Regeling vervallen per 10-02-2022

Vergunning- Toezicht- en Handhavingsbeleidsplan 2021

Geldend van 04-02-2021 t/m 09-02-2022

Intitulé

Vergunning- Toezicht- en Handhavingsbeleidsplan 2021

Ondertekening

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4

1.1 Aanleiding en achtergrond 4

1.2 Doel van het beleidsplan 5

1.3 Opbouw 7

2 Ontwikkelingen 8

2.1 Landelijke ontwikkelingen 8

2.1.1 Omgevingswet 8

2.1.2 Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 9

2.1.3 Besluit omgevingsrecht 9

2.1.4 Vergunningsvrij bouwen 9

2.1.5 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen 9

2.1.6 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij 10

2.1.7 Erfgoedwet 10

2.1.8 Samen Sterk In Brabant (SSiB) 10

2.1.9 Gemeenschappelijk Uitvoeringskader VTH 2018 Regio Midden- en West-Brabant “VAN VINKEN NAAR VONKEN’’ 10

2.1.10 Wet natuurbescherming 11

2.1.11 Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen 11

2.2 Lokale ontwikkelingen 11

2.2.1 Milieutoezicht 11

2.2.2 Handhaving APV 11

2.2.3 Ondermijnende criminaliteit 12

2.2.4 Bibob 12

2.2.5 Erfgoedbeleid 12

2.3 COVID-19 12

3 Missie, Visie en Doelstellingen 14

3.1 Missie 14

3.2 Visie 14

3.3 Doelstellingen 14

3.3.1 Algemene Doelstellingen 15

3.3.2 Kwaliteitsdoelstellingen 16

4 Probleemanalyse en risicoanalyse 19

4.1 Omgevingsanalyse 19

4.2 Probleemanalyse vergunningverlening 20

4.3 Probleemanalyse handhaving 20

5 Prioriteitenstelling 22

5.1 Prioriteitstelling vergunningverlening 22

5.2 Prioriteitstelling handhaving 23

5.2.1 Prioriteiten taakveld bouwen 23

5.2.2 Prioriteiten taakveld slopen 23

5.2.3 Prioriteiten taakveld brandveilig gebruik gebouwen 23

5.2.4 Prioriteiten taakveld erfgoed 23

5.2.5 Prioriteiten taakveld milieu 23

5.2.6 Prioriteiten taakveld ruimtelijke ordening 24

5.2.7 Prioriteiten APV en Bijzondere wetten 24

5.3 Landelijke prioriteiten 24

6 Strategieën 25

6.1 Strategie vergunningverlening 25

6.1.1 Landelijke vergunningenstrategie 25

6.1.2 Gemeentelijke vergunningenstrategie 26

6.1.3 Toetsniveaus 28

6.1.4 Vergunningenstrategie per beleidsveld 31

6.2 Strategie handhaving 32

6.2.1 Landelijke handhavingsstrategie 33

6.2.2 Gemeentelijke handhavingsstrategie 33

6.2.3 Toezichtstrategie 36

6.2.4 Handhavingsstrategie per beleidsveld 36

7 Afkortingenlijst 39

Bijlage 1 Overzicht samenwerkingsverbanden en overkoepelde overlegvormen 41

Bijlage 2 BIG 8 overzichtsschema gemeente Geertruidenberg 42

Bijlage 3 Gehanteerde systematiek risicoanalyse 43

Bijlage 4 Risicoanalyse Geertruidenberg 45

Bijlage 5 Landelijke Handhavingsstrategie 48

Bijlage 6 Wettelijke grondslagen 49

Bijlage 7 Basistakenpakket Veiligheidsregio 51

0 Samenvatting

Voor u ligt het Vergunningen, Toezicht- en Handhavingsbeleidsplan 2021. Dit plan richt zich op de fysieke leefomgeving van de gemeente Geertruidenberg. Binnen dit vakgebied komt de nadruk steeds meer te liggen op integraal en programmagericht werken. Ook in Geertruidenberg wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. Tegelijkertijd vraagt de samenleving dat vergunningverlening, toezicht en handhaving eenduidiger, uniform en transparant zijn.

Deze nota geeft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes weer over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht. Daaronder vallen bouwen, milieu en brandveiligheid. Daarnaast is ook een aantal taken opgenomen die voortkomen uit bijzondere wetten, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Drank- en Horecawet. Ook de werkzaamheden van de buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) zijn meegenomen in dit plan. Op grond van de uitgangspunten, beleidskeuzes en een omgevingsanalyse zijn prioriteiten en operationele doelstellingen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd.

In dit beleidsplan wordt het vergunning-, toezicht- en handhavingsbeleid van de gemeente Geertruidenberg beschreven. Met dit beleidsplan geeft de gemeente invulling aan de wettelijke verplichting om te laten zien op welke wijze zij vergunningen afgeeft, toezicht houdt en handhaaft. Dit beleidsplan is voor een belangrijk deel gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Besluit Omgevingsrecht (Bor) en wetten die hierbij aanhaken. Eveneens zijn gemeentelijke toezicht- en handhavingstaken, die niet direct onder het regime van de Wabo vallen, zoveel mogelijk meegenomen. In het beleidsplan beschrijft de gemeente de beleidsmatige keuzes voor de genoemde taken in het komende jaar. Ook wordt inzicht geboden in de instrumenten die de gemeente inzet om naleving van de regels te bereiken en te bevorderen. De concrete uitvoering van dit beleidsplan wordt geregeld in jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

Dit beleidsplan is vrij uitgebreid en bevat soms uitgebreide juridische richtlijnen en gedetailleerde informatie. Het is een wettelijke verplichting voor de gemeente om de juridische kaders vast te leggen in het beleidsplan. Hierdoor krijgen deze rechtsgeldigheid.

1 Inleiding

Voor u ligt het nieuwe integrale VTH beleidsplan van gemeente Geertruidenberg. Dit beleidsplan vormt de leidraad van de wijze van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de gemeente, daarmee voldoet de gemeente aan de wet- en regelgeving en maakt de vertaalslag van strategie naar uitvoering, waarin onderbouwde keuzes worden gemaakt op basis van omgevings-, risico- en probleemanalyses. Dit eerste hoofdstuk bevat de toelichting op de wijze waarop het beleidsplan tot stand is gekomen en met welk doel deze is opgesteld.  

1.1 Aanleiding en achtergrond

Met onze preventie, vergunningverlening, toezicht en handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) trachten we een veilige omgeving te creëren voor onze burgers, bedrijven en recreanten en hinder zoveel mogelijk te voorkomen. Daarvoor zijn keuzes nodig. We zetten onze beschikbare tijd bij voorkeur in op de situaties die leiden tot de grootste risico’s en problemen.

Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht

Een professionele kwaliteit van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) is wat de samenleving van de overheid verwacht. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de basis voor een groot deel van de vergunningen in het domein van de fysieke leefomgeving. Dienstverlening door de overheid aan burgers en het bedrijfsleven staat centraal bij deze wet, die een groot aantal (circa 25) vergunningen, ontheffingen en meldingen tot één omgevingsvergunning heeft geïntegreerd. De regelgeving in het Wabo-domein is echter complex. Om de uitvoering van de VTH-taken in het Wabo-domein eenduidiger te maken, zijn door een brede groep praktijkdeskundigen uit gemeenten, provincies en het Rijk kwaliteitscriteria opgesteld. Deze kwaliteitscriteria maken inzichtelijk welke kwaliteit burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en opdrachtgevers mogen verwachten bij de uitvoering of de invulling van de VTH-taken. De kwaliteitscriteria hebben zowel betrekking op de kwaliteit van de organisatie als de kwaliteit van de medewerkers. De door het Rijk, Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geformuleerde kwaliteitscriteria zijn door gemeenten opgenomen in een gemeentelijke verordening. De verordening vormt het kader voor de kwaliteit van de Wabo-taken door de gemeenten en in opdracht daarvan handelende (omgevings)diensten. De verordening drukt het commitment uit van de gemeenteraad aan kwaliteit. In de provincie Noord-Brabant is een werkgroep samengesteld bestaande uit gemeenten (18), provincie en omgevingsdiensten die een Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht hebben opgesteld (verder genoemd: Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht). Deze werkgroep, waar ook gemeente Geertruidenberg aan heeft deelgenomen is gekomen tot een Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH Omgevingsrecht op alle Wabo-taken. Gemeente Geertruidenberg heeft de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH omgevingsrecht vastgesteld op 10 mei 2016.

Wettelijke verplichtingen

Dit beleid geeft invulling aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor), die voorschrijven dat het college handhavingsbeleid vaststelt. Met de komst van de kwaliteitscriteria komen er ook eisen ten aanzien van de beleidsvorming op het gebied van vergunningverlening. Eén van de vereisten is een sluitende beleidscyclus. Deze cyclus begint met voorliggend beleidsplan, waarin is omschreven wat onze visie is op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, welke doelen wij ons stellen, welke prioriteiten we daarbij stellen en op welke manier wij invulling geven aan de uitvoering van onze taken. Ook bij samenwerking in het uitvoeren van taken (zoals bijvoorbeeld bij de omgevingsdienst en de regionale brandweer) behoudt het bevoegd gezag de wettelijke plicht om een probleem- en risicoanalyse, prioriteiten, doelstellingen en strategie vast te stellen.

Reikwijdte

De fysieke leefomgeving beperkt zich in eerste instantie tot de reikwijdte van de Wabo, inclusief de bepalingen uit de APV en Bijzondere Wetten (zoals Drank- en Horeca). Dit betekent dat aandacht wordt besteed aan de bouw- en woonregelgeving, waaronder sloop en monumenten, de brandveiligheidsregels en aan de regelgeving van ruimtelijke ordening. Dit beleidsplan heeft daarom ook op deze beleidsvelden (taakvelden) betrekking. Als kapstok voor de probleemanalyse, prioriteitstellingen, doelstellingen en het uitvoeringsprogramma hebben we een taakgerichte analyse gehanteerd. Ieder taakveld kent immer een eigen problematiek, dynamiek en prioriteiten.

1.2 Doel van het beleidsplan

In voorliggend integraal VTH-beleidsplan wordt het handhavingsbeleid herijkt (geactualiseerd) en verbreed naar vergunningverleningstaken. Tevens volgen we de BIG-8 van de procescriteria zoals deze volgens de wet is uitgewerkt. In eerste instantie zal de systematiek verder worden toegelicht en vervolgens volgt er een weergave van de beleidscyclus in de praktijk.

Systematiek

In het Bor en in de kwaliteitscriteria zijn minimumeisen opgenomen waaraan elke professionele handhavings- en vergunningenorganisatie moet voldoen. Deze eisen leiden tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de VTH-taken. Hierdoor wordt een transparante en systematische manier van werken bereikt, waarmee gestuurd kan worden op prioriteiten en de in te zetten capaciteit en waarover achteraf via het evaluatieverslag verantwoording kan worden afgelegd. De beleidscyclus kan als volgt worden weergegeven:

afbeelding binnen de regeling

Het systematisch doorlopen van deze cyclus zorgt ervoor dat de handhaving en vergunningverlening steeds doelmatiger kan worden uitgevoerd. Deze aanpak is op grond van hoofdstuk 5 van de Wabo voor vergunningverlening en handhaving verplicht. Daarnaast wordt deze werkwijze doorgezet binnen de taakvelden Drank en Horeca en APV.

Deze procescriteria van de BIG-8 gelden voor zowel de handhavings- als vergunningverleningstaken door de invoering van de wet VTH. De elementen uit de BIG-8 zijn vastgelegd in de kwaliteitseisen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor).

Op grond van de Wet Revitalisering Generiek Toezicht (WRGT) is de Provincie de enige verticale toezichthouder op de gemeente op het gebied van o.a. de fysieke leefomgeving. Het Rijk blijft toezichthouder voor de gemeenten op die terreinen, waar provincies geen taak en expertise hebben, zoals de Drank- en Horecawet. Wel wordt in de WRGT van uitgegaan dat de desbetreffende volksvertegenwoordiging de wettelijke medebewindstaken van haar eigen bestuur zoveel mogelijk zelf controleert. Op het domein van de fysieke leefomgeving heeft de gemeenteraad het eerstelijns toezicht op het college. Het college stelt het beleid en de doelen op en legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Vervolgens heeft de provincie het tweedelijns toezicht. Het toezicht van de provincie is daarbij gericht op het juist uitvoeren van medebewindstaken (zoals bijvoorbeeld het verlenen en weigeren van omgevingsvergunningen). De provincie richt zich dus niet op de kwaliteit van de uitvoering, dat is een taak van de gemeenteraad. De toezicht rol van de provincie zal daarom ook terughoudend zijn, zoals in verschillende provincies zichtbaar is.

Provincies in Nederland voeren momenteel hun taak als toezichthouder uit, door na te gaan of het handhavingsbeleid op gebied van het omgevingsrecht van gemeenten volgens de BIG-8 en huidige landelijke wetgeving is vormgegeven. In de toekomst zal dit ook gelden voor het vergunningenbeleid.

Beleidscyclus in de praktijk

Hieronder worden de elementen van de beleidscyclus volgens de BIG 8 kort toegelicht:

Strategisch beleidskader: Handhavings- en vergunningenbeleid

Het strategisch beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd in voorliggend integraal VTH-beleidsplan vastgesteld. In dit plan worden eerst in hoofdstuk 2 de landelijke en lokale ontwikkelingen geschetst. In hoofdstuk 3 geven wij vervolgens onze visie en missie op vergunningverlening, toezicht en handhaving en de daaruit voortvloeiende doelstellingen. Alvorens wij deze doelstelling uitwerken in concrete doelen voor de komende jaren, geven wij in hoofdstuk 4 een analyse van onze omgeving. Deze analyse bestaat uit een probleemanalyse en risicoanalyse van onze gemeente, van onze organisatie, van onze taken en van de manier waarop wij werken. Uit deze probleemanalyse vloeien de prioriteiten en concrete doelstellingen voor de komende vier jaar voort. Via een risicoanalyse wordt een inschatting gemaakt van de kans dat in Geertruidenberg wetten en regels worden overtreden en wat de impact daarvan is.

Operationeel beleidskader: Strategie en criteria voor uitvoering

Het operationeel beleidskader is onderdeel van voorliggend beleidsplan en bevat in hoofdstuk 6 de concrete vergunningverlening- en handhavingsdoelen voor het komende jaar. In het eerdere hoofdstuk 3 staat beschreven hoe wij, vanuit onze missie, visie en organisatorische doelen, algemene en kwaliteitsdoelstellingen, het komende jaar de uitvoering van onze VTH-taken vormgeven.

Planning en control: Het borgen van de middelen

De doorwerking van de prioriteiten en doelen op de personele en financiële capaciteit vindt plaats in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en wordt geborgd in de begroting.

Rapportage en evaluatie: Bijstellen beleid

De probleemanalyse, die onderdeel uitmaakt van dit beleidsplan, wordt één keer in de vier jaar opgesteld en bestuurlijk vastgesteld, echter als gevolg van de invoering van de Omgevingswet is deze nu beperkt tot 2021. Indien de invoering van de OW wordt uitgesteld zal dit beleidsplan worden verlengd met de periode dat de OW is uitgesteld.

Het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd. Het beleidsplan, de evaluatie en de actualisatie van de probleemanalyse vormen de basis voor het uitvoeringsprogramma. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma geven wij aan wat we dat jaar gaan doen, welke prioriteiten we daarbij stellen en met welke capaciteit we het gaan doen.

Voorbereiding: Volgen van protocollen en werkinstructies om ervoor te zorgen dat het de ambtelijke organisatie op een juiste wijze uitvoering geeft aan de uitvoering van het VTH-uitvoeringsprogramma en het VTH-beleid, handelt de organisatie op grond van vooraf vastgestelde procedures, processen en protocollen.

Uitvoering: Handelen in de praktijk

De kern van deze stap betreft de uitvoering van de te verlenen vergunningen en het controlebezoek zelf, inclusief de hieruit volgende acties.

Monitoring: Verantwoording resultaten

De organisatie monitort met behulp van een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van de uitvoering van het beleid en het uitvoeringsprogramma.

1.3 Opbouw

In dit integrale VTH beleidsplan wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de landelijke en lokale ontwikkelingen. Hoofdstuk 3 beschrijft de missie, visie en doelstelling van de organisatie gerelateerd aan het VTH gebied. In hoofdstuk 4 komen de probleemanalyse van vergunningverlening en handhaving aan de orde op basis van een omgevingsanalyse van de gemeente Geertruidenberg. Hoofdstuk 5 bevat de uitwerking van de prioriteitstellingen per taakveld onderverdeeld naar vergunningverlening en handhaving. Hoofdstuk 6 beschrijft de wijze waarop dit strategische beleidsplan doorwerkt in het operationeel beleid. In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden benoemd, die worden gesteld aan de verdere uitwerking van de doelstellingen en prioriteiten in een strategie voor vergunningverlening, toezicht en handhaving, een uitvoeringsprogramma, werkprocessen, protocollen en een monitorings- en verantwoordingssystematiek.

2. Ontwikkelingen

2.1 Landelijke ontwikkelingen

In de volgende paragrafen staan de landelijke ontwikkelingen binnen het fysiek domein verder uitgewerkt. Dit zijn ontwikkelingen waarmee we rekening dienen te houden met het tot nu toe ontwikkelde beleid voor VTH. Een aantal ontwikkelingen is van invloed op de wijze waarop en de intensiteit waarmee we de vergunningverlening, toezicht en handhaving organiseren.

2.1.1 Omgevingswet

Op het gebied van ruimtelijke ordening, bouwen en milieu is de belangrijkste ontwikkeling de in voorbereiding zijnde Omgevingswet. Het omgevingsrecht is nu versnipperd in tientallen wetten, circa 120 AMvB’s en een vergelijkbaar aantal ministeriële regelingen. Deze historisch gegroeide hoeveelheid aan wetten, regels en afspraken voor de fysieke leefomgeving wordt geïntegreerd in één nieuw stelsel, 1 wet, 4 AMvB’s en 10 ministeriële regelingen. De Omgevingswet zet de gebruiker centraal én beoogt meer flexibiliteit te bieden. Het wetsvoorstel gaat over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving en bevat regels over milieu, natuur, bouwen, infrastructuur, monumenten en ruimte. Naar verwachting treedt de Omgevingswet op 1 januari 2022 in werking.

De wet kent vier verbeterdoelen:

  • 1.

    Vergroten van inzichtelijkheid;

    Integrale gebiedsbenadering;

  • 3.

    Verbeteren en versnellen van de besluitvorming;

  • 4.

    Vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte.

De Omgevingswet sluit aan bij de veranderprocessen die we als gemeente al hebben ingezet, zoals bijvoorbeeld het resultaat- en klantgericht werken en deregulering en is feitelijk een doorontwikkeling van de Wabo.

De wet kent meerdere kerninstrumenten. Voor gemeenten zijn de volgende kerninstrumenten het meest relevant: de Omgevingsvisie, het Omgevingsplan en de Omgevingsvergunning. De Omgevingsvisie is te vergelijken met een Structuurvisie, zoals we die thans kennen. Hierin worden ambities van de gemeente vastgelegd voor de fysieke leefomgeving. De in de omgevingsvisie gemaakte keuzen ten aanzien van te hanteren normen en ontwikkelingsmogelijkheden worden in het omgevingsplan geborgd en zijn daarmee ook juridisch bindend. Het omgevingsplan is te vergelijken met een bestemmingsplan, aangevuld met andere beleidsregels en verordeningen (bijvoorbeeld de APV) die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Het Omgevingsplan biedt samen met de landelijk vastgestelde normen, de kaders voor de werkzaamheden op het vlak VTH. Een omgevingsvergunning, wordt verleend op basis van het omgevingsplan en landelijk normen, en is gelijk aan de huidige omgevingsvergunning.

Gezien de huidige (concept)wetteksten zullen de handhavingsinstrumenten, kwaliteitseisen en beleidscycli gelijk blijven. Het is te verwachten dat de Omgevingswet een verandering zal brengen in de dagelijkse werkzaamheden van de vergunningverlener, toezichthouder en handhaver. Zij zullen meer dan thans worden geconfronteerd met meer algemene regels en minder omgevingsvergunningen, meer doelvoorschriften en open normen, meer vertrouwen en een terugtredende overheid, en een veranderende houding van nee-tenzij naar ja-mits. Dit vergt andere competenties van vergunningverleners, toezichthouder en handhavers. Ook zal de Omgevingswet leiden tot een verschuiving van het zwaartepunt van vergunningverlening, naar toezicht en handhaving. Hierbij wordt wel aangetekend dat voornoemde tendens al is ingezet met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en deze onder de Omgevingswet verder wordt doorgezet.

2.1.2 Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Met de wettelijke verankering van de zogenaamde kwaliteitscriteria beoogt de wetgever de uitvoering van de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) te verbeteren. Met deze wet zijn ook de Regionale Uitvoeringsdiensten wettelijk verankerd en daarmee verplicht. Wij nemen deel aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB). In 2016 hebben wij de Brabantbrede Verordening Kwaliteit VTH omgevingsrecht vastgesteld. Naast de basistaken (verplicht) hebben wij verschillende extra taken bij de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant ondergebracht.

2.1.3 Besluit omgevingsrecht

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) is in april 2017 aangepast als gevolg van de aanpassingen van paragraaf 5.2 Wabo. Dit betreft aanpassingen op het gebied van verbetering van VTH. Het ontwerpbesluit geeft onder andere invulling aan:

- Het Basistakenpakket;

- BRZO-omgevingsdiensten;

- De procescriteria (met name de verbetering van toezicht en handhaving naar uitvoering van de VTH- taken en de omgevingsdiensten);

- Het verplichte Inspectieview milieu (gegevensuitwisseling tussen bestuurs- en strafrecht)

2.1.4 Vergunningsvrij bouwen

Onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt voor de activiteit bouwen onderscheid gemaakt in vergunningsplichtig en vergunningsvrij bouwen. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde BOR (Bijlage II) heeft een aanzienlijke verruiming en aanpassing van het vergunningsvrije bouwen plaatsgevonden. Hierdoor zijn er minder vergunningaanvragen voor de activiteit bouw ingediend bij de gemeente. Deze trend zal worden voortgezet met de Omgevingswet. Het aantal vergunningaanvragen voor de activiteit bouw zal verminderen. Er zal meer tijd besteed worden aan informatieverstrekking aan de balie, via emailverzoeken, telefonisch en het houden van locatiebezoeken, het bevestigen of een project inderdaad vergunningsvrij is en het aantal klachten over bouwwerken.

2.1.5 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Met de privatisering van de bouwplantoets en het bouwtoezicht wordt een volgende stap gezet om de verantwoordelijkheid bij de markt te beleggen. Het doel van deze wet is het verbeteren van de kwaliteitsborging voor het bouwen en het versterken van de positie van de bouwconsument. In de praktijk kan dit betekenen dat het toetsen van bouwplannen en het toezicht houden tijdens bouwprojecten in een aantal gevallen door een marktpartij wordt uitgevoerd.

De invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is gekoppeld aan de Omgevingswet. De invoeringsdatum van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is daarom ook 1 januari 2022. De veranderingen uit de Wkb gelden tot en met 2023 alleen voor eenvoudige bouwwerken (gevolgklasse 1). Dit zijn bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. Vanaf 2024 volgen de andere bouwwerken (gevolgklasse 2). Hierdoor kunnen bouwbedrijven en gemeenten stap voor stap ervaring opdoen met het nieuwe toezicht in de bouw.

Deze wet zal een andere werkwijze met zich meebrengen voor vergunningverleners, toezichthouders en handhavers. Zo hoeft de bouwer niet meer bij de vergunningaanvraag aan te tonen dat het bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit. Deze toetsing gebeurt door een private kwaliteitsborger. Het toezicht ligt in beginsel ook bij de private kwaliteitsborger. Al blijft de gemeente ook een rol houden in het toezicht. Voor handhaving geldt dat de private kwaliteitsborger een akkoord voor het bouwwerk moet afgeven. Doet hij dat niet dan kan de gemeente het gebruik van het bouwwerk verbieden. Dit bijvoorbeeld doordat de veiligheid van het bouwwerk in het geding is. Daarnaast dient de veiligheid geborgd te worden en gecontroleerd middels een bouwveiligheidsplan en of het plan qua uiterlijk voldoet aan de vergunning. Dit is ook de taak van de toezichthouder.

2.1.6 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehou derij

De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is een uitwerking van de regels van de Interim omgevingsverordening. Gedeputeerden Staten hebben op 22 september 2020 de BZV 2.1 vastgesteld.

De BZV is een instrument dat stuurt en stimuleert dat een veehouderij zorgvuldig is en daarmee goed past in haar omgeving. De BZV is gebaseerd op de denklijn dat ontwikkelruimte verdiend moet worden, maar niet onbegrensd is. De BZV is een objectieve maat voor zorgvuldigheid. De veehouder heeft de keuzevrijheid om zijn pakket van verbeteringen zelf samen te stellen. Dit pakket maakt de veehouderij zorgvuldiger dan de wettelijke minimumeisen. De provincie heeft de BZV samen met de partners in het Brabantberaad opgesteld.. Een veehouder moet een voldoende BZV-score hebben op het moment dat hij zijn bedrijf wil uitbreiden.

2.1.7 Erfgoedwet

De nieuwe Erfgoedwet is op 1 juli 2016 in werking getreden. De Erfgoedwet vormt samen met de toekomstige Omgevingswet het fundament voor de bescherming van rijksmonumenten. Bepaalde onderdelen van de wettelijke bescherming van het cultureel erfgoed verhuizen dan naar de nieuwe Omgevingswet. De vuistregel hierbij is: de ‘duiding’ van erfgoed komt in de Erfgoedwet, de omgang met erfgoed in de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet. Nieuw is een wettelijke plicht in de Erfgoedwet voor de eigenaar tot (minimale) instandhouding van zijn rijksmonument. Dit biedt (bijvoorbeeld in geval van onaanvaardbare verwaarlozing) een handvat voor handhaving door de gemeente. Waar de gemeente de lat moet leggen, moet blijken in de praktijk. Het rijk heeft een handreiking gemaakt hiervoor.

2.1.8 Samen Sterk In Brabant (SSiB)

Wij zijn deelnemer van het Convenant Groene handhaving Noord-Brabant en het Interventie-arrangement Wildcrossen. Het Convenant Groene handhaving heeft als belangrijk doel het mogelijk maken da buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) op elkaars grondgebied en over gemeentegrenzen heen kunnen optreden. Dit is tot nu toe niet mogelijk omdat het optreden van boa’s wettelijk gezien beperkt is tot het grondgebied of beheersgebied van de eigen werkgever (gemeente, waterschap of terreinbeheerder). Natuurgebieden van verschillende eigenaren liggen echter aaneengesloten en overtreden houden geen rekening met eigendoms- en gemeentegrenzen. Omdat boa’s hier wel rekening mee moeten houden, komen ze in situaties terecht waarbij doorpakken op heterdaad of hulp bieden bij acties lastig wordt. Dit wordt ondervangen door in het convenant af te spreken onder welke voorwaarden groene boa’s op elkaars grondgebied mogen optreden. Hierdoor wordt de veiligheid, effectiviteit en efficiëntie van de gezamenlijke boa-inzet vergroot.

2.1.9 Gemeenschappelijk Uitvoeringskader VTH 2018 Regio Midden- en West-Brabant “VAN VINKEN NAAR VONKEN’’

Het Algemeen Bestuur van OMWB heeft op 12 oktober 2018 ingestemd met het Gemeenschappelijk uitvoeringskader VTH 2018 Regio Midden- en West-Brabant. Vervolgens is dit bekrachtigd op 18 december 2018. Dit uitvoeringskader vormt het raamwerk voor het meerjaren uitvoeringsprogramma van de OMWB voor de basistaken en de ingebrachte verzoektaken. Dit gemeenteschappelijke uitvoeringskader beschrijft de algemene uitgangspunten en de strategieën die door de OMWB worden gehanteerd bij de uitvoering van de VTH-milieutaak (vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied) voor de gemeenten in de regio Midden- en West-Brabant. Risicogericht werken en programmeren is hierbij het centrale uitgangspunt. De OMWB en de deelnemers maken de beweging van taakgericht naar probleem- en risicogericht werken: ‘van vinken naar vonken’. Dit houdt in dat de OMWB en de deelnemers op grond van een risicoanalyse inhoudelijke keuzes maken en de beschikbare middelen inzetten waar de risico’s voor veiligheid, gezondheid, milieu en leefbaarheid hoger zijn. Op grond van deze analyse wordt in dit uitvoeringskader een risicozwaarte toegekend aan de branches die onder de VTH-taak van de OMWB vallen.

2.1.10 Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De Boswet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet zijn opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb). Met de wet zijn ook de kaders voor de Wabo in relatie tot natuur aangepast. Al sinds 2010 kan een ‘flora en fauna’ – of ‘Natura 2000’ activiteit aanhaken bij de omgevingsvergunning. Sinds 2017 zijn hiervoor indieningsvereisten opgenomen in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) en zijn flora en fauna (soorten) of Natura 2000 (gebieden) een zelfstandig onderdeel van de Wabo-aanvraag. Hiervoor zijn deze activiteiten in het Bor opgenomen als ‘een activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving’. Het gaat dan om de activiteiten waarbij er verboden vanuit de Wnb voor soorten en/of Natura 2000 overtreden worden én er nog geen afzonderlijke vergunning of ontheffing is aangevraagd of verleend. In die gevallen is er een verklaring van geen bedenkingen nodig voor één of beide onderdelen van provincie, of in sommige gevallen van het Rijk. Aanvragers zijn zich niet altijd bewust dat voor hun activiteiten ook een toestemming voor de onderdelen soorten en/of gebiedsbescherming nodig is. Wij hebben de taak om bij een aanvraag op basis van de Wabo te beoordeling 1. of er sprake is van mogelijke effecten op beschermde soorten of gebieden, en 2. of de benodigde informatie hiervoor is aangeleverd en voldoende is voor een goede beoordeling.

2.1.11 Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Het Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen is 1 januari 2018 in werking getreden. Dit besluit heeft ook betekenis voor de evenementen en het evenementenbeleid. Benadering vindt meer plaats vanuit de te verwachten risico’s dan vanuit regelgeving. Door de beoogde uniformiteit wordt de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en duidelijkheid verhoogd. Er zullen niet veel verschillende regelingen per gemeente van toepassing zijn, mar slechts één landelijke regeling. Dat maakt de administratieve handelingen eenvoudiger.

2.2 Lokale ontwikkelingen

Onderstaande paragrafen geven inzicht in de lokale ontwikkelingen binnen het fysieke domein die van invloed zijn op VTH beleidsvelden van de gemeente.

2.2.1 Milieutoezicht

Gemeente Geertruidenberg heeft haar milieutoezichtstaken overgedragen aan de OMWB. In nauwe samenwerking wordt met de OMWB jaarlijks bekeken welke bedrijven en instellingen een bezoek van de OMWB kunnen verwachten. In 2017 is de Midden en West-Brabantnorm ontwikkeld. Deze bepaalt o.a. de risico’s, toezichtfrequentie en diepgang van de controles en gelden dan voor alle gemeenten aangesloten bij de OMWB.

2.2.2 Handhaving APV

De gemeente Geertruidenberg heeft de beschikking over 2fte bijzondere opsporingsambtenaren die de APV taken voor hun rekening gaan nemen. Deze domein I BOA’s leggen de landelijke en lokale regels uit en waar nodig treden zij bij overtreding handhavend op.

2.2.3 Ondermijnende criminaliteit

In het Integraal Veiligheidsbeleid 2019-2022 worden de verschillende ontwikkelingen op het gebied van veiligheid geschetst en wordt ingegaan op wat er in deze periode ondernomen gaat worden om de leefbaarheid en veiligheid in de gemeenten Geertruidenberg en Drimmelen te bevorderen. Dit beleid is verlengd tot 2018.

Op basis van de huidige ontwikkelingen en de voorliggende planperiodes, zijn in het beleid de volgende prioriteiten gesteld (in willekeurige volgorde):

  • 1.

    Zorg en Veiligheid

  • 2.

    High Impact Crimes

  • 3.

    Jeugd en Veiligheid

  • 4.

    Ondermijning

2.2.4 Bibob

De Wet bevordering integriteit beoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft het gemeentebestuur een instrument om zich te beschermen tegen het risico, dat zij onbewust criminele activiteiten, personen of samenwerkingsverbanden faciliteert. Denk hierbij aan het witwassen van zwart geld en het gebruik van crimineel geld in reguliere ondernemingen. De Wet Bibob geeft een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze te kunnen maken en biedt een weigering- en/of intrekkingsgrond, waarop onder andere vergunningen en ontheffingen kunnen worden geweigerd. Binnen het toepassingsbereik van de Wet Bibob vallen onder andere Drank- en Horecavergunningen, APV-exploitatievergunningen en Wabo-vergunningen (bouwen, wonen en milieu).

In het Integraal Veiligheidsbeleid 2019-2022 staat dat de gemeenten streven naar een versterkte bestuurlijke aanpak op het gebied van georganiseerde criminaliteit, om zodoende barrières op te kunnen werpen en facilitering van georganiseerde criminaliteit tegen gaan. Het daarmee gepaarde effect is meer veiligheid in de gemeente en een afname van het gevoel van onveiligheid bij burgers. De andere doelstellingen zijn de aanpassing en implementatie van het nieuwe BIBOB-beleid en de huidige integrale aanpak binnen het RIEC voortzetten. Naast de kadernota heeft de gemeente Geertruidenberg verschillende beleidslijnen op het gebied van Bibob. (Bibob-Beleid Algemeen Gemeente Geertruidenberg 2015, Bibob- beleidslijn Omgevingsvergunning-Bouwactiviteit Gemeente Geertruidenberg 2015 en het Bibob beleidslijn Horecabedrijven, de speelautomatenbranche, seksinrichtingen en escortbedrijven Geertruidenberg 2015). De beleidslijnen geven duidelijkheid wanneer de gemeente een vergunning kan weigeren of intrekken.

2.2.5 Erfgoedbeleid

Juni 2016 heeft de raad de Erfgoednota vastgesteld. Hierin is vermeld dat een specifiek handhavingsbeleid gewenst is gelet op het specifieke karakter van erfgoed en de waarde ervan. Voorjaar 2017 is de Erfgoedverordening vastgesteld, waarin een instandhoudingsplicht staat voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende zaken. De Nota archeologie is in 2017 vastgesteld. Het paraplu-bestemmingsplan ter bescherming van archeologie is vanaf eind 2020 in procedure.

2.3 COVID-19

Zoals hierboven vermeld doen zich in het jaar 2021 een aantal landelijke en lokale ontwikkelingen voor die van belang zijn voor de uitvoering en handhaving. De belangrijkste niet wettelijke ontwikkeling in het jaar 2020 en mogelijk ook in het jaar 2021 is het nieuwe coronavirus wat de ziekte COVID-19 veroorzaakt.

COVID-19 en de maatregelen die genomen worden om het virus in te dammen zorgen voor een complexe situatie. Ook voor de wijze waarop wij diensten verlenen heeft dit gevolgen. Op de gemeentelijke website hebben wij een uitgebreid overzicht van de gevolgen van de corona-maatregelen voor de dienstverlening in onze gemeente ingericht. Hierbij werken wij mee aan tijdelijke oplossingen voor ondernemers en bewoners daar waar het past binnen de richtlijnen. Wij volgen de op dat moment geldende landelijke richtlijnen op om verspreiding van het Coronavirus te voorkomen. Zo werken wij zoveel mogelijk vanuit huis, leveren we onze diensten indien mogelijk telefonisch en/of digitaal en worden controles door onze toezichthouders uitgesteld of uitgevoerd met in acht name van de corona-richtlijnen. De boa’s zien toe op de naleving van de corona-maatregelen en handhaven waar nodig.

3 Missie, Visie en Doelstellingen

“G-kracht 2025”. Deze titel van de toekomst visie Geertruidenberg 2025 vat de ambitie van de gemeente samen: Geertruidenberg historische schatkamer, knooppunt van verbindingen en vooral toonbeeld van sociale energie. We streven naar een sociaal en fysiek veilig Geertruidenberg voor inwoners en ondernemers. Dit doen we door uit te groeien tot een professionele vraaggerichte organisatie. Inwoners, bedrijven, verenigingen en maatschappelijke instellingen zijn voor ons cruciale partners bij het voorbereiden en ontwikkelen van nieuw beleid. We stimuleren en faciliteren burgerinitiatieven. We voelen ons ervoor verantwoordelijk dat inwoners, bedrijven en bezoekers zich prettig en welkom voelen in onze gemeente en dat de doelen van het bestuur worden gerealiseerd.

De doorontwikkeling heeft ertoe geleid dat het management in samenwerking met onze medewerkers een missie, visie en kernwaarden heeft opgesteld. Deze elementen vormen het DNA van onze organisatie. Wij hechten hier grote waarde aan en deze staan hieronder verder uitgewerkt.

3.1 Missie

De missie van gemeente Geertruidenberg luidt: ‘Wij zijn een betrouwbare, verbindende partner’. Bij deze benadering gaan wij uit van vertrouwen. Vertrouwen gaat hand in hand met het nemen van verantwoordelijkheid. Burgers, bedrijven en overheid mogen en moeten van elkaar kunnen verwachten dat zij zich houden aan hetgeen is afgesproken. Daar hoort ook bij dat de gemeente degenen die de regels niet naleven ter verantwoording roept. We zien het als taak om de goede kwaliteit van onze voorzieningen te handhaven en daar waar mogelijk te verbeteren.

3.2 Visie

‘Wij zijn een wendbare organisatie die optimaal schakelt op veranderingen. Onze medewerkers tonen eigenaarschap en krijgen ruimte en vertrouwen om zich te ontwikkelen. Vanuit die kracht zoeken wij de verbinding met onze omgeving en partners .voor het zijn van een wendbare organisatie vraagt dit 2 zaken van ons: Opgavegericht werken en Werken vanuit zelforganiserende teams.’

Dit is de visie van de gemeente Geertruidenberg, deels ook intern gericht. Vertalen we deze visie naar het VTH terrein dan streeft de gemeente naar een sociaal en fysiek veilig Geertruidenberg voor inwoners en ondernemers. Dit betekent dat de komende jaren ingezet wordt op het verbeteren van de veiligheid, het veiligheidsgevoel, de integrale aanpak van (georganiseerde) criminaliteit en het beperken van overlast. Dat doen we door ons te richten op het behalen van onderstaande doelstellingen gerelateerd aan het DNA van de organisatie.

3.3 Doelstellingen

De algemene doelstellingen laten we aansluiten bij de kernwaarden van de gemeente: Betrokken, Ondernemend en Professioneel.

  • 1.

    Transparante Bestuurscultuur - Ondernemend

  • 2.

    Resultaatgerichte samenwerking - Betrokken

  • 3.

    Vergunningverlening en Handhavingsprocessen ‘lean’ ingericht - Professioneel

De zorg voor een goede fysieke leefomgeving is niet alleen de verantwoordelijkheid van de (lokale) overheid, maar van iedereen. De bescherming van de fysieke leefomgeving staat centraal. Dit willen we niet bereiken via een werende benadering van activiteiten, maar via een continue zorg voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving met ruimte voor ontwikkeling. Regels zijn er niet om ondernemers, burgers en ons als lokale overheid te belemmeren, maar om ons te ondersteunen bij het waarborgen van een schoon en veilig Geertruidenberg. Vergunningverlening vindt plaats binnen de wettelijke kaders en biedt waar mogelijk alle ruimte voor ondernemerschap van zowel burgers als bedrijven. Hierbij hebben wij als lokale overheid oog voor de verschillende belangen die er binnen onze lokale en regionale samenleving kunnen spelen.

Bij de uitoefening van onze taken en bevoegdheden houden wij rekening met de samenhang van de relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en van de rechtstreeks daarbij betrokken belangen. Ook houden wij rekening met de taken en bevoegdheden van regionale, provinciale dan wel landelijke bestuursorganen. Dit veronderstelt een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, uitgaande van initiatieven en opgaven in de fysieke leefomgeving zelf. Een goede samenwerking met onze partners en voldoende capaciteit om in te spelen op ontwikkeling is daarbij onontbeerlijk. Hoe deze samenwerking eruit ziet en met wie staat beschreven in bijlage 1.

3.3.1 Algemene Doelstellingen

Het overkoepelende doel van vergunningverlening, toezicht en handhaving is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Langs welke weg wij dit willen bereiken, welke activiteiten wij daartoe ondernemen en welke prioriteiten wij daarbij stellen is hieronder en in hoofdstuk 5 en 6 verder uitgewerkt.

1. Transparante bestuurscultuur

Doelstelling:

De gemeente gaat zaakgerichtwerken en (digitaal) statusinformatie aan de burger ontsluiten. De gemeente Geertruidenberg is een gemeente die afspraken nakomt, die realistische plannen uitvoert en die meedenkt in oplossingen. Om te kunnen voldoen aan hogere eisen en verwachtingen en om te kunnen inspelen op de nieuwe ontwikkelingen (denk bijvoorbeeld aan nieuwe wet- en regelgeving en nieuwe instrumenten die ingezet kunnen worden), is het belangrijk om een professionele organisatie te hebben.

Activiteiten:

• Jaarlijks actualiseren en verbeteren van de standaardsjablonen;

• De digitale infrastructuur optimaliseren ondermeer implementatie Squit2020 en deze koppelen aan Liber-zaaksysteem medio 2021 gerealiseerd;

• Alle nieuwe vergunningaanvragen zijn gedigitaliseerd,

voldoen aan de eisen ten aanzien van het zaakgericht werken;

• Opstellen van een toetsingsprotocol voor het onderdeel bouwen;

• In kaart brengen van het aantal bezwaar- en beroepsprocedures en jaarlijks deze bezwaar- en beroepsprocedures verminderen door inzet van mediation en mediationvaardigheden zoals locaties bezoeken en direct in contact treden met burgers en bedrijfsleven;

• Vanuit squit2020 managementinformatie kunnen genereren, medio 2021 gerealiseerd;

• VTH domein afstemmen op de Omgevingswet, eind 2021 gerealiseerd.

2. Resultaatgerichte samenwerking

Doelstelling:

Gemeente Geertruidenberg maakt verbinding met burgers en bedrijven door vraaggericht te werken en mee te denken in oplossingen door optimalisatie kwaliteit van de aanvragen, het toepassen van mediation en het in contact zijn met samenwerkende partners. Daarnaast gaan de casemanagers bij complexere aanvragen op locatie om de verbinding met burgers/bedrijven te intensiveren.

Activiteiten:

• Koppeling maken met en aansluiten bij processen met samenwerkende partners zoals OMWB.: We maken het voor bedrijven die voor hun milieuzaken toch al met de OMWB te maken hebben  gemakkelijker. Die kunnen nu ook voor hun bouwzaken terecht bij dit loket. Ze hoeven niet van hot naar her, maar kunnen communiceren via één kanaal.

• Leveranciersbeoordeling vastleggen met samenwerkende externe partijen ten aanzien van voldoen aan kwaliteitscriteria op het gebied van bouwfysica, constructieve veiligheid en toezicht bouwen en RO, eind 2017 gerealiseerd.

3. Vergunningverlening- en Handhavingsprocessen ‘lean’ ingericht

Doelstelling:

Alle VTH processen in kaart gebracht en geoptimaliseerd, zowel ten aanzien van de LEAN principes áls ten aanzien van de borging van de kwaliteitscriteria. Medio 2021 zal het vergunningensysteem worden vervangen door Squitxo2020 welke is voorbereid op de komst van de Omgevingswet. In dit programma worden bij de implementatie gelijk de werkprocessen geüpdatet.

Activiteiten:

• In kaart brengen huidige situatie en verbeterpunten formuleren ter verbetering van het proces en deze LEAN inrichten gerealiseerd medio 2021

• Verder toepassen van de BIG-8 op de processen, onder meer monitoren, evalueren en rapporteren.

• Herijken van reeds opgestelde ‘overzichtschema BIG 8’ (actualiseren), zoals toewijzen verantwoordelijken en benoemen terugkerende oplevermomenten van beleid, uitvoeringsprogramma’s en jaarverslagen en opnemen als bijlage in VTH beleidsplan, zie bijlage 2.

3.3.2 Kwaliteitsdoelstellingen

De kwaliteitsdoelen zijn door de gemeente afzonderlijk geformuleerd en ontleed aan de doelstellingen zoals opgenomen in de Verordening Kwaliteitscriteria VTH omgevingsrecht. Behalve de gekoppelde activiteiten staan ook de indicatoren vermeld.

4. Vraaggerichte dienstverlening

Doelstelling:

De manier waarop en de snelheid waarmee de organisatie met belanghebbende omgaat, bepaalt het niveau van dienstverlening van de organisatie. De gemeente Geertruidenberg zorgt voor naleving van dienstverleningsafspraken met burgers en bedrijven, waarbij de klant centraal staat. Deze vraaggerichte vorm van dienstverlening is een continu aandachtspunt.

Activiteiten:

• Uitvoeren van klanttevredenheidonderzoeken 1 keer in de twee jaar, aspecten die van belang zijn: bereikbaarheid, reactiesnelheid, mate van betrouwbaarheid, correcte afhandeling en nazorg;  realiseren van klanttevredenheid (bij zowel burger, bedrijven als belanghebbenden) door actief klantcontact te genereren bij klachten, meldingen en handhavingsverzoeken: bezoek op locatie inzet  van mediation (werken in wijkteams);

• Standaard locatiebezoek bij (complexe) bouwaanvragen;

• Opname telefoon tijdens kantoor uren binnen een halve minuut en binnen 5 werkdagen ontvangt u op binnengekomen brieven een ontvangstbevestiging;

• Binnen 2 werkdagen belt de betreffende medewerker terug indien niet bereikbaar;

• Altijd telefonisch contact alvorens handhavingsbeschikkingen de deur uitgaan;

• reactie op een mail dient binnen twee werkdagen uitgevoerd te zijn.

5. Hoogwaardige uitvoeringskwaliteit

Doelstelling:

De mate waarin een product en/of dienstverlening voldoet aan de juridische doelen en bijdraagt aan de omgevingsdoelen. De gemeente Geertruidenberg stuurt aan op een hoge omgevingskwaliteit.

Activiteiten:

• Registreren van meldingen;

• Vergunningverlening binnen de wettelijke termijnen;

• Binnen 5 werkdagen actie ondernemen op klachten;

• Inzicht en analyseren oorzaken van bezwaar- en beroepszaken;

• Toezien op realisatie van en invulling geven aan het uitvoeringsprogramma;

• De medewerkers blijven voldoende geschoold en ervaren zodat deze voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.2.

6. Inzichtelijke financiën

Doelstelling

De gemeente ziet toe middels bedrijfsvoering en financiën in hoeverre de inzet van middelen en instrumenten in relatie staan tot de hoeveelheid afgeleverde producten en diensten.

Activiteiten:

• Jaarlijks opstellen van uitvoeringsprogramma en begroting op gebied van VTH (opgenomen in P&C cyclus);

• In het VTH jaarverslag het verloop van inzet van middelen en instrumenten uitdrukken en koppelen aan de financiën;

• Financiële verantwoording van samenwerkende partijen;

• Jaarlijks inzichtelijk maken van kostendekkendheid van omgevingsver-gunningen middels benchmark van kengetallen.

7. Indicatoren

Het doel van vergunningverlening, toezicht en handhaving is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een hoge omgevingskwaliteit

We zullen monitoren of deze zes doelstellingen ook worden gerealiseerd aan de hand van onderstaande indicatoren:

- Percentage van de reguliere bouwcontroles naar aanleiding van een vergunning voor bouwen word(t)(en) waarin één of meerdere regels ten aanzien van constructieve veiligheid, brandveiligheid of bestemmingsplan wordt overtreden;

- Waardering door de burgers van het woon-, leef- en bedrijfsklimaat;

- Aantal vergunningen per activiteit;

- Percentage overtredingen bij controles;

- Waarderingspercentage van de klanten voor het doorlopen vergunningenproces;

- Doorlooptijd van de vergunningen;

- Aantal vergunningen van rechtswege;

- Aantal bezwaar- en beroepzaken;

- Percentage van de bezwaar- en beroepschriften dat ongegrond is;

- Dekkingspercentage van de leges (kostendekkendheid).

Deze indicatoren zullen gemeten en gepubliceerd worden door middel van het jaarverslag, controle door collega’s (4-ogen principe), klanttevredenheidsonderzoek, analyse van de vergunningen, audits (bv onderzoek kostendekkendheid leges) en overige meetgegevens (vb dienstverleningsconcept en kwaliteitshandvest gemeente Geertruidenberg).

Als richtlijnen voor monitoring kan aangehouden worden:

- Niet voor elke indicator hoeft een 100% controle plaats te vinden, maar kan volstaan worden met een steekproef;

- Alle indicatoren worden gescoord in hetzelfde kalenderjaar (gelijklopend met het uitvoeringsprogramma);

- Aantallen worden niet door middel van een steekproef vastgesteld maar volledig in kaart gebracht

4 Probleemanalyse en risicoanalyse

De risicoanalyse heeft een algemeen en abstract karakter. Aard en omvang van de gemeente zijn van invloed op de inhoud van de risicoanalyse. Vandaar dat een toelichting gewenst is in de vorm van een zogenoemde probleemanalyse. Een omgevingsanalyse vormt de basis om te komen tot een probleemanalyse.

4.1 Omgevingsanalyse

De gemeente Geertruidenberg ontstond in 1997 uit de voormalige gemeente met die naam en de gemeente Raamsdonk. De gemeente Geertruidenberg ligt aan de uitmonding van rivier de Donge in de provincie Noord-Brabant. De plaats waar ook de rivieren de Amer en de Bergsche Maas samenkomen. Aan de monding van de Donge ligt aan de westerzijde Geertruidenberg en aan de oostkant Raamsdonksveer. Iets ten zuidoosten van deze kern ligt Raamsdonk met eeuwenoude boerderijen. De gemeente Geertruidenberg bestaat uit drie kernen met 21.000 inwoners en bestrijkt een gebied van 2.964 hectare, waarvan 300 hectare aan meren, sloten en andere wateren.

Gemeente Geertruidenberg heeft een centrale ligging en is gelegen aan A27 en de A59. Naast een goede bereikbaarheid via de weg is de gemeente Geertruidenberg gelegen aan een knooppunt van waterwegen, via rivier de Amer, Bergsche Maas en het Wilhelmina-kanaal. Veel bedrijven zijn hier in de loop van de tijd ontstaan.

De gemeente Geertruidenberg beschikt over ruim 400 ha. bedrijventerrein, dit komt overeen met 15% van het totale grondoppervlakte. Gemeente Geertruidenberg heeft verhoudings-gewijs veel bedrijventerreinen.

Er zijn in totaal vier bedrijventerreinen in onze gemeente:

  • 1.

    Dombosch (Raamsdonksveer)

  • 2.

    De Pontonnier (Raamsdonksveer)

  • 3.

    Dongeoever/Amerkant (Geertruidenberg)

  • 4.

    Gasthuiswaard (Geertruidenberg)

Gemeente Geertruidenberg telt een 1877 vestigingen (mrt 2019).

Verdeling industrie naar aandeel in werkgelegenheid in de gemeente:

• Industrie: met 18,4 % van de totale werkgelegenheid de belangrijkste werkgever

• Groothandel: 27 %

• Zorgsector: 10 %

• Bouw: 6,9%

• Zakelijke dienstverlening: 10,1 %

Onze gemeente heeft een relatief grote werkgelegenheidsfunctie: 11.153 banen tegenover een beroepsbevolking van ruim 11.000.

Het gemeentebestuur vindt een goed ondernemersklimaat van groot belang. Een gezond en bloeiend bedrijfsleven is immers noodzakelijk voor behoud en versterking van de werkgelegenheid. En om een voldoende gevarieerd voorzieningenniveau in stand te houden.

De stadsrechten van de vestingstad Geertruidenberg gaan terug tot 1213. De gemeente heeft vele historische panden, monumenten en een van rijkswege beschermd stadsgezicht, die getuigen van een lange en rijke historie.

4.2 Probleemanalyse vergunningverlening

Op basis van de kwaliteitscriteria moet het bevoegd gezag handelen op grond van een probleemanalyse om sturing te geven aan haar inspanningen op het gebied van vergunningverlening en het afhandelen van meldingen. De probleemanalyse vormt dan ook de basis voor het stellen van prioriteiten en het formuleren van doelstellingen voor het beleid en het uiteindelijk vaststellen van de uitvoeringsprogramma’s.

De probleemanalyse geeft een beschrijving van hoe wij op dit moment vergunningverlening uitvoeren. De probleemanalyse heeft een aantal verplichte onderdelen:

  • 1.

    aantal te verwachten vergunningaanvragen en meldingen

  • 2.

    inzicht in type bouwwerk/aard van de inrichting;

  • 3.

    aard en complexiteit van de aanvragen;

  • 4.

    benodigde capaciteit.

Bovenstaande gegevens worden gebruikt voor de raming van de benodigde capaciteit uitgaande van de taken en de benodigde kritieke massa. Tevens worden op basis van deze gegevens het uitvoeringsprogramma voor vergunningverlening opgesteld. Op deze manier kan er sturing worden gegeven aan de vergunningverlening. Jaarlijks worden de resultaten van de vergunningverlening, actualiteitstoetsen en ruimtelijke onderbouwingen in een jaarverslag verwerkt.

4.3 Probleemanalyse handhaving

Naar analogie van de vergunningverlening is ook voor toezicht en handhaving een risicoanalyse uitgevoerd. Bij het vaststellen van het handhavingbeleid is een prioriteitstelling noodzakelijk. De gemeente kan namelijk niet alle wet- en regelgeving waarvoor zij verantwoordelijk is controleren. Dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Daarbij worden vragen gesteld als wat wordt gehandhaafd, hoe wordt gehandhaafd, wat heeft prioriteit en wat heeft minder of geen prioriteit? Met het maken van deze keuzes kan de handhavingscapaciteit beter in worden gezet. De inspanningen dienen zich in beginsel te richten op die gebieden waar de risico’s het grootst zijn.

Dat de minder prioritaire gebieden hierdoor automatisch minder aandacht krijgen, betekent niet dat de gemeenten niet zou voldoen aan haar wettelijke taken. In de Wabo staat dat het bevoegd gezag tot taak heeft zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de Wabo en de hieronder vallende wetgeving. In de betreffende wetgeving is echter niet voorgeschreven op welke wijze het bevoegd gezag de regels moet controleren en of zij alle regels moet controleren. Integendeel. De wetgever biedt in het Besluit omgevingsrecht het bevoegd gezag juist de mogelijkheid om handhavingbeleid te formuleren en hierin prioriteiten te stellen. Voor het realiseren van integraal handhavingbeleid zijn risicoanalyses uitgevoerd. Naast het uitvoeren van een risicoanalyse werpt een probleemanalyse een goed licht op de gebiedsspecififieke risico’s die aanwezig zijn.

De volledige risicoanalyse is ook als bijlage 3 bijgevoegd en leidt tot onderstaande scores en prioriteiten. Deze prioriteien zullen vervolgens weer mee worden genomen bij het vaststellen van de doelstellingen en de uitvoering van het toezicht en de handhaving in de dagelijkse praktijk. In 2021 zal een start worden gemaakt met het opstellen van een nieuwe risico-analyse. Daarin dienen de volgende onderdelen te worden opgenomen conform de nieuwe elementen binnen de kwaliteitscriteria 2.1:

• Bouwfase: aantallen te verwachten bouw- en sloopwerken in afwijking van de vergunning

• Bouwfase: aantal te verwachten bouwwerken en sloopwerken zonder vergunning

• Gebruikfase: inzicht in de bestaande bouwvoorraad, te verwachten bouwwerken in afwijking van de gebruiksvergunning en op basis van inzicht in te verwachten bouwwerken zonder gebruiksvergunning

• Gebruikfase: inrichtingsgebonden en niet-inrichtingsgebonden taken en objecten

• Analyse van stofstromen

De scope van dit omgevingsbeleidsplan omvat ook de VTH-taken op het gebied van milieu. De omgevingsdienst OMWB voert voor ons in mandaat alle milieutaken uit. Voor de uitvoering van deze taken heeft zij ook een risicoanalyse opgesteld. Om middelen in te zetten waar deze het meeste effect scoren voor de omgevingsveiligheid, maar ook om een gelijk speelveld voor burgers en bedrijven te realiseren hanteren we voor de uitvoering van de inrichting gebonden milieutaken de risicoanalyse zoals de omgevingsdienst deze heeft opgesteld. Ook bij de doelstellingen die zij formuleert met betrekking tot de vergunningverlening en toezicht en handhaving zullen we aansluiten. Doordat alle deelnemende gemeenten deze risicogerichte benadering gebruiken ontstaat voor bedrijven in de regio een level playing field (Brabantse norm).

5 Prioriteitenstelling

In het vorige hoofdstuk zijn de uitkomsten van de probleemanalyse gepresenteerd. Daarbij zijn de risico’s van groot naar zeer klein gerangschikt. In dit hoofdstuk wordt vastgelegd welke prioriteiten de gemeente Geertruidenberg aan de vergunning- en handhavingstaken toekent.

5.1 Prioriteitstelling vergunningverlening

Bij vergunningverlening vindt prioritering plaats op het niveau van diepgang van toetsing van de aanvraag. In kwantitatieve zin kan er geen prioritering plaatsvinden. Vergunningverlening is een vraag gestuurd proces waar de gemeente geen invloed op heeft. Een ingekomen vergunningaanvraag moet nu eenmaal binnen de wettelijke termijnen worden afgehandeld.

De basis voor de doelen en de prioriteiten die gesteld worden is te vinden in de risicoanalyse. De wetgever schrijft ook voor dat er een risicoanalyse ten grondslag moet liggen aan het beleid (art. 7.2, lid 2 Besluit Omgevingsrecht). De analyse geeft inzicht waar de risico’s zich voordoen en geeft op deze wijze een handvat voor het maken van keuzes in zowel toetsing als toezicht en handhaving. Risico’s behoren beheersbaar en controleerbaar te zijn. Het vaststellen van de niveaus (de diepgang) waarop vergunningsaanvragen dienen te worden getoetst, de aspecten waarop dient te worden getoetst en het vastleggen daarvan in protocollen maken die risico’s beheersbaar. Door het werken met toetsprotocollen zijn de interne risico’s afgedekt. Daarnaast kunnen hierdoor eventuele aansprakelijkheidsstellingen worden begrensd. Feit is dat er ten aanzien van de toetsing van (bouw)vergunningaanvragen gemotiveerd keuzes mogen en moeten worden gemaakt en prioriteiten worden gesteld.

Door het maken van een risicomatrix verkrijgt de gemeente Geertruidenberg inzicht in de effecten bij een calamiteit is per activiteit aan de hand van zes landelijk vastgestelde criteria gekeken naar de impact en de omvang wanneer er onverhoopt iets misloopt. Dit zijn ‘volksgezondheid’, ‘fysieke veiligheid’, ‘sociale kwaliteit’, ‘natuur/stadsschoon’, ‘financieel economische schade’ en ‘bestuurlijk imago’.

De constructieve berekeningen worden getoetst door een extern ingenieursbureau welke voldoet aan de gestelde kwaliteitscriteria 2.2. De bouwbesluittoets worden door de vergunningverleners zelf uitgevoerd. Indien er complexe bouwfysische vraagstukken beoordeeld dienen te worden beoordeeld worden deze voorgelegd aan een extern bureau. In het nieuwe programma Squit2020 zullen er checklijsten worden opgenomen om zorg te dragen dat de aanvragen zorgvuldig worden getoetst aan de daaraan gestelde eisen van o.a. bouwbesluit.

De gemeente werkt met kengetallen voor vergunningverlening om deze te benchmarkten met andere gemeenten.

Op dit moment zijn deze niveaus van diepgang van toetsing nog niet bestuurlijk vastgelegd. Gemeente Geertruidenberg gebruikt deze beleidsperiode om deze toetsingsprotocollen, welke gebaseerd zijn op een risicomatrix, op stellen en vast te leggen. Het opstellen van deze documenten is ook relevant in het kader van de inwerkingtreding van de wet kwaliteitsborging voor het bouwen, Het geeft de gemeente Geertruidenberg inzicht in welke bouwactiviteiten op termijn naar de markt overgaan.

Het bevoegd gezag handelt op grond van objectieve criteria voor het beoordelen en beslissen over een omgevingsvergunning in aanvulling van de hiertoe in de wet bepaalde criteria.

5.2 Prioriteitstelling handhaving

Alle ongewenste gedragingen van burgers en bedrijven, waaronder ook overheden, die zich kunnen voordoen binnen het domein van de Fysieke Leefomgeving zijn benoemd. Feitelijk gaat het dan om overtredingen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Per ongewenste gedraging is samen met in- en extern betrokkenen beoordeeld hoe groot de kans is dat deze overtreding zich voordoet en hoe groot de impact is als de overtreding zich voordoet. Hieruit komt een bepaalde risicoscore, die in eerste aanzet de indeling in een laag risico, gemiddeld risico of hoog risico bepaalt. Vervolgens is deze initiële indeling getoetst aan de aspecten feitelijk naleefgedrag, klachten/ signalen en lokalen, regionale en landelijke speerpunten. Als bijvoorbeeld blijkt dat een bepaalde overtreding op basis van kans en impact als een laag of gemiddeld risico wordt beoordeeld, maar er veel klachten ten aanzien van deze overtreding zijn of het tegengaan van deze overtreding lokaal, regionaal of landelijk prioriteit heeft, dan kan dat ertoe leiden dat de betreffende overtreding toch ingedeeld wordt als een hoog risico.

In de voorgenomen actualisatie van de prioriteitstelling zal ook gebiedsgericht de nodige prioriteiten worden gesteld en meegenomen. De resultaten van de door ons uitgevoerde risicoanalyse zijn opgenomen in bijlage 3 en geven de prioriteiten weer voor de komende beleidsperiode. Deze lokale prioriteiten en de landelijke en regionale prioriteiten worden verder uitgewerkt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. De huidige risicoanalyse en prioriteitstelling zal in 2021 opnieuw worden geactualiseerd en indien nodig bijgesteld.

Verder zal de gemeente naar aanleiding van meldingen of handhavingsverzoeken, ongeacht de prioriteit, altijd actie ondernemen.

5.2.1 Prioriteiten taakveld bouwen

Prioriteitstelling op het taakveld bouwen volgt het landelijk toezichtsprotocol met diepgang op onderdelen en deze zijn verwerkt in de digitale toezichtstool die onderdeel uitmaakt van squit2020 en daarin staan de te doorlopen stappen verwerkt.

5.2.2 Prioriteiten taakveld slopen

Prioriteitstelling op het taakveld slopen volgt het landelijk toezichtsprotocol met diepgang op onderdelen en deze zijn verwerkt in de digitale toezichtstool die onderdeel uitmaakt van squit2020 en daarin staan de te doorlopen stappen verwerkt.

5.2.3 Prioriteiten taakveld brandveilig gebruik gebouwen

Gemeente Geertruidenberg besteedt het taakveld brandveilig gebruik gebouwen uit aan de Veiligheidsregio. De veiligheidsregio heeft samen met de 26 gemeenten in de veiligheidsregio een basistakenpakket vastgelegd (schematische weergave in bijlage 8). De gemeente Geertruidenberg is voornemens mee te gaan in deze prioriteitstelling.

5.2.4 Prioriteiten taakveld erfgoed

Prioriteitstelling op het taakveld monumenten volgt het landelijk toezichtsprotocol met diepgang op onderdelen en deze zijn verwerkt in de digitale toezichtstool die onderdeel uitmaakt van squit2020 en daarin staan de te doorlopen stappen verwerkt. Bij het actualiseren van de prioriteitstelling kan erfgoed worden meegenomen.

5.2.5 Prioriteiten taakveld milieu

Voor milieu geldt dat de uitvoering is belegd bij de OMWB. De OMWB draagt op grond van het door ons opgestelde jaarlijkse werkprogramma en bijbehorend budget zorg voor voldoende capaciteit om de werkzaamheden uit te voeren. De benodigde financiële middelen voor het realiseren van de doelen en acties uit dit beleidsplan, welke jaarlijks worden geconcretiseerd in het uitvoeringsprogramma, worden in de begroting geborgd. Voor de OMWB is jaarlijks budget gereserveerd en opgenomen in de begroting. Dit budget bestaat uit een 3-tal programma’s:

• Basis Taken Pakket, verplichte ondergebrachte taken

• Verzoektaken

• Collectieve taken

Elke handhavingstaak heeft een risicofactor gekregen. Mede op basis van deze factor worden prioriteiten gesteld in een level playing field voor het basistakenpakket.

5.2.6 Prioriteiten taakveld ruimtelijke ordening

• Het controleren van bedrijven op industrieterreinen Dombosch, Gasthuiswaard en Pontonnier of het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd is met het bestemmingsplan

• Het controleren van buitengebied gemeente Geertruidenberg op strijdig gebruik en illegale  bewoning

5.2.7 Prioriteiten APV en Bijzondere wetten

• Controleren van exploitatievergunning

• Controleren van evenementenvergunningen bij grote evenementen

• Controleren van kleine evenementen en gebruik openbare weg

• Controleren van het circus

• Controleren van sluitingstijden horeca

• Controleren op illegale velling

• Toezicht op aanlijnplicht binnen de bebouwde kom

• Toezicht op opruimplicht

• Toezicht op parkeerexcessen

• Controleren op verkeersergenissen binnen de gemeente

• Controleren op illegale dumpingen van afval

• Controleren vergunning Drank- en Horecawet

• Controleren van de kermissen in de gemeente

• Controleren op standplaatsen

5.3 Landelijke prioriteiten

Behalve de prioriteiten uit de risicoanalyses zullen de toezichthouders en handhavers van de gemeente Geertruidenberg in deze beleidsperiode ook uitvoering geven aan de landelijke prioriteiten die ieder jaar door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat worden vastgesteld. Door het Rijk worden jaarlijks handhavingsprioriteiten (Wabo risico’s) benoemd waar de handhavingsorganisaties bij de uitvoering van hun werkzaamheden aandacht aan moeten besteden. Het betreft de volgende prioriteiten:

• asbest (Milieu)

• bodem (Milieu)

• risicovolle inrichtingen (Milieu)

• brandveiligheid opslag

• gevaarlijke stoffen (Milieu)

• indirecte lozingen (Milieu)

• brandveiligheid (BWT)

• constructieve veiligheid (BWT)

• handhaving bestemmingsplannen (RO)

Een deel van de prioriteiten zal vooral in ketenverband worden opgepakt, ondergebracht bij OMWB (asbest) en project Samen Sterk in Buitengebied (groene handhaving). Jaarlijks zal in het uitvoeringsprogramma worden aangegeven op welke wijze de gemeente deze landelijke prioriteiten zal uitvoeren.

6 Strategieën

In dit hoofdstuk worden de strategieën beschreven die de gemeente Geertruidenberg hanteert om te bereiken dat de gestelde doelen en prioriteiten worden nageleefd.

6.1 Strategie vergunningverlening

6.1.1 Landelijke vergunningenstrategie

Op landelijk niveau wordt gewerkt aan een vergunningenstrategie. Conform de Landelijke HandhavingsStrategie moet dit stuk een uniform kader gaan bieden voor instanties die vergunningen opstellen en verlenen. Dit met als doel het creëren van een gelijk speelveld en eenzelfde afwegingskader. Op dit moment is er nog geen concrete planning beschikbaar met betrekking tot het verschijnen van deze strategie. De verwachting is dat bevoegde gezagen ook deze vergunningenstrategie op den duur verplicht zijn te volgen vanuit de kwaliteitscriteria. Net als de landelijke richtlijnen voor actualisatie vergunningen en beginselbereidheid, zie uitwerking hieronder.

A

ctualisatie vergunningen

Het kader voor de uitvoering van de omgevingsvergunning wordt gevormd door Europese, landelijke en lokale wetgeving, regelgeving en beleidsmatige kaders. Wijzigingen in deze kaders, door bijvoorbeeld jurisprudentie of nieuwe inzichten, kan leiden tot de noodzaak om vergunningen activiteit milieu te actualiseren. Deze actualisaties worden aan de hand van een prioriteitstelling uitgevoerd. Bij deze prioriteitstelling wordt rekening gehouden met het doel van de vergunning, de prioriteiten zoals gesteld in dit beleidsplan, de frequentie waarmee de betreffende vergunningen ‘regulier’ geactualiseerd worden, het type inrichting dat geactualiseerd moet worden, de eventuele milieuaspecten en het geografische gebied.

Beginselbereidheid

Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit omgevingsrecht, bijlage 7(wettelijke gronden), zijn meerdere activiteiten inmiddels vergunningsvrij en zijn de (wettelijke) afwijkingsmogelijkheden aanzienlijk verruimd (artikel 4 Bor). In een groot aantal situaties biedt dit soelaas. Desalniettemin wordt in het licht van meer ruimte voor ondernemerschap en een vermindering en vereenvoudiging van regels gestreefd naar meer flexibele en regelarmere bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied worden geactualiseerd en gedigitaliseerd.

Als een aanvraag niet past binnen het van toepassing zijnde bestemmingsplan, wordt de aanvraag in een multidisciplinair overleg (afstemmingsoverleg van Geertruidenberg) besproken en getoetst conform kwaliteitscriteria op de volgende aspecten:

1. Spoedeisendheid

2. Complexiteit

3. Aard van de afwijking

4. Strijdigheid met het ruimtelijke beleidskader (stedenbouwkundige aanvaardbaarheid)

5. Benodigde flexibiliteit

6. Strijdigheid met rijks, provinciale dan wel gemeentelijke verordeningen

7. Overlast voor de omgeving

Bij een positieve uitslag wordt geadviseerd hoe aan de aanvraag verder medewerking kan worden verleend. Dit kan plaatsvinden door aanpassing van het betreffende bestemmingsplan, het toepassen van een uitgebreide afwijkingsprocedure, het toepassen van een wettelijke afwijkingsbevoegdheid voor kruimelgevallen (artikel 4 Bor) en eventueel aanpassing van andere relevante gemeentelijke (beleids)kaders op dit gebied. Indien situaties regelmatig aan de orde komen, worden voor die situaties beleidsregels vastgesteld. In lijn met het landelijke beleid worden (nieuw te formuleren) beleidskaders zo breed mogelijk geformuleerd; Ja, tenzij…

6.1.2 Gemeentelijke vergunningenstrategie

Volgens de procescriteria in de kwaliteitscriteria dient de gemeente Geertruidenberg te handelen op grond van een vergunningenstrategie en objectieve criteria voor het beoordelen en beslissen over een omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen. In deze strategie is vastgelegd welke vormen van vergunningverlening worden onderscheiden en welke werkwijzen bij aanvragen voor vergunningen worden toegepast. Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de werkwijzen (processen) van vergunningverlening volgens een geborgd proces verloopt. Per beleidsveld/activiteit zullen we de vergunningendoelen, indicatoren en strategie weergeven.

Objectieve criteria

De formele juridische basis voor het verlenen van vergunningen is vastgelegd in wetgeving. In deze wetgeving is veelal een bepaalde administratieve etiquette vastgelegd. Zo wordt aan degene die zich, bijvoorbeeld met een aanvraag om vergunning, een brief, een klacht of een verzoek tot de gemeente heeft gewend, een ontvangstbevestiging gegeven. Bijvoorbeeld bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt na ontvangst eerst gekeken of bij de aanvraag alle vereiste bescheiden aanwezig zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. Dit noemt men ook wel de ontvankelijkheidtoets. De minimaal bij een aanvraag in te dienen bescheiden zijn beschreven in Ministeriele regeling Omgevingsrecht ( Mor). Een aanvraag om vergunning wordt getoetst aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, deze is van zowel van juridische als van technische aard zijn. De juridische toets betreft veelal de administratieve kant van wetgeving, verordeningen en beleidsdocumenten, terwijl de technische toets veelal betrekking heeft op bij de desbetreffende wet- en regelgeving aangegeven technische voorschriften. Het toets-/afwegingskader van de wet- en regelgeving is soms beperkt, zo zal indien de aanvraag om vergunning voldoet aan de gegeven bepalingen en voorschriften, de vergunning verleend moeten worden. Er is hier dan sprake van een zogenaamde gebonden beschikking. Maar het kan ook voorkomen dat een aanvraag niet in overeenstemming is met de desbetreffende wet- en regelgeving en/of beleid, dan is er vaak toch nog een afwijking mogelijk. Voor een dergelijke afwijking zal, veelal op basis van beleid, een belangenafweging plaatsvinden waarbij gekeken wordt naar de feitelijke en juridische gevolgen ervan, zowel voor de aanvrager als derden belanghebbenden. Bij het afwegen van belangen dienen altijd de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen te worden. Hierover is veel jurisprudentie ontwikkeld. Een beschikking op een dergelijke aanvraag om vergunning moet dan ook altijd juridisch goed zijn geredigeerd en gemotiveerd.

Het behandelen van aanvragen om, en het verlenen van vergunningen op grond van de Wabo is een kernactiviteit van de gemeente. De beslissing op de aanvraag om reguliere vergunning is gebonden aan de in de Wabo gegeven termijn van 8 weken. Als er niet binnen deze termijn wordt beslist op een aanvraag dan is de vergunning van rechtswege verleend. Dit geldt niet voor de vergunning waar een uitgebreide procedure op van toepassing is. Hier geldt een termijn van orde. Doelstelling is om de vergunning binnen 26 weken te verlenen, echter na verstrijken van deze termijn, ontstaat er nooit een van rechtswege verleende vergunning. Wel is hier de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen van toepassing, hetgeen betekent dat de aanvrager een aanspraak op een dwangsom kan maken.

In de Wabo is tevens bepaald wanneer een omgevingsvergunning moet worden geweigerd. Een omgevingsvergunning wordt op grond van de Wabo getoetst aan: het bestemmingsplan, de welstandscriteria zoals deze door een gemeente zijn vastgesteld (Welstandsnota), het Bouwbesluit, de Erfgoedwet/Monumentenwet, de gemeentelijke Erfgoedverordening, de gemeentelijke Bouwverordening, de gemeentelijke Exploitatieverordening (exploitatie van gronden) et cetera.

Indien een omgevingsvergunningaanvraag o.a. niet past binnen de voorschriften van een bestemmingsplan wordt de aanvraag op grond van de Wabo tevens geacht een verzoek om het afwijken van die voorschriften in te houden. Pas wanneer een aanvraag voldoet aan alle daaraan te stellen eisen, op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, dan moet de gevraagde omgevingsvergunning worden verleend. Volledige toetsing van alle bouwplannen op alle onderdelen van het Bouwbesluit zou een veelvoud aan menskracht vragen ten opzichte van de huidige bezetting. Om deze reden wordt er een risicoanalyse gemaakt welke de basis vormt voor de diepte van de toets.

Vormen van vergunningverlening

De volgende vormen van vergunningverlening worden onderscheiden:

• Reguliere procedure (8 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken);

• Uitgebreide procedure (26 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken);

• Gefaseerde aanvraag (eerste fase en tweede fase (verschillende termijncombinaties mogelijk));

• Aanvraag van deelactiviteiten (langste termijn van ieder van de deelactiviteiten);

• Opleggen van maatwerkvoorschriften (milieu) of nadere voorwaarden (brandveilig gebruik).

Indien een initiatief niet wordt gerealiseerd terwijl deze wel vergund c.q. gemeld is, wordt een verzoek tot intrekking verstuurd. Deze afweging wordt jaarlijks uitgevoerd. Dit om te voorkomen dat activiteiten gerealiseerd worden volgens verouderde normen in wetgeving.

Basiswerkwijze

Ons hoofdproces voor het besluiten op een vergunningaanvraag en het beoordelen van een melding volgt de wettelijke reguliere of uitgebreide procedure zoals vastgelegd in de Awb en de Wabo. Een samenvatting van het Wabo-werkproces is als volgt:

Vooroverleg:

Voordat een initiatiefnemer een vergunningsaanvraag doet, kan hij bij de gemeente een vooroverleg vragen. Op de website van de gemeente wordt helder beschreven dat een vooroverlegplan vooral bedoeld is voor ingewikkelde aanvragen of als bepaalde dingen onduidelijk zijn. Wij bekijken samen met de initiatiefnemer of het plan haalbaar is en of het zin heeft een omgevingsvergunning aan te vragen. Ook kan uit het vooroverleg naar voor komen dat het initiatief vergunningsvrij is. De aanvraag wordt ingediend via het omgevingsloket waarna de aanvraag wordt gepubliceerd op zoek.officielebekendmakingen.nl. De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van onder meer het bestemmingsplan, de Welstandnota en eventueel de technische eisen uit het Bouwbesluit.

1. Inboeken, registreren en eventueel digitaliseren van de aanvraag registeren aanvraag in backoffice applicatie;

2. Sturen ontvangstbevestiging;

3. Casemanager omgevingsvergunning bepaalt:

a. Bevoegd gezag;

b. Uitgebreide of reguliere procedure;

c. Meervoudige of enkelvoudige aanvraag;

d. Publiceren aanvragen en (concept)beschikkingen;

e. Overzicht bewaken over lopende procedures en de voortgang.

4. De casemanager is verantwoordelijk voor het afhandelen van de aanvraag:

a. Toets volledigheid en ontvankelijkheid;

b. (Vak)inhoudelijke toets aan alle relevante beoordelingskaders;

c. Uitzetten bij interne- en externe adviseurs;

d. Bewaken van de termijn;

e. Aanspreekpunt voor de aanvrager en informeren aanvrager;

f. Opstellen (concept)beschikking;

g. Bepaald of een locatiebezoek wenselijk is.

5. Archiveren beschikkingen op termijn alleen digitaal;

6. Mogelijk bezwaar, beroep en hoger beroep, eventueel gecombineerd met een voorlopige voorziening.

De basiswerkwijze voor het verlenen van een omgevingsvergunning is vastgelegd in de backofficeapplicatie (Squit2020), waarbij de processtappen worden doorlopen en wordt aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is.

Bibob toets wordt gedaan op basis van het bibob beleid. In het beleid zijn categorieën aangegeven wanneer een bibob toets gedaan wordt. De stukken worden door de casemanager als aanvulling op de aanvraag opgevraagd. De gegevens worden door de casemanager in ontvangst genomen en ter beoordeling uitgezet bij bibob contactpersoon. De gegevens worden door de bibob contactpersoon verder behandeld. Een terugkoppeling na de toetsing wordt aan de casemanager gegeven. Het vervolg is afhankelijk van de inhoudelijke toetsing van de stukken.

6.1.3 Toetsniveaus

Op basis van de uitkomsten van de risicoanalyses wordt er aan elke functie per toetsschema een toetsniveau gekoppeld. Afhankelijk van de score worden de thema’s bij de ene omgevingsvergunningaanvraag bouwen minder diep getoetst dan bij een andere. Dit is een geaccepteerde praktijk bij het uitvoeren van de bouwbesluittoets (dus niet voor ruimtelijke ordening en milieu). Het is voor een gemeente ondoenlijk om elke aanvraag volledig te controleren en te toetsen. In het kader van het efficiënt inzetten van de beperkt beschikbare middelen is het dus een goede gewoonte om op basis van tevoren ingeschatte risico’s voor een bepaalde ‘diepte’ van de toets te kiezen. We onderscheiden dan ook 5 toetsniveaus:

Toetsniveau

0: Niet beoordelen

1: Sneltoets: Is het betreffende onderdeel aangegeven op de stukken (tekeningen, rapporten en andere documenten) behorende bij de bouwvergunningaanvraag.

2: Visuele toets: Is het betreffende onderdeel aangegeven op de stukken. Zijn tevens de uitgangspunten vermeld. Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten juist zijn en of de eventuele uitkomsten aannemelijk zijn. Wordt er bijvoorbeeld verwezen naar een norm of richtlijn.

3: Representatieve toets: Controle van de belangrijkste onderdelen. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten op de stukken juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. De belangrijkste berekeningen worden gecontroleerd dan wel nagerekend.

4: Integraal toetsen: Alles controleren. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten op de stukken juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd/nagerekend

Bouwen (niveau 2, 3 en 4)

Om de veiligheid te borgen worden alle bouwaanvragen getoetst aan het Bouwbesluit. Hiervoor wordt een vastgesteld toetsprotocol gebruikt die het mogelijk maakt om bouwplannen relatief eenvoudig, eenduidig en op een vastgesteld adequaat kwaliteitsniveau te toetsen aan het Bouwbesluit. In het toetsprotocol is bepaald met welke diepgang de verschillende type bouwaanvragen aan het Bouwbesluit worden getoetst en door wie de toets moet worden uitgevoerd. Daarbij wordt te allen tijde het voorgeschreven minimale en daarmee nog verantwoorde toetsniveau aangehouden. Bij gecertificeerde bouwaanvragen toetsen wij de geldigheid van het certificaat van de aanvrager. Hierbij toetsen wij in ieder geval op datum certificaat en wij toetsen of de aanvraag binnen het toepassingsgebied van het certificaat past. De uitvoering van de hierboven omschreven toetsen zijn geborgd in het vergunningverleningsproces.

Slopen (niveau 2)

“Artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) stelt dat het verboden is zonder een omgevingsvergunning het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald. Vervolgens stelt artikel 2.16: de omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.”

Voor slopen geldt bij karakteristieke objecten (volgens het bestemmingsplan) een vergunningplicht. Voor overige objecten geldt een meldingsplicht. De sloopmelding wordt op diverse thema’s uitvoerig beoordeeld. Het betreft de thema’s omgeving, bodem, asbest, milieugevaarlijke stoffen en sloopafval. De toetsresultaten ten aanzien van deze thema’s zullen waar nodig moeten worden vertaald naar nadere voorwaarden in de vergunning of aan de melding. Toetsing voor sloopmelding (bedrijfsmatig), onderdeel asbest, wordt gedaan door de OMWB.

Brandveilig gebruik van gebouwen (niveau 3)

“Artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) stelt dat het verboden is zonder een omgevingsvergunning een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken met het oog op de brandveiligheid. Dit wordt verder uitgewerkt in art. 2.2 van het Besluit Omgevingsrecht. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd zo stelt artikel 2.13 als de brandveiligheid voor het voorziene gebruik niet voldoende is verzekerd. Tevens stelt de Wabo, in het verlengde van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit), dat in sommige gevallen geen vergunning nodig is, maar kan ook gelijktijdig met een aanvraag voor een andere activiteit een melding met het oog op brandveiligheid moet worden gedaan. Een dergelijke melding kan overigens ook geheel los van een aanvraag voor een omgevingsvergunning worden gedaan.”

Het toetsen van aanvragen omgevingsvergunning voor gebouwen in relatie tot brandveiligheid geschiedt aan de hand van een toetsprotocol. In 2015 is er met de veiligheidsregio een basistakenpakket (zie bijlage 8) afgesproken waarin de taken staan beschreven die zij voor iedere gemeenten in de veiligheidsregio uitvoeren.

Monumenten (niveau 2 en 3)

“Artikel 2.1. en 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) stellen dat het verboden is zonder een omgevingsvergunning een monument te slopen, te verstoren, te herstellen of te (laten) gebruiken waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd als de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met de monumentenzorg.”

De omgevingsvergunning voor monumenten (wijziging) vergt bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed. Naast de gebruikelijke beoordeling van de aanvraag via de (gemeentelijke) adviescommissie/Commissie ruimtelijke kwaliteit ligt het voor de hand dat bij de toetsing van aanvragen voor een vergunningen voor monumenten wordt aangesloten bij de toetsingsstrategie voor omgevingsvergunningen activiteit bouwen. Immers, voor vrijwel alle veranderingen aan een monument is ook een omgevingsvergunning vereist. Door de intensiteit van toetsing en toezicht te vergroten als het een monument betreft kan een afdoende waarborg tegen vernietiging van monumentale waarden worden verkregen.

Milieu

De vergunningen worden voor gemeente Geertruidenberg afgehandeld door de OMWB. Om een gelijk speelveld te creëren en eenduidig te zijn richting burgers en bedrijven sluiten we aan bij de gezamenlijk opgestelde strategie zoals vastgesteld door alle deelnemers.

RO

Wanneer een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt ingediend die in strijd is met de bepalingen van een bestemmingsplan, dan is de gemeente op basis van artikel 2.10 van de Wabo verplicht te onderzoeken of afwijking van de bestemmingsplanbepalingen mogelijk is.

Als eerst moet worden bekeken of er in het vigerende bestemmingsplan een mogelijkheid tot afwijken is opgenomen. De zogenaamde binnenplanse afwijkingen. (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 1 Wabo)

Wanneer het bestemmingsplan geen mogelijkheid biedt kan worden gekeken of de afwijking is opgenomen in de lijst met aangewezen gevallen, zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo. Deze lijst is opgenomen in bijlage II artikel 4 Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit worden vaak de zogenaamde ‘kruimelgevallen’ genoemd en biedt procedureel voordeel voor de initiatiefnemer. In het vastgestelde ‘Afwijkingenbeleid 2016’ is verwoord wanneer het wenselijk is om medewerking te verlenen aan een dergelijke afwijking. Het beleid biedt een afwegingskader op basis van objectieve criteria.

In andere gevallen is een buitenplanse afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 van de Wabo mogelijk. Hierbij ontbreekt het voor de initiatiefnemer aan het procedurele voordeel.

In de laatste twee gevallen vormt een goede ruimtelijke ordening het belangrijkste afwegingskader om wel of geen medewerking te verlenen aan de verzochte afwijking. Medewerking blijft een bestuurlijke afweging en is dan ook geen verplichting. Met het ‘Afwijkingenbeleid 2016’ is wel getracht om meer duidelijkheid te scheppen richting initiatiefnemers. Wanneer een afwijkingsverzoek past binnen de geschetste kaders uit dit beleid mag verwacht worden dat medewerking aan de afwijking wordt verleend.

De algemene criteria voor activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan zijn:

a) ruimtelijke overwegingen (o.a. ruimtelijke samenhang, stedenbouwkundige context, precedentwerking);

b) functionele aspecten (o.a. verkeer, parkeren, bezonning, brandveiligheid);

c) milieu-aspecten (o.a. duurzaamheid, geluid, flora en fauna);

d) beleidsmatige aspecten (o.a. landelijk beleid, provinciaal beleid, woonvisies)

e) financiële componenten (o.a. planschade, exploitatieplan, kostenposten).

Het beoordelen en beslissen over een vergunning of het afhandelen van een melding verloopt via een (digitaal) werkproces. In dit proces zijn alle benodigde toetsen die door de vergunningverlener dan wel interne of externe deskundigen en/of andere bevoegde gezagen moeten worden uitgevoerd of ter advisering moeten worden voorgelegd geborgd. Afhandeling van de aanvraag gebeurt minimaal binnen de daarvoor wettelijk vastgestelde termijn. Waar mogelijk wordt eerder besloten. Door de optimalisatie van onze processen wordt dit ook in veel gevallen mogelijk.

Het bevoegd gezag moet beschikken over:

1. bestemmingsplanbeleid;

2. afwijkings- en wijzigingsbeleid;

3. beleid buitenplanse afwijkingsbevoegdheden.

Uitwerking:

Ad. 1. Bestemmingsplanbeleid

b. Bestemmingsplannen worden binnen de gemeente integraal ontwikkeld. Voor de bestemmingsplannen wordt één systematiek gehanteerd.

c. Bestemmingsplannen worden getoetst op handhaafbaarheid.

d. Het gehele grondgebied van de gemeente is belegd met bestemmingsplannen.

Ad. 2. Afwijkings- en wijzigingsbeleid

In de regels van bestemmingsplannen zijn criteria opgenomen voor de toepassing van de in een plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden. In de toelichting en/of regels van bestemmingsplannen wordt opgenomen wanneer gebruik kan worden gemaakt van afwijkingsbevoegdheden.

Ad. 3. Beleid buitenplanse afwijkingsbevoegdheden

De gemeente Geertruidenberg heeft beleidsregels (AFWIJKINGENBELEID 2016) voor de meest genoemde gevallen van de in artikel 4 Bijlage II Besluit omgevingsrecht Bor genoemde gevallen. Hiermee kan bekeken worden in welke gevallen het verlenen van een omgevingsvergunning op basis van de ‘kruimelgevallenregeling’ wenselijk is.

APV en Bijzondere Wetten

De vergunningaanvragen op het gebied van APV en Bijzondere Wetten worden getoetst aan de relevante landelijke wet- en regelgeving en aan de lokale regelgeving en lokale beleidskaders.

6.1.4 Vergunningenstrategie per beleidsveld

Doelstellingen vergunningverlening per beleidsveld uitgewerkt:

*

6.2 Strategie handhaving

In hoeverre de gestelde regels ook daadwerkelijk worden nageleefd, wordt bepaald door een groot aantal factoren. Dit varieert van kennis van de regels, via het nut en de noodzaak er van inzien, tot het bewust overtreden er van. Een aantal van deze factoren is te beïnvloeden door consequent te handhaven in de meest brede zin van het woord. Alle activiteiten die erop gericht zijn om er voor te zorgen dat regels worden nageleefd, worden samengevat in een naleefstrategie. De naleefstrategie richt zich enerzijds op het stimuleren van de naleving en anderzijds op het reduceren van de risico’s die kunnen voortkomen uit het niet naleven van de voorschriften. Een naleefstrategie bestaat uit vier aparte strategieën: een preventiestrategie en een landelijke handhavingstrategie, bestaand uit een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie. Deze strategieën zullen in de navolgende paragrafen worden beschreven. Vervolgens beschrijven we de doelen die we willen bereiken en de strategieën zoals we die daartoe inzetten

6.2.1 Landelijke handhavingsstrategie

De Landelijke Handhavingstrategie (LHS) is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat alle bevoegde overheden en handhavingsinstanties kunnen volgen, om zo passend in te grijpen bij bevindingen die gedaan zijn tijdens toezicht. Toepassing van de LHS leidt tot afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen. Op 4 juni 2014 omarmden de bevoegde overheden en handhavinginstanties in Nederland de LHS. Daarbij grijpen zij passend en uniform in bij bevindingen die gedaan zijn tijdens toezicht. Dit zorgt voor een gelijk speelveld.

6.2.2 Gemeentelijke handhavingsstrategie

De LHS is het uitgangspunt voor de werkwijze van de gemeente Geertruidenberg en vastgesteld door de gemeente in november 2015 (zie bijlage 5).

Beleid voor toezicht en handhaving wordt niet zomaar opgesteld. Het dient een aantal doelen:

1. Als overheid zijn we verantwoordelijk voor het stellen van regels. Handhaving is inherent aan het  bestaan van deze regels. Naleving is helaas geen vanzelfsprekendheid. Niet of onvoldoende handhaven leidt dus impliciet tot het toestaan van deze overtredingen. Wettelijke normen worden ten behoeve van bepaalde doelstellingen vastgesteld om:

- Belangen te beschermen (veiligheid)

- De samenleving te ordenen (ruimtelijke ordening)

- Gedragsveranderingen te weeg te brengen (terugdringen overlast)

Door een sluitend handhavingsbeleid zorgen we er als gemeente voor dat we serieus werk maken van de handhaving van de regels die we stellen.

2. Bescherming van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van burgers en bedrijven. Willekeur wordt voorkomen en zij die zich wel aan de regels houden moeten er op kunnen vertrouwen dat dit voor  anderen ook geldt en dat tegen overtredingen op wordt getreden.

3. Door beleid op te stellen wordt er voldaan aan de wettelijke plicht die we als gemeente hebben. Daarnaast draagt het hebben van beleid bij aan de rechtmatigheid van het genomen besluit.

4. Tenslotte draagt het hebben van beleid bij aan het creëren van extern draagvlak voor de handhaving.

De nalevingsstrategie vormt samen met andere elementen zoals de probleemanalyse en de prioriteitenstelling een wezenlijk onderdeel van het handhavingsbeleid met betrekking tot de fysieke leefomgeving. De strategie geeft inzicht hoe het betreffende bestuursorgaan invulling geeft in haar streven om normconform gedrag (naleven van het gestelde bij of krachtens de Wabo) te bewerkstelligen.

Preventiestrategie

Voor het grootste gedeelte van de mensen zal het enkele feit met het bekend zijn met een regel al betekenen dat zij zich confirmeren aan deze regel. Echter een kleinere groep, zal toch bewust vanuit eigen gewin op grond van diverse aspecten (bijvoorbeeld detectiekans en sanctie-ernst) een afweging maken of overtreding loont. Op deze groep zijn de “dimensies van spontane naleving” minder van invloed en komt er meer gewicht toe aan de “handhavingsdimensies”.

De preventiestrategie richt zich hoofdzakelijk op de onderste lagen (onbewust overtreden en spontaan en bewust naleven) uit de nalevingpiramide. Deze groep staat het meeste open voor preventieve beïnvloeding. Toch zal de preventieve inzet ook –zij het in mindere mate- van invloed zijn op groepen hoger in de nalevingpiramide. Door voorlichting over de sanctie-ernst en geavanceerde toezichtmethoden, kan deze doelgroep mogelijk ook op andere gedachten worden gebracht. Een kleine, selecte groep (top van de piramide: bewust en structureel) zal alleen door strafrechtelijk optreden op andere gedachten gebracht kunnen worden. In de sanctiestrategie wordt op dit gedragsaspect uitdrukkelijk gestuurd.

Het primaire doel van een preventiestrategie is om de spontane naleving van wet- en regelgeving te vergroten. Naleving van regelgeving is helaas niet vanzelfsprekend. Door de inzet van communicatiemiddelen (voorlichting) en ondersteunend optreden (vooroverleg) wordt het gedrag op een positieve manier beïnvloed. De gemeente Geertruidenberg onderzoekt middels de Tafel van Elf welke invulling te geven aan het aspect ‘ondersteuning en communicatie’. Daarnaast kunnen zij ook op andere wijze invulling geven aan de preventiestrategie.

De gemeente Geertruidenberg wil de spontane naleving van regels vergroten door:

• goede communicatie vanuit de gemeente over de regels, zodat de doelgroep hiermee bekend is;

• acceptatie van regels: onbekende, onzinnige en onbegrijpelijke regels kunnen niet worden  nageleefd;

• actief contact vanuit de gemeente en de aanvrager ondersteunen bij zijn aanvraag;

• de pakkans vergroten door regelmatig toezicht te houden. De burger en bedrijven verwachten toezicht. Daardoor zullen zij zich eerder aan de regels houden.

afbeelding binnen de regeling

Sanctiestrategie

Als vanuit het toezicht overtredingen worden geconstateerd wordt hieraan vervolg gegeven. Maatgevend hierbij is de LHS. De interventiematrix uit de LHS wordt toegepast om tot een passende strategie te komen per overtreding. Bij het bepalen van een strategie bij een overtreding, is het belangrijk dat zowel de (mogelijke) gevolgen van de overtreding en het gedrag van de overtreder worden bepaald. Dit dient ook te worden verantwoord in SquitXO/Squit2020 bij het uitwerken van de uitgevoerde controle. In de bijlage 5 is de deze interventiematrix opgenomen en de genoemde werkwijze hoe deze interventiematrix toegepast dient te worden.

Het is van belang om op te merken dat er zich situaties voor doen waarbij de gemeentelijke organisatie zelf zowel het uitvoerende als toezichthoudende orgaan is. Ook komt het voor dat een collega-overheid de vergunninghouder is. Aangezien de gemeente Geertruidenberg een voorbeeldfunctie heeft naar haar burgers en bedrijven toe, wordt er extra kritisch naar eventuele overtredingen gekeken. Daarbij speelt ook dat een bestuursorgaan niet snel geneigd is om bestuurlijke maatregelen tegen zichzelf te nemen.

Voor de op te leggen sancties heeft gemeente Geertruidenberg een richtlijn dwang-sombedragen en termijnen opgesteld als onderdeel van de sanctiestrategie (bijlage 7 sanctiebeleid). Deze dwangsombedragen en termijnen sluiten aan op de interventiematrix van de LHS. De vaststelling van de hoogte van de dwangsom wordt afhankelijk gesteld van de gepositioneerde bevinding in de interventiematrix volgens de LHS. In het sanctiebeleid wordt omschreven hoe de vaststelling van de hoogte dwangsom gebeurd. Het sanctiebeleid zal in 2017 worden aangepast, waarbij de hoogte van de dwangsommen aansluit bij de handelswijze van de LHS.

Gedoogstrategie

Handhaven kan niet zonder gedogen. De gemeente gedoogt overtredingen binnen de kaders van het in dit beleidsdocument uitgeschreven gedoogbeleid. De eerste stap binnen het gedoogbeleid is het bezien of de overtreding legaliseerbaar is. Van legalisatie is sprake als de vergunningsaanvraag voldoet aan bepaalde voorwaarden. Binnen een half jaar moet er zicht zijn op legalisatie. Wanneer er niet gedoogd kan worden zal dit duidelijk worden aangegeven en wordt er op didactische wijze gestraft.

Enkel in de volgende situaties kan sprake zijn van aanvaardbaar gedogen:

• het handhaven zou leiden tot aperte onbillijkheden, zoals overmachts- en overgangssituaties;

• het achterliggende belang is evident beter gediend met gedogen;

• een zwaarder wegend belang rechtvaardigt gedogen.

Gedogen is weliswaar een bevoegdheid van het college, maar zeker geen verplichting. Per geval moet aan de bovenstaande criteria getoetst worden. De hoofdregel van de gemeente Geertruidenberg blijft dat er in beginsel niet gedoogd wordt. Naast de hierboven genoemde inhoudelijke criteria zijn er ook nog procedurele criteria waaraan moet worden voldaan in het geval er gedoogd wordt:

• gedogen dient schriftelijk en uitdrukkelijk te gebeuren;

• gedogen moet zoveel mogelijk worden beperkt in omvang en/of in tijd;

• er moet sprake zijn van een zorgvuldige kenbare belangenafweging (inspraak, publicatie, vermelding van rechtsmiddelen);

• gedogen dient aan controle te zijn onderworpen.

De gemeente Geertruidenberg onderschrijft bovenstaande procedurele uitgangspunten indien er gedoogd wordt. De gemeente Geertruidenberg gedoogt daarmee in geen geval impliciet. Wel stelt de gemeente Geertruidenberg prioriteiten bij het optreden tegen geconstateerde overtredingen. Dit betekent niet dat er tegen overtredingen met een lage prioriteit niet wordt opgetreden, maar dat gebeurt mogelijk op een later moment. Indien een gedoogbeschikking niet wordt nageleefd, zal handhaving plaatsvinden volgens de sanctiestrategie.

6.2.3 Toezichtstrategie

Met het houden van toezicht geef je als overheid je betrokkenheid aan. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de naleving van wet- en regelgeving met als doel nadelige effecten ten aanzien van onder andere het milieu, de fysieke veiligheid en het maatschappelijk welbevinden te voorkomen. De gemeente bevordert dit door zichtbaar aanwezig te zijn en te toetsen of de vergunninghouder deze verantwoordelijkheid ook neemt. Waar kennis blijkt te ontbreken bij de vergunninghouder, kan de toezichthouder de vergunninghouder op dat moment of kort daarna voorlichting geven met als doel naleving te bevorderen.

Voor de toezichtstrategie geldt een eigen prioriteitstelling. Gemeente Geertruidenberg hanteert het landelijk toezichtsprotocol.

Toezicht maakt gebruik van de volgende instrumenten:

Controlerondes: In één controleronde worden meerdere handhavingstaken meegenomen. Naast individuele controles kunnen er ook teamcontroles worden uitgevoerd. Deze controles zijn meer gericht op de inhoud. Daarnaast worden standaard controles uitgevoerd op bepaalde risicogebieden. Door jaarlijkse actualisering kunnen telkens nieuwe aandachtsgebieden voor controle aangewezen worden.

Specifieke controles: Gericht op een specifiek gebouw, bedrijf, branche, terrein of object.

Klachten, meldingen en incidenten: De gemeente voert 100% toezicht uit op binnengekomen klachten, meldingen en incidenten. Binnenkomende klachten worden opgepakt en geregistreerd, waarna controlerondes of specifieke controles uitgevoerd worden. Op gebied van milieu worden deze doorgestuurd naar de OMWB.

Acties: Acties zijn projectmatige, themagerichte controles. Daarbij wordt een specifieke doelgroep gecontroleerd op specifieke onderdelen. Vaak is een actueel probleem de aanleiding. Acties worden waar mogelijk samen met de handhavingspartners uitgevoerd.

Hulpmiddelen: (I-pad) De I-pad (met toegang tot de digitale toezichtstool die onderdeel uitmaakt van squit2020 heeft de toezichthouder checklists die die hij op locatie kan invullen. Alle gegevens worden geregistreerd en het programma maakt zelf een rapportage. De I-pads zijn voorzien van een fotocamera.

6.2.4 Handhavingsstrategie per beleidsveld

De belangrijkste doelstelling die de gemeente wil bereiken met het handhavingsbeleid is het bewerkstelligen van een beter naleefgedrag en daarmee leveren van een bijdrage aan de achterliggende doelstellingen die met de wetten en de regels worden beoogd.

Onderstaande handhavingsdoelstellingen per activiteit geven hier specifieker invulling aan.

Doelstellingen handhaving per beleidsveld uitgewerkt:

  • Beleidsveld

    Doel (gekoppelde doelstelling)

    Indicator

    Strategie/Instrument

    Bouwen

    Waarborgen van een veilige en gezonde bebouwde omgeving (hoge uitvoeringskwaliteit)

    Aantal geconstateerde woningen die onterecht zonder vergunning zijn gerealiseerd/aangepast en/of waarin niet toegestaan gebruik plaatsvindt

    Toezicht op aspecten uit bouwbesluit (niet zijnde brandveiligheid) bij bouw en verbouw van gebouwen

    Slopen

    Bevorderen juiste uitvoering sloopwerkzaamheden voor een veilig en gezond leefklimaat (vraaggerichte dienstverlening)

    Aantal constateringen en klachten over sloopwerkzaamheden

    Toezicht en handhaving wordt uitgevoerd door de OMWB indien het gaat om asbest. Overige zaken worden door de gemeente zelf uitgevoerd. . Gemeente Geertruidenberg sluit aan bij de strategie en instrumenten van de OMWB.

    Brandveilig gebruik van gebouwen

    Kwalitatief juiste toezicht en handhaving uitvoeren zodat de gewenste gebruiksveiligheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. (vergunningverlening en handhavingsprocessen lean ingericht en resultaatgerichte samenwerking)

    Percentage van de 1e controles op brandveiligheid waarbij een of meerdere voorschriften ten aanzien van brandveiligheid overtreden worden

    Toezicht en handhaving wordt uitgevoerd door de Veiligheidsregio. Gemeente Geertruidenberg sluit aan bij de strategie en instrumenten die de Veiligheidsregio hiervoor hebben bepaald.

    Erfgoed

    Voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed(vraaggerichte dienstverlening, resultaatgerichte samenwerking)

    Aantal constateringen en klachten over schade berokkend aan monumenten of cultuurhistorisch erfgoed

    Toezicht in cultuurhistorische erfgoedrijke gebieden en wat betreft monumenten en beeldbepalende zaken

    Inhuur expertise in samenwerking met gekwalificeerde partner.

    Milieu

    Het bevorderen van naleving van de gestelde voorschriften door middel van controles

    (vergunningverlening en handhavingsprocessen lean ingericht en resultaatgerichte samenwerking)

    Aantal controles leiden tot hercontroles en/of bestuursrechtelijk optreden

     

    RO Ruimtelijke ordening

    De handhaving van de ruimtelijke regelgeving op een adequaat niveau brengen zodat alle geconstateerde afwijkingen van het bestemmingsplan zo snel mogelijk aangepakt worden (transparante bestuurscultuur en hoge uitvoeringskwaliteit)

    Aantal illegaal in gebruik zijnde panden en gronden in het buitengebied en industriegebied

    Analyse van luchtfoto's om illegale bouw te signaleren

    Controle van toezichthouders

    APV en Bijzondere Wetten

    Onveilige situaties en situaties die de openbare orde verstoren voorkomen en/of beperken(vraaggerichte dienstverlening en hoge uitvoeringskwaliteit)

    Aantal overtredingen, klachten (bv geluidsoverlast) en door toezichthouders benoemde structurele conflictsituaties

    Vrije veld toezicht en toezicht en handhaving als gevolg van klachten en signalen

Voor een deel komen de doelstellingen overeen met die van vergunningverlening omdat ze het doel of de kwaliteit beschrijven van het VTH-proces als geheel. Ook hier geldt dus dat, net als bij de doelstellingen voor vergunningverlening, de doelstellingen toezicht en handhaving tezamen ook de set voor output- en outcome criteria vormen. Bij de doelstellingen is weergegeven waar deze betrekking op hebben (zie hoofdstuk 3):

• transparante bestuurscultuur (1),

• resultaatgerichte samenwerking (2),

• processen ‘lean’ (3),

• dienstverlening (4),

• uitvoeringskwaliteit van diensten (5)

• financiën (6).

Dit zijn ook de thema’s waar het college volgens de verordening VTH kwaliteit ten minste doelstellingen op zou moeten formuleren.

7 Afkortingenlijst

APV Algemene Plaatselijke Verordening

Boa Buitengewoon opsporingsambtenaar

Bor Besluit omgevingsrecht

BZV Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

BRZO-omgevingsdiensten Besluit risico’s zware ongevallen

College College van burgemeester en wethouders

IPO Interprovinciaal Overleg

Mor Ministeriële regeling omgevingsrecht

OMWB Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

RIEC Regionaal Informatie en Expertisecentrum

SSiB Samen Sterk in Brabant

VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten

VTH Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Vvgb Verklaring van geen bedenkingen

Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet Bibob Wet Bevordering integriteit beoordelingen door het openbaar bestuur

WRGT Wet Revitalisering Generiek Toezicht

Bijlage 1 Overzicht samenwerkingsverbanden en overkoepelende organisaties

Bijlage 2 BIG 8 overzichtsschema gemeente Geertruidenberg

Bijlage 3 Gehanteerde systematiek risicoanalyse

Bijlage 4 Risico analyse handhaving gemeente Geertruidenberg

Bijlage 5 Landelijke Handhavingsstrategie

Bijlage 6 Sanctiestrategie

Bijlage 7 Wettelijke grondslagen

Bijlage 8 basistakenpakket veiligheidsregio

Bijlage 1 Overzicht samenwerkingsverbanden en overkoepelde overlegvormen

  • Samenwerkingsverbanden en overkoepelende overlegvormen

    Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

    toezicht brandveiligheid

     

    advies vergunningverlening

    Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

    basistaken vergunningverlening Wabo milieu

     

    basistaken toezicht Wabo milieu

     

    advies milieu

     

    milieuklachtenlijn

    Horecapool De Baronie

    Bijzondere opsporingsambtenaren Horeca

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Voor alle gemeenten voert de VRMWB de reguliere risicobeheersingstaken uit. Hiermee worden risicovolle situaties voorkomen en worden maatregelen genomen om de veiligheid te verbeteren. Daarmee is de VRMWB vooral een ketenpartner. Binnen het palet aan basistaken maken zij onderscheid in reguliere adviesproducten en –diensten en programmatische adviesproducten en –diensten. De reguliere adviesproducten omvatten de in basis ‘traditionele’ adviesproducten in het kader van ruimtelijke ordening of VTH-processen op aandachtsvelden bouw, brandveilig gebruik, toezicht en evenementenadvisering.

Op 29 januari 2015 heeft het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant ingestemd met het Basistakenpakket Brandweerzorg Risicobeheersing 2.0. Dit vormt een belangrijke uitwerking van de strategische visie op de taakuitvoering door de Sector Risicobeheersing van Brandweer Midden- en West-Brabant, zoals verwoord in het uitvoeringsprogramma Risicobeheersing 2.0. Het Basistakenpakket bestaat uit voor de brandweer specifiek in de Wet Veiligheidsregio’s genoemde taken en taken waarbij de brandweer de gemeente ondersteunt bij het uitvoeren van brandveiligheid gerelateerde wetten en regelingen. Het Basistakenpakket heeft tot doel overal dezelfde, gelijkwaardige brandweerzorg binnen de regio te kunnen bieden. Het basistakenpakket bestaat uit 15 taken en is gebaseerd op het Regionaal (Brand)Risicoprofiel.

Voor de overige taken worden afzonderlijke afspraken gemaakt voor de ondersteuning van de brandveiligheidstaken bij gebouwen. De VRMWB is bij deze projecten de adviseur van de gemeente en heeft geen mandaat voor vergunningverlening of handhaving. Dit blijft de gemeente zelf doen.

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

De gemeenten in de regio Midden- en West-Brabant, de provincie en het Waterschap Brabantse Delta werken samen in de uitvoeringsdienst OMWB. De OMWB voert onder andere VTH-taken uit voortvloeiend uit de Wabo en vooral Wet Milieubeheer en specialistische adviestaken op het gebied van bodem, geluid, energie en externe veiligheid. Gemeenten zijn verplicht om de zogenoemde basistaken bij de uitvoeringsdienst onder te brengen. De gemeente Geertruidenberg heeft de volgende taken ondergebracht bij de OMWB:…

Bijlage 2 BIG 8 overzichtsschema gemeente Geertruidenberg

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Gehanteerde systematiek risicoanalyse

Voor het opstellen van de risicoanalyse, is er gebruik gemaakt van het model van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze formule is een internationaal geaccepteerde en veel gebruikte methode om een adequate inschatting te kunnen maken van de benodigde prioriteit van (onder andere) handhavingstaken.

• Deze risicoanalyse is een instrument voor het beleidsmatig vaststellen van prioriteiten.

• De matrix helpt bij het rationaliseren van de keuze, maar blijft subjectief.

• De matrix doet niks meer of minder dan vaststellen van een rangorde binnen de verschillende handhavingthema’s.

Er moet wel rekening gehouden worden met het feit dat de uitkomst subjectief zijn. De uitkomsten van de risicomatrix zijn immers het gevolg van de eigen keuze van de deelnemers. De matrix is niet exact en vertelt de gemeente ook niet wat zij moet handhaven, maar kan wel helpen in de keuze die er gemaakt gaat worden. Een lage prioriteit betekent niet dat het bestuursorgaan aan het beleidsveld niets doet.

Risico

Deze risicoanalyse gaat uit van: risico is negatief effect maal de kans dat het effect zich zal voordoen:

r = ne x k

De negatieve effecten kunnen worden ingedeeld in 6 thema’s die naar de ernst van de situatie wordt gekwantificeerd met een getal:

Fysieke veiligheid: In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de fysieke veiligheid en in welke mate zijn de voorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te beschermen.

0. geen risico

1. licht gewonde slachtoffers

2. zwaar gewonde slachtoffers

3. dodelijke slachtoffers

Sociale kwaliteit: In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving en in welke mate zijn de voorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te beschermen.

0. geen invloed op verloedering woonomgeving

1. beperkte invloed verloedering woonomgeving

2. verloedering woonomgeving en/of afname veiligheidsgevoel

3. ernstige verloedering leefomgeving en/of sterke groei onveiligheidsgevoelens

Financiële/economische gevolgen: Hoe groot is de financieel-economische schade als de voorschriften worden overschreden.

0. geen kosten

1. kosten tot € 5000,-

2. kosten tot € 50.000,-

3. kosten vanaf € 50.000,-

Natuur/Milieu: In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van natuurschoon of de bescherming van het milieu.

0. geen natuur- of milieuschade

1. tijdelijke natuur- of milieuschade, opruimen volstaat

2. natuur- of milieuschade van enige duur

3. onherstelbare natuur- of milieuschade

Volksgezondheid: In hoeverre draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van de volksgezondheid. Lange termijneffecten zijn hier bij van belang.

0. geen gezondheidsklachten

1. tijdelijke gezondheidsklachten

2. chronische gezondheidsklachten

3. ernstige ziekten met dodelijke afloop

Bestuurlijk imago: Hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften worden overtreden.

0. wordt bestuur niet op aangesproken

1. wordt bestuur nauwelijks op aangesproken

2. wordt bestuur op aangesproken

3. wordt bestuur veelvuldig op aangesproken en op afgerekend

Maal de kans op spontane naleving

De kans op niet spontane naleving wordt bepaald op basis van de volgende 3 aspecten:

• Bekendheid van de regelgeving;

• Acceptatie van de regelgeving;

• De kans om ‘gepakt’ te worden.

Het risicomodel gebruikt een vijfpuntenschaal 1 tot en met 5 voor het invullen van het negatieve effect. Bij 1 doet het negatieve aspect zich niet of nauwelijks voor en bij 5 doet het negatieve aspect zich in zeer ernstige mate voor.

Classificatie

Om tot een classificatie te komen wordt er gebruik gemaakt van een schaal 1 tot en met 10.

Voor de systematiek zijn de risico’s bepaald aan de hand van de formule risico = kans X effect, welke leidt tot een bepaalde prioritering. De scores leiden tot de volgende prioriteiten:

  • Score

    Risico

    6 - 10

    Groot

    3 - 5,9

    Gemiddeld

    1,6 – 2,9

    Klein

    0 – 1,6

    Zeer klein

Bijlage 4 Risicoanalyse Geertruidenberg

Milieu

  • prioriteit

    Handhavingstaak

    Fysieke veiligheid

    Sociale kwaliteit

    Financiële/economische gevolgen

    Natuur/milieu

    Volksgezondheid

    Bestuurlijk imago

    Kans op spontane naleving

    Risico

    In woorden

     
     
     
     
     
     
     
     

    1

    veiligh. afstand (externe veiligheid)

    3

    2

    2

    2

    3

    3

    3

    7,5

    groot

     

    2

    gev.stoffen zonder voorziening

    3

    3

    2

    3

    3

    3

    2

    5,7

    gem.

     

    3

    luchtverontr. niet aan de norm / Nox te hoog

    0

    2

    2

    2

    2

    3

    3

    5,5

    gem.

     

    4

    onveilige situatie

    2

    3

    3

    2

    3

    3

    2

    5,3

    gem.

     

    5

    afval verbranden

    1

    3

    1

    3

    2

    2

    2

    4,0

    gem.

     

    6

    horecageluid <15 dB(A)

    0

    1

    0

    1

    2

    3

    3

    3,5

    gem.

     

    horecageluid >15 dB(A)

    0

    1

    0

    1

    2

    3

    3

    3,5

    gem.

     

    7

    geen verg of melding

    2

    2

    0

    2

    1

    2

    2

    3,0

    gem.

     

    8

    geen melding 8.19

    2

    0

    0

    2

    1

    1

    3

    3,0

    gem.

     

    9

    afval niet scheiden

    0

    0

    1

    2

    1

    2

    3

    3,0

    gem.

     

    10

    geen melding BBK

    0

    0

    2

    2

    1

    1

    3

    3,0

    gem.

     

    11

    ontbreken voorziening

    0

    1

    2

    2

    1

    2

    2

    2,7

    klein

     

    12

    ind. geluid < 6dB(A)

    0

    2

    0

    1

    2

    3

    2

    2,7

    klein

     

    13

    ind. geluid > 6dB(A)

    0

    2

    0

    1

    2

    3

    2

    2,7

    klein

     

    14

    Gev. afval niet juist afv.

    1

    2

    2

    3

    3

    3

    1

    2,3

    klein

     

    15

    gebrek aan blusvoorz.

    2

    2

    2

    2

    2

    3

    1

    2,2

    klein

     

    16

    afscheider niet ledigen

    0

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    2,0

    klein

     

    17

    veiligh. Keuring

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    2,0

    klein

     

    18

    emissie stof

    0

    2

    2

    3

    3

    2

    1

    2,0

    klein

     

    19

    sprinkler zonder cert.

    1

    2

    2

    2

    2

    2

    1

    1,8

    klein

     

    20

    lozing gevaar riool

    0

    0

    1

    2

    1

    1

    2

    1,7

    klein

     

    21

    PH te hoog

    0

    0

    1

    2

    1

    1

    2

    1,7

    klein

     

    22

    gebrek aan stookinst.

    0

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    1,7

    klein

     

    23

    niet vold. aan sanering

    0

    2

    2

    2

    2

    2

    1

    1,7

    klein

     

    24

    niet juist afvoeren afval

    0

    2

    1

    1

    2

    3

    1

    1,5

    zeer klein

     

    25

    gev. stof wel in voorz. met gebrek

    1

    1

    1

    2

    2

    2

    1

    1,5

    zeer klein

     

    26

    blussers niet gekeurd

    0

    0

    1

    0

    1

    1

    3

    1,5

    zeer klein

     

    27

    CFK lekdichtheid

    0

    0

    1

    3

    3

    1

    1

    1,3

    zeer klein

     

    28

    geen bodembesch. Voorziening

    0

    1

    2

    2

    2

    1

    1

    1,3

    zeer klein

     

    29

    geen KB bescherming

    0

    0

    1

    1

    1

    1

    2

    1,3

    zeer klein

     

    30

    geen verzekering

    0

    1

    3

    1

    1

    1

    1

    1,2

    zeer klein

     

    31

    geen grondw. monitor.

    0

    1

    2

    1

    1

    1

    1

    1,0

    zeer klein

     

    32

    emissie kleine gebrek instal.

    0

    0

    1

    1

    2

    1

    1

    0,8

    zeer klein

     

    33

    geen eindsituatie

    0

    0

    3

    2

    0

    0

    1

    0,8

    zeer klein

     

    34

    geen 0 situatie

    0

    0

    3

    1

    0

    0

    1

    0,7

    zeer klein

     

    35

    geen cert. keuring tank

    0

    0

    1

    1

    0

    1

    1

    0,5

    zeer klein

     

    36

    Logboek

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    3

    0,0

    zeer klein

     

Ruimtelijke Ordening

  • prioriteit

    Handhavingstaak

    Fysieke veiligheid

    Sociale kwaliteit

    Financiële/economische gevolgen

    Natuur/milieu

    Volksgezondheid

    Bestuurlijk imago

    Kans op spontane naleving

    Risico

    In woorden

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    1

    strijdig gebruik industieter.

    1

    3

    1

    2

    2

    2

    2

    3,7

    gemiddeld

     

    2

    strijdig gebr. Buitengebied

    1

    2

    1

    1

    1

    3

    2

    3,0

    gemiddeld

     

    Illegale bewoning

    1

    3

    2

    0

    1

    2

    2

    3,0

    gemiddeld

     

    3

    geen aanlegvergunning

    1

    0

    1

    1

    1

    1

    2

    1,7

    klein

     

    4

    strijdig gebr. woonwijk

    1

    2

    1

    1

    1

    2

    1

    1,3

    zeer klein

     

    5

    bouw buiten bouwblok

    0

    1

    1

    2

    1

    1

    1

    1,0

    zeer klein

     

Brandweer

  • Prioriteit

    Handhavingstaak

    Fysieke veiligheid

    Sociale kwaliteit

    Financiële/economische gevolgen

    Natuur/milieu

    Volksgezondheid

    Bestuurlijk imago

    Kans op spontane naleving

    Risico

    In woorden

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    1

    industrie > 50 personen

    3

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    6,0

    groot

     

    2

    verpleeg en verzorgingstehuizen > 10 pers.

    3

    1

    2

    1

    2

    3

    3

    6,0

    groot

     

    3

    scholen / kinderdagverblijf

    2

    1

    2

    1

    1

    3

    3

    5,0

    gem.

     

    4

    Evenementen

    2

    3

    3

    1

    2

    3

    2

    4,7

    gem.

     

    5

    café / zaal

    1

    2

    1

    1

    1

    2

    3

    4,0

    gem.

     

    6

    Hotel

    1

    1

    2

    1

    1

    2

    3

    4,0

    gem.

     

    7

    winkel >1000 m²

    2

    1

    2

    2

    2

    3

    2

    4,0

    gem.

     

    8

    kamerverhuur > 10 personen

    2

    1

    1

    2

    1

    2

    2

    3,0

    gem.

     

    9

    Industrie < 50 personen

    2

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    2,7

    klein

     

    10

    verpleeg en verzorgingstehuizen tot 10 pers.

    2

    1

    1

    1

    1

    2

    2

    2,7

    klein

     

    11

    Restaurant

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    2,0

    klein

     

    12

    Appartementen

    1

    1

    2

    1

    1

    1

    1

    1,2

    zeer klein

     

    13

    Winkel < 1000 m²

    1

    1

    1

    1

    1

    2

    1

    1,2

    zeer klein

     

    14

    Cafetaria

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1,0

    zeer klein

     

    15

    Woningen

    0

    0

    1

    0

    1

    1

    1

    0,5

    zeer klein

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

Algemene Plaatselijke Verordening

  • prioriteit

    Handhavingstaak

    Fysieke veiligheid

    Sociale kwaliteit

    Financiële/economische gevolgen

    Natuur/milieu

    Volksgezondheid

    Bestuurlijk imago

    Kans op spontane naleving

    Risico

    In woorden

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    1

    exploitatie vergunning

    3

    2

    3

    2

    2

    3

    3

    7,5

    groot

     

    2

    grote evenementen

    3

    2

    3

    2

    1

    3

    3

    7,0

    groot

     

    3

    gebruik openbare weg

    2

    2

    2

    1

    1

    3

    3

    5,5

    gem.

     

    4

    circus

    2

    1

    2

    1

    1

    3

    3

    5,0

    gem.

     

    5

    sluitingstijden horeca

    2

    3

    1

    0

    1

    3

    3

    5,0

    gem.

     

    6

    Niet aangelijnd uitlaten van een hond

    1

    1

    1

    1

    1

    3

    3

    4,0

    gem.

     

    7

    Niet opruimen van hondenpoep

    1

    1

    1

    1

    1

    3

    3

    4,0

    gem.

     

    8

    kapvergunning

    0

    1

    2

    3

    0

    3

    3

    4,5

    gem.

     

    9

    parkeren

    1

    2

    1

    0

    0

    3

    3

    3,5

    gem.

     

    10

    verkeer

    1

    2

    1

    0

    0

    3

    3

    3,5

    gem.

     

    11

    dumpen afval

    1

    3

    1

    1

    1

    3

    2

    3,3

    gem.

     

    12

    kleine evenementen

    2

    2

    2

    1

    1

    2

    2

    3,3

    gem.

     

    13

    ontheffing art. 35 D&H

    1

    2

    0

    1

    3

    2

    2

    3,0

    gem.

     

    14

    kermis

    2

    1

    2

    0

    1

    3

    2

    3,0

    gem.

     

    15

    spandoeken/reclame

    1

    1

    0

    1

    0

    2

    3

    2,5

    klein

     

    16

    standplaats

    1

    2

    1

    1

    0

    2

    2

    2,3

    klein

     

    17

    terras

    1

    2

    1

    1

    0

    2

    2

    2,3

    klein

     

    18

    Onjuist aanbieden afval (particulier)

    0

    1

    1

    1

    1

    3

    2

    2,3

    klein

     

    19

    optochten

    1

    0

    1

    1

    1

    2

    2

    2,0

    klein

     

    20

    speelautomaten

    0

    0

    0

    0

    2

    2

    3

    2,0

    klein

     

    21

    heli landing / ballonvaart

    3

    0

    3

    1

    2

    2

    1

    1,8

    klein

     

    22

    kledinginzameling

    0

    1

    0

    1

    0

    2

    2

    1,3

    zeer klein

     

    23

    loop/skate evenementen

    1

    0

    0

    1

    1

    1

    2

    1,3

    zeer klein

     

    24

    loterij

    1

    1

    2

    1

    0

    3

    1

    1,3

    zeer klein

     

    25

    promotie activiteiten

    0

    1

    0

    1

    0

    2

    2

    1,3

    zeer klein

     

    26

    inrit toestemming

    1

    1

    1

    1

    0

    1

    1

    0,8

    zeer klein

     

    27

    collecte

    0

    0

    0

    0

    0

    2

    2

    0,7

    zeer klein

     

    28

    venten

    0

    0

    0

    0

    0

    2

    2

    0,7

    zeer klein

     

    29

    winkeltijdenwet ontheffing

    0

    0

    0

    0

    0

    2

    2

    0,7

    zeer klein

     

    30

    ballonen oplaten

    0

    0

    0

    1

    0

    1

    1

    0,3

    zeer klein

     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

Bijlage 5 Landelijke Handhavingsstrategie

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6 Wettelijke grondslagen

  • Taken in het kader van vergunningverlening

    Wettelijke grondslag en afhandelingstermijn

    Bouwen

     

    Regie/Coördinatie/toetsing bestemmingsplan + BB/besluitadvisering omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen

    Artikel 2.1, eerste lid sub a Wabo

    Artikel 3.9 eerste lid van de Wabo

    Termijn: 8 weken

    Regie/Coördinatie/toetsing bestemmingsplan/besluitadvisering omgevingsvergunning voor de activiteit binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan en kruimelgevallen

    Artikel 2.12, eerste lid onder a.1 en onder a.2 van de Wabo en artikel 3.9, eerste lid Wabo;

    Termijn: 8 weken

    Regie/Coördinatie/toetsing bestemmingsplan/besluitadvisering omgevingsvergunning voor de activiteit afwijking van het bestemmingsplan

    Artikel 2.12, eerste lid onder a.3 van de Wabo en artikel 3.10 Wabo jo artikel 3:18 van de Awb (afdeling 3.4 Awb)

    Termijn: 6 maanden

    Regie/coördinatie/toetsing/besluit-advisering omgevingsvergunning voor uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    Artikel 2.1 eerste lid onder b van de Wabo jo artikel 2.2 eerste lid onder e Wabo en artikel 3.9 Wabo ;

    Termijn: 8 weken

    Regie/coördinatie/toetsing/besluit-advisering omgevingsvergunningverlening voor de activiteit wijzigen/veranderen gemeentelijk monument

    Artikel 2.1 eerste lid onder f van de Wabo en artikel 2.2 eerste lid onder b; artikel 3.9 Wabo

    Advies gemeentelijke adviescommissie/Commissie ruimtelijke kwaliteit

    Termijn: 8 weken

    Regie/coördinatie/toetsing bestemmingsplan + BB/besluitadvisering omgevingsvergunning voor de activiteit wijzigen/veranderen rijksmonument (anders dan regulier onderhoud)

    Zonder advies van Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed: artikel 2.1 eerste lid onder f Wabo; artikel 3.9 van de Wabo:

    Termijn: 8 weken

    Met advies van Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed:

    Artikel 2.1 eerste lid onder f Wabo en artikel 3.10 eerste lid onder d Wabo en artikel 3:18 Awb (afdeling 3.4 Awb)

    Termijn: 6 maanden

    Regie/coördinatie/toetsing/besluit-advisering omgevingsvergunning voor de activiteit sloop

    Artikel 1.26 Bouwbesluit

    Termijn: 4 weken

    Termijn: 5 dagen bij mutaties en onderhoudswerkzaamheden

    Regie/coördinatie/toetsing/besluit-advisering meervoudige omgevingsvergunningen verlenen (1 aanvraag die meerdere activiteiten bevat)

    Als enkelvoudige aanvraag; Wanneer werkzaamheden binnen verschillende termijnen vallen, geldt voor de hele vergunningaanvraag de langste termijn.

    Afhandelen schetsplannen/principeplannen (verzoeken tot informatie)

    Geen wettelijke grondslag; streven is binnen 6 weken uitsluitsel te geven maar de termijn is sterk afhankelijk van de complexiteit.

    Afhandelen sloopmeldingen

    Artikel 1.26 Bouwbesluit. Termijn 4 weken of 5 dagen

    Welstandsadvisering via Commissie ruimtelijke kwaliteit

    Twee wekelijks

    Commissie ruimtelijke kwaliteit voor integraal ruimtelijk advies

    Maandelijks

    Deelname vakoverleg afdeling Advies Ruimte door Wabo-coördinatoren

    Eén keer per 14 dagen.

    Bezwaar- en beroepsprocedures vergunningen activiteit bouwen

    Artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht.

    Termijn: 12 weken

    Inhoudelijke toetsing bestemmingsplan afwijkend gebruik

    Artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo;

    Termijn artikel 3.9 Wabo; 8 weken

    Evalueren beleidsnota Welstand

    1 keer in de 4 jaar (besluit college)

    Herzieningen bestemmingsplannen

    Wro/Bro

    doorlopend en in ieder geval elke 10 jaar

    Gebruiksvergunning enkelvoudig

    2.1 d van de Wabo

    Termijn: 6 maanden

    Gebruiksmelding

    Bouwbesluit

    Termijn: 8 weken

    APV gerelateerd

     

    Volledigheidstoetsing en vergunningverlening kappen

    Artikel 4.11 APV en Artikel 2.2 eerste lid onder g Wabo;

    Termijn artikel 3.9 Wabo; 8 weken

    Volledigheidstoetsing en vergunningverlening activiteit in-, uitrit

    Artikel 2.12 APV en Artikel 2.2 eerste lid onder e Wabo;

    Termijn artikel 3.9 Wabo; 8 weken

    Bezwaar-en Beroepsprocedures activiteiten Kappen, in-, uitrit

    Artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht.

    Termijn: 12 weken

Bijlage 7 basistakenpakket Veiligheidsregio

afbeelding binnen de regeling


Noot
*

[Tabel]

[Rij 1]

[Cel 1]

Beleidsveld/Activiteit

[Cel 2]

Doel (gekoppelde doelstelling)

[Cel 3]

Indicator

[Cel 4]

Strategie/Instrument

[Rij 2]

[Cel 1]

Bouwen

[Cel 2]

Klantvriendelijke en vlotte afhandeling vergunning aanvragen binnen de wettelijke termijnen(hoge uitvoeringskwaliteit)

[Cel 3]

De bebouwing voldoet aan de tech­nische en plano­lo­gische eisen die de wet stelt. Het bouwdeel van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt getoetst aan de door het college vastgestelde landelijk toetsprotocol.

[Cel 4]

Toetsen aan Bouwbesluit volgens landelijk toetsprotocol

Volgens procesbeschrijving Squit2020

[Rij 3]

[Cel 1]

Slopen

[Cel 2]

Bevorderen dat wettelijke regels, verordeningen en overige voorschriften op het gebied van slopen worden toegepast bij ingediende meldingen en aanvragen.

(transparante bestuurscultuur en vergunningverlening en handhavingsprocessen lean ingericht)

[Cel 3]

Het slopen wordt uitgevoerd volgens de relevante regelgeving en de veiligheid rond slopen (o.a. asbestsloop: taak OMWB) is verzekerd.

[Cel 4]

Toetsen aan objectieve criteria en landelijk toets protocol

[Rij 4]

[Cel 1]

Brandveilig gebruik van gebouwen

[Cel 2]

Kwalitatief juiste vergunning­verlening uitvoeren zodat de gewenste gebruiks-veiligheid wordt gerea­liseerd en in stand gehouden.

(transparante bestuurscultuur en hoge uitvoeringskwaliteit)

[Cel 3]

De gebruiksobjecten hebben adequate veiligheids- voorschriften.

[Cel 4]

Veiligheidsregio behandelt, adviseert en beoordeelt op basis van de risicoanalyse

[Rij 5]

[Cel 1]

Erfgoed

[Cel 2]

Voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed (vraaggerichte dienstverlening)

[Cel 3]

Bebouwing voldoet aan de Erfgoedwet, de gemeentelijke Erfgoedverordening en overige voorschriften.

[Cel 4]

Toetsen aan erfgoedverordening

[Rij 6]

[Cel 1]

Milieu

[Cel 2]

Klantvriendelijke en vlotte afhandeling vergunning aanvragen (hoge uitvoeringskwaliteit)

[Cel 3]

Het milieudeel van een omgevingsvergunning wordt getoetst aan relevante wettelijke grondslagen en lokaal beleid.

[Cel 4]

OMWB behandelt, adviseert en beoordeelt aan objectieve criteria en landelijk toets protocol

[Rij 7]

[Cel 1]

RO

[Cel 2]

Het maken van een integrale afweging ruimtelijke ordening bij vergunningverlening.

(transparante bestuurscultuur en vraaggerichte dienstverlening)

[Cel 3]

De integrale afweging voldoen aan de voorwaarden die in ruimtelijke plannen worden gesteld.

[Cel 4]

Toetsen volgens beginselbereidheid en afwijkingenbeleid 2016

[Rij 8]

[Cel 1]

APV en Bijzondere Wetten

[Cel 2]

Bevorderen dat vergunningverlening APV en Bijzondere wetten bijdraagt aan een leefbare omgeving

(hoge uitvoeringskwaliteit)

[Cel 3]

Bij de APV en Bijzondere Wetten vergunningen de juiste toetsingskader gebruiken.

[Cel 4]

Toetsen aan APV, Horecanota, Standplaatsenbeleid en Evenementenbeleid + relevante landelijke wet- en regelgeving