Regeling vervallen per 01-07-2015

Richtlijn compensatie natuur en bos

Geldend van 10-07-1998 t/m 30-06-2015

Intitulé

Richtlijn compensatie natuur en bos

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 30 juni 1998, nr. RE97.28372 (Provinciaal Blad nr. 1998/64 van 2 juli 1998). In werking getreden op 10 juli 1998.

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

maken overeenkomstig de toezegging in het Streekplan Gelderland 1996 (pagina 86) bekend, dat zij hebben vastgesteld de uitwerking van het beleid m.b.t. de natuur- en boscompensatie in een Richtlijn compensatie natuur en bos. De tekst van deze richtlijn is als volgt:

RICHTLIJN COMPENSATIE NATUUR EN BOS

Inleiding

In het Streekplan Gelderland 1996 (SP), vastgesteld door Provinciale Staten op 25 september 1996, wordt op pagina 86 gesteld, dat het uitgangspunt dat de oppervlakte natuur en bos niet vermindert, uitgewerkt zal worden in een provinciale richtlijn. De notitie Handreiking bestemmingsplannen verwijst daar ook naar. Deze notitie geeft daar invulling aan.

Achtergrond

Na de brief van 16 maart 1993 aan de colleges van burgemeester en wethouders van de Gelderse gemeenten, met als onderwerp "Interpretatie streekplanbeleid voor bosinstandhouding en boscompensatie", is er ervaring opgedaan met de boscompensatie. Ten aanzien van de boscompensatie liep dit goed, maar er was ook behoefte aan natuurcompensatie. Inmiddels heeft de Directie Groene Ruimte en Recreatie van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een notitie opgesteld "Uitwerking compensatiebeginsel SGR" (oktober 1995), waarmee het kabinet heeft ingestemd. Daarbij wordt een nadere uitwerking gegeven aan de hoofdlijnen en uitgangspunten van het compensatiebeginsel uit het Structuurschema Groene Ruimte. Het gaat dan om zowel natuur- als boscompensatie. Ook in het Streekplan Gelderland 1996 is de boscompensatie aangevuld met natuurcompensatie.

Een ander verschil van deze richtlijn met de richtlijn voor boscompensatie uit 1993 is gelegen in het feit, dat Provinciale Staten te kennen hebben gegeven, dat er naast fysieke compensatie ook een geldelijke compensatie mogelijk moet zijn. Naast de 100% fysieke compensatie van natuur en bos in hectaren, dient daarbovenop ook een geldelijke compensatie als kwaliteitstoeslag voor het verloren gegane natuur- of bosgebied gegeven te worden. Tevens is er in uitzonderingsgevallen de mogelijkheid geschapen om tot gedeeltelijke of gehele financiële compensatie van natuur en bos over te kunnen gaan. Deze uitzonderingsgevallen zijn: - als er geen alternatief is, of - als er onaanvaardbare procedurele vertragingen zouden optreden.

In deze richtlijn is het compensatiebeginsel van het Rijk vertaald naar de provincie Gelderland toe. Ten aanzien van de thema's natuur en bos is dit concreet aangegeven. Ten aanzien van de gevolgen van infrastructuur op natuur en landschap en de aantasting door infrastructuur en bebouwing van recreatiegebieden zal er tevens van geval tot geval onderhandeld moeten worden om tot maatwerk te komen.

Streekplanbeleid

Aantasting van oppervlakte en kwaliteit van natuur en bos is niet acceptabel. Natuur en bos kunnen alleen plaatsmaken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn. Onttrekking dient altijd aansluitend aan een natuur- of boskern te worden gecompenseerd, binnen dezelfde of aangrenzende gemeente(n). Uitgangspunt bij zowel de fysieke als de financiële compensatie van natuur en bos is, dat de totale hoeveelheid natuur en bos niet vermindert. Andere punten van het streekplanbeleid zullen verder in deze richtlijn aan de orde komen. Om uitvoering aan dit streekplanbeleid te kunnen geven, volgt hierna enige praktische toelichting.

Definities van natuur en bos  

Voor deze richtlijn compensatie natuur en bos gelden de volgende definities: - Onder NATUUR wordt verstaan: - gronden met de bestemming natuur en waarbij dat blijkt uit de doeleindenbeschrijving. Onder natuur zijn tevens gebieden gerangschikt die niet als zodanig zijn bestemd, maar met feitelijk aanwezige natuurwetenschappelijke waarden, zoals provinciale natuurbehoudswaarde (NBW) van vegetatie 6 of hoger (gegevens en handleiding bij de provincie beschikbaar) en waternatuur van het hoogste ecologische niveau (zie SP en WHP 1996). Uitzonderingen zijn gebieden waar de natuurwaarden gekoppeld zijn aan agrarisch gebruik. Dit betreft o.a. de beheersgebieden aangewezen in het kader van de Relatienota.

- Onder BOS wordt verstaan: - gebieden met de bestemming bos en waarbij dat blijkt uit de doeleindenomschrijving; tevens alle houtopstanden en gronden die herplantplichtig zijn volgens criteria van de Boswet (minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) en bossen volgens dezelfde criteria binnen de bebouwde kom; - bossen volgens dezelfde criteria binnen de bebouwde kom. Uitzonderingen zijn gebieden waar wel de bestemming bos geldt maar fysiek geen bos aanwezig is en er geen functionele relatie met het bos bestaat. Bij de herziening van bestemmingsplannen geldt tevens dat de planperiode in beschouwing genomen dient te worden, dwz. dat deze uitzondering alleen geldt voor bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar.

Verhouding natuur en bos

In principe dient natuur door natuur (natuurdoeltypen) en bos door bos gecompenseerd te worden. Anders zou er immers sprake zijn van een functieverandering van natuur naar bos of van bos naar natuur, waarvoor meestal een andere bestemming geldt.

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Deze situaties worden beschreven in de nota inzake de toepassing van de Boswet bij herstel en ontwikkeling van bijzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer d.d. 26 november 1992.

Binnen de Boswet wordt dan gebruik gemaakt van de instrumenten vrijstelling, compensatie of ontheffing van de herplantplicht. Meestal is afhandeling binnen de Boswet mogelijk en is deze richtlijn niet van toepassing. Indien er echter sprake is van functieverandering dan is ook een RO-procedure nodig. In geval er sprake is van de toepassing van de Nota Open Bos is deze richtlijn niet van toepassing.

Uitwisseling van natuur- en boseenheden kleiner dan 5 ha, afhankelijk van de lokale situatie, is bij uitzondering mogelijk. Er is sprake van een uitzonderingssituatie als aangetoond wordt dat voldaan wordt aan de volgende criteria: - er ter plaatse een specifieke situatie voor natuurontwikkeling is; - aangetoond wordt dat er geen middelen aanwezig zijn om bijvoorbeeld een ecologische verbindingszone te realiseren. Compensatie van bos door natuur dient dan wel volgens de Boswet mogelijk te zijn, bijvoorbeeld door ontheffingverlening van de herplantplicht. In deze gevallen van uitwisseling van natuur en bos dient dan wel sprake te zijn van maatwerk en dat er per saldo voor natuur en bos een betere situatie ontstaat; - vorenstaande blijkt uit een onderzoek door deskundigen.

Bij de evaluatie van de richtlijn compensatie natuur en bos na ca. twee jaar kan tevens bekeken worden inhoeverre deze uitzonderingssituatie zinvol is. Een extra complicatie kan zijn dat een mogelijke goedkeuring via de Boswet nog geen goedkeuring betekent via de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waartoe het goedkeuringsbeleid van Gedeputeerde Staten m.b.t. bestemmingsplannen gerekend kan worden. Bij de vergunningverlening van de Boswet zal er op deze mogelijkheid gewezen moeten worden.

Situaties waarbij sprake is van overgang van natuur naar bos zullen zich waarschijnlijk sporadisch voordoen.

Bijvoorbeeld kan bomenopslag op heide dienen als compensatie van elders kappen van bomenopslag dat weer heide wordt. Hierbij verandert de bestemming niet altijd. Ook dit voorbeeld komt in de Nota Open Bos aan de orde en kan dus binnen de Boswet afgehandeld worden. Een ander acceptabel voorbeeld is de compensatie van een bomenrij uit een bestemming natuurgebied tot bestemming bos bij de aanleg van een fietspad.

Wettelijke basis

Het beleid van de boscompensatie, zoals beschreven in de brief van 16 maart 1993 van Gedeputeerde Staten aan de Gelderse gemeenten, heeft in de praktijk goed gewerkt. Ook was volgens de jurisprudentie fysieke boscompensatie van 120% via het goedkeuringsbeleid van Gedeputeerde Staten mogelijk. In de Ontgrondingenwet is wel een mogelijkheid voor financiële compensatie aanwezig. Ook via de kapverordening kunnen gemeenten financiële compensatie eisen. In de Wet milieubeheer is opgenomen dat het bevoegd gezag om een beschrijving van compensatiemaatregelen in het milieu-effectrapport kan vragen. Het treffen van de compenserende maatregelen als zodanig is door het bevoegd gezag niet afdwingbaar. Ten aanzien van de genoemde kwaliteitstoeslag en afkoop van de fysieke compensatieverplichting van natuur en bos ontbreken jurisprudentie en een wettelijke grondslag. Zowel in de Provinciewet (artikel 221) als in de Grondwet (artikel 132, zesde lid) is expliciet opgenomen, dat zonder een wettelijke basis de provincie geen heffing mag instellen. Het compensatiebeginsel uit het Structuurschema Groene Ruimte, is weliswaar een kabinetsbesluit, maar nog geen wet. Gedeputeerde Staten willen echter zo veel mogelijk tegemoet komen aan de wensen van Provinciale Staten door een tweesporenaanpak. Enerzijds zullen Gedeputeerde Staten op diverse manieren bij het Rijk aandringen op een wettelijke basis voor het compensatiebeginsel (o.a. via het Interprovinciaal Overleg (IPO)). Anderzijds zullen Gedeputeerde Staten bij het goedkeuringsbeleid van bestemmingsplannen erop toezien dat ten aanzien van de compensatie van natuur en bos er in principe gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid van fysieke compensatie. De kwaliteitstoeslag zal ook dan in fysieke zin moeten plaatsvinden bijvoorbeeld door 20% extra compensatie.

In het uitzonderlijke geval, dat er onder de genoemde voorwaarden geen fysieke compensatie mogelijk is, zal per geval door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeenten en initiatiefnemer een bedrag op rekening bij de gemeente gestort moeten worden, om later de fysieke compensatie toch mogelijk te maken. Het een en ander zal door de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan geregeld dienen te zijn.

Vervangbaarheidscategorieën Om de gemeente behulpzaam te zijn bij het vinden van een toetsingskader voor de grootte van de kwaliteitstoeslag en financiële compensatie worden hierna enige indicatieve criteria genoemd. Ter bepaling van de fysieke kwaliteitstoeslag en financiële compensatie wordt kwaliteit van natuur en bos weergegeven in drie categorieën, die gebaseerd zijn op het overzicht "Vervangbaarheid van natuurdoeltypen, een indeling ten behoeve van de Compensatieregeling (Uitwerking compensatiebeginsel SGR, 1995): categorie 1: gemakkelijk vervangbaar; ontwikkelingstijd 25 jaar; categorie 2: matig vervangbaar; ontwikkelingstijd 25-100 jaar; categorie 3: moeilijk of niet vervangbaar; ontwikkelingstijd 100 jaar respectievelijk geen geschikte locaties buiten de begrensde EHS (ecologische hoofdstructuur uit het Natuurbeleidsplan 1990) aanwezig.

Goedkeuringscriteria

Als een bestemmingsplan ter goedkeuring bij de provincie ligt, wordt getoetst of aan de volgende voorwaarden voldaan is: - Natuurgebieden en bos zijn als zodanig bestemd.

- Alleen als er sprake is van een aan de specifieke locatie gebonden ontwikkeling waarvoor geen alternatieve locaties aanwezig zijn, kan natuur of bos plaatsmaken voor ander ruimtegebruik; er dient een duidelijke omschrijving van de redenen waarom hier sprake van is, gegeven te worden.

- Fysieke compensatie 1. Planologische compensatie wordt niet opgevat als zijnde natuur- of boscompensatie. Het is dus niet mogelijk om een bestaand bos met een andere bestemming (bijvoorbeeld camping) te bestemmen tot bos, indien bekend is dat de geldende bestemming niet gerealiseerd wordt. 2. Tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan ten gevolge waarvan natuur of bos verdwijnt, wordt het nieuw aan te leggen natuurgebied en/of bosgebied als zodanig bestemd; dit kan zowel in hetzelfde bestemmingsplan als in een apart, maar wel gelijktijdig ingediend bestemmingsplan; 3. Op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, is duidelijk dat verdwijnende natuur- en/of boswaarden 100% fysiek worden gecompenseerd. Indien compensatie nog moet plaatsvinden, is een privaatrechtelijke overeenkomst nodig waarin een initiatiefnemer zich verplicht tot daadwerkelijke aanplant. 4. Afhankelijk van de kwaliteit van het verloren gegane natuurgebied of bos wordt 20, 30 of 40% extra fysieke compensatie toegepast. - Gedeeltelijke of gehele financiële compensatie

Slechts in uitzonderlijke situaties, waarin vorengenoemde criteria niet haalbaar zijn, kan gedeeltelijke of gehele financiële compensatie door de gemeente overwogen worden.

Dit is het geval indien:

  • 1.

    fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is (bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van een geschikte locatie);

  • 2.

    onaanvaardbare procedurele vertraging dreigt op te treden (bijvoorbeeld i.v.m. de benodigde tijdsduur om een bepaald terrein te verwerven);

  • 3.

    Geldt 1 en/of 2 dan dient, tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan ten gevolge waarvan natuur en/of bos verdwijnt de gedeeltelijke of gehele financiële compensatie door de gemeente geregeld te zijn.

Als voorbeelden kunnen hier genoemd worden een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, het eisen van een bankgarantie door de gemeente aan de initiatiefnemer of de instelling van een (inter)gemeentelijk groenfonds dat o.a. is ingesteld ten behoeve van de natuur en boscompensatie. In de "regeling" dient vastgelegd te worden wie verantwoordelijk is voor de uiteindelijke compensatie, binnen welke termijn, bijvoorbeeld 3 jaar, de compensatie zal plaatsvinden, wie het natuur- of bosgebied gaat beheren en welke sanctie er bestaat op het niet naleven van de regeling. Voor de kap van bomen zou dit ook via de kapverordening geregeld kunnen worden. Locatiekeuze compensatie Ten aanzien van de vaststelling van de locatiekeuze bepaalt het streekplan dat: - compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 ha dient plaats te vinden; - compensatie plaatsvindt binnen de gemeente of aangrenzende gemeente(n); - compensatie dezelfde oppervlakte heeft als het onttrokken natuurgebied of bos; - compensatie bij voorkeur plaats dient te vinden ter versterking van de ecologische hoofdstructuur (EHS), buiten de begrensde gebieden van de Relatienota en Natuurontwikkeling;

Daarnaast is van toepassing dat: - extra mogelijkheden voor compensatie liggen in de ecologische verbindingszones (EVZ) en de stedelijke uitloopgebieden (STUIT), zoals aangegeven op de streekplankaart; - de nieuwe locatie niet beplant mag zijn of onderdeel uitmaken van een reeds bestaand project voor natuur- of bosaanleg, omdat in dat concrete project reeds financiën beschikbaar zijn gesteld t.b.v. natuurontwikkeling en/of bosaanleg; - voor de uiteindelijke natuur of bosaanleg als gevolg van de afkoop (financiële compensatie) is een ruimer zoekgebied van toepassing. Immers één van de redenen kan zijn dat er in de gemeente of aangrenzende gemeente geen locatie te vinden is. Wel dient dan zo veel mogelijk in de regio gezocht te worden. - in gebieden waar moeilijk een locatie voor compensatie van natuur en bos gevonden kan worden, een gezamenlijke locatie van enkele gemeenten aanvaardbaar kan zijn; - uitwisseling van natuur- en boseenheden kleiner dan 5 ha, afhankelijk van de lokale situatie, is bij uitzondering mogelijk. Er is sprake van een uitzonderingssituatie als aangetoond wordt dat voldaan wordt aan de volgende criteria: * er ter plaatse een specifieke situatie voor natuurontwikkeling is; * aangetoond wordt dat er geen middelen aanwezig zijn om bijvoorbeeld een ecologische verbindingszone te realiseren.

Compensatie van bos door natuur dient dan wel volgens de Boswet mogelijk te zijn, bijvoorbeeld door ontheffingverlening van de herplantplicht. In deze gevallen van uitwisseling van natuur en bos dient dan wel sprake te zijn van maatwerk en dat er per saldo voor natuur en bos een betere situatie ontstaat; * vorenstaande blijkt uit een onderzoek door deskundigen.

Bepaling omvang compensatie - Fysieke kwaliteitstoeslag

  • 1.

    Voor iedere onttrekking uit de vervangbaarheidscategorie 1 geldt bovenop de fysieke compensatie van 100% een fysieke compensatie van 20%;

  • 2.

    Voor te onttrekken gronden uit vervangbaarheidscategorie 2 met een hoge ecologische en/of landschappelijke kwaliteit geldt een extra fysieke compensatie van 30%;

  • 3.

    Voor te onttrekken gronden uit vervangbaarheidscategorie 3 met een zeer hoge ecologische en/of landschappelijke kwaliteit, met een ontwikkelingstijd van meer dan 100 jaar, geldt een extra fysieke compensatie van 40%. Hierbij moet worden gedacht aan gronden gelegen in de EHS, met provinciale natuurbehoudswaarde (NBW) van vegetatie van 8 of hoger, natuurdoeltypen van natte, arme milieus e.d.

- Financiële compensatie

Voor gedeeltelijke (ingeval er maar een gedeelte fysiek gecompenseerd kan worden) of gehele financiële compensatie kan de gemeente met de initiatiefnemer uitgaan van een bedrag per ha, dat kan variëren van de prijs voor landbouwgrond tot de prijs voor bouwgrond. De hoogte van het bedrag is afhankelijk wat van toepassing is per situatie. Van belang hierbij is: - waar vindt compensatie plaats? - de kwaliteit van het verloren gegane natuurgebied of bosgebied (zie vervangbaarheidscategorieën) en - de toekomstige beheerssituatie.

Positie overige overheden/beheerssituatie Aangezien in de doeleindenomschrijving van de bestemming Defensiedoeleinden veelal ook behoud van natuur en bos beschreven staat, zal hierbij fysieke compensatie op zijn plaats zijn. Dit kan binnen dezelfde bestemming conform de richtlijn voor 120, 130 of 140%. Immers uitgangspunt blijft steeds dat de totale hoeveelheid natuur en bos niet vermindert en er sprake is van een zekere kwaliteitstoeslag. Indien er tevens sprake is van een bestemmingsplanwijziging zal ook voor het te compenseren deel een nieuwe bestemming conform de richtlijn moeten volgen. Ook hierbij bestaat de mogelijkheid van financiële compensatie conform de richtlijn.

Procedure vaststelling compensatie

  • 1 De gemeente dient, uiterlijk gelijktijdig met de indiening van het (de) ontwerp-bestemmingsplan(nen) ten behoeve van het artikel 10 BRO-overleg, een voorstel bij de provincie in;

  • 2 Dit voorstel dient te omvatten:

    - een ontwerp-bestemmingsplan met de nieuwe functie in plaats van natuur of bos;

    - een ontwerp-bestemmingsplan met de compensatie van natuur of bos, inclusief kwaliteitstoeslag (fysieke compensatie);

    - een overzicht van de kwaliteitstoeslag in hectaren, gekoppeld aan de vervangbaarheidscategorieën;

    - indien van toepassing een overzicht van de financiële compensatie in hectaren, inclusief privaatrechtelijke overeenkomst gemeente-initiatiefnemer; of kapvergunning waarin de compensatie is geregeld.

  • 3 De provincie toetst dat voorstel aan het beleid en deze richtlijn compensatie natuur en bos.

  • 4 Voor de vaststelling van het (de) bestemmingsplan(nen), die betrekking heeft (hebben) op de natuur- en bosonttrekking en de compensatie, dient de gemeente de fysieke, en de eventuele financiële compensatie geregeld te hebben;

  • 5 De richtlijn compensatie van natuur en bos is ook van toepassing bij een aanvraag volgens artikel 19, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Slotopmerkingen

  • 1 Er bestaat een nauwe relatie met de Boswet en kapverordening; voortdurende afstemming is daarvoor noodzakelijk;

  • 2 Veranderingen in de Boswet bijvoorbeeld in de situatie dat artikel 5, lid 1, vervalt (geen boscompensatie voor werken uitgevoerd in het kader van een goedgekeurd bestemmingsplan), Natuurbeschermingswet en Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen gevolgen hebben voor de toepassing en mogelijke herziening van deze richtlijn compensatie natuur en bos.

  • 3 Aangezien er steeds sprake is van toepassing van de Boswet zal aanwezig bos in een goedgekeurde bestemming in een Plan in Hoofdzaak van bijvoorbeeld 1948 ook fysiek gecompenseerd dienen te worden.

  • 4 Ten behoeve van overleg met betrokkenen en onderzoek voor mogelijke bijsturing van de richtlijn zal de provincie zorgen voor monitoring van de richtlijn.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland