Regeling vervallen per 28-02-2009

Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007

Geldend van 27-02-2009 t/m 27-02-2009 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007

GEWIJZIGDE KADERSUBSIDIEVERORDENING INRICHTING LANDELIJK GEBIED PROVINCIE FRYSLÂN 2007

Verordening van 11 februari 2009, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies voor inrichting van het landelijke gebied (Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebeid provincie Fryslân 2007)  

Provinciale Staten van Fryslân, 

overwegende dat in verband met artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied regeling nodig is van de subsidieverstrekking uit het Investeringsbudget landelijk gebied, alsmede subsidieverstrekking uit het Frysk Ynvestearringsbudzjet Lânlik Gebiet;

gelet op artikel 145 van de Provinciewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluiten vast te stellen de Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 als volgt:

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet inrichting landelijk gebied

  • b.

    meerjarenprogramma: provinciaal meerjarenprogramma voor het gebiedsgerichte beleid als bedoeld in artikel 2.2 van de wet;

  • c.

    plattelandsontwikkelingsprogramma: het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005 (Pb L 277);

  • d.

    aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134/114);

  • e.

    steunmodule: een regeling voor de verstrekking van een subsidie die als steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet wordt beschouwd.

  • f.

    uitvoeringsverordening: verordening (EG) nr. 1974/2006 (Pb EU L, 368/15 van 23 december 2006) van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening(EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plat-telandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelands-ontwikkeling(ELFPO);

  • g.

    plattelandsontwikkelingsprogramma: programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor Nederland met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013, zoals goedgekeurd door de Commissie krachtens artikel 18 van de Verordening (EG) nr. 1698/2005 of herzien krachtens artikel 19 van die verordening.

Artikel 2 Plattelandsontwikkelingsprogramma

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma subsidie verstrekken voor de maatregelen 125, 216, 311, 312, 313, 321, 322, 323, 341, 41, 411, 412, 413, 421 en 431.

  • 2.

    De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt onder de voorwaarden opgenomen in het POP2 en als aan alle voorwaarden wordt voldaan van het betreffende maatregelfiche.

  • 3.

    Waar subsidie wordt verstrekt met cofinanciering uit het POP2 en de POP2 voorwaarden verder gaan dan de voorwaarden uit de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gelden maximaal de voorwaarden zoals zijn opgenomen in de laatst genoemde verordening.

  • 4.

    Waar subsidie wordt verstrekt met cofinanciering uit het POP2 en de voorwaarden genoemd in de maatregelen van het POP2 afwijken van de voorwaarden uit de Gewijzigde Subsidieverordening ILG provincie Fryslân 2007, zijn de voorwaarden uit het POP2 van toepassing voor zover deze beperkender zijn dan de voorwaarden genoemd in de Gewijzigde Subsidieverordening ILG provincie Fryslân 2007.

Artikel 3 Algemene subsidieverordening 2006

De Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 is niet van toepassing op subsidies die op grond van deze verordening en de Gewijzigde Subsidieverordening Investering Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 worden verstrekt.

Artikel 4 Subsidieverstrekking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten als bedoeld in het meerjarenprogramma.

  • 2.

    Voor zover de in het eerste lid genoemde subsidie een steunmaatregel is als bedoeld in artikel 11 van de wet en niet bij of krachtens het EG-Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding als bedoeld in artikel 88, derde lid van het EG-Verdrag, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een bij deze verordening opgenomen steunmodule.

  • 3.

    Subsidie wordt slechts verstrekt:

    • a.

      voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;

    • b.

      als de begroting sluitend is.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen steunmodules vaststellen.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van deze regeling nadere regels stellen.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 7.

    Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond als bedoeld in het zesde lid onderverdelen voor verschillende categorieën van activiteiten.

  • 8.

    Gedeputeerde Staten maken de vastgestelde subsidieplafonds bekend. Bij de bekendmaking wordt de wijze van subsidieverdeling vermeld.

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

  • 1.

    Tenzij door Provinciale Staten anders is bepaald wordt in elk geval geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

    • b.

      kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

    • c.

      verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

    • d.

      kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is.

    • e.

      kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

    • f.

      kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

    • g.

      kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

    • h.

      kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

    • i.

      exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat andere kosten als niet subsidiabel kunnen worden aangemerkt.

Subsidieverlening

Artikel 6 Aanvraag subsidieverlening

  • 1.

    Tenzij door Provinciale Staten anders is bepaald kan een subsidieaanvraag gedurende het gehele jaar worden ingediend.

  • 2.

    Tenzij door Provinciale Staten anders is bepaald worden subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 3.

    Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten op een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 7 Gegevens bij de aanvraag

  • 1. Tenzij door Provinciale Staten anders is bepaald gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a.

      een aanduiding van de te leveren prestaties;

    • b.

      documenten waaruit blijkt dat de bekostiging door medefinanciers zeker is;

    • c.

      de financiële planning in perioden van vier maanden, voorzover gevraagd wordt om financiering uit het plattelandsontwikkelingsprogramma;

    • d.

      een overzicht van alle andere subsidies die een onderneming in de drie jaren die aan de aanvraag voorafgaan heeft verkregen of aangevraagd.

  • 2.

    Als subsidie ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt aangevraagd, verstrekt de aanvrager de informatie of het overzicht als bedoeld in het eerste lid, onder d, voor iedere deelnemer in het samenwerkingsverband en tevens een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 8 Beslistermijn verlening

  • 1.

