Regeling vervallen per 01-01-2010

Beleidsbrief Stedelijke Vernieuwing programmagemeenten 2005 t/m 2009

Geldend van 07-07-2005 t/m 31-12-2009

Intitulé

Beleidsbrief Stedelijke Vernieuwing programmagemeenten 2005 t/m 2009

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 12 april 2005, nr. RE2004.26606 (Provinciaal Blad nr. 2005/67 d.d. 7 juli 2005). In werking getreden op 7 juli 2005.

Hoofdstuk 1 Inleiding

De provincie Gelderland voelt zich sterk betrokken bij de stedelijke vernieuwing. In het Statenakkoord 2003-2007 (de Gelderse aanpak) is daarom als doelstelling voor de fysieke pijler opgenomen "het voorkomen van de trek uit de stad en de sociale scheiding in de woningbouw, zorgen voor voldoende woningen voor starters en jonge gezinnen en het tegengaan van afbladdering en verloedering (kwaliteit openbare ruimte, sociale en fysieke veiligheid)".

Ook de collegeverklaring van 26 mei 2003 wijst op het belang van het voortzetten van stedelijke vernieuwing. Kwalitatief goede inbreidingen, sterke steden en het herstel van steden zijn essentieel voor onder meer goed wonen in een goede woon- en leefomgeving. Het beleid gericht op de verbetering van de milieukwaliteit van de leefomgeving wordt op dit moment vormgegeven door de nieuwe omgevingsplannen, zoals het Gelders Milieubeleidsplan (GMP), het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (PVVP), het Streekplan en het Waterhuishoudingsplan (WHP). De aandacht voor leefbaarheid uit het collegeakkoord komt ook tot uiting in het zogenaamde leefomgevingoffensief dat in het kader van het GMP en PVVP is opgesteld. De provincie kiest voor een actieve stimulerende en participerende rol. In het collegewerkplan is dit verder uitgewerkt. Daarin is het belang van herstructurering en transformatie aangegeven in verband met het versnellen van de achterblijvende bouwproductie en verbetering van de leefomgeving. Een belangrijk deel van woningvoorraad moet geschikt en bereikbaar zijn voor starters en senioren.

In 2005 begint een nieuwe vijfjarige periode van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV-2). De Wet stedelijke vernieuwing en een nieuw beleidskader voor ISV-2 van het Rijk vormen daarvoor de basis. De provincie Gelderland geeft in deze beleidsbrief aan welke aspecten van de stedelijke vernieuwing zij voor de programmagemeenten extra belangrijk vindt. Dat neemt niet weg dat het uitgangspunt van ISV is dat de planning en uitvoering van stedelijke vernieuwing vooral een verantwoordelijkheid is van de gemeenten zelf, maar wij zien ook kansen en mogelijkheden waar gemeentelijke en provinciale doelen parallel lopen en elkaar versterken.

Deze beleidsbrief is als volgt opgezet: - In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op het rijksbeleidskader ISV-2 met de prestatievelden en de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van ISV-1. - In hoofdstuk 3 staan de provinciale prioriteiten. - In hoofdstuk 4 is dit verder uitgewerkt met de rijksprestatievelden als vertrekpunt. - In hoofdstuk 5 komt het belang van de bovenlokale afstemming aan de orde. - In hoofdstuk 6 is de keuze voor de programmagemeenten voor de tweede ISV-periode gemotiveerd en het daarbij behorende budget vermeld. - De uitgangspunten voor de programmagemeenten zijn samen met die voor de projectgemeenten verankerd in een verordening. U treft deze aan achterin deze beleidsbrief.

De Wet stedelijke vernieuwing is de basis voor deze beleidsbrief. Stedelijke vernieuwing is daarin als volgt gedefinieerd: "op stedelijk gebied gerichte inspanningen die leiden tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van de cultuurhistorische kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of op een andere manier tot structurele kwaliteitsverhoging van het stedelijk gebied".

Om deze doelstelling te bereiken zijn vanuit drie invalshoeken maatregelen nodig. Maatregelen op het vlak van economie, sociaal beleid en op het terrein van de gebouwde (fysieke) omgeving. Die maatregelen hebben pas echt effect als ze in samenhang worden uitgevoerd.

Voor de 30 steden in Nederland, waarvoor is vastgesteld dat de problemen het grootst zijn, worden door het Rijk voor alledrie de terreinen in samenhang middelen ingezet (de rechtstreekse gemeenten). Dit gebeurt onder de noemer "grote stedenbeleid" (GSB). In Gelderland behoren Arnhem en Nijmegen tot de GSB-gemeenten.

Voor de andere gemeenten in Nederland - de niet-rechtstreekse gemeenten - heeft het Rijk alleen budget beschikbaar voor maatregelen op fysiek terrein. Voor de niet-rechtstreekse gemeenten zijn de provincies budgethouder. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen programmagemeenten en projectgemeenten.

Het systeem zoals ontwikkeld voor ISV-1 blijft in ISV-2 in grote lijnen gehandhaafd. Om in aanmerking te komen voor de ISV-bijdrage, maken de programmagemeenten een Meerjarenontwikkelingsprogramma (MOP) voor de fysieke pijler voor de periode 2005 tot 2010. Dat programma is gebaseerd op een analyse waarin de samenhang tussen de fysieke, economische en sociale pijler tot haar recht komt. De ISV-bijdrage is gedecentraliseerd rijksgeld. Dat betekent dat de gemeenten bij het opstellen van het programma, maar ook in de verantwoording, te maken hebben met spelregels die wettelijk zijn vastgelegd. De gemeente stelt het programma op in overleg met de betrokken partijen in de stad. Het programma wordt voorgelegd aan de bevolking door middel van inspraak. De raad stelt het uiteindelijk vast.

Hoofdstuk 2 Het rijksbeleidskader

2.1 Prestatievelden

Inhoudelijk gezien is er sprake van een vereenvoudiging ten opzichte van het vorige tijdvak. In het rijksbeleidskader staan vier prestatievelden:

  • 1

    wonen

  • 2

    omgevingskwaliteit (openbare ruimte, groen, cultuurimpuls, milieu)

  • 3

    zorgvuldig ruimtegebruik (intensivering woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied, verdichting en functiemenging rondom stedelijke vervoersknooppunten)

  • 4

    fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke sociale en veilige omgeving

Elk prestatieveld bestaat uit verschillende beleidsthema's. Voor een aantal beleidsthema's heeft het Rijk doelstellingen geformuleerd met bijbehorende (verplichte) prestatieindicator. De overige beleidsthema's spelen een rol bij de sterkte/zwakte-analyse en dienen als houvast bij het opstellen van een integraal programma. De tabel uit het rijksbeleidskader is opgenomen als bijlage.

Alleen de prestaties die zijn geformuleerd in de vorm van een prestatieindicator, moeten aan het eind van de ISV-2-periode aan de provincie als budgethouder worden verantwoord en zijn afrekenbaar. Andere prestaties, die de gemeente zelf formuleert zijn niet afrekenbaar en daarover legt de gemeente alleen verantwoording af aan de gemeenteraad. Op basis van een goed uitgevoerde en integrale sterkte/zwakte-analyse motiveert de gemeente op welke terreinen het nodig is om doelstellingen te formuleren. De analyses in de huidige programma's vormen daarvoor het vertrekpunt. Een actualisering daarvan kan in veel gevallen volstaan. Daarmee is ISV-2 een logisch vervolg op de voornemens uit ISV-1.

Bovenlokale afstemming krijgt in ISV-2 meer nadruk dan in ISV-1. Het rijkskader stelt voor enkele beleidsthema’s de intergemeentelijke afstemming verplicht. Wij gaan daar in hoofdstuk 5 verder op in. Gemeenten en provincies zijn gebonden aan wet- en regelgeving en bestaande afspraken (zoals bijvoorbeeld de VINAC-, verstedelijkings- en uitvoeringsafspraken bodemsanering).

2.2 Het budget

Het met de landelijke verdeelsleutel te verdelen budget is gedaald van € 1,32 miljard in het vorige tijdvak tot € 1,17 miljard nu. De provincie Gelderland ontvangt daar ruim € 33 miljoen van voor de niet-rechtstreekse gemeenten. Daarmee komt Gelderland op de vierde plaats na Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant.

Onderstaande tabel geeft de verdeling aan in de eerste en tweede periode van het ISV. Voor de vergelijking: zonder bodembudget.

Tabel: ISV- budget in miljoenen euro’s

 

2000-2005

2005-2010

Arnhem

21,1

18,5

Nijmegen

19,4

15,9

Niet-rechtstreekse gemeenten

43,4

33,4

Totaal Gelderland

83,9

67,8

2.3 Indiening Meerjarenontwikkelingsprogramma (MOP)

Op uiterlijk 15 februari 2005 dienen de gemeenten een door de raad goedgekeurd MOP in.  Voor de GSO-gemeenten (Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid) geldt een aangepast tijdschema dat is weergegeven in het GSO-protocol. In de ISV-1-periode zijn goede ervaringen opgedaan met de weergave van gebiedsgerichte ontwikkelingen op kaartmateriaal. Deze aanpak willen wij graag voortzetten in ISV-2.

