Regeling vervallen per 01-10-2011

Verordening vergoedingen staten- en commissieleden

Geldend van 23-05-2003 t/m 30-09-2011

Intitulé

Verordening vergoedingen staten- en commissieleden

PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLâN;

overwegende de circulaire van het Ministerie van binnenlandse zaken van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties van 19 december 2000 kenmerk BW2000/U103039;

besluiten;

de “verordening vergoedingen staten- en commissieleden” te wijzigen en opnieuw vast te stellen zoals zij onderstaand is weergegeven.

VERORDENING VERGOEDINGEN STATEN- EN COMMISSIELEDEN

HOOFDSTUK 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Commissie: een door provinciale staten, gedeputeerde staten of de Commissaris der Koningin ingestelde commissie of een door een van deze commissies ingestelde subcommissie;

  • b.

    Algemene maatregel van bestuur: het besluit van 22 maart 1992, Staatsblad 242, houdende regels betreffende de rechtspositie van staten- en commissieleden, zoals dit besluit is gewijzigd bij de Besluiten van 20 september 1995, Staatsblad 448, 20 juli 1998, Staatsblad 503, tot uitvoering van de artikelen 93 en 94 van de Provinciewet.

  • c.

    Leden van een commissie: de leden van een commissie, inclusief aan een commissie toegevoegde deskundigen, adviseurs en dergelijke.

HOOFDSTUK 2 Vergoedingen leden van provinciale staten

Artikel 2.1

  • 1.

    De leden van provinciale staten, die geen lid zijn van het college van gedeputeerde staten, ontvangen per kalenderjaar een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten van 100% van de bedragen, vermeld in artikel 2 van de algemene maatregel van bestuur, zoals die bedragen jaarlijks door de minister van binnenlandse zaken zijn of worden vastgesteld.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde leden, die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van provinciale staten zijn geweest, ontvangen de vergoeding en de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat zij in dat jaar het lidmaatschap van provinciale staten hebben bekleed.

Artikel 2.2

De leden van provinciale staten, die geen lid zijn van het college van gedeputeerde staten, ontvangen op daartoe in te dienen declaraties als vergoeding voor reiskosten, telkens als zij hun woonplaats moeten verlaten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten of een commissie:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer of van een bijzonder vervoermiddel: de werkelijk gemaakte kosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen auto: een vergoeding, overeenkomstig de bepalingen van het Provinciaal reisbesluit binnenland.

Artikel 2.3

De leden van provinciale staten, die geen lid zijn van gedeputeerde staten, ontvangen, wan-neer zij een vergadering van provinciale staten of een commissie bijwonen, als vergoeding van verblijfskosten een bedrag gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 2.4

  • 1.

    De leden van provinciale staten, die geen lid zijn van gedeputeerde staten, genieten voor het bijwonen van een bijeenkomst - niet zijnde een vergadering van provinciale staten of van een commissie – waartoe zij door de Commissaris der Koningin of door gedeputeerde staten zijn uitgenodigd, een vergoeding van reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2, alsmede een vergoeding van verblijfkosten op de voet van het bepaalde in artikel 2.3.

  • 2.

    Hetzelfde is het geval wanneer de leden van commissies, als bedoeld in artikel 39 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van provinciale staten van Fryslân dan wel van delegaties daaruit, in interprovinciaal verband vergaderen.

Artikel 2.5

  • 1.

    De leden van Provinciale Staten ontvangen in verband met de werkzaamheden die voortvloeien uit het statenlidmaatschap, desgewenst en ten laste van de provinciekas een computer met toebehoren onder voorwaarde dat een bruikleenovereenkomst met de provincie Fryslân wordt afgesloten.

  • 2.

    Het verzoek om een computer met toebehoren, als vastgelegd overeenkomstig de in de bijlage genoemde standaard, in bruikleen te ontvangen wordt schriftelijk ingediend aan het begin van een nieuwe zittingsperiode van de Staten dan wel —bij tussentijdse benoeming— aan het begin van het statenlidmaatschap.

  • 3.

    De in lid 1 bedoelde bruikleenovereenkomst wordt afgesloten voor de duur van de lopende zittingsperiode.