    Tenzij door Provinciale Staten anders is bepaald beslissen Gedeputeerde Staten op een aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

Voorschotten

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1.

    Na subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag voorschotten verstrekken tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Een verzoek om een voorschot wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten op een daartoe vastgesteld formulier.

  • 3.

    Het voorschot wordt berekend naar rato van gemaakte en betaalde kosten, voorzover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 4.

    Een verzoek om een voorschot gaat vergezeld van een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 13, eerste lid.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van het derde lid, voordat kosten zijn gemaakt en betaald, een voorschot verstrekken aan een natuurlijk persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen besluiten het vierde lid buiten toepassing te laten in gevallen als bedoeld in het vijfde lid.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 10 Uitvoering activiteiten

  • 1.

    De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2.

    De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 11 Opdrachten aan derden

  • 1. Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting:

    • a. als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden;

    • b.

      als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat haar eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.

  • 2.

    Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd, dient de subsidieontvanger het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.

Artikel 12 Boekhouding 

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaar na de subsidievaststelling bewaard.

  • 3.

    De subsidieontvanger verleent medewerking aan een door of vanwege het provinciaal bestuur in te stellen controle van de administratie. Hij verstrekt daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt inlichtingen.

Artikel 13 Voortgang uitvoering

  • 1.

    De subsidieontvanger brengt drie maal per jaar, of zo vaak als in de subsidieverleningsbeschikking is bepaald, schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten en legt daarbij over een overzicht van boekingsbescheiden en een overzicht van betaalde facturen van die periode.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat rapportage over de voortgang geheel of gedeeltelijk achterwege kan blijven.

Artikel 14 Publiciteit

De subsidieontvanger vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de provincie en, indien van toepassing, van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

Artikel 15 Informatieverstrekking

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Subsidievaststelling

Artikel 16 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    Tenzij in de verleningsbeschikking anders is bepaald beslissen Gedeputeerde Staten binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie.

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten op een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 17 Gegevens bij de aanvraag

  • 1. Tenzij door Provinciale Staten anders is bepaald wordt bij de subsidievaststellingsaanvraag overgelegd:

    • a.

      wanneer het subsidiebedrag € 5000,- of minder bedraagt: een activiteitenverslag betrekking hebbend op de gesubsidieerde activiteit of het project, vergezeld van een door de aanvrager ondertekende verklaring, dat de gesubsidieerde activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en de verleende subsidie daaraan is besteed;

    • b.

      wanneer het subsidiebedrag meer bedraagt dan € 5000,- doch minder dan € 50.000,-: een door de subsidieontvanger vastgestelde rekening, die betrekking heeft op de activiteit of het project en die zodanig is ingericht dat hieruit de met uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken, alsmede een door de aanvrager ondertekende verklaring, dat de bedragen aan rechthebbenden zijn betaald;

    • c.

      wanneer het subsidiebedrag € 50.000,- of meer bedraagt, moet de onder b. bedoelde rekening vergezeld gaan van een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening, in het belang van de controle op een rechtmatige en een doelmatige besteding van de subsidie, nadere eisen stellen en bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, overige bescheiden worden overgelegd.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening bepalen dat een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt overgelegd, indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000,-.

Artikel 18 Beslistermijn vaststelling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid genoemde termijn verlengen met ten hoogste acht weken.

Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling

Artikel 19 Instandhouding

  • 1.

    De subsidieontvanger houdt ten minste vijf jaar na de subsidievaststelling, of zolang als in de verleningsbeschikking vermeld, de resultaten van de activiteiten in stand.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen van het eerste lid bepaalde.

Artikel 20 Terugbetaling vergoeding

  • 1.

    In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de activiteiten worden door een ander overgenomen, en

    • b.

      de realisatie van de doelstelling komt niet in gevaar, en

    • c.

      de activa en passiva worden tegen boekwaarde overgenomen.

Intrekking, wijziging en terugvordering

Artikel 21 Intrekking, wijziging en terugvordering

  • 1. Onverminderd hetgeen is bepaald in afdeling 4.2.6 van de Awb kunnen Gedeputeerde Staten zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de subsidieontvanger handelt of heeft gehandeld in strijd met de wet, de goede zeden of het openbaar belang;

    • b.

      de subsidieontvanger een discriminatoir beleid voert of een dergelijk gedrag vertoont;

    • c.

      conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de aanvrager;

    • d.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard of dit is aangevraagd of aan hem surseance van betaling is verleend;

    • e.

      de subsidieontvanger weigert mee te werken aan een controle van de administratie als bedoeld in artikel 11, derde lid.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien de subsidie in strijd is met bepalingen bij of krachtens het EG-Verdrag.

  • 3.

    De beschikking tot terugvordering van subsidie, voor het geval deze subsidie in strijd is met bepalingen bij of krachtens het EG-Verdrag, omvat tevens de ingevolge het gemeenschapsrecht terug te vorderen rente.

Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 22 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5, onderdelen a, c en g.

Artikel 23 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.

Artikel 24 Inwerkingtreding, overgangsrecht en intrekking

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

  • 2.

    Op aanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn de bepalingen van deze regeling van toepassing.

  • 3.

    De Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007. 

Ondertekening

Leeuwarden, 11 februari 2009
voorzitter J.A. Jorritsma
griffier O. Bijlsma