Hoofdstuk 3 De Gelderse inzet

In het vorige hoofdstuk staan de algemene regels waar het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma aan moet voldoen. Die regels formuleert het Rijk voor alle rechtstreekse en niet-rechtstreekse programmagemeenten in Nederland. Meer uitgebreid zijn die opgenomen in het (rijks)beleidskader ISV-2. De keuze van de prestatievelden weerspiegelt de prioriteiten van het Rijk. Vooral het prestatieveld wonen komt prominent naar voren. De andere prestatievelden zijn in relatie daarmee geformuleerd.

3.1 Focus op herstructurering en transformatie

Ook wij vinden een goede balans tussen vraag en aanbod van woningen essentieel als bijdrage aan de oplossingen van maatschappelijke problemen die wij in de provincie signaleren. In het Statenakkoord 2003-2007 (de Gelderse aanpak) staat als doelstelling voor de fysieke pijler opgenomen: het voorkomen van de trek uit de stad en de sociale scheiding in de woningbouw; zorgen voor voldoende woningen voor starters en jonge gezinnen; het tegengaan van afbladdering en verloedering (kwaliteit openbare ruimte, sociale en fysieke veiligheid).

Ook de collegeverklaring van 26 mei 2003 wijst op het belang van het voortzetten van stedelijke vernieuwing. Kwalitatief goede inbreidingen, sterke steden en het herstel van steden zijn essentieel voor onder meer goed wonen in een goede woonomgeving. Een directe relatie wordt gelegd met de uitvoering van de Gelderse woonvisie "keuzevrijheid en identiteit" met als motto: de juiste woning op de juiste plaats op het juiste moment.

In het collegewerkplan is dit verder uitgewerkt. Daarin is het belang van herstructurering en transformatie aangegeven in verband met het versnellen van de achterblijvende bouwproductie. Een belangrijk deel van de woningvoorraad moet geschikt en bereikbaar zijn voor starters en senioren. Dat moet leiden tot meer differentiatie van de woningvoorraad in stad en dorp waardoor er meer keuzemogelijkheden ontstaan voor meer mensen. Dat kan een bijdrage leveren om de trek uit de stad tegen te gaan en sociale scheiding te verminderen. Op die manier leveren fysieke maatregelen een bijdrage aan een bredere sociale doelstelling. Deze keuze ligt in het verlengde van de rijksinzet op 56 probleemwijken in de 30 rechtstreekse gemeenten. Goed wonen bestaat natuurlijk uit meer dan alleen een goede woning. Een duurzame leefomgeving is zeker zo belangrijk: kwaliteit van de openbare ruimte, een goede luchtkwaliteit, geen geluidsoverlast en een veilige leefomgeving. Ook bodemsanering is een belangrijk aspect om juist het wonen op een veilige manier mogelijk te maken. Dat geldt ook voor de manier waarop wij met water omgaan. Ook cultuur en cultuurhistorie dragen bij aan een goede leefomgeving. In hoofdstuk 4 werken wij dit verder uit.

Onder ISV-1 hebben de gemeenten een groot aantal ontwikkelingen in gang gezet. Niet in alle gevallen zijn die al gerealiseerd, maar nog in de fase van planvoorbereiding. ISV-2 biedt de gelegenheid om hier verder uitvoering aan te geven. Continuïteit is ook uit provinciale optiek belangrijk. In hoeverre deze programmaonderdelen ook feitelijk terugkeren in ISV-2 bepaalt in eerste instantie de gemeente. Maar ook de voortgang en redenen van eventuele vertraging spelen daarbij een rol.

Samenvattend komen wij tot twee prioriteiten. Daarmee wordt een gerichte inzet bereikt van de ISV-middelen en wordt versnippering voorkomen.

  • 1

    De ISV-bijdrage geeft een gerichte impuls aan de herstructurerings- en transformatieopgave in relatie tot duurzaamheid.

  • 2

    De programmaonderdelen die onder ISV-1 gestart zijn, worden gecontinueerd onder ISV-2.

In samenhang met deze prioriteiten kunnen ook andere beleidsdoelen van de provincie en gemeenten worden bereikt. Waar die elkaar versterken ontstaat meerwaarde in de vorm van "slimme combinaties" en kan het leiden tot een gecombineerde inzet van budget. Dat geldt in ieder geval voor de programmagemeenten die ook in het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO) aandacht krijgen.

3.2 ISV en het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid

Voor acht Gelderse gemeenten heeft de provincie besloten om naast de ISV en GSB-middelen extra provinciale middelen in te zetten. Voor die gemeenten is naar analogie van het GSB vastgesteld dat de problemen dusdanig zijn dat het belangrijk is om ook daar in samenhang in te zetten op de sociale, economische en fysieke pijler met ondersteuning en financiële middelen.

Voor de GSO-gemeenten is er een provinciaal protocol, waarin het proces wordt beschreven dat provincie en gemeenten doorlopen om in de eerste helft van 2005 de nieuwe stadscontracten te kunnen sluiten. In die stadscontracten staan de afspraken die gemeenten en provincie samen maken over wederzijds te leveren prestaties.

Deze beleidsbrief is voor de GSO-gemeenten de uitwerking van de pijler "kwaliteit van de leefomgeving" voorzover die samenvalt met de ISV-prestatievelden. Ook voor Arnhem en Nijmegen als rechtstreekse gemeenten is deze brief richtinggevend voor de eventuele afspraken die in GSO-verband worden gemaakt over aanvullende middelen in relatie tot de ISV-prestatievelden.

Hoofdstuk 4 De prestatievelden en provinciaal beleid

In hoofdstuk 3 zijn herstructurering en transformatie genoemd als de prioriteiten van provinciaal beleid. Vrijwel alle rijksprestatievelden en beleidsthema’s kunnen vanuit die centrale doelstelling verder worden toegespitst. Dat gebeurt in dit hoofdstuk. Het is logisch dat zo’n keuze vooral een sterke relatie heeft met het wonen in samenhang met een duurzame omgevingskwaliteit.

Per prestatieveld/beleidsthema is aangegeven hoe de herstructurerings- en transformatieopgave in relatie gebracht kan worden met het provinciale beleid op die thema’s. Dat leidt soms tot eisen, soms tot suggesties voor het maken van koppelingen vanuit ISV ("slimme combinaties") en soms tot een aanbod voor ondersteuning. De beleidsthema’s en doelstellingen zijn overgenomen uit het rijkskader (bijlage).

4.1 Prestatieveld: wonen

Onder het prestatieveld wonen benoemt het Rijk twee beleidsthema’s: "balans tussen vraag en aanbod" en "huisvesting doelgroepen". Wij beperken ons tot het thema balans tussen vraag en aanbod. Het thema doelgroepen komt daarin aan bod toegespitst op starters en ouderen. Wij gaan in op het woningbouwprogramma, de stagnatie in de woningbouw en de relatie met programma ontgroening en vergrijzing.

Beleidsthema: balans tussen vraag en aanbod

Doelstelling: betere balans vraag en aanbod op het gebied van wonen

Een regionaal afgestemd woningbouwprogramma

ToelichtingIn het kader van ISV (de prestatieindicatoren) wordt verwacht dat gemeenten een beeld geven van de lokale en regionale opgave in aantallen woningen uitgesplitst naar huur/koop, prijsklassen, uitleg, binnenstedelijk, ingrijpende woningverbetering en de toename van het aantal volledig toegankelijke woningen. Hierdoor ontstaat integraal zicht op de wijze waarop een gemeente de balans tussen vraag en aanbod op het gebied van wonen verbetert. ISV spitst zich toe op de aanpassingen in de bestaande woningvoorraad en woonomgeving. In Gelderland ligt het accent op de herstructurering en transformatie (functieverandering naar woongebieden).

In het traject "woonbeleid met kwaliteit" worden met gemeenten in regionaal verband afspraken gemaakt over hun kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. Dat programma is afgestemd op de woningbehoefte in de regio, rekening houdend met de huisvesting van doelgroepen als ouderen en starters. De woonprogramma's geven inzicht in de nieuwbouw en transformatieopgave in termen van woningkenmerken maar ook in termen van woonmilieus. De inspanningen op het gebied van stedelijke vernieuwing (herstructurering en transformatie) dragen in belangrijke mate bij aan het realiseren van dat programma.

EisDe provincie verwacht van de gemeenten dat zij bij het opstellen van het MOP rekening houden met de afspraken, die in het kader van woonbeleid met kwaliteit in intergemeentelijk verband zijn of worden gemaakt.

Oplossen stagnatie in de woningbouw

ToelichtingOm tot realistische doelstellingen te komen is het nodig dat gemeente en externe partijen samen in een vroegtijdig stadium de gemeenschappelijke ambities formuleren. Dan wordt het snel duidelijk waar men elkaar op kan aanspreken en waarop niet. Ook komen eventuele knelpunten snel aan het licht. Uit de voortgang van ISV-1 blijkt dat die knelpunten zich op het terrein van de herstructurering voordoen. Die problemen hebben te maken met "moeilijke" binnenstedelijke plekken met bijvoorbeeld bodemsanering en waardoor er sprake is van een lange voorbereidingstijd maar ook met de algemene stagnatie in de woningbouw.

OndersteuningOm de stagnatie in de herstructureringsopgave te helpen oplossen zet de provincie personele en financiële capaciteit in. Stedelijke vernieuwing trekt daarbij samen op met het provinciale woonbeleid. Wij wijzen op de hulp die Woonpunt Gelderland daarbij kan bieden, tel. (026) 359 98 33 en www.gelderland.nl/wonen).

Huisvesting ouderen

ToelichtingDe provincie verwacht dat de gemeente in haar analyse over de afstemming van vraag en aanbod aandacht geeft aan de huisvesting van doelgroepen op de woningmarkt. Omdat de groep ouderen een steeds groter deel van bevolking gaat uitmaken en zij specifieke eisen stelt aan wonen, zorg en welzijn is dit een speerpunt in het provinciale beleid. Zij krijgen binnen het woonbeleid extra aandacht en dat gebeurt ook in het programma ontgroening en vergrijzing (O&V). Dat programma richt zich op de zorg voor een passend aanbod aan woningen en woonvoorzieningen gekoppeld aan een goed zorg- en welzijnsaanbod in woonservicegebieden.

Om het programma O&V concreet vorm te geven willen wij met partijen afspraken maken over de integrale aanpak van de gevolgen van ontgroening en vergrijzing in ten minste veertien gemeenten in Gelderland. Wij willen op deze manier de ontwikkeling van woonservicezones/ levensloopbestendige wijken en andere innovaties bevorderen. Daarvoor heeft de provincie financiële middelen beschikbaar gesteld (€ 9,2 miljoen).

Koppeling vanuit ISV/ondersteuningHet opnemen van woonservicegebieden als onderdeel van herstructurering in het MOP kan in een aantal gevallen leiden tot ondersteuning door de provincie vanuit het programma ontgroening en vergrijzing.

4.2 Prestatieveld: omgevingskwaliteit

Onder het prestatieveld omgevingskwaliteit benoemt het Rijk acht beleidsthema’s: openbare ruimte, groen in de stad, cultuurimpuls, bodemsanering, geluidssanering, luchtkwaliteit, milieukwaliteit en watersystemen. Het thema openbare ruimte heeft wat ons betreft een duidelijke relatie met het wonen en meervoudig ruimtegebruik. Groen in de stad is in het provinciaal beleid geen specifiek item. Wij gaan daarom in op cultuurimpuls, bodemsanering, geluidssanering, luchtkwaliteit, milieukwaliteit en watersystemen.

Beleidsthema: cultuurimpuls

Doelstelling: verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving door het integraal benutten en borgen van culturele kwaliteiten in de praktijk van de stedelijke vernieuwing

Het beleidsthema cultuurimpuls richt zich vanuit de optiek van het Rijk op het bestaand stedelijk gebied en niet op de uitleg. Wij zien de cultuurimpuls vooral in relatie tot de herstructurering en transformatie. Het provinciale beleid op het gebied van cultuurhistorie en de fysieke aspecten van cultuur biedt mogelijkheden tot koppeling met stedelijke vernieuwing.

Cultuurhistorie

ToelichtingOm de kwaliteit van de leefomgeving te verhogen is het belangrijk gebruik te maken van bestaande cultuurhistorische waarden. Dat kan zich voordoen bij de aanpak van naoorlogse woonwijken en de binnenstad. Voor alle programmagemeenten geldt dat zij ofwel een historische (middeleeuwse) kern hebben of dat de ondergrond pre- en protohistorische sporen bevat. Daarom speelt bij alle genoemde ISV-projecten in de kern en aan de randen van deze gemeenten (sloop, inbreiding, sanering en dergelijke) het archeologisch bodemarchief en de bouwhistorie een rol. Voorafgaand aan de uitvoering van deze projecten moet archeologisch en eventueel bouwhistorisch vooronderzoek zijn uitgevoerd. De resultaten daarvan worden opge¬nomen in het bestemmingsplan.

Koppeling vanuit ISVDe volgende projecten vindt de provincie belangrijk om in de ontwikkelingsprogramma's/projectaanvragen op te nemen in relatie tot de herstructurerings- en transformatieopgave: Aalten: voormalige textielfabriek aan de Hofstraat Apeldoorn: Talens-complex Ede: Enka-complex in samengang met herontwikkeling diverse militaire complexen Wageningen: instandhouding en herontwikkeling gebouwen Landbouwuniversiteit Zutphen: Warnsveldsewegkwartier

Waar aan de orde kan dat leiden tot koppeling met budget vanuit cultuurhistorie.

Cultuur en de fysieke omgeving

ToelichtingAnders dan bij cultuurhistorie gaat het hier niet om behoud maar juist om het toevoegen van nieuwe culturele kwaliteiten bij de gebiedsgerichte ontwikkeling (bijvoorbeeld podia, musea, filmtheaters, expositieruimtes en dergelijke). Om te zorgen dat er goede accommodaties voor cultuur worden gerealiseerd heeft de provincie een éénmalig stimuleringsbudget. Het gaat om projecten met een regionale functie met presentatie- en publiekstaken en passend binnen het provinciaal cultuurbeleid. In overleg met de provincie bereiden deze gemeenten projecten voor. Dat zijn projecten die passen binnen het provinciale cultuurbeleid. Zij kunnen van fysieke aard zijn, bijvoorbeeld de nieuw- of verbouw van theaters, filmhuizen, musea, popmuziekzalen, muziekscholen, archiefcentra en dergelijke. Naar analogie van de gemeentelijke 1%-regeling heeft de provincie ook een regeling "kunst in de openbare ruimte". Van de bouw van provinciale wegen en fietspaden wordt 1% gebruikt voor een kunsttoepassing.

Koppeling vanuit ISVWaar het gaat om een relatie met de herstructurering liggen kansen voor een koppeling vanuit ISV met het cultuurbudget. Voor de gemeenten Culemborg, Wageningen, Winterswijk en Zaltbommel is samen een budget beschikbaar van € 3,7 miljoen. Dit zijn de kleinere gemeenten met een regionale culturele functie. Ook de GSO-gemeenten komen in aanmerking voor een bijdrage. Die maakt deel uit van het totale GSO-budget. Vanuit ISV kan ook een koppeling worden gelegd met de regeling "kunst in de openbare ruimte".

Beleidsthema: bodemsanering

Doelstelling: sanering van de bodemverontreiniging in het stedelijk gebied

ToelichtingLeidraad voor het rijk is dat de verontreinigde locaties die uit het landsdekkend beeld komen, voor 2030 zijn gesaneerd. De aanpak van bodemverontreiniging in de periode 2005-2010 wordt tegen deze achtergrond beoordeeld.

Onder ISV-2 is voor de bodemopgave weinig budget. Daarvan is een deel al toegekend op basis van bestuursgebonden afspraken in ISV-1. Voor het resterende budget kunnen bodemprojecten uit het “provinciale meerjarenprogramma - wet bodembescherming” in aanmerking komen voor subsidie. Deze kan ingezet worden op herstructurerings- en transformatielocaties in het stedelijk gebied. Ook onderzoek voor de detaillering van het “landsdekkend beeld” binnen het stedelijk gebied kan daaruit worden bekostigd. Tenslotte kan het budget aangewend worden voor specifieke knelpunten die de herstructurerings- en transformatieopgave belemmeren en naar voren komen uit de meerjaren ontwikkelingsprogramma’s.

Voor de programmagemeenten die behoren tot de regio’s waar de VINAC-afspraken gelden, is er wel beperkt bodembudget beschikbaar. Voor de verdeling daarvan hanteren wij de verdeelsleutel uit het “Landsdekkend Beeld Bodem” als maximum. De feitelijke toekenning vindt plaats op basis van een gemeentelijk projectenplan met als inzet het saneren van woningbouwlocaties.

Voor de aanpak van de ernstige gevallen van bodemverontreiniging (veroorzaakt voor 1987) is het Gelderse bodembeleid voor de komende jaren weergegeven in de beleidsnota A Weg-wijzer in bodemland (bodemsanering deel 1 en 2). Daarnaast heeft de minister in 2004 de Beleidsbrief Bodem naar de Tweede Kamer gestuurd, die van invloed is op de aanpak van bodem in de tweede ISV-periode. Bij de aanpak van de bodemproblematiek staat het functiegericht en kosteneffectief saneren van oude verontreinigingen voorop.

