Regeling vervallen per 06-10-2017

Reglement van orde voor de statencommissies van de provincie Fryslân 2010

Geldend van 06-10-2017 t/m 05-10-2017

Intitulé

Reglement van orde voor de statencommissies van de provincie Fryslân 2010

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE STATENCOMMISSIES VAN DE PROVINCIE FRYSLÂN 2010

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1.

    lid : lid van een statencommissie;

  • 2.

    voorzitter : voorzitter van een statencommissie of diens vervanger;

  • 3.

    commissiesecretaris : secretaris van een statencommissie of diens vervanger;

  • 4.

    griffier : statengriffier of diens vervanger;

  • 5.

    vergadering : vergadering van een statencommissie;

  • 6.

    presidium : het in artikel 5 van het reglement van orde van provinciale staten bedoelde orgaan.

Hoofdstuk 2 Taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling Statencommissies

  • 1 Provinciale staten kunnen één of meer statencommissies instellen;

  • 2 Provinciale staten beslissen over het aantal commissies en de onderwerpen waarover zij adviseren en/of overleggen;

  • 3 Indien een onderwerp meerdere statencommissies aangaat, bepaalt het presidium in welke statencommissie het onderwerp wordt besproken, dan wel in een gezamenlijke commissie wordt besproken.

Artikel 3 Taken

Een statencommissie heeft de volgende taken:

  • 1. het voorbereiden van de besluitvorming van provinciale staten met betrekking tot:

    • - een voorstel van gedeputeerde staten;

    • - een initiatiefvoorstel;

    • - een burgerinitiatief.

  • 2. het op verzoek van het presidium uitbrengen van advies aan provinciale staten.

  • 3. het voeren van overleg met het college van gedeputeerde staten over door het college van gedeputeerde staten verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de tot het werkterrein van de statencommissie behorende onderwerpen;

  • 4. het doen van beleidsonderzoek op verzoek van provinciale staten.

  • 5. het fungeren als platform waar leden van provinciale staten, op verzoek van de leden van de commissie, de fracties, het college van gedeputeerde staten of derden, worden geïnformeerd over ontwikkelingen, beleidsvoornemens, initiatieven en/of besluiten die liggen op het werkterrein van de commissie. De commissie belegt hiertoe naar behoefte informerende bijeenkomsten.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1 Elk statenlid kan in principe een vergadering van een commissie als lid c.q. plaatsver-vangend lid bijwonen mits hij daartoe is aangewezen door de fractie. Het maximaal aantal per vergadering aan te wijzen deelnemers aan een commissievergadering bedraagt voor:

    • -

      fracties met 1 zetel: 1 statenlid c.q. commissielid

    • -

      fracties met een omvang van 2 tot en met 4 zetels: 2 staten- c.q. commissieleden

    • -

      fracties met een omvang van 5 tot en met 11 zetels: 3 staten- c.q. commissieleden

    • -

      fracties met een omvang van 12 of meer zetels: 4 staten- c.q. commissieleden

  • 2 Tot vast lid of plaatsvervangend lid van een commissie kunnen tevens niet-statenleden worden benoemd die voorkomen op de kandidatenlijst van de fractie die hen voordraagt. Bij gebruik van deze mogelijkheid wordt de eerstvolgende op de kandidatenlijst van des-betreffende partij voorgedragen. De benoeming van deze vaste leden c.q. plaatsvervangende leden geschiedt door de voorzitter van provinciale staten. Deze niet-statenleden kunnen eerst na benoeming en het afleggen van de eed c.q. verklaring en belofte, zoals die voor statenleden bij artikel 14 Provinciewet wordt gevorderd, deelnemen aan alle beraadslagingen van de statencommissie.

  • 3 De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een statencommissie.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen provinciale staten, bij instelling van een statencommissie, bepalen dat deze commissie zal bestaan uit een door provinciale staten bepaald aantal door de fracties aan te wijzen vaste leden en plaatsvervangende leden.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1 De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door provinciale staten uit hun midden benoemd;

  • 2 De voorzitter is geen lid van de statencommissie;

  • 3 De voorzitter is belast met:

    • -

      het leiden van de vergadering;

    • -

      het handhaven van de orde;

    • -

      het doen naleven van dit reglement;

    • -

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

  • 4 De voorzitter stelt de agenda van de informerende bijeenkomsten vast nadat hij provinciale staten heeft gehoord.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1 De zittingsperiode van de voorzitter en het lid, de plaatsvervangers inbegrepen, eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode of bij tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap van provinciale staten;

  • 2 Een lid en zijn plaatsvervanger en een voorzitter en zijn plaatsvervanger oefenen hun functie niet uit indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen;

  • 3 Provinciale staten kunnen de voorzitter ontslaan;

  • 4 Een lid, de voorzitter(s), zijn of hun plaatsvervanger(s) kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan provinciale staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder dan hun opvolger is benoemd.

Artikel 7 Griffier en commissiesecretaris

  • 1 Ter ondersteuning van iedere statencommissie fungeert een commissiesecretaris;

  • 2 De commissiesecretaris is in iedere vergadering aanwezig;

  • 3 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de griffier aangewezen medewerker van de griffie;

  • 4 De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid (leden van) gedeputeerde staten

Artikel 8

De leden van gedeputeerde staten worden geacht aanwezig te zijn bij agendapunten hun portefeuille betreffende, tenzij door het presidium anders is bepaald.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1 Het presidium stelt een vergaderrooster op voor de commissievergaderingen.

  • 2 In de regel vinden de vergaderingen van de statencommissie op een woensdag plaats.

  • 3 Een statencommissie vergadert extra indien het presidium of, in geval van artikel 3 lid 5, de commissie het nodig oordeelt. Tenminste twee of meer fracties kunnen schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken;

  • 4 De voorzitter kan in bijzondere gevallen een ander tijdstip bepalen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 10 Oproep

  • 1 De commissiesecretaris (griffier) zendt uiterlijk 10 dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

  • 2 De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid en artikel 91 eerste en tweede lid van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

Artikel 11 De agenda

  • 1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering van de statencommissie vast; de agenda van informerende bijeenkomsten (conform artikel 3 lid 5) wordt vastgesteld door de voorzitter, gehoord de leden van provinciale staten.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen;

  • 3 Bij aanvang van de vergadering stelt de statencommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de statencommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen;

  • 4 Wanneer de statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan de Commissaris van de Koning of het college van gedeputeerde staten nadere inlichtingen of advies vragen. De statencommissie kan het college van gedeputeerde staten in overweging geven een onderwerp of voorstel terug te trekken van de agenda.

Artikel 12 Onderwerpen op de agenda plaatsen/toevoegen

  • 1 Elk commissielid heeft het recht een punt, dat betrekking heeft op het werkterrein van de desbetreffende commissie, op de agenda te doen plaatsen of daaraan te doen toevoegen;

  • 2 Punten als bedoeld in het eerste lid moeten schriftelijk, voorzien van een toelichting, 10 dagen voor de vergadering van het presidium worden ingediend bij de statengriffier;

  • 3 Een met inachtneming van het tweede lid aangemeld punt wordt, indien het presidium hiermee instemt, geplaatst op de agenda van de eerstvolgende commissievergadering;

  • 4 Een commissielid kan de commissievoorzitter schriftelijk en gemotiveerd verzoeken toe te staan dat een punt wordt toegevoegd aan een reeds vastgestelde of verzonden agenda. De voorzitter staat dit slechts toe als hij van mening is dat behandeling ervan een spoedeisend karakter draagt. Het verzoek moet uiterlijk voor de aanvang van de vergadering bij de voorzitter worden ingediend. De commissie beslist over de plaats op de agenda.

  • 5 Onderwerpen voor informerende bijeenkomsten ex artikel 3 lid 5, kunnen te allen tijde worden aangedragen door leden van provinciale staten, door leden van gedeputeerde staten of door derden.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1 Achterliggende stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het provinciehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2 Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid of artikel 91 eerste dan wel tweede lid van de Provinciewet, geheimhouding is opgelegd, blijven deze achterliggende stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door middel van openbare kennisgeving bekendgemaakt;

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18.

Artikel 15 Mondelinge vragen (Rondvraag)

  • 1 Onder een mondelinge vraag wordt voor dit reglement verstaan een vraag van een lid van de commissie aan de voorzitter, of via de voorzitter aan de overige commissieleden waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter heeft.

  • 2 Bij een rondvraag kunnen geen vragen worden gesteld aan het college.

  • 3 De voorzitter draagt er zorg voor dat voor elke vergadering het punt Rondvraag wordt geagendeerd;

  • 4 De voorzitter stelt de vragensteller(s) kort in de gelegenheid om zijn/hun vragen te stellen;

  • 5 De commissieleden krijgen de gelegenheid hierop te reageren;

Artikel 16 Uitnodigen deskundigen

De voorzitter is bevoegd, al dan niet op verzoek van de commissie, deskundigen uit te nodigen om aan een vergadering van de commissie deel te nemen.

Artikel 17 Regeling spreektijd

Gehoord de commissie kan de voorzitter bij de aanvang van de vergadering dan wel vóór de aanvang van de beraadslaging over een onderwerp regels stellen voor de duur van de discussiebijdragen van de leden. Uitgangspunt is gelijke spreektijd voor de in de commissie vertegenwoordigde fracties.

Artikel 18 Inspreken

  • 1 De voorzitter van de commissie stelt insprekers op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren tijdens de vergadering over de op de agenda staande punten, met uitzondering van het verslag, de mededelingen, de rondvraag, de planning- en toezegginglijsten en de ingekomen stukken;

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient voor het begin van de vergadering bij de voorzitter te worden ingediend, onder mededeling van het punt of de punten waarover men het woord wil voeren;

  • 3 Bij de behandeling van het desbetreffende agendapunt stelt de voorzitter degene die een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend in de gelegenheid het woord te voeren over het desbetreffende agendapunt, voordat de leden van de commissie en de leden van het college van gedeputeerde staten daarover in eerste termijn het woord hebben gevoerd;

  • 4 Voor de toehoorder die in de gelegenheid wordt gesteld het woord te voeren, geldt een spreektijd van ten hoogste vijf minuten per agendapunt. Indien er per agendapunt meer dan drie sprekers zijn stelt de voorzitter de maximale spreektijd per spreker vast;

  • 5 Tussen de leden van de commissie en degenen, die van de gelegenheid gebruik maken het woord te voeren, vindt geen discussie plaats. De commissieleden kunnen via de voorzitter verduidelijking van het standpunt van de inspreker vragen;

  • 6 Op voorstel van de voorzitter of een vijfde van het aantal aanwezige leden kan de commissie afwijking van het bepaalde in de leden 2, 4 en 5 toestaan.

  • 7 Bij de informerende bijeenkomsten van de commissie, ex artikel 3 lid 5, is er geen mogelijkheid tot inspraak, tenzij de voorzitter anders bepaalt.

Artikel 19 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1 De statencommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging;

  • 2 Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van de aan de orde zijnde agendapunten een aanvang wordt genomen.

Artikel 20 Besluitenlijst

  • 1 De commissiesecretaris draagt zorg voor het opstellen van de ontwerpbesluitenlijst;

  • 2 De ontwerpbesluitenlijst wordt toegezonden aan de leden van provinciale staten en ove-rige commissieleden. Het verslag wordt op hetzelfde moment aan de overige personen, niet-commissieleden die het woord gevoerd hebben, toegezonden;

  • 3 De besluitenlijst bevat in elk geval:

    • a.

      de namen van de deelnemers aan de vergadering;

    • b.

      een vermelding van onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke weergave van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord hebben gevoerd;

    • d.

      een samenvatting van het advies aan provinciale staten met vermelding van eventueel afwijkende standpunten;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 19 door de statencommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4 Van informerende bijeenkomsten ex artikel 3 lid 5 wordt geen besluitenlijst gemaakt, uitgezonderd door of namens het college van gedeputeerde staten gedane toezeggingen. De commissiesecretaris draagt er zorg voor dat de door inleiders en derden ter vergadering verstrekte schriftelijke informatie zo spoedig mogelijk beschikbaar wordt gesteld aan alle staten- en commissieleden.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de statencommissie anders beslist.

Artikel 22 Voorstellen van orde

  • 1 De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen dat kort kan worden toegelicht;

  • 2 Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen;

  • 3 Over een voorstel van orde beslist de statencommissie terstond.

Artikel 23 Schorsing en verdaging

  • 1 De voorzitter schorst of verdaagt de vergadering wanneer hij dit nodig oordeelt;

  • 2 Na schorsing wordt de vergadering op het door de voorzitter te bepalen tijdstip voortgezet;

  • 3 Na verdaging wordt de vergadering hervat op de dag en het uur door de voorzitter bij de verdaging mede te delen; hij brengt dag en plaats der vergadering en aanvangstijd in dit geval onverwijld ter kennis van de niet-aanwezige leden, tenzij deze hiervan reeds op de hoogte zijn gesteld.

Artikel 24 Beraadslagingen

  • 1 De statencommissie kan op voorstel van de voorzitter of van een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen;

  • 2 Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan de statencommissie beslissen de beraadslaging voor een door de commissie te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of gedeputeerde staten de gelegenheid te geven tot nader onderling beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Advies

  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij de statencommissie voortzetting wenst;

  • 2 Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de statencommissie of er een advies aan provinciale staten aangaande de verdere behandeling door de staten wordt uitgebracht;

  • 3 Indien de statencommissie een advies aan provinciale staten uitbrengt beslist de statencommissie op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies;

  • 4 Het advies vermeldt tevens eventueel afwijkende standpunten.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 26 Algemeen

  • 1 De vergaderingen van de statencommissies worden in het openbaar gehouden;

  • 2 De deuren worden evenwel gesloten wanneer ten minste twee der aanwezige leden het vragen of de voorzitter het nodig oordeelt;

  • 3 De statencommissie beslist vervolgens, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd;

  • 4 Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 27 Verslag besloten vergadering

In afwijking van het bepaalde in artikel 20, tweede lid, ligt het verslag uitsluitend voor de leden ter inzage bij de secretaris.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 28 Toehoorders en pers

  • 1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen van statencommissies bijwonen;

  • 2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 29 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 30 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het ‘stand-by houden’ van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 31 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van dit reglement beslist het presidium op voorstel van de voorzitter, dan wel in spoedeisende gevallen, de voorzitter.

Artikel 32 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Dit reglement van orde treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van provinciale staten is geplaatst.

  • 2 Met de inwerkingtreding van dit reglement van orde komt het reglement voor de statencommissies 2005, zoals vastgesteld door provinciale staten op 15 maart 2006 te vervallen.

  • 3 Dit reglement kan worden aangehaald al het reglement van orde voor de statencommissies van de provincie Fryslân 2010.

Ondertekening

Leeuwarden, 17 maart 2010
voorzitter J.A. Jorritsma
griffier O. Bijlsma
 

TOELICHTINGAlgemeen Op 15 maart 2006 is het reglement voor de Statencommissies 2005 vastgesteld. De directe aanleiding om het reglement nu te wijzigingen is het aantal zitplaatsen per fractie in de statencommissies. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 4. In het kielzog van deze wijziging is nog een aantal redactionele wijzigingen doorgevoerd. Voorts is in de presidiumvergadering van 2 juli 2008 besloten om de naamgeving van oriënterende vergaderingen van statencommissies te wijzigen in informerende commissievergaderingen. Deze naam sluit beter aan bij het doel en karaker van deze vergaderingen. Het doel is om staten- en commissieleden in de gelegenheid te stellen nadere informatie over een onderwerp in te winnen, zonder dat op dat moment als een standpunt wordt gevraagd. De naamswijziging heeft geleid tot een wijziging in een aantal artikelen in het reglement van orde. In het navolgende wordt voor zover relevant een nadere artikelsgewijze toelichting gegeven.

Artikelgewijze toelichtingArtikel 1 Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in het reglement moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd. Artikel 1 geeft o.a. een definitie van het begrip presidium, in lid 6. De verwijzing naar artikel 5 Reglement van Orde is voldoende om duidelijkheid te scheppen over het begrip presidium. Bovendien geeft de bijzin ‘bestaande uit de voorzitter en de fractievoorzitters van provinciale staten’ onjuiste informatie over de samenstelling van het presidium. Daarom is deze bijzin verwijderd.   Artikel 2 In het reglement is gekozen voor het open laten van het aantal provinciale statencommissies. Het derde lid is een coördinatiebepaling. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke provinciale statencommissie het onderwerp besproken zal worden.

Artikel 3 De taken van provinciale statencommissies zijn vastgelegd in artikel 80, eerste lid, van de Provinciewet. Provinciale statencommissies bereiden de besluitvorming van provinciale staten voor en overleggen met het college of de Commissaris der Koning. Provinciale statencommissies zijn voor een groot deel gericht op voorbereiding en informatievoorziening. Het politieke debat en de besluitvorming vinden plaats in provinciale staten. Over de bevindingen van de commissie aangaande voorstellen van het college; initiatiefvoorstellen, en burgerinitiatieven wordt door de voorzitter en de secretaris verslag gedaan aan provinciale staten. In de verslaglegging wordt aangegeven waar de geschilpunten (nog) liggen: de zogenaamde selectiefunctie; of er nieuwe gezichtspunten naar voren zijn gebracht en er voldoende informatie voorhanden is, zodat in provinciale staten een goed debat gevoerd kan worden. Een provinciale statencommissie kan ook op verzoek van het presidium een eigen inhoudelijk advies aan provinciale staten uitbrengen. Dit is geregeld in art. 3 lid 2. Ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in provinciale staten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan advisering rond de invulling van de eigen taken, zoals bijvoorbeeld de invulling van de rekenkamer, het instellen van een werkgroep en dergelijke. In art 3 lid 5 is bepaald dat, in verband met het uitoefenen van de platformfunctie van de commissie,  informerende bijeenkomsten kunnen worden belegd. De regelgeving met betrekking tot deze informerende bijeenkomsten wijkt op enkele punten af van die van commissievergaderingen die dienen ter voorbereiding van besluitvorming in provinciale staten.

Artikel 4 Provinciale staten bepalen de samenstelling van provinciale statencommissies. Wel schrijft artikel 80, derde lid, van de Provinciewet voor dat provinciale staten moeten zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in provinciale staten vertegenwoordigde politieke groeperingen. Provinciale statencommissies hebben, conform de besluitvorming hierover in provinciale staten, geen vaste samenstelling. Op grond van artikel 4, lid 4 kunnen provinciale staten bij de instelling van een statencommissie anders bepalen. Het aantal leden dat aan een vergadering kan deelnemen is per fractie gemaximeerd. De omvang van de fractie is hiervoor bepalend. Artikel 4 wordt thans gewijzigd omdat na de statenverkiezingen van 7 november 2007 het aantal statenleden is verminderd van 55 naar 43. Dit naar aanleiding van de wijziging van artikel 8 Provinciewet, bij wet van 24 februari 2005 tot wijziging van de Provinciewet in verband met vermindering van het aantal leden van provinciale staten en gedeputeerde staten (Stb.2005, 185). Naar aanleiding hiervan is in artikel 4 het maximum aantal zitplaatsen per fractie in de statencommissies aangepast. Voorts wordt aan lid 2 van artikel 4 toegevoegd dat ook niet-statenleden die zijn benoemd tot commissielid de eed of verklaring en belofte dienen af te leggen. Dit is met name van belang voor het recht om vertrouwelijk stukken in te kunnen zien en besloten vergaderingen bij te kunnen wonen. Op grond van het derde lid moeten leden, evenals provinciale statenleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15. 

Artikel 5 Artikel 80, vierde lid, van de provinciewet schrijft voor dat de voorzitter van een provinciale statencommissie statenlid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat provinciale staten de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit hun midden" benoemen. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters en de plaatsvervangers van provinciale statencommissies door provinciale staten te laten benoemen. 

Artikel 6 De zittingsperiode van een lid, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van provinciale statenleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, provinciale staten hoeven hen niet te ontslaan. Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een provinciale statencommissie eveneens van rechtswege indien betrokkene niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen. Provinciale staten kunnen de (plaatsvervangend) voorzitter van een provinciale statencommissie ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van provinciale staten bezit.

Artikel 7 Iedere provinciale statencommissie wordt ondersteund door de griffie. Afhankelijk van de omvang van de griffie is de commissiesecretaris, een medewerker van de griffie of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie, toegewezen aan de griffie. De commissiesecretaris is altijd bij de vergaderingen van de provinciale statencommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de provinciale statencommissie op grond van artikel 19 van het reglement altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

Artikel 8 De Commissaris van de Koning en de gedeputeerden zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur geen lid meer van provinciale statencommissies (artikel 80, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend. Provinciale staten hebben echter besloten dat de aanwezigheid van een collegelid bij behandeling van punten hun portefeuille betreffende, gewenst is. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de voorzitter hen hiertoe heeft uitgenodigd.

Artikel 9 De vergaderingen van provinciale statencommissies vinden plaats op een vaste dag en plaats, voorafgaand aan de vergaderingen van provinciale staten. Een provinciale statencommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien bijvoorbeeld het presidium en/of voorzitter een provinciale statencommissie een hoorzitting zal willen houden, kan het presidium en/of voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. De vergaderingen van provinciale statencommissies zullen in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een provinciale statencommissie of de voorzitter kan de provinciale statencommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de provinciale statencommissie anders beslist.   Artikel 10 De leden van een provinciale statencommissie ontvangen een oproep, inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken, tenminste 10 dagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn zodanig moeten zijn dat de leden van een provinciale statencommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien. Aan artikel 10 wordt een verwijzing naar artikel 91 Provinciewet toegevoegd. Op grond van laatstgenoemd artikel kan de commissie geheimhouding opleggen omtrent het in een vergadering met besloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overlegd. Ook kunnen stukken onder geheimhouding aan de commissie worden voorgelegd. Tot nog toe werd alleen verwezen naar het algemene artikel 25 Provinciewet wat geheimhouding richting Provinciale Staten regelt.   Artikel 11 Dit artikel regelt de wijze van vaststelling van de voorlopige en de definitieve agenda. In lid 4 van dit artikel wordt de commissie de mogelijkheid geboden om, wanneer de commissie een onderwerp of voorstel onvoldoende vindt voorbereid, nadere inlichtingen of advies te vragen aan het college van gedeputeerde staten. Artikel 11 lid 4 wordt gewijzigd naar aanleiding van gewijzigde inzichten over de agendering van stukken en een besluit daarover van het presidium van 2 juli 2008. Het presidium is het gremium dat de voorlopige agenda van een Statenvergadering vaststelt en daarmee een voorstel doet welke stukken op de agenda komen. Als een commissie een voorstel niet geschikt acht voor besluitvorming in de staten kan de commissievoorzitter de gedeputeerde c.q. het college in ernstige overweging geven het voorstel terug te nemen. De commissie kan niet zelfstandig bepalen dat een stuk nog niet rijp is voor behandeling in de statenvergadering.

Artikel 12 Dit artikel regelt de wijze waarop door commissieleden aanvullende agendapunten kunnen worden opgevoerd. In principe zal dit via het presidium geregeld worden, tenzij er sprake is van spoedeisende situaties.   Artikel 13 Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op vaste plaatsen voor een ieder ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de provincie blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van provinciale statencommissies bij de griffier inzien. Aan artikel 13 wordt een verwijzing naar artikel 91 Provinciewet toegevoegd. Op grond van laatstgenoemd artikel kan de commissie geheimhouding opleggen omtrent het in een vergadering met besloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overlegd. Ook kunnen stukken onder geheimhouding aan de commissie worden voorgelegd. Tot nog toe werd alleen verwezen naar het algemene artikel 25 Provinciewet wat geheimhouding richting Provinciale Staten regelt.

Artikel 14 Op grond van artikel 80, vijfde lid, van de Provinciewet moet de voorzitter van een provinciale statencommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep op een bij de openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd.

Artikel 15 Hierin wordt geregeld hoe door commissieleden een rondvraag kan worden gesteld. Bij de rondvraag kunnen geen vragen worden gesteld die zijn gericht aan het college. Dergelijke vragen dienen schriftelijk aan het college te worden gesteld of mondeling bij het vragenuurtje van de vergadering van provinciale staten. Artikel 16 Uitnodigen van deskundigen door de commissievoorzitter. Hieronder kunnen ook ambtelijke medewerkers worden begrepen. Hiermee wordt geregeld dat deskundigen, c.q. ambtenaren de commissie ter vergadering inlichtingen kunnen verstrekken of adviseren over een onderwerp of voorstel op de agenda. Artikel 17 Mogelijkheid tot regelen van spreektijd door de voorzitter. Het uitgangspunt in de commissies is gelijke spreektijd voor alle fracties.   Artikel 18 Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur. Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een provinciale statencommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een provinciale statencommissie aangaan.   Artikel 19 De commissie kan bepalen dat ook anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging. Hierbij kan worden gedacht aan  vertegenwoordigers van gemeenteraden, waterschappen, maatschappelijke organisaties of indieners van een burgerinitiatief.   Artikel 20 Geeft de regels waaraan de verslaglegging tenminste dient te voldoen. Met de aanpassing van lid 4 van dit artikel is het reglement aangepast aan de gangbare praktijk. Informerende vergaderingen van de statencommissie bestaan vaak uit presentaties, waarbij sheets ter beschikking worden gesteld. Een besluitenlijst heeft dan weinig toegevoegde waarde.   Artikel 21 Beperkt de discussie per onderwerp tot ten hoogste twee termijnen. Uiteraard heeft de commissie altijd de mogelijkheid om ter vergadering anders te besluiten.   Artikel 22 Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende statencommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de provinciale statencommissie.   Artikel 23 Biedt de mogelijkheid om een vergadering te schorsen of te verdagen.   Artikel 24 Om de duur van de vergaderingen te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsbepaling opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct geconcludeerd of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.   Artikel 25 De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een provinciale statencommissie anders beslist. Een provinciale statencommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in provinciale staten voor en overlegt met het college van gedeputeerde staten. Wel kan een provinciale statencommissie op verzoek van het presidium advies uitbrengen aan provinciale staten. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in provinciale staten en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden zonodig de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan provinciale staten.   Artikel 26 Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen over het tijdig verzenden van stukken en voorstellen van orde. De bepalingen van dit reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover die bepalingen strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.   Artikel 27 Artikel 23 lid 4 van de Provinciewet schrijft voor dat van een vergadering met gesloten deuren een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij provinciale staten anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van dit artikel dat de notulen ter inzage liggen bij de secretaris. Provinciale staten beslissen over het openbaar maken van deze notulen.   Artikel 28 t/m 30 Deze artikelen geven een aantal bepalingen met betrekking tot de handhaving van de orde in de vergadering. Uiteraard heeft de voorzitter hier een aantal discretionaire bevoegdheden. Hij kan bijvoorbeeld, indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, aanwezigen toestemming geven hun mobiele telefoon stand-by te laten staan.