Referendumverordening Fryslân 2005

Geldend van 27-04-2013 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Fryslân 2005

 PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLAN

Gelet op het bepaalde in artikel 145 van de Provinciewet;

Gelet op de overgenomen amendementen 1, 2 en 3

BESLUITEN

Vast te stellen de aldus gewijzigde volgende verordening:

Referendumverordening Fryslân 2005

Paragraaf 1 Voorwerp van het referendum

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een raadgevende volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een voorgenomen besluit van Provinciale Staten als bedoeld in artikel 2;

  • b.

    kiezers: de ingezetenen van de provincie Fryslân die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Fryslân en ingeschreven staan in het in artikel D1 van de Kieswet bedoelde register.

Artikel 2 Voorwerp van het referendum

  • 1 Een referendum kan worden gehouden over een voorgenomen besluit van Provinciale Staten:

    • a.

      inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;

    • b.

      als bedoeld in artikel 156, eerste lid, van de Provinciewet.

  • 2 Geen referendum kan worden gehouden over een voorgenomen besluit als bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a.

      het besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • b.

      het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een wet of besluit voorzover die wet of dat besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

    • c.

      Provinciale Staten bij het nemen van het besluit geen ruimte hebben voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard;

    • d.

      het besluit uitsluitend strekt tot intrekking van een besluit naar aanleiding van een daarover gehouden referendum;

    • e.

      het besluit uitsluitend betrekking heeft op de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

    • f.

      het besluit uitsluitend betrekking heeft op de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.

Paragraaf 2 De procedure

Artikel 3 Inleidend verzoek

  • 1 Kiezers kunnen een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over een door Provinciale Staten te nemen besluit.

  • 2 Het inleidend verzoek moet voorafgaand aan de vergadering van Provinciale Staten, waarvoor het te nemen besluit is geagendeerd, schriftelijk bij Gedeputeerde Staten worden ingediend. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 1/3 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

  • 3 In het verzoek wordt aangegeven om welk te nemen besluit van Provinciale Staten het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 4 De in het derde lid bedoelde gegevens zijn geplaatst op daartoe van provinciewege verstrekte lijsten.

Artikel 4 Beslissing op het inleidend verzoek

  • 1 Provinciale Staten beslissen in hun vergadering waarvoor het te nemen besluit is geagendeerd:

    • a.

      of het inleidend verzoek een besluit betreft waarover, gelet op het bepaalde in artikel 2, een referendum kan worden gehouden, en

    • b.

      of het inleidend verzoek voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen.

  • 2 Provinciale Staten kunnen de beslissing als bedoeld in het eerste lid verdagen tot hun eerstvolgende vergadering.

  • 3 Wanneer Provinciale Staten van mening zijn dat over het voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, wordt het betreffende voorstel aan Provinciale Staten op de gangbare wijze behandeld. De stemming over het door Provinciale Staten te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het definitieve verzoek wordt beslist.

  • 4 De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt door Gedeputeerde Staten binnen zeven dagen na de vergadering van Provinciale Staten bekendgemaakt.

Artikel 5 Steunverwerving en besluit definitief verzoek

  • 1 Kiezers kunnen bij Provinciale Staten een definitief verzoek indienen voor het houden van een referendum binnen zes weken na de bekendmaking als bedoeld in artikel 4, vierde lid.

  • 2 Het definitieve verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 5 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

  • 3 Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal worden de kiezers die het inleidende verzoek hebben ondersteund, meegerekend.

  • 4 In het verzoek wordt aangegeven om welk besluit van Provinciale Staten het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats. De legitimatie van de verzoeker en het zetten van de handtekening dient plaats te vinden op het gemeentehuis van de verzoeker.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde gegevens zijn geplaatst op daartoe van provinciewege verstrekte lijsten.

  • 6 Indien het verzoek voldoet aan de hiervoor gestelde eisen, nemen Provinciale Staten uiterlijk binnen vier weken na de dag van ontvangst van het definitieve verzoek een besluit over het houden van een referendum.

Artikel 6 Datum

  • 1 Provinciale Staten stellen vast wanneer het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk vier maanden na de dag waarop het definitieve verzoek is ingewilligd.

  • 2 Er kunnen tegelijkertijd meer referenda worden gehouden.

Artikel 7 Vraagstelling

Provinciale Staten stellen de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

Artikel 8 Advies en toezicht

  • 1 Provinciale Staten kunnen zich met betrekking tot het referendum laten adviseren door een commissie van advies en toezicht.

  • 2 Provinciale Staten stellen deze commissie van advies en toezicht in en benoemen en ontslaan haar leden.

Artikel 9 Uitvoering

Gedeputeerde Staten zijn belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum. Gedeputeerde Staten regelen de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 10 Budget

Provinciale Staten stellen, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

Artikel 11 De stemming

  • 1 Kiesgerechtigd voor een provinciaal referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

  • 2 De bepalingen van de Kieswet zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het uitbrengen van de stem geschiedt volgens de procedure zoals er gestemd wordt bij de Tweede Kamerverkiezingen.