Het bodemprogramma moet inzicht geven in de aanpak van bodemverontreiniging binnen ontwikkelingslocaties (dynamische gevallen). De ambitie dat de programma’s ook ingaan op milieuhygiënische knelpunten buiten de ontwikkelingslocaties (statische gevallen) is in deze periode vervallen, omdat de middelen daarvoor ontbreken. Alleen kosten, die vallen binnen de uitvoeringsperiode (tot 2010) komen voor financiering in aanmerking. Langlopende grondwatersaneringen (na 2010) en nazorgkosten vallen er dus buiten. Met het oog op de gemaakte bestuurlijk gebonden afspraken moet in de programma’s ook de relatie met ISV-1 worden aangegeven. Algemene uitgangspunten zijn: medefinanciering vanuit de markt relatie tot de werkvoorraad op basis van Landsdekkend beeld 2005

Beleidsthema: geluidssanering

Doelstelling: verbetering van de geluidssituatie bij de A- en railwoningen

ToelichtingVoor de provincie Gelderland is het lawaai afkomstig van verkeer een van de grootste problemen op het gebied van geluid. Zij onderschrijft dan ook helemaal het rijksbeleid in ISV-2. Dit beleid is erop gericht om voor 2020 de sanering van woningen die op de A- en raillijst staan voltooid te hebben. Daarnaast zijn er nog andere geluidsproblemen. De provincie wil dat woongebieden in 2010 een akoestische basiskwaliteit hebben. Om dat te bereiken moeten alle bestaande woningen langs de provinciale wegen met een geluidsbelasting boven 65 dB(A) zo geïsoleerd zijn dat het binnenniveau voldoet aan 40 dB(A).

Het geluidsbudget is in het ISV opgenomen omdat de oplossing voor binnenstedelijke geluidsproblematiek deel kan uitmaken van andere maatregelen op het gebied van stedelijke vernieuwing. Bijvoorbeeld door bij herstructurering rekening te houden met de geluidsproblematiek. Daar kan in samenhang met maatregelen aan de bron (stillere auto's, stiller wegdek, verlaging verkeersintensiteit, langzamer rijden, enz.) en maatregelen in het overdrachtsgebied (afstand houden, afscherming, enz.) veel worden bereikt. Zorgvuldig ontwerp en uitvoering van verkeersmaatregelen als drempels en aansluitingen ter voorkoming van trillingshinder en geluidsoverlast kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Alleen door de oplossing van de geluidsproblematiek te koppelen aan andere doelstellingen voor stedelijke vernieuwing kunnen substantiële effecten worden bereikt. In voorkomende gevallen zullen nog maatregelen aan de gevel (woningisolatie) nodig zijn.

De gemeenten moeten overwegen hoe zij de saneringopgave voor de lange termijn in de programma's voor de periode 2005-2010 opnemen, maar in het licht van onze prioriteiten verwachten wij wel zo veel mogelijk een koppeling met de herstructurering en transformatie.

Beleidsthema: luchtverontreiniging

Doelstelling: verbetering van de binnenstedelijke luchtkwaliteit

ToelichtingDe doelstelling verbeteren van de binnenstedelijke luchtkwaliteit heeft het Rijk alleen geformuleerd voor de G30. Dat neemt niet weg dat ook in andere gemeenten de luchtkwaliteit aandacht vraagt. Daarom wordt de gemeenten gevraagd om dit in de sterkte/zwakte-analyse mee te nemen en waar aan de orde eigen doelstellingen te formuleren.

In stedelijke lucht kunnen relatief hoge concentraties luchtverontreiniging optreden vanwege de nabijheid van vele bronnen, zoals verkeer, parkeergarages, tankstations, stookinstallaties en industrie. Deze verontreiniging kan in sommige gevallen ook stankhinder veroorzaken. Zonering is een middel om functies dusdanig te situeren dat deze weinig tot geen overlast geven. Om de luchtverontreiniging afkomstig van verkeer tegen te gaan kan er gekeken worden naar aanpassingen van de wegstructuur, tegengaan van het autogebruik en faciliteren van vervangende voorzieningen.

Het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van nieuwe knelpunten en het oplossen van de bestaande problemen, zodat in 2010 er geen Gelderse burgers langs provinciale, binnenstedelijke en rijkswegen worden blootgesteld aan een luchtkwaliteit boven de grenswaarden van het Besluit Luchtkwaliteit.

De hot-spots als gevolg van wegverkeer vormen de prioriteit van de provincie. Ook is aandacht nodig voor de cumulatie van de luchtvervuiling bij meerdere wegen en/of de industrie. In het kader van ISV verwachten wij een koppeling met de herstructurering en transformatie. In de programmagemeenten (Arnhem, Nijmegen), Barneveld, Doetinchem, Renkum, Tiel, Ede, Zaltbommel en Zutphen zijn op een aantal plekken problemen met de luchtkwaliteit.

Beleidsthema: milieukwaliteit

Geen verplichte doelstelling

Voor milieukwaliteit heeft het Rijk geen doelstellingen geformuleerd. Dit beleidsthema moet in ieder geval aan bod komen in de sterkte/zwakte-analyse. Het Rijk verwijst naar de handreiking Milieukwaliteit in de leefomgeving (MILO) en de Subsidieregeling BANS klimaatconvenant (Bestuursakkoord Nieuwe Stijl). Het beleidsthema milieukwaliteit betreft vooral de integrale, procesmatige en gebiedsgerichte aanpak van milieuproblemen zoals bodemsanering, geluidproblematiek en luchtverontreiniging. De provincie vindt dat het voor de hand ligt dat de gemeenten in ieder geval in relatie tot de herstructurering en transformatieopgave op een aantal aspecten ook doelen formuleren. Het realiseren van kwaliteit van de leefomgeving kan hand in hand gaan met het bereiken van doelstellingen voor milieuhygiëne en duurzaamheid. Zowel MILO (Milieukwaliteit in de leefomgeving) als DSO (duurzame stedelijke ontwikkeling, beleid van de provincie) staan een integrale benadering van een gebied voor waarbij gekeken wordt hoe gebiedsgericht ambities kunnen worden vastgesteld. Daarmee kunnen oplossingen gevonden worden die bijvoorbeeld bijdragen aan het realiseren van sectorale doelstellingen (bodem, geluid, lucht, energie etc). Het Rijk geeft in het rijksbeleidskader het belang aan van de reductie van CO²-emissies in het kader van duurzaam bouwen/duurzame stedenbouw, onder verwijzing naar het (gemeentelijke) activiteitenplan in het kader van de Subsidieregeling BANS klimaatconvenant. De provincie Gelderland en de Gelderse gemeenten zijn via IPO respectievelijk VNG partner in het BANS klimaatconvenant. Juist vanuit dit partnerschap vraagt de provincie binnen het beleidsthema milieukwaliteit aandacht voor duurzame stedelijke ontwikkeling en energie.

MILO

ToelichtingIn de handreiking MILO wordt aangegeven hoe per gebied ambities voor de (milieu)kwaliteit kunnen worden vastgesteld. Doel is het milieubeleid beter bij te laten dragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De aard van de ambitie hangt samen met andere ontwikkelingen en ambities in hetzelfde gebied. Zo zal de ambitie voor bijvoorbeeld de geluidskwaliteit in een stedelijk centrum met een combinatie van wonen, horeca en werken er anders uitzien dan in een gebied met alleen een woonfunctie. Een dergelijke koppeling tussen milieu en andere functies van een gebied kan ertoe leiden dat knelpunten meer in samenhang worden aangepakt en de kwaliteit van de leefomgeving kan worden verbeterd. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van creatieve ruimtelijke oplossingen en bij beheer. Wanneer zou blijken dat de leefkwaliteit er meer mee gediend is om op de minimale milieukwaliteit in te leveren biedt de Interimwet Stad en Milieu daarvoor mogelijkheden binnen de daarbijbehorende procedure en voorwaarden.

OndersteuningDe gezamenlijke provincies hebben in 2004 de handreiking Milieu-inbreng in ISV-2 uitgebracht. Daarin is MILO concreter uitgewerkt als hulpmiddel voor de gemeenten om de milieuonderwerpen integraal mee te nemen in de stedelijke vernieuwingsaanpak. De handreiking vindt u op www.erbij.nl/geldersplatformmilieu.

Duurzame Stedelijke Ontwikkeling

ToelichtingEen Duurzame Stedelijke Ontwikkeling is een ontwikkeling die rekening houdt met toekomstige ontwikkelingen, een veilige en gezonde woon- en werkomgeving garandeert, de druk op het milieu vermindert en de ruimte zorgvuldig gebruikt.

De voorraad natuurlijke grondstoffen neemt in een enorm tempo af. Daarnaast neemt het ruimtegebruik en de mobiliteit toe. De bouw (ontwikkeling van het bebouwd gebied) is daar voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor. De ingrepen die gepleegd worden, gelden doorgaans voor een lange tijd. De provincie vindt het belangrijk dat in het proces van nieuwbouw, renovatie en herstructurering zo veel mogelijk uitgegaan wordt van een integrale duurzame aanpak in alle fasen (van planontwikkeling tot sloop). Dit betekent dat betrokken partijen in een vroeg stadium afspraken maken over het te bereiken ambitieniveau in projecten.

In het traject Woonbeleid met Kwaliteit hanteert de provincie de ambitiekaart duurzaamheid om afspraken met gemeenten te maken over hun ambitie aangaande duurzaamheid. Deze ambitiekaart is te vinden op www.gelderland.nl/wonen (kies in de linkerkolom voor DSO en dan voor ambitiekaart).

EisDe provincie vindt dat minimaal het actieve niveau van deze ambitiekaart gerealiseerd moet worden. Daarnaast moeten de ontwerpprincipes uit het nationaal pakket stedenbouw uitgangspunt zijn bij de planontwikkeling.

OndersteuningVoor het stedenbouwkundig niveau heeft de provincie als hulpmiddel het referentiekader duurzame stedelijke ontwikkeling (www.gelderland.nl/referentiekader DSO) gemaakt. Een verzameling duurzame ontwerpprincipes gebaseerd op het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw en provinciaal beleid. Hierin kunnen bij het bouwproces betrokken partijen inspiratie, hulpmiddelen en goede voorbeelden vinden. In vijf van de zes regio's zijn, met ondersteuning van de provincie, convenanten duurzaam bouwen afgesloten. In de MOP's kan een concrete vertaling gemaakt worden van deze convenanten naar projecten. Gemeenten kunnen hierbij en bij de uitvoering ondersteuning krijgen van provinciale DSO-consulenten.

Energie

ToelichtingDe provincie wil invulling geven aan de doelstellingen voor CO²-reductie die volgen uit het verdrag van Kyoto. De provincie nodigt gemeenten in haar Energienota 2004-2007 uit om gezamenlijk activiteiten te ontwikkelen om de landelijke energie- en klimaatdoelstellingen voor 2010, vertaald naar Gelderland, te realiseren. Om duidelijk te maken welke prestaties hiervoor in de bouw gerealiseerd moeten worden is het referentiekader energie in de bouw ontwikkeld. Op basis hiervan is vastgesteld welke energieprestaties gemiddeld moeten worden gerealiseerd in nieuwbouw- en herstructureringsprojecten om met de totale Gelderse bijdrage in lijn te blijven met de landelijke doelstellingen voor 2010. In het kader van de prioriteiten ISV richten wij ons vooral op de herstructurering en transformatie. De energieprestaties zijn opgenomen in de reeds eerder genoemde ambitiekaart duurzaamheid (www.gelderland.nl/wonen (kies in de linkerkolom voor DSO en dan voor ambitiekaart).

EisAan gemeenten wordt gevraagd doelstellingen te benoemen op minimaal actief niveau van de ambitiekaart duurzaamheid en deze in het MOP te operationaliseren. Vooral voor gemeenten die klimaatbeleid hebben ontwikkeld is dit ambitieniveau in het algemeen goed haalbaar.

Zeker als ook andere gemeenten hiertoe overgaan. De markt krijgt hiermee een duidelijk kader aangereikt.

OndersteuningDe provincie faciliteert door kennisuitwisseling. Verdere ondersteuning is afhankelijk van het besluit van gemeenten om volgens de hier beschreven prestatie-indicatoren te werken.

Tabel prestatie-indicatoren

prestatie-indicatoren: acties gemeenten

Doelstellingen conform ambitiekaart in gemeentelijke plannen (MOP, milieu- of energiebeleidsplan, etc.) opgenomen

 

Per locatie/project aan minimum onderzoekseis voldoen:

 

* minder dan 50 woningen of 2500 m2 BVO utiliteit: alleen quick scan naar energie-uitwisseling en koude/warmt-opslag indien binnen straal van 100 m mogelijkheden voor gezamenlijke aanpak utiliteit en woningen;

 

* 50-250 woningen: energiescan;

 

* 2500-12.500 m2 BVO utiliteit: scan energie-uitwisseling met omgeving en koude/warmte-opslag;

 

* 250-500 woningen of 12.500-25.000 m2 BVO utiliteit: energievisie;

 

* meer dan 500 woningen of 25.000 m2 BVO utiliteit: energievisie + voorbereiding advies in het kader van Besluit Aanleg Energie-Infrastructuur.

 

In geval van bestemmingsplanwijziging: doortrekking energievisie in bestemmingsplan.

prestatie-indicatoren: doorwerking naar markt

Doelstellingen onderdeel van (regionale) prestatie-afspraken.

Jaarlijks wordt in het provinciale uitvoeringsprogramma energiebeleid een reservering gemaakt voor inzet van expertise/adviescapaciteit ter ondersteuning van "de projecten waarin gemeenten aan de prestatie-indicatoren voldoen".

Beleidsthema: water en watersystemen

Geen verplichte doelstelling

Het Rijk heeft voor dit beleidsthema geen verplichte doelstellingen geformuleerd. De provincie vindt het belangrijk dat de gemeenten in de ontwikkelingsprogramma’s aandacht geven aan integraal waterbeheer en het voorkomen van grond- en oppervlaktewaterverontreininging als gevolg van diffuse bronnen.

Integraal waterbeheer

ToelichtingDe provinciale doelstelling is het bereiken van een gezond en veerkrachtig watersysteem in het stedelijk gebied. Dat kan mede gerealiseerd worden door bij stedelijke vernieuwing rekening te houden met de wensen die vanuit het waterbeheer aan de inrichting van de woon- en leefomgeving worden gesteld. De gemengde riooloverstorten moeten op termijn worden gesaneerd. Daarom wil de provincie dat vanaf 2005 elke verandering in het rioolstelsel leidt tot een scheiding van regen- en afvalwater, dat verhard oppervlak actief afgekoppeld gaat worden in de strategische actiegebieden en dat buiten die gebieden het afkoppelen van verhard oppervlak meelift met de herstructurering en transformatie.

Belangrijke aandachtspunten in de MOP's: waterneutraal (her)ontwikkelen, d.w.z. zodanig bouwen dat geen negatieve invloed op grondwaterstanden en -stromingen ontstaat; afkoppelen verhard oppervlak: regenwater uit de riolering; oplossen van problemen met (grond)wateroverlast; zorgen voor voldoende open waterberging; herstel/ontwikkeling ecologie; vergroten belevingswaarde.

Vooral de eerste vier aandachtspunten zullen ook beoordeeld worden bij de watertoets, die bij ruimtelijke ontwikkeling van toepassing is.

EisOm het vorenstaande te bereiken is een vroegtijdige afstemming tussen gemeente en waterschap noodzakelijk. Het opstellen van een gemeentelijk Waterplan is een goed instrument om dit proces te ondersteunen. Een gezamenlijke visie op het watersysteem, inventarisatie van knelpunten en oplossingsrichtingen en het identificeren van kansen vanuit bijvoorbeeld stedelijke vernieuwing zijn hierbij belangrijke onderwerpen. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2 juli 2003) is aangegeven dat voor medio 2006 de gemeenten en waterschappen een waterplan opstellen, voorzover noodzakelijk vanwege de grondwaterproblematiek. Wij vinden dat de ISV-programmagemeenten een waterplan moeten opstellen, omdat de afstemming tussen stedelijke vernieuwing en water noodzakelijk is als onderbouwing van doelstellingen in het ontwikkelingsprogramma.

OndersteuningDe provincie heeft samen met het waterschap Vallei en Eem de brochure "Waterberging in de stad" uitgegeven. Deze brochure biedt een aantal methoden om de benodigde open waterberging in het stedelijk gebied te bepalen. De brochure is via www.gelderland.nl/referentiekader DSO te downloaden. In opdracht van de provincie is het rapport "Water en stedelijke vernieuwing" opgesteld. In dit rapport worden handreikingen gedaan om de integratie van water in de stedelijke vernieuwing te verbeteren.

Diffuse bronnen

ToelichtingDe provinciale doelstelling is het voorkomen van grond- en oppervlaktewaterverontreiniging als gevolg van diffuse bronnen. Diffuse bronnen van verontreiniging in het stedelijk gebied zijn vooral uitlogende bouwmaterialen (woningen en straatmeubilair) en uitspoeling van bestrijdingsmiddelen. De provincie wil de gemeenten stimuleren om tot een gifvrij beheer van groen en verhardingen te komen. Bij gifvrij beheer zijn de kosten vaak hoger. Maar het is mogelijk een gebied zo in te richten dat het beheer goedkoper en minder arbeidsintensief wordt. De soort bestrating en plantensoorten in parken spelen daarbij een rol. Herstructurering en transformatie bieden kansen om daarmee rekening te houden.

OndersteuningDe provincie heeft samen met de waterbeheerders de handreiking gifvrij beheer opgesteld. Medio 2005 verschijnt een brochure met tips voor het voorkomen van het uitlogen van bouwmaterialen.

4.3 Prestatieveld: zorgvuldig ruimtegebruik

Beleidsthema: intensivering woningbouw

Doelstelling: per saldo intensivering van woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied

ToelichtingEen kwalitatief goede woon- en leefomgeving vraagt om het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte. In het algemeen vertaalt zich dit in verdichting binnen het bestaand bebouwd gebied.

Net als het Rijk vindt de provincie het belangrijk dat bij de inrichting van de herstructurerings- en transformatiegebieden rekening wordt gehouden met de gevolgen voor mobiliteit en externe veiligheid. Een derde aspect waarvoor de provincie in relatie tot intensivering woningbouw aandacht vraagt is meervoudig ruimtegebruik.

Mobiliteit/bereikbaarheid: In de sterkte/zwakte-analyse betrekt de gemeente de mogelijkheid tot intensivering nabij vervoersknooppunten. Het provinciale verkeer en vervoersbeleid (PVVP2) en de ruimtelijke vertaling van dit beleid in het nieuwe streekplan zijn daarvoor het kader.

Externe veiligheid: Intensief ruimtegebruik in combinatie met meerdere functies binnen een gebied kan consequenties hebben voor de externe veiligheid. Voor de uitvoering van projecten op het gebied van externe veiligheid wordt door VROM een programma Programmafinanciering Uitvoeringskosten extern veiligheidsbeleid opgesteld. Doel van het programma is de implementatie van het nieuwe externe veiligheidsbeleid binnen twee jaar op peil te hebben in Nederland. De provincie Gelderland profiteert ook van dit programma.

Koppeling vanuit ISVGemeenten wordt aangeraden in het ontwikkelingsprogramma de projecten op te nemen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid meedraaien in het VROM-programma.

Meervoudig ruimtegebruik: Zorgvuldig ruimtegebruik mag ook weer niet leiden tot "zuinig ruimtegebruik" en daarmee verlies aan ruimtelijke kwaliteit. De provincie brengt om die reden het onderwerp "meervoudig ruimtegebruik" onder de aandacht van gemeenten en van andere partijen. Aan alle betrokkenen wordt gevraagd opties als het stapelen van functies, ook ondergronds, en het opeenvolgend gebruik van ruimte voor meerdere functies, in de planontwikkeling mee te nemen. Zeker in relatie met herstructurering en transformatie kan dat meerwaarde opleveren. Juist daar staan de ruimtelijke kwaliteiten als gevolg van hoge grondprijzen en toenemend autobezit steeds verder onder druk.

OndersteuningDe provincie voert diverse activiteiten uit die gericht zijn op kennisoverdracht over dit onderwerp.

4.4 Prestatieveld: fysieke voorwaarden voor aantrekkelijke sociale en veilige omgeving

Beleidsthema: fysieke ruimte voor sociale voorzieningen

Doelstelling: fysieke ruimte scheppen voor sociale voorzieningen

ToelichtingDe keuze voor de inzet van ISV op de herstructurering en transformatie wordt niet alleen ingegeven vanuit fysieke achterstand maar juist ook in relatie tot de sociale context. Voor een succesvolle, duurzame aanpak van stedelijke vernieuwing is het noodzakelijk fysieke ingrepen te koppelen aan initiatieven op het sociale vlak.

Bij het prestatieveld wonen is aangegeven dat wij het belangrijk vinden dat het gemeentelijke woningbouwprogramma kwalitatief wordt gemotiveerd, met het oog op de verschillende doelgroepen op de woningmarkt. Een goede differentiatie van de woningvoorraad op het niveau van stad en wijk draagt daartoe bij. Het bieden van fysieke ruimte voor sociale voorzieningen is een onmisbaar element in het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving voor een gedifferentieerde bevolkingsopbouw.

Daarom vinden wij het belangrijk dat bij de voorgenomen maatregelen in het ontwikkelingsprogramma ingegaan wordt op de sociale component en ook wordt aangeven welke voorzieningen daarvoor nodig zijn. Het is belangrijk om dit aspect in een vroegtijdig stadium in het voorbereidingsproces van de herstructurering mee te nemen. Met het oog op de benodigde ruimte, maar ook met het oog op de financiële gevolgen voor verschillende partijen.

Meer in het algemeen is het belangrijk dat gemeenten de sociale infrastructuur tegelijk met de fysieke planvorming ontwikkelen. Op die manier kunnen processen elkaar versterken. Een inventarisatie van de sociale problematiek is daarvoor een goede basis. Voor de GSO-steden vraagt de provincie dat in de vorm van een sociale paragraaf in hun fysieke planvorming mee te nemen.

OndersteuningDe provincie kan op het gebied van welzijn, zorg en cultuur onder voorwaarden subsidies verstrekken voor projecten. Dat kwam bij het thema wonen en cultuur al naar voren. Daarnaast ondersteunt de provincie de GSO-steden met kennisplatforms op een aantal terreinen (leefbare en veilige wijken, jeugdbeleid, maatschappelijke opvang en integratiebeleid).

Ook provinciale ondersteuningsinstellingen zoals Spectrum, Enzovoort en Osmose kunnen helpen na te gaan hoe het sociale en fysieke beleid elkaar in concrete situaties kunnen versterken.

Voor meer informatie provincie Gelderland, tel. (026) 359 92 94 of (026) 359 92 38, info@spectrum-gelderland.nl, info@enzovoort.org, algemeen@osmose.nl

Hoofdstuk 5 Intergemeentelijke afstemming

Lokale keuzes hebben vaak bovenlokale gevolgen. Het is daarom belangrijk om te bevorderen dat lokale keuzes elkaar op bovenlokale schaal niet verzwakken maar juist versterken. In ISV-1 heeft de regionale afstemming minder aandacht gekregen dan gewenst. In ISV-2 is dit aspect dan ook zwaarder aangezet en benoemd als een van de voorwaarden om het MOP goed te keuren.

Uit het ontwikkelingsprogramma moet duidelijk blijken: over welke onderwerpen intergemeentelijke afspraken gemaakt zijn; met welke gemeenten afspraken zijn gemaakt; de inhoudelijke hoofdlijnen van de intergemeentelijke afspraken. Hierbij geeft de gemeente aan welk aandeel van de regionale opgave zij voor haar rekening neemt.

Uit het rijksbeleidskader komt naar voren dat de niet-rechtstreekse programmagemeenten in ieder geval voor de thema's wonen, omgevingskwaliteit en zorgvuldig ruimtegebruik intergemeentelijk moeten afstemmen. Daar waar noodzakelijk/gewenst zal de provincie een actieve rol op zich nemen in deze afstemming. Vooral op het thema wonen hebben wij een duidelijke visie op de wijze van afstemming maar ook voor omgevingskwaliteit benoemen wij onderwerpen waarbij de afstemming belangrijk is.

5.1 Wonen

Omdat wij ISV vooral in willen zetten op de herstructurerings- en transformatieopgave vinden wij de regionale afstemming van het woonbeleid van groot belang. De doelstellingen op het gebied van het wonen uit de meerjarenprogramma's vinden hun basis in de afspraken die in het kader van het provinciale woonbeleid vanuit een regionale insteek met de individuele gemeenten zijn of worden gemaakt voor de periode 2005-2010. Vanuit het beeld wat op regionaal niveau nodig is om de verschillende categorieën woningzoekenden te huisvesten wordt de bijdrage van de individuele gemeente daarin bepaald. Duidelijk is het belang van meer differentiatie van de woningvoorraad in stad en dorp waardoor er meer keuzemogelijkheden ontstaan voor meer mensen. Dat kan een bijdrage leveren de trek uit de stad tegen te gaan en sociale scheiding te verminderen.

De afstemming van het woonbeleid vindt plaats op het niveau van huidige WGR-regio's. Voor het Knooppunt Arnhem-Nijmegen streeft de provincie naar een werkwijze waarbij de provincie het regionale kader stelt en dat het KAN daarbinnen de afspraken tussen de gemeenten maakt. De provincie is daarover met het KAN in overleg. Daarnaast gelden voor het KAN en de Stedendriehoek de verstedelijkingsafspraken, die met het Rijk gemaakt zijn in relatie tot VINEX/ VINAC. Hiervoor vormen de gemeentelijke kwalitatieve woonprogramma’s het uitgangspunt.

5.2 Omgevingskwaliteit (duurzaamheid en cultuur)

Maatregelen op het niveau van de wijk zullen in een aantal gevallen gevolgen hebben voor zaken die spelen op bovenlokale schaal en omgekeerd. Wij vinden het daarom belangrijk dat in die gevallen waar dat speelt er intergemeentelijke afstemming plaatsvindt. In dit verband gaat omgevingskwaliteit over de volgende onderwerpen: aansluiting van de stad op bovenlokale projecten (ecologische hoofdstructuur, uitvoering geven aan stroomgebiedsvisies, sociaal en fysiek aantrekkelijke fietsroutes, etc.); bovenlokale milieukwaliteitsonderwerpen (bijvoorbeeld water- en luchtkwaliteit, externe veiligheid, geur- en/of geluidhinder en energie); de sociale en culturele inrichting van de leefomgeving (onderwijs, zorg, theater, etc.).

De provincie dringt erop aan op regionale schaal afspraken te maken over de ambities bij duurzaam en energiezuinig bouwen. Dit stimuleert een eenduidig signaal naar de markt. Tot dusver werden deze afspraken gemaakt binnen de regionale convenanten duurzaam bouwen.

In de Wet stedelijke vernieuwing wordt opgenomen dat op voordacht van de gemeenten de provincie de groep gemeenten vaststelt waartussen de afstemming moet plaatsvinden. Voor de gemeenten die in een samenwerkingsverband liggen op basis van de Kaderwet bestuur in verandering geldt dat de samenwerking in ieder geval dat samenwerkingsgebied omvat. In die gevallen toetst het bestuur van dat samenwerkingsverband of de intergemeentelijke afstemming aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Hoofdstuk 6 De keuze van de programmagemeenten

6.1 ISV-1

In de eerste ISV-periode is de keuze van de programmagemeenten gemaakt op basis van de volgende criteria: Er is sprake van een stedelijke opgave. Daartoe behoren de gemeenten tot de bovenregionale, regionale of subregionale kernen uit het vigerende streekplan. Een toen uitgevoerd inventariserend onderzoek naar de stedelijke vernieuwingsopgave heeft ertoe geleid dat de karakteristiek "stedelijke opgave" op nog vier andere gemeenten van toepassing is verklaard. Er is sprake van een structurele vernieuwingsopgave. Er is van uitgegaan dat het op basis van de rijksverdeelsleutel bepaalde budget per gemeente een indicatie geeft van de omvang van de opgave. De ondergrens is daarbij bepaald op € 567.000,--. Daarbij is geen rekening gehouden met het budget voor bodem en geluid.

Deze criteria hebben geleid tot een keuze voor 16 programmagemeenten.

6.2 ISV-2

De tweede ISV-periode is een logische voortzetting van de eerste. Er zijn veel ontwikkelingen in gang gezet maar nog niet (volledig) gerealiseerd. ISV-2 biedt daarvoor de gelegenheid. De ervaring met ISV-1 leert dat het maken van een integraal ontwikkelingsprogramma, het monitoren van de voortgang en het verantwoorden van de prestaties en het budget vooral van de kleinere gemeenten veel vergt. De voorbereiding van het verantwoordingstraject ISV-1 laat zien dat een deel van de programma’s ook in de tweede periode wordt voortgezet maar gemeenten wijzen ook op nieuwe opgaven.

In een aantal kleinere programmagemeenten uit ISV-1 speelt geen structurele opgave voor de periode 2005-2010. Dat komt ook omdat de herstructurering van woonwijken met de daaraan gekoppelde milieukwaliteit in de kleine gemeenten zich meer als een eenmalige opgave aandient. Er is in ISV-2 op basis van de huidige rijksverdeelsleutel voor de individuele gemeenten minder budget beschikbaar dan in ISV-1. Daardoor valt de bijdrage voor een aantal van de huidige programmagemeenten lager uit dan de grens van € 567.000,-- uit ISV-1. Op grond hiervan concluderen wij dat er geen reden is om andere gemeenten de programmastatus toe te kennen. Naar analogie van de methodiek in ISV-1 is ook nu gekeken naar het budget zonder bodem- en geluidsbudget.

Ook de aanstaande gemeentelijke herindeling geeft ons geen aanleiding dit beeld bij te stellen. Weliswaar komt de gemeente Oude IJsselstreek (voormalige gemeenten Wisch en Gendringen) boven de genoemde ondergrens maar naar onze mening wijzigt de aard van de stedelijke vernieuwingsopgave niet. De ervaringen in ISV-1 met de projectaanvragen uit deze gemeenten laten zien dat er geen sprake is van een structurele opgave maar meer incidentele - overigens interessante - projecten. Een programmatische aanpak levert alleen voordeel op wanneer er sprake is van een structurele opgave. Niet alleen het maken van een programma maar vooral de verankering daarvan in de gemeentelijke organisatie uitmondend in een voortvarende uitvoering en het daarbij behorende verantwoordingstraject is voor gemeenten een forse opgave.

De provincie hanteert voor de keuze voor de programmagemeenten voor de tweede ISV-periode de volgende criteria: De gemeenten, waarvoor het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid geldt, zijn ook in ISV-2 programmagemeenten (met uitzondering van Arnhem en Nijmegen als rechtstreekse gemeenten). Dat doet recht aan de uitspraak in het Statenakkoord waar ISV in relatie wordt gebracht met GSO. De andere huidige programmagemeenten hebben de gelegenheid die status te continueren. Het budget voor de programmagemeenten wordt gebaseerd op de rijksverdeelsleutel. Buiten de huidige programmagemeenten komen geen andere gemeenten in aanmerking voor de programmastatus om de hiervoor genoemde reden. De bijdrage voor projectgemeenten kan hoger zijn dan het op basis van de sleutel vastgestelde kleinste budget voor programmagemeenten.

6.3 De keuze

Op basis van het bovenstaande wordt de programmastatus in ieder geval voortgezet voor Apeldoorn, Doetinchem, Ede, Harderwijk, Tiel en Zutphen als de ISV/GSO gemeenten. Ook de gemeenten Culemborg, Renkum, Rheden, Wageningen, Winterswijk en Zaltbommel blijven programmagemeenten. De gemeenten Aalten, Barneveld, Doesburg en Epe geven, mede met het oog op de geringe omvang van het budget, de voorkeur aan een status als projectgemeente.

De gemeenten Culemborg, Doesburg, Wageningen, Winterswijk en Zaltbommel participeren in het Kleine stedenbeleid. Het Kleine stedenbeleid is bedoeld om, naast de inzet van ISV-budget voor fysieke maatregelen, te stimuleren dat geïnvesteerd wordt in sociale en sociaal-economische maatregelen. Door te zorgen dat de verschillende maatregelen elkaar versterken, wordt het grootste effect bereikt.

6.4 Het budget

Het budget voor de programmagemeenten wordt van te voren bekend gemaakt, zodat de gemeente een realistisch programma kan formuleren. De provincie baseert zich hierbij op de verdeelsleutel die het Rijk heeft ontwikkeld in maart 2004, rekening houdend met de uitspraak in het statenaccoord over de bijdrage van ISV aan het GSO-budget. De bedragen die hieronder genoemd worden, zijn onder voorbehoud. Wij hebben de definitieve beschikking van VROM nog niet ontvangen.

Het ISV-2 budget voor fysieke ingrepen voor de niet rechtstreekse programma- en projectgemeenten in Gelderland bedraagt € 33,4 miljoen. Voor bodem is er in totaal € 14,6 miljoen beschikbaar. Dit bedrag bestaat uit: ruim € 4 miljoen vanuit bestuursgebonden afspraken uit de periode ISV-1, € 8,3 miljoen uit het VINAC-bodembudget (dit is gekoppeld aan het KAN en de Stedendriehoek) en € 2,3 miljoen in het kader van de afronding landsdekkend beeld.

Van het geld voor fysieke ingrepen gaat € 15 miljoen naar de 6 ISV/GSO gemeenten confom het statenaccoord 2003-2007. Daarnaast is voor bodemsanering bijna € 8 miljoen beschikbaar. Dit bedrag bestaat uit: bijna € 2 miljoen gekoppeld aan bestuursgebonden afspraken en bijna € 6 miljoen afkomstig uit VINAC en “afronding landsdekkend beeld bodem” voor Apeldoorn, Ede en Zutphen.

Voor de overige huidige programmagemeenten is een bedrag beschikbaar van ca. € 6,5 miljoen voor fysieke ingrepen. Daarnaast is ruim € 300.000 beschikbaar voor bodem als gevolg van bestuursgebonden afspraken bodem onder ISV-1. Renkum en Rheden kunnen op basis van een projectenplan bodem een beroep kunnen doen op een deel van het VINAC- bodembudget voor het KAN. Het maximum bedrag wordt daarbij bepaald door de sleutel uit het landsdekkend beeld bodem. Bij de verdeling van het budget is rekening gehouden met de gemeentelijke herindeling per 1 januari 2005. Voor de gemeenten Doetinchem en Zutphen betekent dit een extra toevoeging van de budgetten van respectievelijk de gemeenten Wehl en Warnsveld.

Voor de projectgemeenten is tenminste € 11 miljoen beschikbaar voor ISV-fysiek en -geluid. Voor ISV-bodem zijn voor ongeveer € 0,7 miljoen bestuursgebonden afspraken gemaakt.

Tabel: Beschikbare bedragen per ISV/GSO-programmagemeente

ISV/GSO-gemeenten

Totaal

ISV-2 fysiek (inclusief geluid)

ISV-2 bodem

 

 

 

 

 

bestuurs-gebonden afspraken

landsdekkend beeld

VINAC-bodem

Apeldoorn

 

5.693.000

 

 

3.167.000

Doetinchem

 

1.359.5001

 

 

 

Ede

 

3.113.000

 

1.500.0002

 

Harderwijk

 

977.000

 

 

 

Tiel

 

1.255.000

 

 

 

Zutphen

 

2.602.5003

 

 

1.218.000

Totaal

22.731.000

15.000.000

1.846.000

1.500.000

4.385.000

De bedragen genoemd in de ISV-2 kolom zijn gebaseerd op de voorlopige verdeling door het Rijk (maart 2004).

Tabel: Beschikbaar budget per overige programmagemeente

Overige programmagemeenten

Totaal

ISV-2 (inclusief geluid)

ISV-2 bodem

 

 

 

 

bestuursgebonden afspraken

VINAC-bodem

Culemborg

 

663.500

 

 

Renkum

 

1.041.500

 

max. 35.000

Rheden

 

2.231.000

 

max. 69.500

Wageningen

 

1.216.500

 

 

Winterswijk

 

931.500

 

 

Zaltbommel

 

412.500

 

 

Totaal

6.919.000

6.496.500

318.000

max. 104.500

6.5 Subsidie mogelijkheden Europese Commissie

De Europese Commissie helpt Nederland bij de economische ontwikkeling en herstructurering onder meer door subsidie te verstrekken. De EU gaat daarbij altijd uit van cofinanciering. Het kan dus interessant zijn om te kijken of het mogelijk is voor bepaalde programmaonderdelen naast financiering uit het ISV-budget mede financiering vanuit programma’s van de Europese Commissie te verkrijgen.

Een aantal programma’s wordt door de provincie uitgevoerd. De provincie werkt hierin nauw samen met lokale overheden en maatschappelijke organisaties. In de uitvoering wordt zij daarbij ondersteund door programmabureaus in de regio's. Hier kunnen subsidieaanvragers terecht voor advies over een aanvraag en voor de intake van projecten. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met het EU Programmasecretariaat van de provincie Gelderland, tel. (026) 359 97 24, www.gelderland.nl/eup.

Hoofdstuk 7 Tot slot

Op verschillende plekken geven wij aan dat de gemeenten een beroep kunnen doen op de provincie om mee te denken over de inhoud van de ontwikkelingsprogramma's. Maar ook om samen na te gaan of er koppelingen gemaakt kunnen worden met provinciaal beleid. Voor de GSO-gemeenten is daar al een start mee gemaakt tijdens GSO-1. Dit wordt intensiever voortgezet in GSO-2, ook in de vorm van vooraf gereserveerd provinciaal budget. Voor de overige programmagemeenten is dat budget er niet maar willen wij wel zoeken naar "slimme combinaties". In sommige gevallen kan dat leiden tot een meer samenhangende inzet van "regulier" budget. Daar waar noodzakelijk/gewenst zal de provincie een actieve rol op zich nemen in de intergemeentelijke afstemming.

Bij de verantwoording ISV-1 hebben de provincie en de gemeenten een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Er is een duidelijk verband tussen de verantwoording en de voortzetting van programmaonderdelen uit ISV-1 in ISV-2.

Er is ook een nauwe relatie tussen de afspraken die gemeenten en provincie samen maken op het gebied van het woningbouwbeleid en de ambities van gemeenten over de herstructurering en transformatie. Gemeenten en provincie kunnen daarbij veel aan elkaar hebben. Bijvoorbeeld bij de oplossing van knelpunten die op kunnen treden in de voortgang van het woningbouwprogramma en meer specifiek de herstructurering.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland
 

Bijlage: Rijksprestatievelden en prestatie-indicatoren

Prestatieveld/Beleidsthema

Doelstelling

Prestatie-indicator

 1 Wonen

 

 

 1a Balans tussen vraag en aanbod

 Betere balans vraag en aanbod op gebied van wonen

 Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar:

 

 

 1 aantallen nieuwbouw4

 

 

 a op uitleglocaties;

 

 

 b op locaties binnen bestaand bebouwd gebied van 1996 i.v.m. de uitbreidings-behoefte; en

 

 

 c. op locaties binnen bestaand bebouwd gebied van 1996 i.v.m. vervangings-behoefte.

 

 

 2 aantallen omzettingen:

 

 

 a omzettingen huurwoningen in koopwoningen; en

 

 

 b vernietigde woningen

 

 

 3 aantallen ingrijpende woningverbeteringen5.

 

 

 4 toename aantal volledig toegankelijke woningen

 1b Huisvesting doelgroepen

 

 

 Omgevingskwaliteit

 

 

 2a Openbare ruimte

 De verbetering van de kwaliteit van de (semi-)openbare ruimte

 Oppervlak (in m2 of ha) openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls

 2b Groen in de stad

 De verbetering van grootschalig groen in de stad

 Het aantal grootschalige groenprojecten met bijbehorend oppervlak (ha)6 (alleen G30)

 2c Cultuurimpuls

 Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving door het integraal benutten en borgen van culturele kwaliteiten in de praktijk van de stedelijke verniewing

 Aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten aantoonbaar en integraal onderdeel uitmaken van de gebiedsontwikkeling en de mate waarin deze kwaliteiten zijn geborgd in lokale planfiguren en beleid

 2d Bodemsanering

 Sanering van de bodemverontreiniging in het stedelijk gebied (incl. nazorg en asbest)

 Aan te pakken deel van de werkvoorraad gerelateerd aan het landsdekkende beeld bodemsanering in aantallen (sanering en onderzoek), m2 en m3(oppervlakte en in de bodem aanwezige ernstig verontreinigde grond) en m3 (te saneren verontreinigd) grondwater en bpe's (bodemsanerings-prestatieeenheden). Vermelden welk deel hiervan door saneringen in eigen beheer tot stand zal komen (zonder overheidsbijdrage in de financiering)

 2e Geluidssanering

 Verbetering van de geluidssituatie bij de zogenaamde A- en railwoningen

 Aantal A- en railwoningen (absoluut en als percentage van het totaal in de gemeente) waar de saneringssituatie aan het eind van het ISV-2-tijdvak is opgelost

 2f Luchtkwaliteit

 Verbeteren van de binnenstedelijke luchtkwaliteit

 Het aantal meters wegvak dat onder de normen uit het Besluit luchtkwaliteit wordt gebracht (alleen G30)7

 2g Milieukwaliteit

 

 

 2h Water en watersystemen

 

 

 3 Zorgvuldig ruimtegebruik

 

 

 3a Intensivering woning-bouw

 Per saldo intensivering van woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied

 Saldo toe te voegen woningen in bestaand bebouwd gebied8

 3b Bereikbaarheid

 

 

 4 Fysieke voorwaarden v oor aantrekkelijke sociale en veilige omgeving

 

 

 4a Fysieke ruimte voor sociale voorzieningen

 Fysieke ruimte scheppen voor sociale voorzieningen (een zgn. open doelstelling)9

 Gemeente stelt in samenwerking met het Rijk een eigen meetbare indicator op

 1 Incl. budget van Wehl

2 Voor het bodemproject “Gelria” in Ede wordt maximaal € 2 miljoen ter beschikking gesteld (€ 1,5 miljoen vanuit ISV-2 en € 0,5 miljoen vanuit het meerjarenprogramma Wet bodembescherming).

3 Incl. budget van Warnsveld

4 Nieuwbouw uit te splitsen naar goedkope koop, (middel)dure koop, goedkope huur en (middel)dure huur. Grens tussen goedkope en (middel)dure koop ligt bij koopprijs van € 136.000,-- (intentieafspraken 2002). Grens tussen goedkope huur en (middel)dure huur ligt bij de huurprijs van € 317,03 (Huursubsidiewet, kwaliteitskortingsgrens 2003). De stichtingskostengrenzen worden jaarlijks geïndexeerd.

5 Van ingrijpende woningverbetering is sprake als de aanneemsom of raming van de kosten (excl. BTW): gelijk aan of meer dan € 50.000,-- per woning

6 Alleen van toepassing voor de G30 omdat alleen voor de G30 financiële middelen zijn toegevoegd aan het ISV-2.

7 Alleen van toepassing voor de G30 omdat alleen voor de G30 financiële middelen zijn toegevoegd aan ISV-2.

8 Het saldo wordt berekend door op de nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied 1996 de vernietigde woningen in mindering te brengen: zie voor nadere toelichting prestatieveld 1 Wonen.

9 Open doelstelling: doelstelling waarover het Rijk/de provincie met de gemeente een afspraak wil maken maar waarbij aan de gemeente ruimte wordt gelaten voor de formulering van de indicator, in samenspraak met het Rijk/de provincie. Deze indicator dient in toetsbare termen (SMART) te worden geformuleerd.