Beleidsregel Geertruidenberg 2013, aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast

Geldend van 21-12-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Geertruidenberg 2013, aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast

Inhoudsopgave ..... 1

1. Inleiding ..... 3

2. Juridisch kader ..... 3

2.1 Nieuwe bevoegdheden burgemeester ..... 3

2.2 Nieuwe bevoegdheden versus bevoegdheden uit de APV ..... 5

3. Openbare orde belang ..... 5

3.1 Voetbalgerelateerde overlast ..... 5

Ernstige overlast in wijken ..... 5

3.3 Ernstige overlast bij evenementen ..... 6

3.4 Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar ..... 6

4. Beleidsregels ..... 6

4.1. Voorwaarden bij artikel 172a/b Gemeentewet ..... 6

4.2 Begripsbepalingen bij artikel 172a Gemeentewet ..... 6

4.3 Begripsbepalingen bij artikel 172b Gemeentewet ..... 9

4.4 Duur van het verbod ..... 10

4.5 Gebiedsaanduiding ..... 10

4.6 Werkwijze ..... 11

4.7 Afstemming in lokale driehoek ..... 13

4.8 Toezicht en handhaving ..... 14

5. Bekendmaking en inwerkingtreding ..... 14

Bijlage I Stappenplan per opgelegde maatregel ..... 15

Bijlage II Schematische weergave maatregel en opschaling ..... 17

A. Herhaaldelijke overlast ..... 17

B. Herhaaldelijke jeugdoverlast ..... 19

C. Herhaaldelijke overlast twaalfminners ..... 20

Artikel 1. Inleiding

Per augustus 2010 is de wet Maatregel Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (MBVEO) in werking getreden. Doel van de wet is het voorkomen van een herhaling van ernstig overlastgevend gedrag. De wet betreft een aanpassing in de Gemeentewet (art. 172a en 172b Gemeentewet).

De wet geeft de burgemeester nieuwe bevoegdheden waarmee deze een groepsverbod, een gebiedsverbod en/of een meldingsplicht op kan leggen. De aanhoudende overlast vindt plaats op gemeentelijk grondgebied. De woonplaats van de dader is daarin niet beslissend.

De bevoegdheden houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu. Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd.

Artikel 2. Juridisch kader

Voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet hanteert de gemeente Geertruidenberg beleidsregels voor de inzet van bevoegdheden bij herhaaldelijke individuele en/of groepsgerelateerde overlast.

Op grond van de wet MBVEO kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen voor een periode van maximaal drie maanden. In combinatie met deze verboden kan tevens een meldingsplicht worden opgelegd. Daarnaast is in de wet een bevoegdheid voor de officier van justitie opgenomen tot het geven van een gedragsaanwijzing voorafgaand aan strafrechtelijke vervolging. In afwachting van de strafrechtelijke afdoening van het strafbare feit door de rechter kan hij de verdachte een gebiedsverbod, contactverbod of een meldingsplicht opleggen. Ook is het mogelijk om de verdachte te verplichten tot hulpverlening ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Indien de officier van justitie een gebiedsverbod heeft opgelegd, dan kan de burgemeester dit niet meer doen voor hetzelfde gebied.

De wet MBVEO is van toepassing op structurele ernstige overlast en is bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie. Pas als andere maatregelen niet toereikend zijn dan kan naar de nieuwe bevoegdheden worden gegrepen. Het is dus een uiterst middel en alleen bedoeld voor de “zware” gevallen (hardnekkige overlast, ordeverstorende jeugdgroepen, harde kern voetbalhooligans etc.).

De nieuwe bevoegdheden voorzien niet in dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Bij acute, onverwachte situaties waar geen tijd of weinig voorbereidingstijd is, kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden.

Met de invoering van de Wet MBVEO wordt ook het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen strafbaar gesteld. Afspraken die hooligans maken via bijvoorbeeld internet of SMS worden daarmee als een zelfstandige en strafwaardige handeling aangemerkt.

De nieuwe bevoegdheden voor de burgemeester zijn opgenomen in de Gemeentewet (art. 172a en b) en de bevoegdheden voor de officier van justitie in het Wetboek van Strafvordering (art. 509hh). De strafbaarstelling voor voorbereidingshandelingen staat in een nieuw artikel 141a in het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2.1 Nieuwe bevoegdheden burgemeester

Gebiedsverbod (art. 172a Gemeentewet)

Een gebiedsverbod betekent dat de overlastgever aan wie het verbod wordt opgelegd zich niet (al dan niet gedurende bepaalde tijdstippen) mag bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente.

Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor de duur van maximaal drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens maximaal drie maanden. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is. Een gebiedsverbod kan extra kracht worden bijgezet met een meldingsplicht. De ordeverstoorder dient zich dan op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip te melden.

Groepsverbod (art. 172a Gemeentewet)

Met deze bevoegdheid kan de burgemeester ongewenste groepsvorming in een bepaald gebied tegengaan. Een groepsverbod zorgt ervoor dat de overlastgever zich niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een voor het publieke toegankelijke plaats zonder redelijk doel met meer dan drie personen (ongeacht wie) mag ophouden. Het groepsverbod wordt opgelegd voor de duur van maximaal drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens maximaal drie maanden.

De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het groepsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

Het groepsverbod kan in combinatie met de meldingsplicht worden opgelegd. Het groepsverbod geldt alleen voor de personen aan wie het verbod is opgelegd. Dit is een verschil met het samenscholingsverbod uit de APV dat een algemeen geldend verbod is.

Meldingsplicht (art. 172a Gemeentewet)

De overlastgever die een meldingsplicht krijgt opgelegd, is verplicht zich bij een nader aangegeven instantie op een nader aangegeven tijdstip te melden. De burgemeester kan een meldingsplicht als zelfstandige maatregel opleggen of in combinatie met een groepsverbod/gebiedsverbod.

De meldingsplicht kan inhouden dat de betrokkene zich moet melden in de eigen gemeente van de burgemeester of in een andere gemeente. Een bevel om zich te melden in een andere gemeente wordt gegeven in overeenstemming met de burgemeester van die gemeente.

De meldingsplicht wordt opgelegd voor de duur van maximaal drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens maximaal drie maanden. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

Overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar (art. 172b Gemeentewet)

Aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige overlastveroorzaker die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt, kan het volgende bevel worden gegeven:

Draag er zorg voor dat de minderjarige:

1. zich in bepaalde delen van de gemeente niet ophoudt, zonder begeleiding van die persoon die gezag over hem/haar uitoefent;

2. zich tussen 20.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door de persoon die het gezag over hem/haar uitoefent.

Het bevel met betrekking tot een minderjarige wordt opgelegd voor ten hoogste drie maanden. Verlenging is niet mogelijk.

De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het bevel wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.

Artikel 2.2 Nieuwe bevoegdheden versus bevoegdheden uit de APV

De genoemde nieuwe bevoegdheden hebben een vrijheidsbenemend karakter en moeten daarom pas ingezet worden als andere instrumenten (bijvoorbeeld de gemeentelijke APV of artikel 172 lid 3 Gemeentewet) niet tot de mogelijkheden behoren. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid blijven van kracht. De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor niet geschikt om in een zich acuut manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV, bestuurlijk ophouden en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.

De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.

Artikel 3. Openbare orde belang

Indien er sprake is van herhaaldelijke overlast kunnen de nieuwe bevoegdheden worden ingezet. Een drietal vormen van overlast staat hieronder weergegeven om een beeld te schetsen, niet om harde grenzen te bepalen. De eerste twee van deze voorbeelden kunnen voorkomen in de gemeente Geertruidenberg. De kans dat het laatste voorbeeld zich voordoet in de gemeente Geertruidenberg is erg klein, maar niet ondenkbaar. Overlastgevers veroorzaken vaak in verschillende gebieden en op verschillende momenten overlast, bijvoorbeeld bij evenementen of in woonwijken.

Artikel 3.1 Ernstige overlast in wijken

Het komt (landelijk) steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van escalerende overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende ordeverstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. Mensen kunnen zich daardoor in hun eigen woon-/werkomgeving bedreigd of onveilig voelen. De overlast wordt daarbij doorgaans veroorzaakt door een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Als bestaande instrumenten zoals een gebiedsverbod op basis van de APV of eerdere hulpverlening/begeleiding vanuit zorg niet het gewenste effect hebben dan kan de burgemeester de bevoegdheden uit art. 172a Gemeentewet inzetten. De overlastgevers kunnen dan een langdurig gebiedsverbod of groepsverbod krijgen opgelegd. Beide kunnen extra kracht worden bijgezet met een meldingsplicht. Deze maatregel kan ook worden toegepast bij herhaaldelijke overlast door bijvoorbeeld drugsrunners of zwervers die individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren.

Artikel 3.2 Ernstige overlast bij evenementen

Ook bij evenementen kunnen relschoppers herhaaldelijk de openbare orde verstoren. De instrumenten uit deze beleidsregels kunnen daarbij worden ingezet. Een evenement wordt in deze beleidsregels gedefinieerd overeenkomstig de definitie uit de APV van de gemeente Geertruidenberg.

Artikel 3.3 Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar

In enkele gevallen worden herhaaldelijke en groepsgewijze openbare ordeverstoringen gepleegd door kinderen jonger dan twaalf jaar (twaalfminners). Bij deze groep staat inzet op preventie en hulpverlening met een persoonsgerichte aanpak voorop. De burgemeester gaat dan ook terughoudend om met het opleggen van bevelen aan twaalfminners.

Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting de persoon die het gezag over het kind uitoefent, onvoldoende effect biedt. Dit laatste kan het geval zijn indien men zich niet of onvoldoende blijvend committeert aan een zorgtraject. Voordat zorg in een gedwongen kader wordt opgelegd wordt dan eerst getracht om de situatie via een burgemeestersbevel om te buigen. Als gedwongen zorg al wel is ingezet kan de burgemeester zijn bevoegdheid gebruiken met het doel om de ordeverstoringen op korte termijn te stoppen.

Op grond van de bevelsbevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kan aan de persoon die het gezag uitoefent het bevel worden gegeven ervoor zorg te dragen dat het kind zich niet zonder begeleiding van hem of een meerderjarige begeeft in bepaalde gebieden. Ook kan de begeleidingsplicht worden opgelegd voor de openbare ruimte tussen 20.00u ’s avonds en 06.00u ‘s ochtends.

Artikel 4. Beleidsregels

Onderstaand beleid wordt geformuleerd op basis van de wet MBVEO onder de naam “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast Geertruidenberg 2013”.

Artikel 4.1. Voorwaarden bij artikel 172a/b Gemeentewet

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden op grond van art. 172a en b Gemeentewet als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • Het gaat om een verstoring van de openbare orde;

  • Die verstoring vindt herhaaldelijk plaats;

  • Er is een ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde;

  • De vrees moet aanwijsbaar zijn en blijken uit concrete aanwijzingen;

  • De overlast is individueel of groepsgewijs gepleegd dan wel door een persoon die een leidende rol heeft in een groep die de openbare orde heeft verstoord;

  • Het verbod mag alleen worden opgelegd voor publiek toegankelijke plaatsen.

En specifiek voor de groep twaalfminners:

  • het gaat om groepsgewijze orde verstorende gedragingen.

Hieronder wordt aangegeven hoe deze begrippen in de beleidsregels worden gehanteerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden genoemd in art. 172a Gemeentewet (gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht) en 172b Gemeentewet (twaalfminners).

Artikel 4.2 Begripsbepalingen bij artikel 172a Gemeentewet

Orde verstorende gedragingen

Onder verstoring van de openbare orde wordt verstaan: een verstoring van enige betekenis die afwijkt van de normale gang van zaken in of aan een openbare ruimte. Ordeverstorende gedragingen in het kader van deze beleidsregels zijn in ieder geval de in tabel 1 opgenomen overtredingen van de APV en gedragingen uit het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbepaling vallen. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmalig zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat. Op het moment dat deze gedragingen vaker voorkomen kan dat wel het geval zijn.

Voorbeelden van dergelijke orde verstorende gedragingen zijn:

  • het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen

  • joelen en/ of naroepen

  • bespugen

  • intimiderend overkomen

  • wildplassen

  • hinderlijk drankgebruik

  • vernieling van goederen

  • ingooien van ruiten

  • het aanbrengen van graffiti

  • openbare dronkenschap

  • schelden

  • aanhoudende vernielingen

Tabel 1: Feitentabel

Feiten en gedragingen als omschreven in de navolgende artikelen van de APV Geertruidenberg 2013

Samenscholing en ongeregeldheden

Artikel 2:1

Ordeverstoring

Artikel 2:26

Plakken en kladden

Artikel 2:42

Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Artikel 2:47

Verboden drankgebruik

Artikel 2:48

Verboden gedrag bij of in gebouwen

Artikel 2:49

Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Artikel 2:50

Drugshandel op straat

Artikel 2:74

Openlijk drugsgebruik

Artikel 2:74a

Straatprostitutie

Artikel 3:9

Geluidhinder

Hoofdstuk 4, afdeling 1

Feiten en gedragingen als omschreven in de navolgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht

Openlijke geweldpleging

141

Wederspannigheid

180

Wederspannigheid in vereniging

182

Negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel

184

Schennis van de eerbaarheid

239

Belediging ambtenaar in functie

266/267

Bedreiging

285

(Poging) tot doodslag

287/45

Eenvoudige mishandeling

300

Zware mishandeling

302

Diefstal

310

Diefstal met braak

311 lid 5

Afpersing/afdreiging

317/318

Vernieling

350

Baldadigheid/straatschenderij

424

Ordeverstoring in dronkenschap

426

Openbare dronkenschap

453

Feiten en gedragingen als omschreven in de navolgende artikelen van de Opiumwet

Harddrugs

Art. 2*

Softdrugs

Art. 3*

Feiten en gedragingen als omschreven in de navolgende artikelen van de Wet Wapens en Munitie

Verbodsbepaling voor wapens van categorie I

Art. 13

Verbod voorhanden hebben wapens

Art. 26

Verbod dragen wapens

Art. 27

*Met dien verstande dat als het gaat om het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet alleen een bevel kan worden opgelegd als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan de gebruikershoeveelheid als bedoeld in de richtlijnen van het college van procureurs-generaal.

Herhaaldelijk

Onder ‘herhaaldelijk’ wordt in deze beleidsregels verstaan: ‘twee keer binnen afzienbare tijd’. De afzienbare tijd wordt per situatie beoordeeld. Voor overlast door twaalfminners lijkt een periode van zes maanden redelijk. Voor twaalfplussers wordt in deze regels dertien maanden gehanteerd. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd. Bij herhaaldelijke overlast hoeft er nog geen sprake te zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring (zie hierna). In beginsel hanteert de burgemeester bij herhaaldelijke overlast de reguliere instrumenten zoals het veiligheidsrisicogebied uit de APV.

Ernstige vrees en aanwijsbaar

Ordeverstorend gedrag welke, binnen een afzienbare tijd, herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees dient aanwijsbaar te zijn en wordt dan ook afgeleid uit concrete aanwijzingen. Bijvoorbeeld uit het feit dat een persoon in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen. Ook verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden kunnen aanwijzingen zijn voor ernstige vrees.

Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol

Er is sprake van een groep bij drie of meer personen waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Om een leidende rol te typeren wordt aansluiting gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan het in groepsverband plegen van ordeverstoring.

Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag die de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol hangt af van een concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider strafrechtelijk worden vervolgd.

Artikel 4.3 Begripsbepalingen bij artikel 172b Gemeentewet

Bij het inzetten van de bevoegdheden uit art. 172b Gemeentewet worden de wettelijke termen (zoals ordeverstorende gedraging, herhaaldelijk, ernstige vrees en groepsgewijs) op dezelfde manier gedefinieerd als bij art. 172a Gemeentewet. Zie voor deze definities de vorige paragraaf uit deze beleidsregels. De toepassing van de wet bij twaalfminners is als volgt:

Twaalfminner(s)

Bij ernstige overlast in groepsverband door jeugdigen onder de twaalf jaar legt de burgemeester in de volgende gevallen de bevelen van art. 172b Gemeentewet op:

  • Indien de twaalfminner binnen een termijn van zes maanden herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord

én

  • Indien een geïntegreerde persoonsgerichte aanpak van minder vergaande middelen en hulpverlening geen effect hebben of hebben gehad.

Het bevel van de burgemeester kan alleen worden ingezet bij groepsgebonden verstoringen van de openbare orde door twaalfminners. Hierbij hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit twaalfminners bestaat. De maatregel kan ook worden toegepast richting een of enkele twaalfminner(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar of ouder.

Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

  • a)

    Indien in de voorgaande zes maanden nog geen bevel is gegeven op grond van art. 172b dan wordt aan het ouderlijk gezag van de twaalfminner een bevel opgelegd waarbij de twaalfminner zich gedurende een periode van ten hoogste drie maanden niet tussen 20.00 uur en 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag.

  • b)

    Indien de twaalfminner gedurende de looptijd van een art. 172b bevel of binnen zes maanden na het verstrijken van een dergelijk bevel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont dan zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de twaalfminner uitoefent:

    - Het bevel worden gegeven dat de twaalfminner in een nader aan te wijzen gebied zich niet mag ophouden zonder begeleiding van de persoon die gezag over hem heeft én

    - Het bevel worden gegeven dat de twaalfminner tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet zonder begeleiding van het ouderlijk gezag of van een meerderjarige mag komen op voor het publiek toegankelijke plaatsen.

Artikel 4.4 Duur van het verbod

De bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet worden in principe opgelegd voor de duur van maximaal drie maanden. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene al de nodige openbare orde incidenten op zijn naam heeft staan. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.

Het bevel kan - met uitzondering van de bevelen voor twaalfminners - driemaal met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dat uit een oogpunt van handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Dit betekent dat er na afloop van het verbod nog steeds een aanwijsbare ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde. Een bevel mag inclusief verlengingen niet langer duren dan twaalf maanden.

Artikel 4.5 Gebiedsaanduiding

In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk gebied een verbod wordt opgelegd. Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is zo aangepast dat de betreffende persoon een aanlooproute/doorgang heeft. Het zwaarwegend belang om zich in het gebied op te houden dient door de betrokkene zelf te worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie(s).

Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Als het voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is dat de betrokkene ook uit een ander gebied wordt geweerd dan kan tevens dat andere gebied worden aangewezen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd.

Bij het opleggen van een meldingsplicht wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd om de betrokkene de gelegenheid te geven zich te melden in de eigen woonplaats. Dit betekent dat de burgemeester in sommige gevallen een meldingsplicht oplegt voor een andere gemeente. Dit kan slechts als er overeenstemming is bereikt met de burgemeester van die andere gemeente. In de gemeente wordt geen vast meldpunt aangewezen. Een meldpunt wordt afhankelijk van de casus vastgesteld.

Artikel 4.6 Werkwijze

Dossiervorming

De burgemeester baseert een bevel in de zin van art. 172a of 172b Gemeentewet op een gedocumenteerd dossier. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van het bevel boven andere interventiemogelijkheden.

Dossiervorming vindt plaats onder regie van de burgemeester. Veel van de in het dossier opgenomen feiten en omstandigheden zijn verzameld door de politie. Daarnaast wordt informatie van diverse partners op het gebied van veiligheid zoals het Openbaar Ministerie, reclassering of Bureau Jeugdzorg in het dossier gevoegd. Ook constateringen en processen-verbaal van gemeentelijke Buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) kunnen worden gebruikt in een dossier.

