Regeling vervallen per 01-01-2017

Nota uitvoering Participatiewet en positie WAVA hierin

Geldend van 02-07-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Nota uitvoering Participatiewet en positie WAVA hierin.

1. Inleiding

De invoering van de Participatiewet heeft grote gevolgen voor de toekomst van ons SW-bedrijf WAVA. Deze nota gaat hier nader op in.

In de nota wordt eerst kort ingegaan op de invoering van de Participatiewet en de concrete gevolgen hiervan. Vervolgens komt aan de orde wat de gevolgen zijn voor SW-bedrijven en welke toekomstige scenario’s voor WAVA mogelijk zijn. De doelgroepen worden beschreven. Daarna wordt ingegaan op het onderzoek dat IROKO uitvoerde en op de reactie daarop van de directie van WAVA. Tot slot worden de conclusies beschreven en wordt een voorstel neergelegd.

2. Invoering van de Participatiewet

Op 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. De Participatiewet is de opvolger van de Wet werk en bijstand (WWB) en biedt inkomensondersteuning aan personen die (nog) niet zelfstandig in het bestaan kunnen voorzien. Daarnaast biedt de gemeente op grond van de Participatiewet ondersteuning bij het vinden van werk.

Belangrijke reden voor de invoering van de Participatiewet is dat de regering hiermee wil bereiken dat meer personen met een arbeidsbeperking aan het werk gaan bij reguliere werkgevers. Dit doel wordt onderschreven door de sociale partners. Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben ter ondersteuning hiervan in het Sociaal Akkoord, dat in april 2013 is afgesloten, afspraken gemaakt over extra banen voor deze doelgroep. Deze afspraken houden in dat er in de periode van 2014 tot en met 2026 in totaal 125.000 extra banen gecreëerd zullen worden voor personen met een arbeidsbeperking. Het betreft hier 100.000 extra banen in de private sector en 25.000 extra banen in de publieke sector. Indien werkgevers er onvoldoende in slagen om extra banen voor de doelgroep te creëren, kan de quotumwet worden ingevoerd. Deze quotumwet biedt de mogelijkheid om een boete op te leggen aan werkgevers met meer dan 25 werknemers, die onvoldoende personen met een arbeidsbeperking in dienst hebben.

De invoering van de Participatiewet betekent niet alleen een wijziging en nieuwe naam voor de WWB, maar houdt tevens ingrijpende wijzigingen in van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw).

Vanaf 1 januari 2015 heeft ook de Wajong een nieuwe naam. De afkorting, die voor deze wet gebruikt wordt, blijft hetzelfde maar de naam is gewijzigd in Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Reden voor de nieuwe naamgeving is dat vanaf 1 januari 2015 de Wajong alleen nog openstaat voor personen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Personen die nog wel over arbeidsvermogen beschikken kunnen vanaf 1 januari 2015 niet meer instromen in de Wajong. Aan deze groep kan dan ook geen arbeidsondersteuning meer geboden worden op grond van de Wajong. Vanaf 1 januari 2015 is deze groep voor inkomens- en arbeidsondersteuning aangewezen op de Participatiewet. Personen die op 31 december 2014 onder de Wajong vielen, blijven ook na deze datum onder de Wajong vallen. Dit betekent dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) voor deze groep de verantwoordelijkheid houdt voor re-integratie en arbeidsparticipatie.

Ook de Wsw is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Vanaf deze datum is de Wsw afgesloten, wat betekent dat geen instroom in de Wsw meer kan plaatsvinden. Ook voor personen die op 31 december 2014 op de wachtlijst Wsw stonden, maar nog geen dienstbetrekking hadden, geldt dat ze geen Wsw-dienstverband meer kunnen krijgen. Personen die op 31 december 2014 een Wsw-dienstverband hadden, behouden hun rechten. Zij behouden hun Wsw-dienstverband en de Wsw-cao blijft op hen van toepassing.

Doordat er vanaf 1 januari 2015 geen instroom in de Wsw meer mogelijk is, kan op grond van de Wsw geen werk in een beschermde omgeving meer aangeboden worden. De wetgever heeft in beperkte mate voorzien in een alternatief. De Participatiewet biedt namelijk de mogelijkheid van een participatievoorziening beschut werk. Deze voorziening kan worden ingezet voor de persoon die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. De financiering van deze voorziening beschut werk wijkt overigens af van de financiering van de Wsw-banen.

Tot 1 januari 2015 stelde het Rijk een gemeentelijke taakstelling vast voor het aantal Wsw-plaatsen. Aan deze taakstelling was een Wsw-budget gekoppeld dat de gemeente van het Rijk ontving. Indien de gemeente minder dan de taakstelling realiseerde, moest het hierop betrekking hebbende budget terugbetaald worden aan het Rijk. Een overrealisatie van de taakstelling kwam volledig voor rekening van de gemeente.

Vanwege het feit dat vanaf 1 januari 2015 geen instroom in de Wsw meer mogelijk is, stelt het Rijk geen taakstelling voor de Wsw meer vast. Het budget voor de uitvoering van de Wsw maakt nu onderdeel uit van het Participatiebudget, dat onderdeel is van de integratie-uitkering sociaal domein. Dit budget voor de uitvoering van de Wsw zal de komende jaren geleidelijk afnemen.

De voorziening beschut werk op grond van de Participatiewet kent een andere financieringsstructuur. Voor de loonkosten van de medewerker wordt op basis van de vast te stellen loonwaarde een loonkostensubsidie verstrekt. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijke minimumloon (WML). De kosten van deze loonkostensubsidie komen ten laste van het Inkomensbudget (Buig-budget). Dit is het budget dat de gemeente jaarlijks van het Rijk ontvangt ter dekking van de kosten van uitkeringsverstrekking en loonkostensubsidies voor personen met een arbeidsbeperking. Daarnaast is voor kosten van begeleiding een bedrag beschikbaar van maximaal € 8.500. Deze kosten dient de gemeente te dekken uit het Participatiebudget. Overigens betekent dit niet dat de gemeente feitelijk per voorziening beschut werk een bedrag krijgt van € 8.500. Het Rijk heeft voor het verwachte aantal een dergelijk bedrag aan het macrobudget toegevoegd. Dit macrobudget wordt vervolgens via een verdeelmodel over de gemeenten verdeeld. Er is hierdoor niet aan te geven hoeveel een individuele gemeente voor de voorziening beschut werk ontvangt.