Artikel 2.6

  • 1.

    Voor het volgen van cursussen en congressen en seminars of daaraan gelijk te stellen activiteiten, die in het verlengde van het uitoefenen van het statenlidmaatschap liggen,wordt een door GS te bepalen scholingsbudget beschikbaar gesteld. GS zijn bevoegd een en an-der in een nadere regeling uit te werken.

  • 2.

    Elke fractie kan, naar rato van het aantal leden dat een fractie heeft, aanspraak maken op het in lid 1 bedoelde budget.

  • 3.

    Uitbetaling vindt plaats op basis van declaratie via de penningmeester van de fractie. De-claraties kunnen worden ingediend bij de griffier.

  • 4.

    Uitbetaling vindt plaats zolang het maximaal per fractie toegekende bedrag niet wordt overschreden.

HOOFDSTUK 3 Vergoedingen leden van commissies, die geen lid zijn van provinciale staten

Artikel 3.1

  • 1. De leden van een commissie die geen lid van provinciale staten zijn en die geen vaste vergoeding ontvangen als bedoeld in artikel 94 lid 1 van de Provinciewet, ontvangen aan de hand van een door hen in te vullen presentielijst, voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie een vergoeding van 100% van het bedrag vermeld in artikel 13 van ht Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in her eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van:

    • a.

      een lid van de commissie die op grond van zijn bijzondere deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken , en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan wor-den in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 3.2

De in artikel 3.1 bedoelde leden kunnen op deze vergoeding geen aanspraak maken, indien zij uit hoofde van een gehonoreerde functie in een commissie zitting hebben.

Artikel 3.3

De in artikel 3.1 bedoelde leden ontvangen op daartoe in te dienen declaraties als vergoeding voor reiskosten, telkens als zij hun woonplaats moeten verlaten voor het bijwonen van vergaderingen van een commissie:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer of van een bijzonder vervoermiddel: de werkelijk gemaakte kosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen auto: een vergoeding, overeenkomstig de bepalingen van het Provinciaal reisbesluit binnenland.

Artikel 3.4

De in artikel 3.1 bedoelde leden ontvangen, wanneer zij een vergadering van een commissie bijwonen, als vergoeding van verblijfskosten een bedrag gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 3.5

Het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.4 is niet van toepassing op ambtenaren van de provin-cie die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd. Onder ambtenaren zijn mede begrepen zij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de provincie zijn.

HOOFDSTUK 4 Vergoedingen leden van gedeputeerde staten

Artikel 4.1

De leden van gedeputeerde staten genieten voor het bijwonen van de vergaderingen van provinciale staten en van commissies, alsmede voor andere reizen in hun functie ondernomen een vergoeding van reis- en verblijfskosten berekend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2.2 en 2.3.

Artikel 4.2

Het lid van provinciale staten, dat ingevolge artikel 51 lid 1 van de Provinciewet een lid van gedeputeerde staten vervangt, heeft aanspraak op een gelijke vergoeding van reis- en verblijfskosten als voor de leden van gedeputeerde staten in het vorige artikel van dit hoofdstuk is bepaald.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1

  • 1.

    De in artikel 2.1 van deze verordening bedoelde jaarlijkse vergoedingen worden in vier gelijke termijnen vóór afloop van ieder kwartaal aan de rechthebbende uitbetaald.

  • 2.

    De in de artikelen 2.2, 2.3, 2.4 en 4.1 bedoelde vergoedingen worden na afloop van ieder kwartaal aan de rechthebbenden uitbetaald.

  • 3.

    De in artikelen 3.1, 3.3 en 3.4 bedoelde vergoedingen worden zo spoedig mogelijk na iedere vergadering aan de rechthebbenden uitbetaald.

Artikel 5.2

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening vergoedingen staten- en commissieleden".

Artikel 5.3

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een nader door gedeputeerde staten te bepalen tijdstip.

  • 2.

    Op moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt ingetrokken de verordening vergoedingen staten- en commissieleden van 6 mei 1981 

Ondertekening

Leeuwarden, 19 december 2001
voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels
griffier drs. G. van der Veen