Artikel 12 Geldigheid van de uitslag

  • 1 Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien ten minste veertig procent van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen een stem heeft uitgebracht.

  • 2 De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 13 De beslissing van Provinciale Staten

 In de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten na de dag als bedoeld in artikel 12, tweede lid, vindt besluitvorming plaats over het aangehouden besluit dat aan het referendum is onderworpen.

Paragraaf 3 Straf- en slotbepalingen

Artikel 14 Strafsanctie

 Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:

  • a.

    stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door andere te doen gebruiken;

Artikel 15 Slotbepaling

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking in het Provinciaal Blad.

  • 2 Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Fryslân 2005.

Ondertekening

Leeuwarden, 22 juni 2005
voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels
griffier O. Bijlsma

Toelichting Referendumverordening Fryslân 2005  

Algemeen deel Op 1 januari 2002 is de Tijdelijke referendumwet in werking getreden. Deze wet bevatte een tijdelijke regeling van het raadgevend correctief referendum. De wet was tijdelijk omdat het in functie en perspectief stond van het voorstel tot grondwetsherziening inzake het correctief referendum. Op 29 juni 2004 heeft de Tweede Kamer evenwel gestemd over de tweede lezing voor het wijzigen van de Grondwet met het oog op het opnemen van bepalingen voor het correctief referendum (Kamerstuk 28 515). Aangezien het hier een grondwetswijziging betreft, was een meerderheid van tweederde van de leden nodig. Dit is niet gehaald. Er komt dus geen landelijke regeling voor correctieve referenda (een referendumwet). In de Tijdelijke referendumwet was bepaald dat deze wet met ingang van 1 januari 2005 zou komen te vervallen. Op 14 oktober 2004 is een initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Dubbelboer en Duyvendak dat ertoe strekt de tijdelijkheid van de Tijdelijke referendumwet ongedaan te maken door de Tweede Kamer, na hoofdelijke stemming, verworpen. Om de mogelijkheid van een provinciaal referendum open te houden, is derhalve een autonome referendumverordening noodzakelijk. De Referendumverordening Fryslân 2005 voorziet in het raadgevend correctief referendum. Een dergelijk referendum verschilt juridisch van het beslissend correctief referendum. Bij het raadgevend correctief referendum behoudt de provinciale wetgever onder alle omstandigheden de bevoegdheid om gemotiveerd zijn eigen, eventueel van het kiezersoordeel afwijkende keuze, te maken. Hierna zal – voorzover noodzakelijk – een artikelsgewijze toelichting worden gegeven op de Referendumverordening Fryslân 2005.  

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze verordening gaat het om een raadgevend (initiatief kiezers) correctief referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bij voorbaat bindend is voor Provinciale Staten en plaatsvindt voordat door Provinciale Staten een definitief besluit over het betreffende onderwerp wordt genomen. Een beslissend correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat Provinciale Staten al hebben genomen achteraf bindend kan verwerpen, is wettelijk niet mogelijk. Ten aanzien van het begrip kiezers wordt een relatie gelegd met het begrip kiesgerechtigdheid. Wie kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten is bepaald in artikel B2 van de Kieswet: het moet gaan om Nederlandse ingezeten van de provincie die op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

Artikel 2 Voorwerp van het referendum Een algemeen verbindend voorschrift is een, krachtens wetgevende bevoegdheid gegeven, naar buiten werkende algemene regel. De meeste provinciale verordeningen vallen hieronder. Verordeningen die betrekking hebben op het interne functioneren van bijvoorbeeld Provinciale Staten, zoals de reglementen van orde, zijn geen algemeen verbindende voorschriften. Dit geldt echter niet voor verordeningen die regels bevatten voor andere organen, zoals de verordeningen op de commissies. Voor de reikwijdte van het referendum is voorts van belang dat onder besluiten inhoudende algemeen verbindende voorschriften niet alleen het vaststellen van een volledig nieuwe verordening valt, maar ook een wijziging van een bestaande verordening. Intrekking van een verordening is naar gangbare opvatting geen besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften, en zou daarmee ook niet referendabel zijn. Er is echter voor gekozen de intrekking van een verordening bij wijze van aanvulling onder het referendum te brengen. Een besluit waarbij de bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften wordt gedelegeerd (artikel 152, derde lid, van de Provinciewet), geldt zelf ook als een algemeen verbindend voorschrift en is daarmee referendabel. Een belangrijke overweging om besluiten tot delegatie van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften niet uit te zonderen is, dat de krachtens delegatie vastgestelde algemeen verbindende voorschriften niet meer referendabel zijn: onderhavige verordening is immers beperkt tot algemeen verbindende voorschriften vastgesteld door Provinciale Staten. Referendabiliteit van het delegatiebesluit vormt aldus een waarborg tegen uitholling van het referendum door grootscheepse delegatie. Overigens: delegatie van andere bevoegdheden dan het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften is zelf geen algemeen verbindend voorschrift. Dergelijke delegatiebesluiten zullen dus niet referendabel zijn. Mandaatverlening van de bevoegdheid algemeen verbindende voorschriften vast te stellen, voorzover dat wordt toegestaan door artikel 10:3, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht, is zelf geen algemeen verbindend voorschrift. Het besluit tot vaststelling van de begroting en de rekening valt niet onder de categorie besluiten inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, zodat referendabiliteit niet aan de orde is. Een besluit van Provinciale Staten als bedoeld in artikel 156, eerste lid, van de Provinciewet betreft een besluit tot wijziging van de naam van de provincie.