3. Gevolgen voor SW-bedrijven

De invoering van de Participatiewet heeft grote gevolgen voor de organisaties die zich bezig houden met de uitvoering van de Wsw. Zoals al aangeven is er vanaf 1 januari 2015 geen instroom in de Wsw meer mogelijk. Dit betekent dat het aantal Wsw-medewerkers als gevolg van natuurlijk verloop de komende jaren gestaag zal afnemen. Ook ons SW-bedrijf WAVA [1] zal hiermee worden geconfronteerd. Voor WAVA betekent dit dat het aantal personen met een Wsw-dienstbetrekking in 2020 ongeveer 33% lager zal zijn dan het huidige aantal [2]. In absolute aantallen betekent dit dat het aantal Wsw-arbeidsjaren in 2020 ongeveer 195 lager zal zijn dan in 2014. Een overzicht van de ontwikkeling van het aantal Wsw-arbeidsjaren bij WAVA is weergegeven in bijlage 1.

[1] Waar in deze notitie gesproken wordt over WAVA betreft het zowel de Gemeenschappelijke Regeling WAVA als het uitvoeringsbedrijf !GO B.V.

[2] Bron: SEO Economisch Onderzoek: “Afbouw van het Wsw-bestand”, september 2014

Zoals in de inleiding aangegeven, biedt de Participatiewet de mogelijkheid van een participatievoorziening beschut werk. De participatievoorziening beschut werk kan overigens alleen worden ingezet voor een persoon waarvoor het UWV een indicatie beschut werk heeft afgegeven. Alleen de gemeente kan een dergelijke indicatie bij het UWV aanvragen. De kosten van deze indicatie bedragen € 990. Deze kosten komen ten laste van de gemeente.

Ten aanzien van de omvang van de voorziening beschut werk hanteert het Rijk het uitgangspunt dat er bij beëindiging van drie Wsw-dienstbetrekkingen één participatievoorziening beschut werk kan worden aangeboden. De gemeente is overigens niet gebonden aan dit uitgangspunt. Aan de ene kant is er geen wettelijke verplichting om een voorziening beschut werk aan te bieden. Het betreft een kan-bepaling in de wet en een gemeente kan er dus voor kiezen om de voorziening beschut werk niet aan te bieden en personen op een andere wijze te ondersteunen. Aan de andere kant kan de gemeente er ook voor kiezen om een groter aantal plaatsen beschut werk te creëren. De middelen die het rijk beschikbaar stelt voor de voorziening beschut werk worden echter wel gebaseerd op het uitgangspunt van ‘drie uit de Wsw, één plaats beschut werk’.

Nieuw beschut werk mag worden uitgevoerd bij het bestaande SW-bedrijf, maar het kan ook bij andere organisaties of bij reguliere werkgevers worden ondergebracht. Er kan ook voor gekozen worden om het bij meerdere organisaties onder te brengen.

Gelet op de uitstroom uit de Wsw in de Dongemond-gemeenten (ongeveer 195 arbeidsjaren) betekent dit dat er in 2020 ongeveer 65 plaatsen beschut werk beschikbaar zijn voor de zes gemeenten. Als besloten wordt om de participatievoorziening beschut werk uit te laten voeren door WAVA, kan er dus een beperkte compensatie plaatsvinden voor het verlies van Wsw-dienstverbanden.

4. Scenario’s WAVA

In de Visienota Participatiewet, die eind 2013 / begin 2014 werd vastgesteld, is in hoofdstuk 6 uitgebreid aandacht besteed aan de toekomstige positie van WAVA. In de visienota zijn hierbij vijf scenario’s beschreven over de toekomstige rol van WAVA. Samengevat gaat het om de volgende scenario’s.

Scenario 1: WAVA als werkbedrijf voor de deelnemende gemeenten

Hierbij voert WAVA de volledige Participatiewet uit voor de zes Dongemond-gemeenten. WAVA is hierbij het mensontwikkelbedrijf van de gemeenten. Iedereen die voor re-integratie is aangewezen op ondersteuning krijgt deze via WAVA.

Scenario 2: WAVA als uitvoerder van de bestaande Wsw (oud), van het nieuwe beschut werk en met de mogelijkheid voor gemeenten om ook andere diensten in te kopen 

Ook in dit scenario blijft WAVA een belangrijke rol spelen. WAVA blijft de Wsw uitvoeren en wordt daarnaast de uitvoerder van de nieuwe participatievoorziening beschut werk. Daarnaast is WAVA één van de belangrijkste uitvoerders van re-integratietaken voor de gemeenten. Dit scenario is bedoeld als een voortzetting van de huidige situatie, waarbij de omvang van WAVA globaal gelijk blijft.

Scenario 3: WAVA als uitvoerder van Wsw (oud) en beschut werk (nieuw)

Hierbij gaat WAVA terug naar de oorsprong. Het heeft alleen taken voor de doelgroep waarvoor WAVA in het verleden is opgericht. Dit betekent dat WAVA de uitvoering blijft verzorgen van de Wsw-dienstverbanden en daarnaast wordt WAVA de uitvoerder van de (nieuwe) participatievoorziening beschut werk. WAVA heeft in dit scenario geen rol meer in de uitvoering van overige re-integratietaken.

Scenario 4: Ontmantelen WAVA en de uitvoering van de Wsw en nieuw beschut werk onderbrengen bij de individuele gemeenten

In dit scenario wordt de Gemeenschappelijke Regeling WAVA beëindigd. Gemeenten gaan hierbij zelf zorgdragen voor uitvoering van de Wsw en het nieuwe beschut werk. De gemeente heeft hierbij de regie over de uitvoering, maar kan de uitvoering van onderdelen wel bij andere partijen neerleggen.

Scenario 5: Uitvoering door externe partijen

Ook in dit scenario wordt de Gemeenschappelijke Regeling WAVA beëindigd. Gemeenten leggen vervolgens de uitvoering van de Wsw, nieuw beschut werk en re-integratietaken neer bij externe partijen.

Voor een meer uitgebreide uiteenzetting van de scenario’s wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van de Visienota.

5. Doelgroepen en visie op uitvoering Participatiewet

Bij de keuze over de toekomst van WAVA zijn de mensen die nu bij WAVA werken een belangrijke factor. Zij zijn in veel gevallen al jarenlang bij WAVA werkzaam en met hun belangen moet zorgvuldig worden omgegaan.

Het is daarbij van belang om een onderscheid te maken tussen verschillende doelgroepen. Soms zullen deze ook om een verschillende benadering vragen.

Zonder hierin volledig te zijn, kunnen de volgende doelgroepen onderscheiden worden:

A. Personen die nu een Wsw dienstverband hebben en via WAVA werkzaam zijn:

  • -

    Personen met een Wsw-dienstbetrekking die in de beschermde omgeving van het SW-bedrijf (binnen de muren van WAVA) werken;

  • -

    Personen met een Wsw-dienstbetrekking die in groepsdetachering werken;

  • -

    Personen met een Wsw-dienstbetrekking die individueel gedetacheerd zijn bij een externe organisatie;

  • -

    Personen met een Wsw-indicatie die in dienst zijn bij een (reguliere) werkgever via begeleid werk.

B. Mensen zonder Wsw dienstverband, maar met een uitkering Participatiewet:

  • -

    Personen die een indicatie voor beschut werk op grond van de Participatiewet toegekend kunnen krijgen;

  • -

    Personen met een arbeidsbeperking die onder de doelgroep van de Participatiewet vallen en voor wie structurele loonkostensubsidie ingezet kan worden;

  • -

    Personen zonder arbeidsbeperking die onder de doelgroep van de Participatiewet vallen.

 

In de visienota is vastgesteld dat dienstverlening zo dicht mogelijk bij de burger dient plaats te vinden. Er moet gekeken worden naar het belang van de cliënt.

Verder is in de visienota als missie opgenomen dat meedoen het kernwoord is van het sociaal beleid van de Dongemond-gemeenten. De primaire taak van de gemeente is het bieden van een sociale springplank en waar nodig een sociaal vangnet. Met hun sociaal beleid in het algemeen en het beleid in het kader van de Participatiewet in het bijzonder willen de Dongemond-gemeenten hun inwoners brengen naar het hoogst haalbare niveau van zelfredzaamheid. De gemeenten willen dat mensen het vermogen dat ze in zich hebben ook waar gaan maken.

 

Het doel van de Participatiewet moet vanuit dit perspectief worden bezien.

Een belangrijk aspect van de Participatiewet is om mensen met een arbeidsbeperking zo veel mogelijk bij een reguliere werkgever te laten werken. Dit uitgangspunt sluit aan bij wat er in de visienota is opgenomen. Hierbij is onder andere bepaald dat de gemeente mensen zal ondersteunen om het hoogst haalbare niveau van zelfredzaamheid te bereiken. Waar dit mogelijk is wordt werk bij een reguliere werkgever gezien als dit hoogst haalbare niveau.

 

Vanuit de missie en visie zoals genoemd in de visienota willen de gemeenten een duidelijke keuze maken voor arbeidsontwikkeling en door- en uitstroom naar een zo regulier mogelijke plaats op de arbeidsmarkt. Deze keuze sluit aan bij het doel van de Participatiewet en kan worden vertaald in de volgende kaders:

  • -

    er wordt ingezet op het maximaal benutten van de capaciteiten en competenties van de cliënt. Dit is mede van belang om een zo hoog mogelijke loonwaarde te bereiken;

  • -

    cliënten worden zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers geplaatst; 

  • -

    cliënten werken zoveel mogelijk op een werkplek midden in de maatschappij; dat wil zeggen, zo veel mogelijk buiten de muren van een specifieke uitvoeringsorganisatie;

  • -

    de eigen verantwoordelijkheid van de burger om te willen werken dan wel mee te doen in de maatschappij wordt benadrukt. De begeleiding van burgers is gebaseerd op dit principe;

  • -

    voor de kwetsbare burger wordt passend werk aansluitend bij hun mogelijkheden en zo dicht mogelijk bij de burger en de woonomgeving georganiseerd;

  • -

    burgers uit de doelgroepen hebben in sommige gevallen deskundige begeleiding nodig. Een vereiste is dat deze op de werkplek kan worden geboden en dat deze begeleiding de noodzakelijke bescherming biedt.

Bij de wijze waarop uitvoering gegeven wordt aan de Participatiewet zullen deze kaders dan ook een belangrijke rol spelen. Dit bepaalt dan ook mede de toekomstige positie van WAVA bij deze uitvoering.

6. Onderzoek scenario’s

Zoals hiervoor al is aangegeven zijn in de visienota vijf scenario’s voor de toekomstige positie van WAVA geschetst. De scenario’s in de visienota zijn vooral bedoeld als uitgangspunt voor verder onderzoek en gedachtenvorming. Grenzen tussen de verschillende scenario’s zijn niet altijd scherp. De genoemde scenario’s moeten dan ook niet worden beschouwd als een limitatieve opsomming van de opties. Dit betekent dat ook andere varianten of combinaties van verschillende scenario’s mogelijk zijn.

Door de Dongemond-gemeenten is besloten om in deze fase nader onderzoek te doen naar de scenario’s 2, 3 en 4. De scenario’s 1 en 5 zijn dus niet in dit onderzoek betrokken.

Scenario 1 is niet nader onderzocht, omdat er onvoldoende draagvlak is bij de Dongemond-gemeenten om te komen tot één mens ontwikkelbedrijf van de zes gemeenten. Zo’n gezamenlijk ontwikkelbedrijf is wel een voorwaarde zijn om de uitvoering van de Participatiewet volledig bij WAVA neer te leggen.

Ook voor een nader onderzoek naar scenario 5 is er onvoldoende draagvlak binnen de Dongemond-gemeenten. Hierbij is wel de kanttekening gemaakt dat scenario 5 op (lange) termijn een vervolg zou kunnen zijn op scenario 4.

Na behandeling van de visienota in de gemeenteraden is gestart met het maken van een nadere beschrijving van de scenario’s 2, 3 en 4. Vervolgens hebben de colleges van de zes gemeenten aan Iroko BV opdracht gegeven de scenario’s 2, 3 en 4 nader te onderzoeken. De keuze is gemaakt om deze opdracht aan Iroko te verstrekken, omdat Iroko eind 2012 / begin 2013 in de vorm van een quick scan een onderzoek deed naar de situatie bij WAVA / !GO. Iroko heeft hierover in januari 2013 een rapport uitgebracht.

In september 2014 vond de eerste oriënterende bijeenkomst met Iroko plaats. Vervolgens is Iroko in oktober gestart met de verdere uitwerking en doorrekening van scenario’s.

In de visienota zijn de scenario’s globaal omschreven. In overleg tussen Iroko en de Projectgroep Participatiewet Dongemond is er voor gekozen om in het onderzoek de scenario’s wat scherper weg te zetten. Door een scherpere afbakening te maken is het namelijk beter mogelijk om de verschillende scenario’s onderscheidend te maken. Hiermee kan het onderzoek een betere basis bieden voor het maken van een keuze.

Op 26 maart 2015 heeft Iroko het rapport gepresenteerd aan de wethouders sociale zaken van de Dongemond-gemeenten. Dit rapport is vervolgens voor een reactie voorgelegd aan de directie van WAVA. De directie van WAVA heeft op 15 april 2015 haar reactie op het rapport gegeven.

In het vervolg van deze nota zal nader worden ingegaan op de bevindingen van Iroko en de reactie van de WAVA-directie. Het rapport van Iroko en de reactie van WAVA zijn ook als bijlagen bij deze nota gevoegd.

7. Onderzoek Iroko

Zoals aangegeven is aan Iroko B.V. opdracht gegeven om de scenario’s 2, 3 en 4 zoals genoemd in de visienota Participatiewet nader te onderzoeken. Op 26 maart 2015 heeft Iroko zijn bevindingen gepresenteerd aan de Dongemond-gemeenten. Na een laatste onderhoud tussen de directie van WAVA en Iroko is in een april nog een kleine aanpassing aangebracht in het eindrapport [3].

[3] IROKO: Beoordeling scenario’s voor de uitvoering WSW en de Participatiewet, Dongemond-gemeenten; april 2015

In het onderzoek heeft Iroko de scenario’s beoordeeld op drie beleidsinhoudelijke criteria, die in overleg met de gemeenten vooraf zijn bepaald. Deze criteria zijn:

  • -

    sturing door individuele gemeenten;

  • -

    samenhang, met name tussen de uitvoering Wsw en Participatiewet;

  • -

    toekomstbestendigheid.

Daarnaast is gekeken naar de financiële consequenties. Daarbij is zowel gekeken naar het jaarlijks resultaat als naar (eenmalige) frictiekosten. Tenslotte zijn ook de gevolgen voor de huidige Wsw-doelgroep meegenomen.

 

Samengevat trekt Iroko bij de verschillende scenario’s de volgende conclusies.

 

Scenario 2

In dit scenario is er vooral sprake van een indirecte sturing, namelijk via de vertegenwoordiging in het WAVA-bestuur. De sturingsmogelijkheden van een individuele gemeente zijn hierbij afhankelijk van de vraag in hoeverre een gemeente de andere gemeenten kan meekrijgen.

Als er in dit scenario van uitgegaan wordt dat de omvang van WAVA ongeveer op het huidige niveau dient te blijven, dan moeten gemeenten een substantieel deel van de doelgroep Participatiewet via WAVA laten re-integreren. Hierdoor blijven er nagenoeg geen mogelijkheden over voor andere keuzes. Als er onvoldoende cliënten uit de doelgroep van de Participatiewet aangemeld worden bij WAVA, zal dit een krimp van WAVA betekenen en zal dit scenario in de praktijk opschuiven richting scenario 3.

 

Zowel de uitvoering van de Wsw, de participatievoorziening beschut werk als een groot deel van de re-integratie-activiteiten in het kader van de Participatiewet zitten in één hand, namelijk bij WAVA. Hierdoor kan een goede samenhang aangebracht worden tussen de verschillende onderdelen.

 

Complicerende factor in dit scenario is dat de gemeenten het merendeel van hun re-integratie-activiteiten bij WAVA moeten onderbrengen om het huidige volume in stand te houden. Dit zou dan echter betekenen dat gemeenten vrijwel het gehele Participatiebudget moeten besteden bij WAVA. Zelfs dan zal het op langere termijn niet mogelijk zijn om voldoende re-integratiekandidaten aan te leveren bij WAVA om de huidige omvang van WAVA in stand te houden. In dit scenario zal een groot deel van de doelgroep Participatiewet werkzaam zijn bij WAVA. Dit strookt niet met de doelstelling van de Participatiewet om meer personen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers te laten werken.

 

In de huidige situatie is het bedrijfsresultaat van WAVA negatief. Het is voor WAVA niet mogelijk gebleken om de Wsw uit te voeren binnen het budget dat het Rijk daarvoor beschikbaar stelt. De in WAVA deelnemende gemeenten moeten daarom jaarlijks extra middelen aan WAVA beschikbaar stellen. Scenario 2 gaat voort op de huidige voet en dit betekent dus dat ook het bedrijfsresultaat van WAVA negatief zal blijven. Omdat de huidige bedrijfsvoering van WAVA wordt voortgezet zal er geen sprake zijn van frictiekosten in verband met afbouw van WAVA. Hierbij dient wel de kanttekening geplaatst te worden dat er ook in dit scenario op (middellange) termijn sprake zal zijn van een krimp van WAVA met mogelijke frictiekosten.

 

Scenario 3

Voor wat betreft de uitvoering van de Wsw en de participatievoorziening beschut werk is er hierbij evenals in scenario 2 sprake van een indirecte sturing. Met uitzondering van de participatievoorziening beschut werk heeft iedere individuele gemeente in dit scenario de handen vrij om invulling te geven aan de uitvoering van de Participatiewet. Voor wat betreft deze uitvoering van de Participatiewet hebben gemeenten dus volledige sturing.

 

In dit scenario vindt er een scheiding plaats tussen Wsw en nieuw beschut aan de ene kant en de overige re-integratietaken in het kader van de Participatiewet aan de andere kant. Dit heeft gevolgen voor de samenhang in de uitvoering tussen deze twee onderdelen.

 

Door de uitstroom van de huidige Wsw-ers en slechts beperkte instroom van personen in de nieuw beschut zal het aantal doelgroepmedewerkers bij WAVA afnemen. Al in 2020 zal dit aantal 130 lager zijn dan nu. Dit betekent dat de huidige organisatie en infrastructuur van WAVA niet in stand kan blijven.

 

De huidige uitvoering van de Wsw wordt voortgezet. Dit betekent dat er ook in deze situatie sprake zal zijn van een blijvend negatief bedrijfsresultaat bij WAVA. Het aantal Wsw-medewerkers zal gestaag dalen. Deze daling wordt slechts voor 1/3 deel opgevangen door instroom in de participatievoorziening beschut werk. Dit betekent dat er sprake zal zijn van een continue krimp van WAVA. Deze krimp gaat gepaard met frictiekosten. Op termijn zal in dit scenario de vraag aan de orde komen of WAVA niet te klein wordt om zelfstandig voort te blijven bestaan.

