Regeling vervallen per 09-02-2016

Herzieningsbesluit foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten

Geldend van 19-07-2005 t/m 08-02-2016

Intitulé

Herzieningsbesluit foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 5 juli 2005, nr. RE2004.82564 (Provinciaal Blad nr. 2005/68 d.d. 19 juli 2005). In werking getreden op 19 juli 2005.

 

Inleiding

Eind 2003 is door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, het IPO en verschillende belangenorganisaties overleg gevoerd over de uitvoering van de Flora- en faunawet en overeenstemming bereikt over een beleidskader faunabeheer. Het beheer van overwinterende ganzen en smienten maakt hiervan nadrukkelijk deel uit. Tot op dat moment was afschot niet aan de orde en konden deze dieren hooguit opzettelijk verstoord worden. De toenemende omvang van de landbouwschade, alsmede moties uit de Tweede Kamer maakten het noodzakelijk dat beleid te wijzigen. Om Nederland een rol als overwinteringsgebied te laten blijven vervullen, is ervoor gekozen de overwinterende ganzen en smienten te concentreren in foerageergebieden. Binnen deze gebieden dienen ganzen en smienten met rust te worden gelaten; de grondgebruikers ontvangen hiervoor een vergoeding van het Rijk. Daarbuiten kunnen ganzen en smienten van de schadegevoelige landbouwpercelen worden verjaagd. In geval van de kolgans, grauwe gans en smient kan daarbij ook het geweer worden ingezet. De provincies zijn gevraagd voor 1 oktober 2004 deze gebieden aan te wijzen.

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben hieraan gehoor gegeven door na een inspraakperiode op 28 september 2004 zestien foerageergebieden aan te wijzen. Tevens is op dat moment de provinciale vrijstellingsverordening aangepast, zodat het niet langer is toegestaan om overwinterende ganzen en smienten in de foerageergebieden opzettelijk te verstoren. Daarnaast zijn vanaf dat moment ontheffingen aan de drie Gelderse faunabeheereenheden verleend om ganzenschade met het geweer te bestrijden buiten de foerageergebieden.

Bij het aanwijzingsbesluit van vorig jaar zijn echter niet alle voor Gelderland beschikbare foerageerhectares belegd. Een herziening van het aanwijzingsbesluit was daarom noodzakelijk. Met het oog op draagvlak wilden Gedeputeerde Staten bovendien de mogelijkheid bieden om opnieuw in te spreken op de begrenzing van de reeds aangewezen foerageerbieden.

Bij het ontwerp-herzieningsbesluit van 26 april 2005 zijn daarom zowel de reeds begrensde foerageergebieden opgenomen als een tweetal zoekgebieden voor de nog resterende foerageerhectares. Gehoord de inspraakreacties stellen Gedeputeerde Staten nu het herzieningsbesluit voor de aanwijzing van foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten vast.

Doel

Het aanwijzen van foerageergebieden is noodzakelijk om aan te geven waar wel en waar geen schadebestrijding van de kolgans, grauwe gans en smient kan plaatsvinden. Het GS-besluit dient dus primair als basis voor de provinciale vrijstellingsverordening (gericht op opzettelijk verstoren) en voor de ontheffingverlening voor schadebestrijding door de faunabeheereenheden. Grondgebruikers binnen de aangewezen foerageergebieden komen voor een schadevergoeding van het Faunafonds in aanmerking.

De bedoeling is echter dat de grondgebruikers voor de opvang van ganzen en smienten ook een beheerovereenkomst met het Rijk kunnen afsluiten. Naast een vergoeding voor de schade ontvangt men dan tevens een vergoeding voor te treffen maatregelen. Daartoe zijn door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit een aantal beheerpakketten ontwikkeld, die in de bijlagen van dit ontwerp-herzieningsbesluit zijn opgenomen.

Vooralsnog kunnen deze pakketten, in tegenstelling tot eerdere berichtgeving, voor de duur van één jaar worden afgesloten bij het Faunafonds. Wanneer deze pakketten door de EU worden goedgekeurd, zullen zij deel gaan uitmaken van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer. Vanaf dat moment kunnen zesjarige contracten worden afgesloten. De provincie zal dan de foerageergebieden opnemen in het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland. Dat plan vormt namelijk het uitvoeringskader voor de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer. In 2006 zal daarvoor een nieuwe procedure worden opgestart.

De selectie van foerageergebieden

Ten behoeve van de selectie van foerageergebieden is door een landelijke werkgroep een stappenplan opgesteld. Dit plan stelt slaapplaatsen centraal en gaat ervan uit dat op vliegafstand van deze gebieden zo veel mogelijk geschikt grasland binnen Vogelrichtlijngebied, reeds begrensde weidevogelgebieden en oude ganzengedooggebieden moet worden ingevangen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de verdeling van ganzen over de provincie en de landbouwschade. Daar waar tussen het grasland akkerpercelen zijn gelegen, kunnen deze worden meebegrensd. Pure akkerbouwgebieden komen conform het beleidskader niet voor begrenzing in aanmerking. Alleen op deze wijze kunnen de beschikbare middelen op een efficiënte wijze worden aangewend. Om voldoende rust te garanderen is aan de oppervlakte van foerageergebieden een ondergrens gesteld. Als het om zelfstandige gebieden gaat, dient de oppervlakte minimaal 500 ha te bedragen; sluit het gebied aan bij een reeds bestaand natuurgebied, dan kan met een kleiner gebied worden volstaan.

Voor de begrenzing in Gelderland is in eerste instantie uitgegaan van de gebieden met grote concentraties ganzen en smienten. Immers, deze gebieden doen recht aan de verspreiding van ganzen en smienten over Gelderland, liggen uiteraard op vliegafstand van de slaapplaatsen en hebben ook de meeste landbouwschade te verduren. De concentratiegebieden alleen bleken reeds een oppervlakte van grofweg 22.000 ha te beslaan. Gelet op het quotum foerageerhectares dat aan Gelderland is toebedeeld, namelijk 9171 ha, is op basis van vorengenoemde selectiecriteria verder ingedikt. Daarbij is tevens rekening gehouden of gebieden op termijn wel geschikt blijven als foerageergebied en niet worden omgezet in andere functies of een type natuur dat minder geschikt is voor ganzen.

Op 28 september 2004 hebben Gedeputeerde Staten, na verwerking van inspraakreacties, in totaal 16 foerageergebieden aangewezen. Het was echter niet mogelijk om direct het gehele Gelderse quotum van 9171 ha te beleggen. Er resteerden nog 812 ha. Hiervoor zijn naar aanleiding van initiatieven uit de streek bij het ontwerp-herzieningsbesluit twee zoekgebieden opgenomen, die samen al een groter oppervlak hadden dan de resterende 812 ha.

Afhankelijk van de reacties op het ontwerp-herzieningsbesluit moest worden bezien of het zoekgebied verder moest worden ingekrompen of dat er door wijzigingen elders in Gelderland voldoende hectares overschoten om het totale zoekgebied te begrenzen.

In totaal hebben naar aanleiding van de tervisielegging van het ontwerp-herzieningsbesluit 35 personen en instellingen gereageerd. Het merendeel van de reacties had betrekking op grenscorrecties. Deze verzoeken zijn veelal gehonoreerd. Dat heeft erin geresulteerd, dat de begrenzing van de gebieden "Polder Oosterwolde", "Cortenoever/Bronkhorster Waarden" en "Willemspolder/Wamelsche Uiterwaarden" op een aantal kleine punten is aangepast. Relatief grote aanpassingen hebben plaatsgevonden in de voor Gelderland zeer belangrijke foerageergebieden "Rijnstrangengebied" en "Ooijpolder/Duffelt". Daardoor resteerden er onvoldoende hectares voor de beide zoekgebieden.

Uiteindelijk zijn alleen de "Uiterwaarden bij Steenderen" begrensd en de strook van het gebied bij Angerlo, dat grenst aan het Vogelrichtlijngebied. Naar aanleiding van de inspraakreacties bleek het niet mogelijk een volwaardig foerageergebied bij Aalst te realiseren. Gedeputeerde Staten hebben daarom besloten dit gebied voorlopig niet te begrenzen en de hectares die hierdoor overblijven in portefeuille te houden.

Bij de opname van de foerageergebieden in het Gebiedsplan Natuur en Landschap in 2006 willen Gedeputeerde Staten dan bezien of in overleg met de streek alsnog een foerageergebied in de Bommelerwaard tot stand kan komen. Zo ook willen Gedeputeerde Staten in 2006 naar de begrenzing van het foerageergebied in Arkemheen kijken. Het agrarische deel is namelijk te klein om er beheerovereenkomsten te kunnen afsluiten. Gedeputeerde Staten zijn echter nog in gesprek met LNV om te kijken of voor specifieke smientengebieden geen uitzondering gemaakt kan worden.

Beschrijving van de foerageergebieden

Voor het ontwerp-herzieningsbesluit waren in totaal 18 foerageergebieden geselecteerd, waarvan 16 reeds aangewezen gebieden en twee zoekgebieden. Doordat grote delen van de zoekgebieden nu definitief in de begrenzing zijn opgenomen, ontstaan er langs de bovenloop van de IJssel grotere aangesloten foerageergebieden. De gebiedsindeling en de naamgeving zijn daarom gewijzigd. Daarnaast is het foerageergebied bij Aalst vooralsnog niet in de begrenzing opgenomen. Hierdoor resteren in totaal 14 foerageergebieden die gelegen zijn langs de randmeerkust en de grote rivieren. De totaaloppervlakte en het oppervlak geschikt foerageerhectares van deze gebieden zijn weergegeven in bijlage 1. De nummers van de foerageergebieden in deze bijlage corresponderen met de nummers die op de kaart in bijlage 2 aan deze gebieden zijn toebedeeld. In tabel 1 is het reeds begrensde foerageergebied onderverdeeld naar status in de bestaande natuurgebiedsplannen. Een 1072 ha is begrensd in het kader van de Subsidieregeling natuurbeheer en heeft een botanische of weidevogeldoelstelling (waarvan 979 ha in bezit van natuurbeschermingsorganisaties). Daarnaast is 1810 ha reeds begrensd in het kader van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en ca. 400 ha als ganzengedooggebied oude stijl (Fraterwaard).

Als rekening gehouden wordt met de overlap tussen deze twee categorieën kan geconcludeerd worden dat op ca. 2090 ha het agrarisch gebruik is of zal worden aangepast aan een bepaald natuurdoel. Op een groot deel van het thans begrensde gebied rust echter nog geen beheersinstrument, hoewel het vaak wel om Vogelrichtlijngebied gaat. In totaal gaat het om 4967 ha grasland en 1792 ha akkerbouw. Het merendeel van de meebegrensde akkers betreft echter maïspercelen, die 's winters veelal braak liggen en waarop geen schade optreedt. Conform het landelijke stappenplan wordt daarom slechts een derde van de begrensde oppervlakte akkerbouw meegeteld voor het wegzetten van de foerageerhectares. In Gelderland is dat 597 ha. Het totaal oppervlak begrensde foergaeerhectares bedraagt hierdoor 8726 ha.

Dat betekent dat nog steeds 445 ha over zijn. Deze zijn met name bedoeld voor de begrenzing van een foerageergebied in de Bommelerwaard. Zoals eerder aangegeven, is het de bedoeling om een dergelijk gebied aan te wijzen in 2006, op het moment dat de foerageergebieden worden opgenomen in het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland.

Tabel 1 Status van de reeds begrensde foerageergebieden (hectare)

SN

agrarisch met SAN en ganzengedooggebied

overig cultuurgrasland

meebegrensde akkerbouw

Totaal

1072

2090

4967

597

8726

Gevolgen van een aanwijzing als foerageergebied

Binnen de aangewezen foerageergebieden veranderen er een aantal zaken ten opzichte van de oude situatie. Allereerst geldt de provinciale vrijstelling voor het opzettelijk verstoren van ganzen niet voor deze gebieden. Dat betekent dat het verboden is om handelingen te verrichten die er specifiek op gericht zijn om ganzen en/of smienten te verjagen.

Bestaand gebruik kan dus gewoon worden voortgezet. Het is overigens nog wel toegestaan de dieren te weren door het plaatsen van vlaggen, linten en dergelijke. Daarnaast heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit beperkingen aan de jacht gesteld.

De jacht op de vijf wildsoorten is namelijk pas geopend vanaf 12.00 uur 's middags. Bovendien dient men met het oog op eventuele verstoring bij de jacht een afstand te bewaren van 500 m ten opzichte van de aanwezige ganzen en smienten. Gedurende het jachtseizoen mag er wel per jachtveld eenmalig een gehele dag gejaagd worden.

In geval van ganzen- en of smientenschade kan de grondgebruiker een beroep doen op het Faunafonds. De grondgebruiker kan er echter ook voor kiezen om een beheerovereenkomst af te sluiten. Het ministerie heeft hiervoor inmiddels een aantal beheerpakketten ontwikkeld. Er is een pakket voor de opvang op grasland en er zijn een aantal pakketten voor de opvang op akkers, te weten voor schade aan bestaand gewas, voor een aanvullende teelt met een groenbemester en voor het laten liggen van oogstresten. De vergoedingen zijn opgebouwd uit een aantal componenten. Er is een vaste vergoeding voor verrichte werkzaamheden, inclusief een stimuleringsbonus, en er is een variabel deel dat afhankelijk is van de geleden schade. Deze wordt jaarlijks getaxeerd. Voor het afsluiten van een beheerovereenkomst gelden wel een aantal voorwaarden.

Zo dient de grondgebruiker aangesloten te zijn bij een agrarische natuurvereniging en dient het oppervlak dat in beheer is bij een agrarische natuurvereniging minimaal 200 ha te bedragen. In de bijlagen wordt nader op de beheerpakketten en de voorwaarden ingegaan. Zoals al eerder is aangegeven, kunnen vooralsnog alleen eenjarige overeenkomsten met het Faunafonds worden aangegaan. Wanneer de EU haar goedkeuring aan de pakketten heeft gegeven, zullen zij deel gaan uitmaken van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en kunnen er zesjarige contracten worden afgesloten.

Faunabeleid buiten de foerageergebieden

Buiten de aangewezen foerageergebieden en de hiervoor genoemde Vogelrichtlijngebieden kunnen ganzen en smienten opzettelijk verstoord worden en kan het geweer worden ingezet om schade van kolgans, grauwe gans en smient te bestrijden. Een grondgebruiker komt dan ook alleen voor een vergoeding in aanmerking als ondanks de inzet van preventieve verjaagmiddelen (zoals linten, gaskanon, etc.) en de inspanningen van jagers, toch nog schade is opgetreden.

Het Faunafonds heeft inmiddels aangegeven, welke middelen wanneer dienen te worden ingezet. De minister heeft bovendien besloten om de hoogte van de schadevergoeding in 2005 en 2006 op 100% te houden.

Relatie met de Vogelrichtlijn en de in dat kader aangewezen gebieden 

In Gelderland zijn door het Rijk in 2002 een viertal gebieden aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn met het oog op overwinterende ganzen en/of smienten. Het gaat hier om de aanwijzingen: IJssel, Gelderse Poort, Waal en Neder-Rijn. Aangezien het in deze gebieden niet is toegestaan de ganzen en smienten te verjagen, zijn ook deze gebieden op de kaartbijlage weergegeven.

De polder Arkemheen is hieraan toegevoegd, omdat verjaging van ganzen en smienten in dit Vogelrichtlijngebied niet wordt toegestaan vanwege de te verwachte verstoring van de streng beschermde kleine zwaan.

Niet al het Vogelrichtlijngebied is nu aangewezen als foerageergebied. Sommige delen zijn namelijk niet geschikt voor het foerageren van ganzen en smienten of worden op termijn ongeschikt. Bovendien is het quotum onvoldoende om al het grasland binnen het Vogelrichtlijngebied te begrenzen. Daarom is vooral gekeken naar een aantal concentratiegebieden. Naar schatting wordt nu 9500 ha grasland en 600 ha akker binnen het Vogelrichtlijngebied niet begrensd als foerageergebied. Ongeveer 80% van deze gronden is op dit moment nog in handen van agrariërs. In deze niet begrensde delen van het Vogelrichtlijngebied zal het Faunafonds de opgetreden schade blijven vergoeden.

Het enige verschil met de gebieden die wel zijn aangewezen als foerageergebied is, dat de grondgebruiker geen mogelijkheid heeft om een beheerovereenkomst aan te gaan. Ten aanzien van de foerageergebieden die buiten het Vogelrichtlijngebied liggen, heeft de minister bepaald, dat deze gebieden niet alsnog onder de werking van de Vogelrichtlijn gebracht zullen worden. De EU heeft immers aangegeven, dat het gebied dat nu onder de werking van de Vogelrichtlijn is gebracht, voldoende is om de internationale natuurwaarden in stand te houden.