Artikel 3 Inleidend verzoek Kiezers kunnen een verzoek indienen voor het houden van een referendum (raadgevend referendum). Een referendum biedt burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Het zou onjuist zijn wanneer alleen Provinciale Staten kunnen bepalen bij welk te nemen besluit het moment is aangebroken waarop burgers hun gekozen vertegenwoordigers kunnen “corrigeren”. De in de-ze verordening geregelde procedure gaat uit van twee stappen: een inleidend verzoek en een definitief verzoek. Een inleidend verzoek moet worden ingediend bij Gedeputeerde Staten en moet worden ondersteund door 1/3 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten. De naam, adres, leeftijd, woonplaats en handtekening van de kiezers moeten worden geplaatst op van provinciewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de provincie de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bij de controle of er niet is gefraudeerd met de handtekeningen op de lijsten zal veelal een steekproefsgewijze controle volstaan.

Artikel 4 Beslissing op het inleidend verzoek Na indiening van het inleidend verzoek is het aan Provinciale Staten te beslissen of dit verzoek een besluit betreft wat op grond van deze verordening referendabel is en of voldaan is aan de in artikel 3 gestelde eisen. Omdat een inleidend verzoek voorafgaand aan de vergadering van Provinciale Staten kan worden ingediend, dus ook zeer kort voor deze vergadering, biedt het tweede lid de mogelijkheid om de beslissing op het inleidend verzoek te verdagen. Wanneer een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit is het ongewenst dat als er een inleidend of een definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt ingediend, tevens het besluitvormingsproces stil ligt. Het verdient daarom aanbeveling de besluitvorming zo veel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd. De eindbeslissing wordt evenwel na het referendum genomen. Hiertoe is het derde lid opgenomen.

Artikel 5 Steunverwerving en besluit definitief verzoek Nadat Provinciale Staten op grond van artikel 4 hebben besloten dat over een door hen te nemen besluit een referendum kan worden gehouden, wordt dit krachtens het vierde lid van voornoemd artikel door Gedeputeerde Staten bekendgemaakt. Niet geregeld is hoe deze bekendmaking dient te geschieden. Er dient echter een grote mate van bekendheid te worden gegeven van het feit dat er een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend. Bekendmaking in het Provinciaal Blad en diverse dag-, nieuws- en huis-aanhuisbladen ligt dan voor de hand. Binnen zes weken na de bekendmaking kunnen de kiezers een definitief verzoek indienen bij Provinciale Staten. Dit definitieve verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 5 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten. Wanneer het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal kiezers en binnen de termijn van zes weken, zullen Provinciale Staten beslissen tot het houden van een referendum. Zowel het besluit op het inleidende verzoek als op het definitieve verzoek zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Artikel 7 Vraagstelling Provinciale Staten beslissen of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stellen ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden, vast. Daarbij kunnen Provinciale Staten zich laten adviseren door de commissie als bedoeld in artikel 8. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij Provinciale Staten berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om: - ‘ja’ of ‘nee’; - een keuze uit alternatieven; - een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Artikel 8 Advies en toezicht In dit artikel wordt de mogelijkheid dat Statenleden zelf in de commissie zitting nemen, opengelaten. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het echter de voorkeur dat er geen Statenleden in de commissie zitting nemen. De commissie kan zich met een aantal zaken bezighouden: - formulering van de vraagstelling en antwoordcategorieën; - toezicht op de organisatie van het referendum; - toezicht op de objectiviteit van de voorlichting, bijvoorbeeld een folder of t.v.-spotje waarin de argumenten pro en contra worden genoemd.

Artikel 9 Uitvoering Het feit dat Gedeputeerde Staten zijn belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum, volgt uit de Provinciewet (artikel 158, eerste lid, onder a). In dit artikel is bepaald dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voorzover niet bij of krachtens de wet Provinciale Staten of de Commissaris van de Koning hiermee zijn belast.

Artikel 12 Geldigheid van de uitslag Wanneer 40% van hen die gerechtigd zijn deel te nemen aan het referendum zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Door de hantering van het percentage van 40% zullen, in samenhang met de eisen die gelden voor het inleidende en het definitieve verzoek, alleen die onderwerpen voor een referendum aan bod komen die door een redelijk deel van de bevolking van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk wordt een geldige uitslag te verkrijgen.

Artikel 13 De beslissing van Provinciale Staten In de eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moeten Provinciale Staten een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor Provinciale Staten. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. Provinciale Staten kunnen zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele leden van Provinciale Staten, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben