Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Besluit vmo)

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Besluit vmo)

Geconsolideerde versieBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente GeertruidenbergHet College, gelet op artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelen en de bepalingen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, besluit vast te stellen het volgende:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder

  • a.

    Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag als genoemd in artikel 1.1 lid q van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

  • c.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als genoemd in artikel 1.1 lid r van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

  • d.

    Stijging van de woonlasten van de huurder: de stijging van de huur die optreedt door het doorberekenen in de huur van het niet voor een persoonsgebonden budget in aanmer­king komende deel van de aanpassings­kosten minus de toename van de individu­ele huurtoeslag door deze huurstij­ging.

  • e.

    Stijging van de woonlasten van de eigenaar-bewoner: de extra lasten die per jaar ontstaan als gevolg van de meeste voordelige financie­ring van het niet voor een persoonsgebonden budget in aanmerking komende deel van de aanpassingskos­ten.

  • f.

    Primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger dan € 7.000,00 wordt er geen woningaanpassing uitgevoerd, maar moet het besluit tot verhuizen gelden, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.

Paragraaf 2 Persoonsgebonden budgetten en financiële tegemoetkomingen

Artikel 2 Keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget of een voorziening in natura

  • 1. Bij huishoudelijke verzorging wordt zowel de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget als voor een voorziening in natura geboden.

  • 2. Bij de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget of een voorziening in natura voor woonvoorzieningen is het volgende bepaald:

    • a.

      Bij een onroerende woonvoorziening verstrekt het college de voorziening via een persoonsgebonden budget en niet in natura.

    • b.

      bij roerende woonvoorzieningen wordt zowel de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget als voor een voorziening in natura geboden.

    • c.

      er wordt geen persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen verstrekt die slechts een korte periode gebruikt gaan worden.

  • 3. Bij de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget of een voorziening in natura voor vervoersvoorzieningen is het volgende bepaald:

    • a.

      voor vervoer waarbij deeltaxivervoer een adequate oplossing is, wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt. Deze voorziening wordt alleen in natura aangeboden.

    • b.

      bij scootmobielen en andere vervoersmiddelen wordt zowel de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget als voor een voorziening in natura geboden.

    • c.

      er wordt geen persoonsgebonden budget voor scootmobielen en andere vervoersmiddelen verstrekt als van tevoren te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden.

  • 4. Bij de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget of een voorziening in natura voor rolstoel-voorzieningen is het volgende bepaald:

    • a.

      Bij zowel een handbewogen rolstoel als een elektrische rolstoel wordt zowel de keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget als voor een voorziening in natura geboden.

    • b.

      Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt als van te voren te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden.

Artikel 3 Persoonsgebonden budget en eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging

  • 1. Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget van hulp bij het huishouden is:

    • a.

      Hulp bij het huishouden 1 (HbH 1): schoonmaakwerkzaamheden en in voorkomende gevallen het uitvoeren van lichte huishoudelijke taken, € 15,48.

    • b.

      Hulp bij het huishouden 2 (HbH 2): schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning in de organisatie van de huishouding waarbij in sommige situaties sprake kan zijn van een ontregelde huishouding, € 23,49.

  • 2. Voor de eigen bijdrage is bepaald dat:

    • a.

      Het maximale bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.222,00 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 22.222,00.

    • b.

      Het maximale bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 15.256,00 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 15.256,00.

    • c.

      Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 27.222,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 27.222,00.

    • d.

      Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 21.058,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 21.058,00.

    • e.

      De vast te stellen eigen bijdrage op basis van voorgaande leden van dit artikel, kan nooit meer bedragen dan de kosten van de verstrekte hulp bij het huishouden.

    Tabel eigen bijdrage

    Kolom 1

    2

    3

    AOngehuwd en jonger dan 65 jaar

    € 17,60

    € 22.222

    BOngehuwd en 65 jaar of ouder

    € 17,60

    € 15.256

    CGehuwd en beiden of één jonger dan 65 jaar

    € 25,20

    € 27.222

    DGehuwd en beiden 65 jaar of ouder

    € 25,20

    € 21.058

Artikel 4 Controle en uitbetaling persoonsgebonden budget voor huishoudelijk verzorging

Er vindt geen controle op het uitbetaalde persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging plaats, voor zover het persoonsgebonden budget het bedrag van € 2.500,00 op jaarbasis niet overschrijdt. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget is vooraf.

Artikel 5 Persoonsgebonden budget en drempelbedragen voor een woonvoorziening

  • 1. Een persoonsgebonden budget voor onroerende woonvoorzieningen bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het normale gebruik van de woning te compenseren zoals bepaald in het toekenningbesluit.

  • 2. Een persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen is even hoog als het bedrag wat het college, op basis van afspraken met de eigen leverancier (prijs/korting), zou moeten betalen voor een voorziening in natura.

  • 3. De administratiekosten, genoemd in artikel 3.1 lid 3 sub k van de verordening, die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorzie­ning voor de ondersteuningsvrager bedragen, voor zover de kosten onder artikel 3.1 lid 3 sub a t/m k van de verordening meer zijn dan € 1000,00 10% van die kosten, met een maximum van € 350,00; indien en voor zover deze kosten noodzakelijkerwijs optreden.

  • 4. De maximale aanpassingskosten genoemd in artikel 3.14 van de verordening bedragen € 1000,00.

  • 5. Het bedrag genoemd in artikel 1.1 onder o en in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 9.1 van de verordening betreft een bedrag van € 45.000,00.

  • 6. Het bedrag genoemd in artikel 3.4 lid 2, in artikel 3.9, in artikel 3.17 en in artikel 3.19 van de verordening betreft een bedrag van € 7.000,00.

Artikel 6 Controle en betaling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

Er vindt volledige controle op het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen plaats. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget is achteraf, tenzij dit financieringsproblemen met zich meebrengt.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, sub a, van de verordening, bedraagt

  • a.

    voor de ondersteuningsvrager € 5.085,00;

  • b.

    voor degene, die ten behoeve van een ondersteuningsvrager een woning vrijmaakt € 5.085,00.

Artikel 8 Persoonsgebonden budget en drempelbedragen voor vervoer- en verplaat­sings­mid­delen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoer- en verplaatsingsmiddelen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de catalogusprijs van de goedkoopst-adequate voorziening minus geldende kortingspercentage, rekening houdend met de gemiddelde afschrijvingstermijn (waar ook de leverancier rekening mee houdt), prijs vermeerderen met verzekeringskosten conform opgave leverancier voor 6 jaar en prijs vermeerderen met onderhoudskosten conform opgave leverancier voor 5 jaar.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van aanpassing, onderhoud, reparaties en service voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen is even hoog als het bedrag wat het college, op basis van afspraken met de eigen leverancier zou moeten betalen voor een voorziening in natura.

Artikel 9 Controle en uitbetaling pgb voor vervoer- en verplaatsingsmiddelen

Er vindt volledige controle op het persoonsgebonden budget voor vervoer-en verplaatsingsmiddelen plaats. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget is achteraf, tenzij dit financieringsproblemen met zich meebrengt.

Artikel 10 Persoonsgebonden budget voor vervoerskosten

  • 1. Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoers­kos­ten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder c sub 4 en 5 van de verordening wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor vervoerskosten bedraagt € 0,28 per kilometer voor vervoer met de eigen auto, minus de kosten die een ondersteuningsvrager moet betalen die gebruik maakt van de deeltaxi.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor vervoerskosten bedraagt € 2,03 per kilometer voor vervoer met de reguliere taxi, minus de kosten die een ondersteuningsvrager moet betalen die gebruik maakt van de deeltaxi. Daarnaast wordt er rekening gehouden met een starttarief van € 5,38.

  • 4. Het persoonsgebonden budget voor vervoerskosten bedraagt € 2,34 per kilometer voor vervoer met de rolstoeltaxi, minus de kosten die een ondersteuningsvrager moet betalen die gebruik maakt van de deeltaxi. Daarnaast wordt er rekening gehouden met een starttarief van € 8,65.

Artikel 11 Betaling deeltaxivervoer

Met betrekking tot het collectief systeem artikel 5.1 lid 1 sub a van de Verordening is bepaald dat:

  • 1.

    de ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met de deeltaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

  • 2.

    de betaling door de ondersteuningsvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

Artikel 12 Verstrekken van een nieuw persoonsgebonden budget

  • a. Een nieuw persoonsgebonden budget kan pas worden toegekend als de woon-, rolstoel- of vervoersvoorziening die op basis van een eerder verstrekt persoonsgebonden budget is toegekend, is versleten; hierbij wordt ten minste rekening gehouden met een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangeven in de toekenningbeschikking waarin het eerdere persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • b. Uitzonderingen op het gestelde in lid a zijn situatie waarin de beperkingen van de ondersteuningsvrager dusdanig zijn verandert dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is. 

Paragraaf 3 Gebruikelijke zorg.

Artikel 13 Gebruikelijke zorg.

  • 1. Gebruikelijke zorg is per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat. Het is de normale, dagelijkse zorg diepartners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden. Bij het vaststellen van de omvang van de zorg wordt rekening gehouden met de redelijkerwijs van de huisgenoten te verwachten zorg. Gebruikelijke zorg is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

  • 2. Wanneer een huisgenoot of partner geen gebruikelijke zorg kan leveren kan wel aanspraak bestaan op zorg. Er moet dan sprake zijn van het feit dat de huisgenoot of partner zodanige gezondheidsproblemen heeft dat deze de betreffende taken van gebruikelijke zorg niet kan uitvoeren.

  • 3. In geval een persoon door de gebruikelijke zorg overbelast dreigt te geraken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In de eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

  • 4. Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren. Een baan of een opleiding staat het leveren van gebruikelijke zorg per definitie niet in de weg.

  • 5. Gebruikelijke zorg gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie.

  • 6. Indien de huisgenoot van een ondersteuningvrager vanwege zijn/ haar werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee rekening gehouden wanneer het om een aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat. De afwezigheid moet dan een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan werk. Wanneer iemand langer dan ten minste zeven etmalen achtereengesloten van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke zorg geleverd worden. Aanspraak op ondersteuning is dan aanwezig.

  • 7. Indien de ondersteuningsvrager een zeer korte levensverwachting heeft die ook bekend is, kan ter ontlasting van de huisgenoot/ partner afgeweken worden van de normering gebruikelijke zorg.

  • 8. Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een samenleving waarin een ieder gelijke aanspraken op huishoudelijke zorg maakt.

  • 10. Kinderen tussen de 5 en 12 jaar worden naar hun eigenmogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/ afruimen, afwassen/ afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.

  • 11. Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken voor een kind van 5 tot 12, hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen stofzuigen en bed verschonen.

  • 12. Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren, waarbij de volgende taken te onderscheiden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week. Daarnaast kunnen zij eventuele jonge gezinsleden verzorgen en begeleiden.

  • 13. Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Als in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (>75 jaar) kan, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend. 

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding.

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuningGemeente Geertruidenberg en treedt in werking op 1 januari 2010.

Ondertekening

Hoogachtend,burgemeester en wethouders van Geertruidenberg,de secretaris,                           de burgemeester, A.J.L.G. van Oudheusden      M.J.A. Meijer

Ximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en repara­tie ingevol­ge artikel 3.1, eerste lid, onder d. 1

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een persoonsgebonden budget of voorziening in natura.

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften

  • d.

    hefplateauliften

  • e.

    balansliften

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstel­baar keuken­blok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen (prijsniveau 2000) bedraagt[1]:

Keuring van liften

Beginkeuring

Kostenexcl.BTW

Frequentie

Kosten excl.BTW

Stoelliften

ja

€ 270,--

1 x per 4 jr.

197,--

Rolstoel-plateauliften

ja

€ 270,--

1 x per 4 jr.

197,--

Sta-plateauliften

ja

€ 270,--

1 x per 4 jr.

197,--

Woonhuisliften

ja

€ 418,--

1 x per 1,5 jr.

€ 240,--

Hefplateauliften

ja

€ 424,--

1 x per 1,5 jr.

€ 244,--

Balansliften

ja

n.v.t

1 x per 1,5 jr.

€ 70,--

Voetnoot: In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (50%), alsmede de kosten van de noodzakelij­ke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%).[1] De bedragen worden jaarlijks in overeenstemming met de prijsontwikke­ling aangepast.

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten excl.BTW

Stoelliften

1 x per jaar

€ 180,--

Rolstoel-plateauliften

1 x per jaar

€ 136,--

Sta-plateauliften

1 x per jaar

€ 136,--

Woonhuisliften

2 x per jaar

€ 180,--

Hefplateauliften

2 x per jaar

€ 136,--

Balansliften

1 x per jaar

€ 136,--

Voetnoot: Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbe­veili­ging resp. elek­trisch­ wegklap­bare raildelen