De informatie-uitwisseling tussen de gemeente Geertruidenberg en andere instanties moet in overeenstemming gebeuren met de Wet bescherming persoonsgegevens.

Het dossier dat ten grondslag ligt aan de bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet dient onder andere te bevatten:

  • De contactgegevens van de behandelend politieambtenaar, zorginstanties en/of andere instanties indien die betrokken zijn bij de overlastgever;

  • De contactgegevens van de overlastgever (ten minste de naam, leeftijd, woonplaats(adres) en indien mogelijk telefoonnummer) en indien van toepassing de gegevens van de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent;

  • De registraties van minimaal twee ordeverstorende gedragingen in de gestelde periode die leiden tot het opleggen van de maatregel;

  • De onderliggende processen-verbaal en registraties van alle bij de politie bekend zijnde gedragingen van de overlastgever over een redelijke periode. Dit heeft tot doel inzicht te krijgen in de gedragingen van de overlastgever en dient tevens als onderbouwing van het afgegeven bevel. Ook hier geldt dat de duur van de periode situatiegebonden is;

  • Traject wat al doorlopen is met de betreffende overlastgever/overlastgevende groep, dat wil zeggen interventies en het effect daarvan (jeugd- en jongerenwerk, hulpverleningstrajecten, waarschuwingen enzovoort).

    * Dit onderdeel is een vereiste indien het gaat om twaalfminners!;

  • Registraties en aanwijzingen waaruit de vrees voor verdere verstoring van de openbare orde blijkt;

  • Bij een gebiedsverbod: een duidelijke omschrijving van het gebied waarvoor het verbod geldt en de tijdstippen;

  • Bij een meldingsplicht: gegevens van de locatie waar de overlastgever zich moet melden en gegevens wanneer de overlastgever zich dient te melden;

  • Indien er sprake is van een meldingsplicht in een andere gemeente: de toestemming van de burgemeester van de betreffende gemeente dat de overlastgever zich in zijn eigen gemeente mag melden;

  • Indien er sprake is van een verzoek tot verlenging van de maatregel: de registraties waaruit de hernieuwde vrees voor verstoring van de openbare orde blijkt.

Verzoek aan de burgemeester

Indien partners op het gebied van veiligheid van mening zijn dat aan een overlastgever een bevel zoals bedoeld in deze beleidsregels moet worden opgelegd, dan doen zij daartoe een verzoek aan de burgemeester. Bij dit verzoek voegen zij bovengenoemd dossier. Daarnaast wordt in het verzoek in ieder geval aangegeven:

  • Waarom de burgemeester gevraagd wordt van zijn bevoegdheid gebruik te maken (en niet bijvoorbeeld de officier van justitie);

  • Welke bevoegdheid gevraagd wordt in te zetten;

  • Daartoe benodigde gegevens (bijvoorbeeld een duidelijke omschrijving van het gebied waarvoor de maatregel moet worden opgelegd).

 

Uitreiken voornemen tot opleggen bevel

Op basis van het aangeleverde dossier beslist de burgemeester of hij van mening is dat de overlastgever in aanmerking komt voor één van de bevelen genoemd in art. 172a of 172b van de Gemeentewet. Bij de besluitvorming over het al dan niet opleggen van een bevel dient de burgemeester de bepalingen in afdeling 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (zorgvuldigheid en belangenafweging) in acht te nemen. De MvT van de Wet MBVEO bepaalt dat eerst minder ingrijpende maatregelen moeten worden ingezet en dat in de beschikking gemotiveerd moet worden waarom het burgemeestersbevel wordt geprefereerd boven andere interventiemogelijkheden. Indien de overlast gever in aanmerking komt wordt in principe allereerst een voornemen tot het opleggen van het bevel uitgereikt.

Het voornemen wordt door de politie (bij voorkeur wijkagent) in persoon aan de geadresseerde van het besluit uitgereikt en wordt (indien mogelijk) tevens aangetekend per post naar het huisadres gezonden. Bij uitreiking door de politie legt de politie deze handeling vast in het politiesysteem.

 

In het voornemen wordt vermeld:

  • Door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de overlastgever herhaaldelijk (groepsgewijs) de openbare orde heeft verstoord dan wel op grond van welke gedragingen de burgemeester tot het oordeel is gekomen dat overlastgever daarbij een leidende rol heeft gehad;

  • Indien het gaat om een gebieds- of groepsverbod: de afbakening van het gebied waarvoor de burgemeester voornemens is een bevel op te leggen;

  • De voorgenomen ingangsdatum en duur van het bevel;

  • Op welke wijze de overlastgever kan reageren op het voornemen.

 

Zienswijze

De overlastgever kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht zijn zienswijze aan de burgemeester kenbaar maken. Dit kan schriftelijk of mondeling. Indien de betrokkene zijn zienswijze mondeling kenbaar wil maken dan dient diegene daarvoor een afspraak te maken via de gemeente Geertruidenberg (bestuurssecretariaat). Van het zienswijzegesprek wordt door de gemeente een verslag gemaakt.

 

Van de mogelijkheid om een zienswijze te geven kan op grond van art. 4:11 AWB worden afgezien indien de vereiste spoed zich tegen horen verzet. Daarnaast kan het horen achterwege worden gelaten indien ordeverstoringen door de overlastgever alleen kunnen worden voorkomen als de overlastgever niet van tevoren in kennis wordt gesteld van de op te leggen maatregel.

 

Opleggen bevel

Een bevoel op grond van artikel 172a en 172b van de Gemeentewet is een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. de totstandkoming van deze bevelen dienen derhalve aan de vereisten van de Awb te voldoen. Een bevel als bedoeld in art. 172a en b Gemeentewet wordt opgelegd uiterlijk 14 dagen na:

  • het zienswijzegesprek;

  • het ontvangen van de schriftelijke zienswijze;

  • afloop van de zienswijzetermijn als overlastgever geen zienswijze heeft ingediend.

 

Het bevel wordt door de politie in persoon uitgereikt en (indien mogelijk) per aangetekende post verstuurd. De geadresseerde van het besluit wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit. Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebieds- of groepsverbod op te leggen, ontvangt de overlastgever daarvan schriftelijk bericht.

 

In de definitieve beschikking is opgenomen:

  • Door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord dan wel op grond van welke gedragingen de burgemeester tot het oordeel is gekomen dat betrokkene daarbij een leidende rol heeft gehad;

  • Een concrete aanduiding van de objecten in of in de omgeving waarvan deze persoon zich niet mag bevinden dan wel van het gedeelte of bepaalde delen van de gemeente waar deze persoon zich niet (al dan niet in groepsverband) mag bevinden;

  • De ingangsdatum en duur van het bevel;

  • Reactie op de ingediende zienswijze (indien van toepassing);

  • Waarom de maatregel in het concrete geval noodzakelijk is (motivering).

  • De mogelijkheid voor het indienen van een bezwaarschrift of beroep tegen een definitieve beschikking.

  • de mogelijkheid voor het aanvragen van een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter.

 

Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de teamchef van politieteam Baronie en de gebiedsofficier van justitie.

 

Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot twaalfminners

De hierboven genoemde regels omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen gelden ook voor bevelen met betrekking tot twaalfminners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de personen die het gezag uitoefenen over de twaalfminner. Dit betekent dat:

  • het voornemen en het bevel worden geadresseerd en uitgereikt aan het ouderlijk gezag;

  • het ouderlijk gezag de gelegenheid krijgt hun zienswijze kenbaar te maken;

  • het zienswijzengesprek plaatsvindt met het ouderlijk gezag. Het ouderlijk gezag kan zich in het zienswijzengesprek door het kind laten vergezellen;

  • het ouderlijk gezag kan bezwaar en beroep aantekenen tegen een definitieve beschikking.

Artikel 4.7 Afstemming in lokale driehoek

In de lokale driehoek vindt afstemming plaats tussen teamchef van politie, gebiedsofficier van justitie en de burgemeester over de inzet van de bevoegdheden op grond van de wet MBVEO. Daarnaast worden concrete gevallen via bestaande casus overleggen besproken.

In art. 172a, derde lid, Gemeentewet is een samenloopregeling opgenomen. Deze houdt in dat indien de officier van justitie een gedragsaanwijzing heeft gegeven in de vorm van een gebiedsverbod, de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod mag opleggen voor hetzelfde gebied. Het is dan ook van belang dat de burgemeester en officier over en weer van elkaar weten welke bevelen zij opleggen. De burgemeester neemt daarom contact op met de officier van justitie voordat hij een bevel in de zin van art. 172a Gemeentewet geeft. De officier van justitie informeert de burgemeester indien hij een gedragsaanwijzing geeft of intrekt.

Artikel 4.8 Toezicht en handhaving

In principe houdt de politie toezicht op de naleving van de in art. 172a en 172b Gemeentewet genoemde burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente, die daartoe uitdrukkelijk zijn aangewezen, toezien op de naleving. Het niet naleven van een burgemeestersbevel als bedoeld in artikel 172a en 172b van de Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (WSr).

Artikel 5. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden bekendgemaakt op de gemeentepagina in de Langstraat, op de website van de gemeente en treden in werking één dag na bekendmaking.

Ondertekening

Geertruidenberg, ……… 2013
drs. W. van Hees
Burgemeester van Geertruidenberg

Bijlage I Stappenplan per opgelegde maatregel

Stap 1: De politie/BOA constateert wederom een verstoring van de openbare orde. Ook kunnen maatschappelijke organisaties en de gemeente deze verstoring constateren. De politie maakt een afweging of er sprake is van herhaaldelijk overlast - eventueel in overleg met de burgemeester - aan de hand van de gestelde voorwaarden.