 

Scenario 4

In deze situatie heeft iedere individuele gemeente volledig sturing op zowel de uitvoering van de Wsw als de uitvoering van de Participatiewet. De uiteindelijke mate van sturing is uiteraard wel afhankelijk van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitvoering hiervan. Als voor sommige onderdelen toch samenwerking wordt gezocht, betekent dit dat de directe sturingsmogelijkheden voor deze onderdelen afnemen.

 

Gemeenten hebben in deze situatie de mogelijkheid om maximale samenhang in het lokale beleid te realiseren. Naast samenhang tussen Wsw en Participatiewet biedt dit tevens de mogelijkheid voor de opzet van kleinschalige lokale initiatieven.

 

Uitgangspunt van dit scenario is dat veel personen met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever aan de slag gaan. Dit is ook het doel van de Participatiewet. Als dit gerealiseerd kan worden is dit ook een toekomstbestendige oplossing. Op voorhand weten we echter niet of dit ook gerealiseerd zal worden. Dit zal in de praktijk moeten blijken.

 

Afbouw / ontmanteling van WAVA brengt hoge eenmalige kosten met zich mee. Hier staat wel tegenover dat er geen sprake meer is van een negatief bedrijfsresultaat. Op termijn worden de eenmalige kosten hiermee terugverdiend.

 

Eindconclusie van Iroko op de onderzochte scenario’s

De directe sturingsmogelijkheden voor de individuele gemeente zijn het grootst in scenario 4. In de andere scenario’s is er meer sprake van indirecte sturing. De mate van directe sturing in scenario 4 is overigens wel afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden bij de uitvoering.

 

Samenhang kan het beste vormgegeven worden in de situatie waarin de uitvoering in één hand is. Dit is het meest het geval in de scenario’s 2 en 4. Waarbij scenario 4 nog meer mogelijkheden biedt om dit breder te trekken naar andere lokale initiatieven.

 

In theorie is scenario 4 het meest toekomstbestendig. Hierbij vindt een groot deel van de personen met een arbeidsbeperking een plaats op de reguliere arbeidsmarkt. Voor de doelgroep die is aangewezen op beschut werk worden kleinschalige lokale projecten opgezet. Punt is wel dat deze theorie zich in de praktijk nog moet bewijzen. Voor wat betreft de scenario’s 2 en 3 geldt dat WAVA een organisatie is die inmiddels 60 jaar bestaat en heeft laten zien werk te kunnen bieden aan personen met een arbeidsbeperking. De vraag is echter of een dergelijke organisatie nog wel voldoende past in de huidige tijd.

 

In scenario 2 en 3 blijft er sprake van een negatief bedrijfsresultaat bij WAVA. Alleen in scenario 4 is hiervan geen sprake, maar dit scenario brengt hoge frictiekosten met zich mee. Deze frictiekosten zouden in een periode van ongeveer 7 jaar terugverdiend kunnen worden.

 

Gevolgen voor doelgroep

In scenario 2 en 3 verandert er voor het zittende Wsw-bestand nagenoeg niets. WAVA blijft in deze scenario’s immers de uitvoerder van de Wsw.

Scenario 4 lijkt de grootste wijziging voor de huidige Wsw-ers met zich mee te brengen. Dit laatste kan echter genuanceerd worden. In de huidige situatie werkt een groot deel van de Wsw-ers namelijk voor gemeenten, bijvoorbeeld in het groenonderhoud, de schoonmaak en de catering. Voor deze groep verandert er in de praktijk nagenoeg niets als ze deze werkzaamheden niet meer onder de vlag van WAVA, maar onder de vlag van bijvoorbeeld de gemeente uitvoeren. Ook voor personen die nu gedetacheerd zijn bij een extern bedrijf geldt, dat ze op dezelfde werkplek kunnen blijven werken. Voor het huidige beschut werk (binnen de muren van WAVA) zal zorgvuldig gekeken moeten worden op welke wijze dit invulling kan krijgen in scenario 4.

Hoofdstuk 8. Reactie directie WAVA op Iroko rapport

Op 15 april 2015 heeft de directie van WAVA haar reactie gegeven op het Iroko-rapport. Dit heeft zij gedaan tijdens een bijeenkomst waarbij de wethouders sociale zaken van de Dongemond-gemeenten, de overige bestuursleden van WAVA, een vertegenwoordiging van de OR van WAVA/!GO en ambtelijke ondersteuning vanuit de gemeente aanwezig waren. Nadien heeft de directie van WAVA haar opvattingen kenbaar gemaakt in een brief aan de colleges van 11 mei 2015. Deze brief is als bijlage bijgevoegd.

De directie van WAVA kan zich niet vinden in de wijze waarop Iroko het onderzoek heeft gedaan en de conclusies die door Iroko worden getrokken. Volgens de directie van WAVA heeft Iroko aannames gedaan die niet onderbouwd en niet juist zijn. Verder stelt de WAVA-directie haar vraagtekens bij de berekeningen die Iroko heeft gemaakt. De berekeningen van Iroko dat de eenmalige kosten van ontmanteling van WAVA in een periode van zeven jaar terugverdiend kunnen worden wordt onrealistisch beschouwd.

Verder stelt de directie dat niet wordt ingegaan op de vraag ‘hoe’ gemeenten invulling willen geven aan de Participatiewet. Het onderzoek van Iroko is te veel gericht op cijfers en er wordt niet ingegaan op de inhoudelijke betekenis voor de doelgroep en werkgevers.

De WAVA-directie is van mening dat Iroko met vooringenomenheid aan het onderzoek is begonnen en zich vanaf het begin van het onderzoek heeft gericht op de opheffing van WAVA. Volgens de directie heeft Iroko naar deze conclusie toegewerkt. Zinsbouw en woordkeuze die Iroko gebruikt zijn veelal richtinggevend, tendentieus en leiden tot framing en beeldvorming.

Verder stelt de WAVA-directie dat de berekeningen die Iroko heeft gemaakt onjuist zijn. De basisberekening waarvan Iroko uitgaat is te negatief. Ook bij de berekening van de kosten van de nieuwe participatievoorziening beschut werk zoals WAVA dit uitvoert schetst Iroko een te negatief beeld. Volgens de directie zijn de kosten hiervan aanmerkelijk lager dan de voorstelling die Iroko geeft.

Ten aanzien van de kosten van liquidatie van WAVA schetst Iroko daarentegen een te positief beeld. Volgens de directie bedragen deze liquidatiekosten minimaal € 10,2 miljoen in plaats van de € 6,6 miljoen die Iroko becijfert.

Iroko spiegelt voor dat bij keuze voor scenario 4 (ontmanteling WAVA) besparingen gerealiseerd kunnen worden. De directie vraagt zich aan de ene kant af in hoeverre deze besparingen realistisch zijn en stelt aan de andere kant dat sommige besparingen in elk scenario behaald kunnen worden. In ieder scenario kan er voor gekozen worden om de huidige huisvesting af te stoten. De vraag is echter of dit, gelet op de terugverdientijd van de kosten, wel zinvol geacht moet worden. Verder houdt Iroko geen rekening met de uitvoeringskosten die gemeenten zelf moeten maken als gekozen wordt voor ontmanteling van WAVA en het in eigen beheer uitvoeren door gemeenten.

Voor wat betreft de meer beleidsmatige beoordelingscriteria die zijn gehanteerd betwist de WAVA-directie de conclusies die door Iroko getrokken worden. De directie stelt dat gemeenten in de huidige situatie voldoende sturingsmogelijkheden hebben. De GR WAVA is immers verlengd lokaal bestuur, waarbij de deelnemende gemeenten volledige zeggenschap hebben over de GR. Gemeenten kunnen dus zelf bepalen hoe ze sturing willen vormgeven. Het is maar zeer de vraag of gemeenten dezelfde sturingsmogelijkheden hebben als ze taken via een inkooprelatie bij een externe partij neerleggen.

Ook voor wat betreft het aspect samenhang, met name de samenhang met de andere transities, stelt de directie dat hiervan in de huidige situatie voldoende sprake is. WAVA is nu ook contractpartner van de Dongemond-gemeenten voor dagbesteding Wmo, WAVA werkt als samen met scholen voor praktijkonderwijs en speciaal onderwijs en werkt ook samen met GGZ. Daarnaast beschikt WAVA over een breed netwerk op lokaal, subregionaal en regionaal niveau. Verder stelt de directie dat ook nieuwe samenwerkingsvormen altijd in opdracht van of samen met gemeenten ontwikkeld kunnen worden.

Tenslotte gaat de WAVA-directie nog in op het criterium toekomstbestendigheid. Ook hierbij worden vraagtekens gezet bij de conclusies die Iroko trekt. Volgens de directie laten de trends op de arbeidsmarkt namelijk zien dat er onvoldoende plaats op de arbeidsmarkt is voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt en zal het nodig blijven om voor deze groep een publiek gestuurde werkvoorziening beschikbaar te houden.

Ten aanzien van het advies van Iroko stelt de WAVA-directie vast dat Iroko adviseert om te kiezen voor scenario 4 (ontmanteling WAVA) zonder dat er duidelijk is op welke wijze de uitvoering vormgegeven moet worden. De gevolgen van deze keuze voor de huidige medewerkers en de toekomstige doelgroep zijn nog volstrekt onbekend. Overigens wordt opgemerkt dat Iroko dit zelf ook aangeeft in het rapport. Daarin staat onder andere vermeld dat nog zal moeten blijken of scenario 4 in de uitvoering toekomstbestendig is.

Voor de toekomst van de uitvoering van de Wsw en de Participatiewet komt de directie van WAVA met het volgende advies aan de gemeenten:

  • -

    Blijf samenwerken in de uitvoering van de Wsw binnen WAVA en de inhoudelijke koers zoals vastgesteld in het bedrijfsplan 2015;

  • -

    Kies voor een gezamenlijke invulling van nieuw beschut werk volgens de beschikbare gemeentelijke budgetten bij WAVA;

  • -

    Experimenteer naar behoefte per gemeente met WAVA op het gebied van P-activiteiten, gebruik open rekenmodellen voor een eerlijke kosten-baten analyse en deel ervaringen.

 

Naast de directie van WAVA heeft ook de Ondernemingsraad van WAVA/!GO een reactie gegeven op het rapport van Iroko.

De OR stelt dat Iroko ten onrechte een negatief beeld schetst over WAVA. Men is van mening dat er sprake is van vooringenomenheid die leidt tot het advies. Verder merkt de OR op dat Iroko wel aangeeft wat de kosten zijn van verschillende uitvoeringsvarianten door WAVA, maar dat nergens helder wordt aangegeven wat de kosten zijn als voor een andere uitvoering wordt gekozen. Er wordt door Iroko wel geadviseerd om voor scenario 4 te kiezen, maar nergens wordt aangegeven hoe de uitvoering dan georganiseerd gaat worden.

Verder is de OR van mening dat onvoldoende wordt ingegaan op de sociale gevolgen voor de doelgroep.

Samenvattend concludeert de OR dat er sprake is van een onvolledig rapport, waardoor er geen basis voor gemeenten is om op basis van dit rapport een besluit te nemen over de scenariokeuze. De OR adviseert dan ook om dit rapport niet te betrekken bij de verdere besluitvorming.

Hoofdstuk 9. Uitvoering Participatiewet en gevolgen voor WAVA

De visie die de gemeenten hebben op de Participatiewet moet leidend zijn bij de wijze waarop ze uitvoering willen geven aan de Participatiewet. Dit bepaalt vervolgens mede de rol die WAVA hierin kan spelen.

Huidige situatie

In de huidige situatie voert WAVA de Wsw uit voor de zes Dongemond-gemeenten. Daarnaast is WAVA een belangrijke partner voor de uitvoering van re-integratie-activiteiten voor de deelnemende gemeenten. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de rol die WAVA hierin speelt per gemeente verschillend is.

Daarnaast zijn de deelnemende gemeenten een belangrijke opdrachtgever voor de werkzaamheden die de Wsw-doelgroep verricht. De opdrachten die gemeenten hiervoor verstrekken aan WAVA bestaan onder andere uit groenonderhoud, schoonmaak, catering en postbezorging. Uit de quick scan van Iroko uit 2013 is al naar voren gekomen dat het grootste deel van de omzet van WAVA afkomstig is van de deelnemende gemeenten.

Voor de uitvoering van de Wsw betekent de huidige situatie dat het overgrote deel van de personen met een dienstbetrekking in het kader van de Wsw in dienst is bij WAVA. Deze groep verricht werkzaamheden binnen de muren van WAVA, bij de deelnemende gemeenten of is gedetacheerd bij externe bedrijven (percentage individuele detacheringen is 13; percentage groepsdetachering is 13). Minder dan 4% van de Wsw-werknemers heeft een dienstverband bij een reguliere werkgever [4]. Naast de Wsw-doelgroep verricht ook een deel van de cliënten waarvoor WAVA re-integratie-activiteiten verricht werkzaamheden binnen het bedrijf.

[4] Bron: eerste halfjaarrapportage 2014 WAVA / !GO

Toekomst

Met de komst van de Participatiewet is de instroom in de Wsw bij WAVA beëindigd. Vanaf nu zal het bestand van Wsw-werknemers gaan dalen. Dit dwingt de gemeenten om keuzes te maken.

Een belangrijk doel van de Participatiewet is om meer personen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers te laten werken. In de visienota is onder andere bepaald dat de gemeente mensen zal ondersteunen om het hoogst haalbare niveau van zelfredzaamheid te bereiken. Waar dit mogelijk is, wordt werk bij een reguliere werkgever gezien als dit hoogst haalbare niveau. Bij de uitvoering van de Participatiewet moeten de mogelijkheden van plaatsing bij een reguliere werkgever dan ook voorop staan. Uiteraard moet hierbij rekening gehouden worden met de mogelijkheden van de cliënt.

In het sociaal akkoord dat in april 2013 is afgesloten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties zijn afspraken gemaakt over extra banen voor personen met een arbeidsbeperking. Deze afspraken bieden de mogelijkheid om personen vanuit de Participatiewet te plaatsen bij reguliere werkgevers. Het past hierbij niet om personen met een arbeidsbeperking in het kader van de Participatiewet bij een (inter)gemeentelijk uitvoeringsbedrijf een dienstbetrekking aan te bieden.

Een specifieke groep in het kader van de Participatiewet zijn personen die zijn aangewezen op de participatievoorziening beschut werk. Deze voorziening is bedoeld voor de persoon die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Voor deze groep kunnen de gemeenten het uitgangspunt hanteren dat ze zoveel mogelijk een werkplek midden in de maatschappij in hun eigen omgeving krijgen. Op deze manier krijgt ook deze groep de mogelijkheid om op een volwaardige manier te participeren in de maatschappij.

Personen die op 31 december 2014 een dienstbetrekking in het kader van de Wsw hadden, behouden hun Wsw-rechten. Voor hen blijft de CAO-Wsw gelden. Ook voor deze groep willen de gemeenten er naar blijven streven om zoveel mogelijk plaatsing bij reguliere werkgevers te realiseren. Omdat een belangrijk deel van deze groep werkzaamheden (groenonderhoud, schoonmaak, catering) voor de deelnemende gemeenten verricht, kan het mogelijk zijn dat de gemeente zelf de reguliere werkgever voor dit deel van deze groep wordt. In de CAR-UWO, waarin de gemeentelijke rechtspositie is neergelegd, is ook expliciet opgenomen dat dit mogelijk is. In artikel 1:2, eerste lid, onderdeel h, is bepaald dat deze groep niet als ambtenaar wordt beschouwd. Of gemeente hiervoor zouden willen kiezen is mede afhankelijk van de toekomstige rol die we voor WAVA zien.

Hoofdstuk 10. Conclusies bij het rapport van Iroko en de reactie daarop van de WAVA directie

Het blijkt dat de standpunten van Iroko en de WAVA directie ver uiteen liggen. De WAVA directie is het totaal niet eens met de beschrijving en de conclusies van Iroko.

Iroko heeft een eerste beeld neergezet van de mogelijk toekomstige ontwikkeling van WAVA, maar de WAVA directie stelt dat dit beeld niet juist is.

De opdracht aan Iroko was uitsluitend de genoemde drie scenario’s te onderzoeken. Dit heeft Iroko gedaan.

Het is hier niet de plaats om een uitgebreide analyse te maken van de interpretatie en de cijfermatige onderbouwing van de beide standpunten. In de bijlagen kunt u kennis nemen van beide stukken.

De kern is dat de gemeenteraden in de visienota duidelijk hebben aangegeven WAT ze willen met de Participatiewet. Dat is cliënten met arbeidsbeperkingen zoveel mogelijk plaatsen bij regulier werkgevers, nu instroom in de Wsw niet langer mogelijk is.

De vraag HOE de gemeenten dit willen realiseren, hebben de gemeenteraden voor een deel vastgelegd in december 2014 met de vervolg-beleidsnota op de visienota. Daarin staat onder meer dat WerkLink een belangrijke taak gaat krijgen bij het vinden van banen voor deze doelgroep. Ook kan WerkLink een rol spelen bij het matchen van de werknemer op de vacature.

In de beleidsregels re-integratie is vervolgens uitgewerkt dat jobcoaches kunnen worden ingezet, werkplekaanpassingen zijn mogelijk, een no-risk polis kan worden toegekend en structurele loonkostensubsidie kan aan werkgevers verstrekt worden.

Het werk zal bij reguliere werkgevers gevonden moeten worden, zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de mensen met een arbeidshandicap. Een bijkomend punt is dat het goedkoop en efficiënt georganiseerd moet worden.

Op dit moment is er geen onmiddellijke noodzaak om verregaande maatregelen te nemen ten aanzien van WAVA. Doordat WAVA de adviezen van Iroko uit de quick scan van 2013 goed heeft uitgevoerd, is er nu sprake van stabiliteit bij WAVA. De WAVA directie en het bestuur verdienen hiervoor complimenten.

In de toekomst zal WAVA echter niet in de huidige vorm kunnen blijven bestaan, omdat er jaarlijks minder Wsw-ers werkzaam zullen zijn bij het bedrijf. Daarom is het wenselijk dat de gemeenteraden nu besluiten waar ze in de toekomst heen willen met WAVA. Er moet een koers worden uitgezet.

Voor het bepalen van die koers willen we niet langer denken in termen van scenario's. Het was goed om de scenario's te gebruiken als een grof afwegingskader, maar voor de verdere uitwerking is het gebruik van scenario's minder geschikt. Daarvoor is een meer verfijnde uitwerking nodig.

De koers die de gemeenten willen uitzetten houdt in dat, passend in de geest van de Participatiewet, ingezet moet worden op het vinden van banen voor mensen met beperkingen in het reguliere bedrijfsleven. Gezien het stoppen van de instroom in de oude Wsw zal het aantal medewerkers bij ons Sociaal Werkbedrijf jaarlijks gestaag afnemen. Een reorganisatie van het SW bedrijf is daarom een logisch gevolg.

Uitgangspunt bij uitvoering van de Participatiewet in de Dongemond gemeenten is dat werk zo dicht mogelijk bij onze inwoners te vinden is en de regie hiervoor bij de gemeenten ligt.

De mate waarin we gaan reorganiseren zal stapsgewijs plaatsvinden. Voordat per stap een besluit wordt genomen, zullen eerste de pro- en contra argumenten zorgvuldig worden afgewogen.

Hierbij spelen de werkgevers in de marktsector een belangrijke rol. De vraag zal zijn in hoeverre de werkgevers voldoende banen openstellen voor mensen met een arbeidsbeperking. In het sociaal akkoord zegden de werkgevers toe 100.000 nieuwe vacatures open te stellen en de overheid daarnaast 25.000 banen. Het is afwachten of en wanneer die banen er daadwerkelijk komen. Als blijkt dat het creëren van nieuwe banen onvoldoende op gang komt, zal dit betekenen dat het reorganiseren c.q. afstoten van taken bij WAVA moet worden uitgesteld.

Voorop staat het belang van de mensen met arbeidsbeperkingen. Het gaat erom dat zij op een passende baan terecht komen. De gemeenten willen niet dat deze mensen thuis achter de geraniums komen te zitten.

Aan de reguliere werkgevers dient een dringende oproep gedaan te worden dat ze vacatures openstellen, waarvoor ze structurele loonkostensubsidie kunnen ontvangen. Het moet weer gewoon worden om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De gemeenten kunnen de werkgevers daarbij ontzorgen.

Aan de mensen met de laagste loonwaarde kunnen gemeenten een beschut werk baan aanbieden, onder de voorwaarde dat het UWV daarvoor een indicatie afgeeft.

Het is daarom mogelijk dat er in de toekomst een kleine WAVA overblijft, waar beschut werk wordt verricht. Dat hangt echter af van de bereidheid van werkgevers of zij in de marktsector banen willen openstellen voor mensen met de indicatie beschut werk. Zijn er voldoende mogelijkheden in de markt, dan zal de behoefte aan een organisatie als WAVA op dit punt verdwijnen.

Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn dat er op den duur een paar kleine gemeentelijke werkplaatsen voor beschut werk komen. Daar kan één gemeente of enkele gemeenten gezamenlijk toe besluiten.

Voorkomen moet worden dat de bij WAVA opgebouwde kennis en know how verloren gaan. Deze moet gebruikt blijven worden. Dat kan, bijvoorbeeld door een respectief aantal fte voor begeleiding over te laten gaan naar gemeenten, wanneer er gemeenten zijn die taken van WAVA zouden willen overnemen.

Het zijn onderwerpen die in de toekomst verder uitgewerkt moeten worden. Belangrijk is dat dit gebeurt in goed overleg en in nauwe samenwerking met de WAVA directie en andere belanghebbenden.

Het is zinvol om de komende tijd naar alternatieven te gaan kijken. Het is verstandig om daar de tijd voor te nemen. Wellicht zijn er al wel experimenten mogelijk. Bijvoorbeeld, door medewerkers van enkele groenploegen bij WAVA weg te halen en in dienst te nemen bij de gemeenten zelf.

Goed overleg met de WAVA werknemers is hierbij een belangrijk punt. En wellicht niet alle gemeenten voelen er voor om mensen van de groenploegen zelf in dienst te nemen.

Het heeft de voorkeur om bij alle uitwerkingen steeds de weg van geleidelijkheid te bewandelen.

Hoofdstuk 11. Voorstel

Samengevat luidt het advies als volgt:

  • a.

    Besluiten als koers aan te houden dat de uitvoering van de Participatiewet zo dicht mogelijk bij de burger moet plaatsvinden en de regie hierbij zoveel mogelijk bij de gemeente moet liggen. Mede hierdoor, en door het feit dat de instroom in de Wsw per 1 januari 2015 is gestopt, zal WAVA (gefaseerd) moeten reorganiseren c.q. taken moeten afstoten.

  • b.

    De colleges van de zes gemeenten leggen uiterlijk in de eerste helft van 2016 een implementatieplan voor aan de gemeenteraden. Daarin dient aan de orde te komen:

  • *

    een concrete schets per wanneer welke taken c.q. onderdelen van WAVA kunnen worden gereorganiseerd c.q. afgestoten;

  • *

    de gevolgen voor de huidige WAVA medewerkers;

  • *

    een gedegen financiële analyse, gebaseerd op basis van de dan actuele aannames;

  • *

    de acties die daarvoor van de individuele gemeenten worden verwacht.

  • c.

    Bij het uitwerken van de punten onder b. de ervaringen tot dat moment in ogenschouw nemen van de bereidheid van reguliere werkgevers om de toegezegde vacatures voor arbeidsgehandicapten open te stellen. Voor elke te nemen stap dienen steeds eerst de 'go - no go' argumenten in beeld te worden gebracht. Pas wanneer er voldoende geschikte alternatieven zijn, wordt besloten een onderdeel van WAVA te reorganiseren dan wel af te stoten;

  • d.

    Vooralsnog kunnen de gemeenten met de bestaande SW-organisatie WAVA verder gaan. Dit betekent dat, naast de uitvoering van de reguliere Wsw, gemeenten hun re-integratie taken kunnen blijven uitbesteden aan WAVA. Hetzelfde geldt voor nieuw beschut werk. De gemeenten kunnen hun re-integratie werkzaamheden en nieuw beschut werk echter ook door andere partijen laten uitvoeren.

Afkortingen:

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

Wajong Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (tot 1 januari 2015)

Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (vanaf 1 januari 2015)

WML Wettelijke minimumloon

Wsw Wet sociale werkvoorziening

WWB Wet werk en bijstand

Bijlage 1

Ontwikkeling Wsw-bestand op basis van SEO Economisch Onderzoek “Afbouw van Wsw-bestand”, september 2014

Blijfkans Wsw

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aalburg

100%

100%

95%

87%

79%

69%

61%

Drimmelen

100%

100%

96%

87%

78%

70%

63%

Geertruidenberg

100%

100%

97%

89%

83%

77%

71%

Oosterhout

100%

97%

89%

82%

77%

71%

66%

Werkendam

100%

100%

96%

89%

82%

77%

71%

Woudrichem

100%

100%

97%

90%

81%

75%

67%

  

Aantal Wsw

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aalburg

43,39

43,39

41,22

37,75

34,28

29,94

26,47

Drimmelen

86,60

86,60

83,14

75,34

67,55

60,62

54,56

Geertruidenberg

88,84

88,84

86,17

79,07

73,74

68,41

63,08

Oosterhout

240,71

233,49

214,23

197,38

185,35

170,90

158,87

Werkendam

76,87

76,87

73,80

68,41

63,03

59,19

54,58

Woudrichem

48,07

48,07

46,63

43,26

38,94

36,05

32,21

Totaal

584,48

577,26

545,19

501,22

462,88

425,11

389,76