Relatie met het streekplan

De aanwijzing als foerageergebied heeft geen gevolgen voor de agrarische bedrijfsvoering. De foerageergebieden zullen wel in het nieuwe streekplan worden opgenomen als gebieden met een te behouden landschappelijke openheid. Langs de randen van een aantal gebieden zijn nu wel ontwikkelingen ingezet die kunnen leiden tot verdichting met landschapselementen. Dat geldt met name voor de Ooijpolder. Gedeputeerde Staten zullen op termijn bezien of hierdoor de begrenzing van het foerageergebied aangepast dient te worden. Zo ook heeft de gemeente Millingen aan de Rijn plannen voor de aanleg van sportvelden in het foerageergebied grenzend aan de bebouwde kom. Indien deze plannen gerealiseerd worden zullen Gedeputeerde Staten de begrenzing hierop aanpassen.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland 
 

Bijlage 1

Gebiedsnummer

Gebiedsnaam

Totaal-oppervlakte

Foerageer-hectares

1

Polder Oosterwolde

625

571

2

Wapenveldsche Broek/Vorchterbroek

471

432

3

Voorbroek

517

428

4

De Ravenswaarden/Rijsselsche Waarden

452

392

5

IJsseluiterwaarden Zutphen-Giesbeek

1779

1414

6

IJsseluiterwaarden Velp-Giesbeek, Duivense Broek

998

752

7

Huissensche Waarden/Angerensche- en Doornenburgsche Buitenpolder

885

665

8

Rijnstrangengebied

1164

845

9

Ooijpolder/Duffelt/Bemmelsche Waard/Oosterhoutsche Waarden

2117

1407

10

Ochtensche Buitenpolder/Hiensche Uiterwaarden/Winssensche Waarden

801

587

11

Willemspolder/Wamelsche Uiterwaarden

470

396

12

Rijswaard/Kil van Hurwenen

473

313

13

Mauriksche en Ecksche Waarden/Ingensche Warden/De Tollewaard

291

256

14

Arkemheen

283

268

-

Totaal

11.326

8726

Bijlage 3

Overzicht van de voorgestelde SAN-ganzenpakketten voor de opvang van overwinterende ganzen en smienten op grasland en bouwland

Inleiding 

In Nederland overwinteren jaarlijks vele ganzen. Deze overwinterende ganzen kunnen schade toebrengen aan landbouwgronden. Op dit moment vergoedt het Faunafonds deze inkomensderving. In sommige gebieden bestaan nu speciale opvangovereenkomsten. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft opdracht gegeven aan de provincies om 80.000 ha ganzenfoerageergebied aan te wijzen en te begrenzen in de gebiedsplannen (in eerste instantie grasland, indien onontkoombaar ook bouwland).

LNV streeft er naar om binnen de door de provincies begrensde ganzenfoerageergebieden vanaf medio 2005 pakketten voor de winteropvang van ganzen en smienten open te stellen. In eerste instantie gaat het om eenjarige overeenkomsten die bij het Faunafonds kunnen worden afgesloten. Wanneer de pakketten door de EU zijn goedgekeurd, zullen zij deel gaan uitmaken van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) en kunnen er zesjarige contracten bij de dienst LASER worden afgesloten. Doel van deze pakketten is om in de winterperiode voldoende voedsel voor de ganzen beschikbaar te kunnen stellen. De pakketten voor grasland en bouwland zijn in overleg met alle betrokken partijen tot stand gekomen.

Vergoedingen voor ganzenopvang zijn samengesteld uit drie onderdelen: werkelijke kosten voor het beheer; gederfde inkomsten (indien van toepassing); en een stimulanspremie.

De gederfde inkomsten zijn afhankelijk van de werkelijk geleden schade. Onder andere de verblijfsduur van ganzen en smienten is hierin bepalend. Er is een pakket voor grasland en er zijn diverse pakketten voor bouwland. Deze kunnen binnen een beheersgebied beide worden aangevraagd.

Algemene bepalingen met betrekking tot alle SAN-ganzenpakketten 

Voor alle in deze pakketten voor grasland en bouwland genoemde zaken (onder andere beheersvoorschriften, subsidiebedragen, etc.) geldt dat ze pas definitief worden na goedkeuring door de Europese Commissie. Aan deze tekst kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.

Na twee jaar zal er een evaluatie plaatsvinden.Voor alle in deze pakketten voor grasland en bouwland genoemde zaken, wordt dan bekeken in hoeverre ze bijdragen aan een effectieve/doelmatige uitvoering van het beleid voor de opvang van wintergasten in Nederland. Op basis van de evaluatie is het mogelijk dat de pakketten op termijn in overleg op onderdelen worden aangepast. Indien dit voor de deelnemers aanleiding vormt om tussentijds de beschikking op te zeggen, is dat mogelijk zonder de plicht tot terugbetaling van (gedeelten van) reeds toegewezen beheersvergoedingen.

Een begrensd ganzenfoerageergebied bestaat uit een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 500 ha landbouwgebieden, natuurgebieden, wateren of anderszins gebieden waar ganzen rusten of foerageren en waar de rust voldoende is verzekerd tussen 1 oktober en 1 april. Ook kleinere landbouwgebieden mogen samen met natuurgebieden een ganzenfoerageergebied van minstens 500 ha vormen.

Binnen een ganzenfoerageergebied kan binnen een rustgebied van ten minste 200 ha, SAN-pakketten worden aangevraagd. Minimaal 80% van deze 200 ha moet worden bedekt door een ganzenbeheerpakket voor grasland, bouwland (indien onontkoombaar begrensd) of een combinatie van beide. De subsidie wordt uitsluitend uitgekeerd voor de verzameling beheerseenheden waarvoor een beheerspakket is afgesloten.

Per beheerder dient gedurende de looptijd van de SAN (zes jaar), per pakket uit de SAN-overeenkomst, hetzelfde aantal hectares aan de pakketvoorwaarden te voldoen. Hierbij geldt dat de percelen (behalve in het geval ook een probleemgebiedenvergoeding bovenop het ganzenpakket wordt verkregen) jaarlijks mogen rouleren.

De oppervlakte van de afzonderlijke percelen grasland, bouwland en niet-grasland/bouwland en de wijzigingen ten opzichte van het vorige jaar, dienen door de aanvrager elk jaar uiterlijk voor 1 oktober op kaart te worden doorgegeven aan de Dienst Regelingen.

Een SAN-beschikking wordt afgegeven binnen een raamovereenkomst, geldend voor zes jaar. Daarbinnen vinden jaarlijks betalingen plaats van voorschotten op de vergoedingen voor de vaste component en afrekeningen van de variabele component (inkomensderving).

Een beheerder of andere dan beheerder die voldoet aan de bepalingen in de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en aan de bepalingen in de SAN-ganzenpakketten mag een SAN-subsidie aanvragen. In de meeste gevallen zal dit geschieden via een Agrarische Natuur Vereniging. Zo'n samenwerkingsverband kan aanvragen namens haar leden. LNV zal de vergoeding rechtstreeks aan de beheerders betalen, conform de huidige werkwijze binnen de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.

De gederfde inkomsten worden op basis van de werkelijk geleden schade bepaald. De taxatie van de daadwerkelijk geleden inkomstenderving geschiedt door taxateurs die zijn aangewezen door het Faunafonds en volgens de richtlijnen voor taxatie zoals vastgesteld door het Faunafonds.

Bepalingen inzake jacht zijn vastgesteld in het kader van het Beleidskader Faunabeheer. Voor de SAN-ganzenpakketten is cumulatie met de SAN-bijlagen 15 (landschappelijk waardevol grasland), 16, 17, 19, 20, 21 en 22 (weidevogelpakketten) mogelijk. Voor randenbeheer, botanisch randenbeheer en botanisch beheer is geen cumulatie met ganzen en/of smientenopvang mogelijk.

Bij de taxatie van de schade wordt rekening gehouden met de in gebruiknamedatum voor weidevogelbeheer.

Voor percelen welke (deels) gelegen zijn in door de Europese Commissie goedgekeurd probleemgebied, wordt op verzoek van de beheerder een (gedeeltelijke) probleemgebiedenvergoeding uitgekeerd, mits niet reeds een probleemgebiedenvergoeding gekoppeld aan een andere SAN-beschikking wordt uitgekeerd. Om deze vergoeding te kunnen ontvangen, dienen de natuurlijke handicaps gehandhaafd te worden. Roulatie van percelen is niet mogelijk indien een probleemgebiedenvergoeding in combinatie met de ganzenpakketten wordt aangevraagd. Voor daadwerkelijk gemaakte, specifieke organisatiekosten voor ganzenopvang, kan op beheerseenheden waar uit andere hoofde al een SAN-os-vergoeding wordt uitgekeerd, additioneel een SAN-os-vergoeding van max € 5/ha worden aangevraagd en uitgekeerd. Om in aanmerking te komen voor subsidie, moeten de gemaakte kosten voldoen aan de voorwaarden van de SAN-os.

Opbouw van de SAN-pakketten

Pakket "Grasland": vergoeding

Component

Vergoeding

Stimulanspremie op het vaste beheersdeel van 20%

17 ha/jr (20% van € 85)

Gederfde inkomsten (vergoeding van de daadwerkelijk geleden schade)

 

De schade wordt bepaald op basis van de door het Faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen en geschiedt door taxateurs die door het Faunafonds zijn aangewezen

Te bepalen op basis van getaxeerde schade

Vaste kosten voor beheersmaatregelen

 

Dit houdt in: gans- en/of smientvriendelijk beheer, gericht op rust, ruimte en voedsel, herinzaai, onkruidbestrijding en kosten voor eerder opstallen van het vee (o.a. ten behoeve van de aankoop van krachtvoer

€ 85/ha/jr

Pakket "Grasland": beheersvoorschriften

Op 1 november dient een grassnede aanwezig te zijn met een voederwaarde van minimaal 500 kVEM. Na 27 oktober mag het gras niet meer gebloot of gemaaid worden, behalve in die situaties dat het gras dan op 1 november te lang zou zijn om ganzen op te vangen. In dat geval mag tussen 27 oktober en 1 november nog gemaaid/gebloot worden. Na 1 november mag er niet meer gemaaid of gebloot worden. Melkvee mag uiterlijk tot 15 november in de wei staan, maar moet zo veel eerder de wei uit als noodzakelijk is voor het aanbieden van 500 kVEM vanaf 1 november. Na 15 november mag zich geen melkvee meer in de wei bevinden op de percelen die vallen onder de SAN-beschikking. Beweiding (uitgezonderd melkvee) is per beheerder vanaf 1 november tot 1 februari toegestaan met maximaal 0,25 GVE/ha (voornamelijk jongvee, paarden en schapen). Beweiding met schapen maakt onderdeel uit van deze 0,25 GVE. Na 1 februari is beweiding met maximaal 0,25 GVE (uitgezonderd melkvee) nog wel toegestaan, maar wordt op de percelen waar nog beweiding plaatsvindt, geen schadevergoeding meer uitgekeerd. Beheerders die na 1 februari nog beweiding willen toepassen, dienen dat jaarlijks voor 1 januari, vergezeld van een kaart, aan de Dienst Regelingen te melden. Het is niet toegestaan binnen de periode van 1 oktober tot en met 1 april binnen de verzameling beheerseenheden handelingen te verrichten of toe te laten, die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen en/of smienten negatief beïnvloeden. Dit houdt in dat er geen handelingen mogen worden verricht die ganzen en/of smienten weren of verontrusten. De volgende handelingen zijn toegestaan, mits de foerageerfunctie niet wordt aangetast: rollen, slepen, bemesten, greppelen, alsmede op akkerbouwpercelen de daarop gangbare landbouwwerkzaamheden; oogsten van gewassen; tot 1 februari het onderhoud van sloten, walkanten en drainagesystemen; het zoeken van nesten van weidevogels en het plaatsen van markeringsstokken of nestbeschermers ten behoeve van bescherming van weidevogels. De invloed van deze handelingen op de foerageerfunctie van de gebieden zal nadrukkelijk onderdeel uitmaken van de evaluatie. Indien blijkt dat de ganzen/smienten door dit agrarisch gebruik te veel verontrust worden, kunnen de beheersvoorschriften hierop worden aangepast. Alleen voor het werkelijk aangeboden areaal kan een vergoeding worden aangevraagd. Het aangeboden areaal dient elk jaar even groot te zijn. De oppervlakte van de afzonderlijke percelen waarop dit betrekking heeft, dient elk jaar uiterlijk voor 1 oktober op de kaart te worden aangegeven.

Pakket bouwland: "Schadevergoeding voor bestaande gewassen": vergoeding

Voor bestaande gewassen in de noodzakelijk begrensde gebieden is een vergoeding voor inkomstenderving mogelijk. De schade wordt bepaald op basis van de door het Faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen en geschiedt door taxateurs die door het Faunafonds zijn aangewezen.

Bovenop de vergoeding van het inkomstendervingsdeel komt een bedrag van € 40/ha/jr voor structuurverbetering en onkruidbestrijding, alsmede een stimulanspremie van € 8/ha/jr.

De opbouw van de bijdrage is als volgt:

Component

Vergoeding

Stimulanspremie op het vaste beheersdeel van 20%

€ 8 ha/jr (20% van € 40)

Vergoeding van de daadwerkelijk geleden schade

Werkelijke schade

De schade wordt bepaald op basis van de door het Faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen en geschiedt door taxateurs die door het Faunafonds zijn aangewezen

 

Vaste kosten het herstellen van slemp en onkruidbestrijding

€ 40/ha/jr

Pakket bouwland: "Schadevergoeding voor bestaande gewassen": beheersvoorschriften

Voor dit pakket gelden naast de algemene beheersvoorschriften, zoals eerder omschreven, geen nadere beheersvoorschriften.

Pakket: "Oogstresten": vergoeding

Voor het laten liggen van oogstresten kan een beheersbijdrage van € 60/ha/jr worden aangevraagd. Dit bedrag dient als vergoeding voor de kosten die gemaakt worden in verband met onkruiddruk, extra slemp en verlies aan bemestingswaarde. Daar komt een stimuleringspremie van 20% (€ 12 /ha/jr) bovenop.

De opbouw van de bijdrage is als volgt:

Component

Vergoeding

Stimuleringsbijdrage

€ 12 (20% van € 60)

Stimuleringsbijdrage voor het laten liggen van oogstresten, ter vergoeding van onkruiddruk, extra slemp en verlies an bemestingswaarde

€ 60/ha/jr

Pakket: "Oogstresten": beheersvoorschriften

Het betreft de oogstresten van met name rooivruchten zoals bieten en aardappels. Alleen voor het werkelijk aangeboden areaal oogstresten kan een vergoeding worden aangevraagd. Het aangeboden areaal dient elk jaar even groot te zijn. De oppervlakte van de afzonderlijke percelen waarop dit betrekking heeft, dient elk jaar uiterlijk voor 1 oktober op de kaart te worden aangegeven. Indien de oogst plaatsvindt voor 1 november, mag ploegen van het perceel op zijn vroegst plaatsvinden na 1 december. Indien de oogst plaatsvindt na 1 november, mag ploegen van het perceel op zijn vroegst 1 maand na de oogst van het gewas.

Pakket:"Grasgroenbemester": vergoeding

Voor het aanbrengen van een groenbemester kan een beheersbijdrage van € 180/ha/jr worden aangevraagd. Daar komt een stimuleringspremie van 20% bovenop. De opbouw van de bijdrage is als volgt:

Component

Vergoeding

Stimuleringsbijdrage

€ 36 (20% van € 180)

Stimuleringsbijdrage voor het aanbieden van een grasgroenbemester

€ 180/ha/jr

Pakket:"Grasgroenbemester": beheersvoorschriften

Het moet gaan om een grasgroenbemester bestaande uit Italiaans raaigras, Engels raaigras, snijrogge of een mengsel van deze gewassen. Op 1 november dient de grasgroenbemester een voedingswaarde van 500 kVEM te hebben. De grasgroenbemester mag niet worden ondergeploegd voor 1 februari.

Pakket: "Grasgroenbemester op maïsland": vergoeding

Component

Vergoeding

Stimuleringsbijdrage

€ 36 (20% van € 180)

Stimuleringsbijdrage voor het aanbieden van een grasgroenbemester

€ 180/ha/jr

Pakket:"Grasgroenbemester op maïsland": beheersvoorschriften

Het moet gaan om een grasgroenbemester bestaande uit Italiaans raaigras, Engels raaigras, snijrogge of een mengsel van deze gewassen. De groenbemester is voor 1 november ingezaaid en wordt niet voor 1 april omgeploegd. De groenbemester moet in het voorjaar voedselaanbod voor de ganzen opleveren.

Ten slotte: Omdat verondersteld wordt dat de landelijke bouwlandpakketten mogelijk niet optimaal toepasbaar zullen zijn op gebieden met zware klei, zullen enkele experimenten worden uitgevoerd.

Voor alle in deze pakketten voor grasland en bouwland genoemde zaken geldt dat in de voorziene evaluatie (na twee jaar) wordt bekeken in hoeverre zij bijdragen aan een effectieve/doelmatige uitvoering van het beleid inzake de opvang van wintergasten in Nederland. Op basis van de evaluatie is het mogelijk dat de pakketten op termijn in overleg op onderdelen worden aangepast.