Stap 2: De politie geeft het signaal dat er afstemming nodig is over de casus met andere veiligheidspartners, de gemeente faciliteert deze afstemming. Daarbij kan ook een afweging worden gemaakt of een bestuurlijke maatregel moet volgen. Tevens wordt nagegaan of de officier van justitie een gedragsaanwijzing in de vorm van een gebiedsverbod of een groepsverbod heeft opgelegd.

Stap 3: De politie stelt een deeldossier samen dat voldoet aan de gestelde dossieropbouw. De opbouw van een dossier geschiedt dus primair door de politie. Het dossier wordt, indien sprake is van jeugdigen aangevuld door een deeldossier van bijvoorbeeld jeugdhulpverlening of de leerplichtambtenaar. De regie op het dossier ligt bij de gemeente.

Stap 4: De politie overlegt het dossier aan de burgemeester. Het dossier bevat in ieder geval een voorstel voor de op te leggen maatregel, de duur van de maatregel en indien van toepassing een omschrijving van het gebied. De burgemeester is verantwoordelijk voor de dossiervorming. Er moet sprake zijn van goede dossiervorming om de wet te kunnen toepassen. Uit het dossier moet blijken dat aan de toepassingscriteria (zoals herhaaldelijkheid en vrees voor herhaling) wordt voldaan.

Stap 5: De burgemeester beoordeeld eerst of er geen ander minder ingrijpende werkende maatregel mogelijk is en of een de maatregel in redelijke verhouding staat met het te beschermen belang (openbare orde).

Stap 6: De burgemeester overlegt het dossier aan de betrokkene en stelt de betrokkene in de gelegenheid om mondeling dan wel schriftelijk een zienswijze in te dienen.

Stap 7: Voorafgaand of parallel aan stap 5 heeft de burgemeester contact met de officier van justitie over de vraag of deze een gedragsaanwijzing in de vorm van een gebiedsverbod/groepsverbod opgelegd voor hetzelfde gebied. Hiertoe is de burgemeester verplicht, aangezien de burgemeester geen bestuurlijke maatregel kan opleggen als de officier van justitie een soortgelijke strafrechtelijke maatregel heeft opgelegd.

Stap 8: De burgemeester beslist op basis van de zienswijze en het dossier of en zo ja welke maatregel wordt opgelegd. Hij bepaalt tevens de duur en het gebied waarvoor de maatregel geldt. Bij een gebiedsverbod en/of een groepsverbod wordt het gebied waarvoor het verbod geldt aangegeven op een kaartje en bij het besluit gevoegd. Bij een meldingsplicht wordt met de politie een locatie en tijden van de meldingsplicht afgestemd.

Stap 9: De burgemeester stelt de politie, het OM en mogelijke andere betrokken partijen in kennis van zijn beslissing. Hij overlegt een afschrift van het besluit aan de politie en het OM.

Stap 10: De burgemeester stuurt het besluit per aangetekend post naar de

betrokkene of draagt er zorg voor dat het besluit in persoon aan de betrokkene wordt uitgereikt.

Stap 11: Na de uitreiking wordt het formulier van de uitreiking aan de burgemeester overlegd ten behoeve van het dossier. De datum van uitreiking is de datum van inwerkingtreding van het besluit.

Stap 12: De burgemeester beheert het dossier voor eventuele bezwaar- of beroep procedures, voor de verlenging van de maatregel of andere bestuurlijke maatregelen.

Stap 13: Bij overtreding van de maatregel maakt de politie een proces-verbaal op dat wordt verstuurd naar het Openbaar Ministerie dat vervolgens tot vervolging overgaat.

Stap 14: De politie informeert de burgemeester over niet-naleving van de opgelegde maatregel. De officier van justitie informeert de burgemeester over een justitionele vervolging.

Bijlage II Schematische weergave maatregel en opschaling

A. Herhaaldelijke overlast

Constatering

Politie

Burgemeester

Openbaar Ministerie

1.

Bij constatering herhaaldelijk ordeverstorende gedragingen in dertien maanden

Politie draagt dossier over aan BM

Ordeverstorende gedragingen merendeel in groepsverband gepleegd:

Groepsverbod voor max. 3 maanden

Ordeverstorende gedragingen merendeel individueel gepleegd:

Gebiedsverbod voor max. 3 maanden

Bij evenementen en/of grootschalige samenkomsten (al dan niet leidende rol):

Gebiedsverbod voor max. 3 maanden

Indien sprake is van B en C evenementen kan tevens direct een meldingsplicht voor de duur van het risico evenement worden opgelegd

Geen rol

2.

Bij 1e overtreding opgelegde maatregel

Politie draagt dossier over aan BM

Overtreden groepsverbod:

- Alleen overtreding:

verlenging max. 3 maanden

- Overtreding mét ordeverstorend gedrag: gebiedsverbod max. 3 maanden

Overtreden gebiedsverbod:

- Alleen overtreding: verlenging voor de duur van max. 3 maanden

- Overtreding mét ordeverstorend gedrag: meldingsplicht voor de duur van max. 3 maanden

Overtreden meldingsplicht:

Verlenging duur van maatregel met max. 3 maanden (met mogelijkheid om vaker te laten melden)

3.

Bij 2e overtreding opgelegde maatregel

Politie draagt dossier over aan OM

In overleg met OvJ verlengen maatregel voor de duur van max. 3 maanden.

Geen actie bij vervolging waarbij gedragsaanwijzing (groeps-, gebiedsverbod, meldingsplicht) kan worden opgelegd door OvJ.

Vervolging o.g.v. art 184 WSr

Bij opnieuw constateren ordeverstorende gedragingen binnen dertien maanden na verstrijken maatregel

Eerste stap van deze cyclus wordt

overgeslagen

B. Herhaaldelijke jeugdoverlast

Constatering

Politie

Burgemeester

Openbaar Ministerie

1.

meerdere ordeverstorende gedragingen binnen een afzienbare periode (maximaal dertien maanden)

Draagt dossier over aan BM

Ordeverstorende gedragingen merendeel in groepsverband gepleegd:

Groepsverbod voor max. 3 maanden

Ordeverstorende gedragingen merendeel individueel gepleegd:

Gebiedsverbod voor max. 3 maanden

MITS

De gemeente andere interventies/ hulpverlening heeft aangeboden dan wel is gestart. En tenminste één ordeverstorende handeling na het opstarten van de hulpverlening dan wel het aanbieden daarvan heeft plaatsgehad.

2.

Bij 1e overtreding opgelegde maatregel

Draagt dossier over aan BM

Overtreden groepsverbod:

- Alleen overtreding: verlenging max. 3 maanden en/of uitbreiding gebied

TENZIJ 

De jeugdige meedoet aan het aangeboden hulpverleningstraject. In dat geval kan het hulpverleningstraject gestart worden.

- Overtreding mét ordeverstorend gedrag: gebiedsverbod max. 3 maanden

TENZIJ 

De jeugdige meedoet aan het aangeboden hulpverleningstraject. In dat geval kan het hulpverleningstraject gestart worden.

Overtreden gebiedsverbod:

- Alleen overtreding: verlenging voor de duur van max. 3 maanden en/of uitbreiding gebied

- Overtreding mét ordeverstorend gedrag: meldingsplicht voor de duur van max. 3 maanden

TENZIJ

deze maatregelen een hulpverleningstraject in de weg staan. In dat geval kan het hulpverleningstraject gestart worden.

3.

Bij 2e overtreding opgelegde maatregel

Draagt dossier over aan OM

In overleg met OvJ verlengen maatregel voor de duur van max. 3 maanden.

Geen actie bij vervolging waarbij gedragsaanwijzing (groepsverbod, gebiedsverbod, meldingsplicht) kan worden opgelegd door OvJ.

Vervolging o.g.v. art 184 WSr

Bij opnieuw constateren ordeverstorende gedragingen binnen dertien maanden na verstrijken maatregel

Eerste stap van deze cyclus wordt overgeslagen

C. Herhaaldelijke overlast twaalfminners

Constatering

Politie

Burgemeester

Openbaar Ministerie

1.

Bij constatering herhaaldelijk ordeverstorende gedragingen in dertien maanden

Politie draagt dossier over aan BM

Ordeverstorende gedragingen merendeel in groepsverband gepleegd:

Groepsverbod voor max. 3 maanden

Ordeverstorende gedragingen merendeel individueel gepleegd:

Gebiedsverbod voor max. 3 maanden

Bij evenementen en/of grootschalige samenkomsten (al dan niet leidende rol):

Gebiedsverbod voor max. 3 maanden

Indien sprake is van B en C evenementen kan tevens direct een meldingsplicht voor de duur van het risico evenement worden opgelegd

Geen rol

2.

Bij 1e overtreding opgelegde maatregel

Politie draagt dossier over aan BM

Overtreden groepsverbod:

- Alleen overtreding:

verlenging max. 3 maanden

- Overtreding mét ordeverstorend gedrag: gebiedsverbod max. 3 maanden

Overtreden gebiedsverbod:

- Alleen overtreding: verlenging voor de duur van max. 3 maanden

- Overtreding mét ordeverstorend gedrag: meldingsplicht voor de duur van max. 3 maanden

Overtreden meldingsplicht:

Verlenging duur van maatregel met max. 3 maanden (met mogelijkheid om vaker te laten melden)

3.

Bij 2e overtreding opgelegde maatregel

Politie draagt dossier over aan OM

In overleg met OvJ verlengen maatregel voor de duur van max. 3 maanden.

Geen actie bij vervolging waarbij gedragsaanwijzing (groeps-, gebiedsverbod, meldingsplicht) kan worden opgelegd door OvJ.

Vervolging o.g.v. art 184 WSr

Bij opnieuw constateren ordeverstorende gedragingen binnen dertien maanden na verstrijken maatregel

Eerste stap van deze cyclus wordt overgeslagen