor dient Gedeputeerde Staten vooraf toestemming te krijgen tot inzicht.

Artikel 217Het uitgangspunt van dit artikel is dat subsidie wordt aangevraagd door middel van een speciaal daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Dit formulier geeft aan welke bewijsstukken als bijlagen en/of informatie moet worden toegevoegd. Daarbij kan men denken aan nota’s van de asbestverwijdering en plaatsing zonnepanelen, maar ook een asbestvrijverklaring.

Artikel 218 De verplichtingen uit het convenant dienen uiterlijk op 31 december 2014 gereed te zijn. Omdat het uitvoering van het convenant pas gereed is na controle en rapportage van de verplichtingen, dienen de saneringen eerder te zijn afgerond. In artikel 215 lid 3 is dit bepaald op 31 oktober 2014. Om te zorgen dat de ontvanger voldoende tijd heeft om de activiteit te realiseren, is de mogelijk tot het indienen van aanvragen afgebakend tot 1 september 2014. Indien al eerder het subsidieplafond is bereikt, moeten aanvragen om subsidie die na het bereiken van het subsidieplafond worden ingediend worden geweigerd.

 

Titel 23: Toerisme Natuurlijk Fryslân 2013-2015 (STINAF II) Artikelsgewijze toelichting

Artikel 219 onder aDe STINAF II is een de-minimisregeling. Dit betekent dat op deze subsidieregeling de bepalingen van Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun, Pb EG L 379/05 van 28 december 2006, van toepassing zijn, een en ander met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze verordening gedurende de looptijd van deze subsidieregeling.

De aanvragende onderneming en de subsidiabele kosten dienen te voldoen aan de voorwaarden van genoemde verordening. De belangrijkste criteria daarvan zijn de volgende: • het maximum voor de-minimissteun aan een onderneming bedraagt € 200.000,00 gerekend over de twee voorafgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar; • het maximum geldt voor alle overheidssteun die als de-minimissteun kan worden aangemerkt. Het doet echter niet af aan de mogelijkheid voor de begunstigde om andere overheidssteun te ontvangen uit hoofde van door de Europese Commissie goedgekeurde regelingen; • het maximum geldt voor alle categorieën steun, in welke vorm en met welk doel dan ook verleend.

Bij de beoordeling van de de-minimissteun wordt in principe van het maximaal verleende steun¬bedrag uitgegaan. Het moment van de feitelijke uitbetaling is daarbij niet van belang.

Uw onderneming en het eventuele moederconcern mag in een periode van drie jaar in totaal niet boven het bedrag van € 200.000,00 aan de-minimissteun ontvangen. Dit moet u zelf in de gaten houden. Ga daarom na of u in het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun van een overheidsinstantie heeft ontvangen. Het gaat hierbij om toegezegde én aangevraagde de-minimissteun waarvoor u nog geen vaststelling of beslissing heeft ontvangen. De steun moet verleend zijn op het tijdstip dat uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun kan maken.

Toepassing van genoemde verordening op een subsidieaanvraag in het kader van deze regeling kan leiden tot weigering dan wel verlaging van de subsidie.

Artikel 219 onder b De bedrijfsmiddelen die gesubsidieerd kunnen worden zijn: (bedrijfs-)gebouwen, machines, installaties en andere vaste bedrijfsmiddelen zoals technische en administratieve uitrusting. In dit artikel is rekening gehouden met de invoering van vervroegde afschrijvingen ter stimulering van investeringen die in het belang zijn van het milieu, de technologische ontwikkeling en de arbeidsomstandigheden, alsmede met de invoering van vrije afschrijvingen op bedrijfsgebouwen. Door de belastingdienst wordt de grens voor de aanzienlijke waarde op minimaal € 450,00 exclusief omzetbelasting aangehouden. Kosten die rechtstreeks ten laste van de verlies en winstrekening worden gebracht zijn geen investeringen.

Artikel 219 onder c De investeringen moeten zich onderscheiden van hetgeen reeds in de onderneming aanwezig is. • Voorbeelden van kwaliteitsverbeteringsprojecten zijn onder andere projecten gericht op productvernieuwing en vernieuwing van het bedrijfsconcept • Voorbeelden van duurzaamheidsprojecten zijn onder andere investeringen in het gebruik van: o Milieuvriendelijke duurzame materialen; o Waterbesparende kranen, douches en toiletten; o Extra waterbesparende maatregelen zoals betaalsystemen, druk- of sensorkranen; o Daglichtsystemen; o Verlichtingssensoren; o Klimaatbeheersingssystemen; o Warmte terugwin systemen. • Toegankelijkheid: de eigenschap van de gebouwde voorzieningen (buitenruimte, gebouwen en woningen), die maakt dat mensen de voor gebruik bestemde onderdelen, waaronder inrichting – en bedieningselementen, kunnen bereiken en gebruiken, zodat toeristen met een beperking ook gebruiken kunnen maken van de diverse voorzieningen in Fryslân.

Artikel 219 onder dUit het investeringsplan dient tevens te blijken hoe de onderneming rekening houdt met land-schappelijke inpassing, architectuur en natuurontwikkeling. De aanvrager zal in het investerings-plan moeten beschrijven en vastleggen op welke wijze het investeringsproject nieuw is voor de onderneming of welke additionele meerwaarde de investeringen vertegenwoordigen.

Artikel 219 onder e en f juncto 2 In deze artikelen is aangegeven welke ondernemers/ondernemingen (hierna: onderneming) in aanmerking kunnen komen voor een subsidie in het kader van de regeling. Hoewel subsidie wordt verleend op grond van de de-minimisverordening (EG) 1998/2006 wordt voor de definitie van de (toeristische) onderneming aangesloten bij de Algemene groepsvrijstellingsverordening (EG) 800/2008.

Conform bijlage I van de verordening (EG) 800/2008 van de commissie van 6 augustus 2008 (de algemene groepsvrijstellingsverordening), is de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (MKB) die van ondernemingen waar minder dan 250 fte werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een MKB is, gekeken dient te worden naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zuster ondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer en minder dan 50% qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een MKB is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.

Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een MKB, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een MKB is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.

Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een MKB worden aangemerkt.

Artikel 219 onder f juncto 1 De code waaronder de onderneming in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat ingeschreven is een belangrijk gegeven, maar niet doorslaggevend. Gedeputeerde Staten behouden te allen tijde het recht om op basis van de feitelijke ondernemingsactiviteiten tot een ander oordeel te komen omtrent de zogenaamde SBI-codering.

De regeling is in beginsel niet bedoeld voor: - sport- en recreatie-instellingen, waaronder zwembaden, kartbanen, pitch en putbanen en golfbanen; - exploitatie van en handel in onroerende zaken; - (café-)restaurants; - musea.

Artikel 219 onder gIndien er sprake is van een groep, zal vastgesteld dienen te worden of de aanvrager als een zelfstandige onderneming binnen de groep kan worden aangemerkt. Op basis van de feitelijke situatie zal worden bepaald of dit het geval is.

Artikel 219 onder hDe meetmomenten van het aantal arbeidsjaareenheden zijn bepaald op de aaneensluitende periode van 12 maanden voorafgaand aan de indiening van de aanvraag en de aaneensluitende periode van 12 maanden voorafgaand aan het verzoek tot subsidievaststelling.

Het aantal werkzame personen bestaat uit: a. de loontrekkenden; b. de personen die voor de onderneming werken, er een ondergeschikte verhouding mee hebben en voor het nationale recht met loontrekkenden gelijkgesteld zijn (zoals uitzendkrachten); c. de eigenaren-bedrijfsleiders; d. de vennoten die geregeld een activiteit in de onderneming uitoefenen en van de onderneming financiële voordelen genieten. Leerlingen en studenten die een beroepsopleiding volgen en een leer- of beroepsopleidingsovereenkomst hebben, worden niet meegeteld in het aantal werkzame personen. De duur van zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt niet meegerekend.

Artikel 222 lid 1Onder reguliere investeringen en reguliere onderhoudswerken worden verstaan investeringen die niet nieuw of vernieuwend voor de onderneming zijn. Dit zijn werkzaamheden die behoren tot de reguliere bedrijfsuitvoering van de toeristische ondernemer. Voorbeelden reguliere investeringen: investeringen ter vervanging van afgeschreven en verouderde bedrijfsmiddelen, of de vervanging van een bestaand bedrijfsmiddel voor een vergelijkbaar bedrijfsmiddel. Voorbeeld reguliere onderhoudswerken: schilder- en renovatiewerkzaamheden.

Niet gespecificeerde posten (onvoorzien, diversen) worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend. Kosten ter voorbereiding van de aanvraag, interest, financieringskosten, notariskosten, overdrachtsbelasting, kosten voor leges en andere heffingen van de overheden zijn geen subsidiabele kosten

Artikel 222 lid 2 Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht, een ondertekening voor akkoord van een offerte of een “voorlopig” koopcontract. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt er ook van uitgegaan dat de verplichting is aangegaan. Indien een verplichting voor een investering in een bedrijfsmiddel is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend voor dit bedrijfsmiddel. Indien het bedrijfsmiddel behoort tot een groter projectdeel, dan wordt voor dit projectdeel geen subsidie verleend.

Artikel 225 onder fIndien de financiering ten tijde van de ontvangst van de subsidieaanvraag nog niet is zeker gesteld, dan kan toch onder de voorwaarde dat binnen drie maanden na verzenddatum van de verleningsbeschikking de financiering alsnog is geregeld, een subsidie worden verleend. Is binnen drie maanden na verzenddatum van de verleningsbeschikking de financiering nog steeds niet zeker gesteld, dan wordt de verleningsbeschikking ingetrokken. De aanvrager dient in een financieringsplan de financiering van het project te beschrijven. De financiering moet middels financieringsovereenkomsten, de jaarrekening of andere stukken worden onderbouwd.

Artikel 225 onder g Indien er een vergunning nodig is om de beoogde investering te kunnen doen, en deze vergunning is nog niet aangevraagd, dan kan toch onder de voorwaarde dat binnen drie maanden na verzenddatum van de verleningsbeschikking de vergunning alsnog is aangevraagd, een subsidie worden verleend. Is binnen drie maanden na verzenddatum van de verleningsbeschikking de vergunning nog steeds niet aangevraagd, dan wordt de verleningsbeschikking ingetrokken.

Artikel 225 onder h Het project moet uitgevoerd kunnen worden binnen het huidige bestemmingsplan.

Artikel 225 onder jCumulatie van subsidie is niet toegestaan.

Artikel 227 lid 1 onder aDe eis dat de bedrijfsmiddelen permanent op de bedrijfslocatie aanwezig moeten zijn, betekent dat investeringen in onder andere (plezier-)vaartuigen of (bedrijfs-) auto’s niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend.

Artikel 227 lid 1 onder b Als uitvoeringsperiode geldt een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de verzending van de verleningsbeschikking.

Het gaat bij de subsidiëring niet alleen om het verrichten van investeringen in bedrijfsmiddelen, maar ook om het daadwerkelijk in gebruik nemen daarvan. Alleen dan kan het doel van de regeling, het stimuleren van kwaliteitsverbetering, duurzaamheid en toegankelijkheid in de toeristische sector van de provincie Fryslân, worden gerealiseerd. Hierbij geldt de verplichting dat deze activiteiten binnen een betrekkelijk korte periode worden verricht. Het is de bedoeling de beschikbare subsidie te gebruiken voor projecten die op korte termijn een positieve impuls geven aan de sociaaleconomische ontwikkeling van de regio.

Artikel 227 lid 1 onder c Artikel 38 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 schrijft voor dat de subsidieontvanger een zodanige ingerichte administratie voert, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan. Op grond van artikel 40 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 kunnen Gedeputeerde Staten aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee, de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 227 lid 1 onder fOp grond van artikel 4:57 Awb kan onverschuldigd betaalde subsidie worden teruggevorderd.

Artikel 230 Bij de vaststelling van de subsidie dient de aanvrager te beschikken over goedgekeurde vergunningaanvragen. Met betrekking tot de benodigde vergunningen voor het investeringsproject vindt toetsing dus achteraf plaats, de aanvragen voor de benodigde vergunningen dienen wel bij de aanvraag of binnen drie maanden na datum van de verleningsbeschikking te worden verstrekt .

Artikel 231In de artikelen 5:11 en verder van de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen wie toezichthouders zijn en wat hun bevoegdheden zijn. Verder is in artikel 5:20 van die wet voorzien, dat iedereen verplicht is om medewerking te verlenen aan een toezichthouder in functie, tenzij de betrokkenen uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daarvan zijn vrijgesteld. Toezichthouders worden aangewezen door Gedeputeerde Staten en beschikken over een legitimatiebewijs dat zij op verzoek moeten tonen. Toezichthouders zijn bevoegd tot het betreden van elke plaats met medeneming van de benodigde apparatuur, tot het vorderen van inlichtingen, tot het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en het maken van kopieën daarvan en tot het onderzoeken van zaken, die zaken aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.