Regeling vervallen per 01-01-2016

Uitvoeringsregeling Stadsvernieuwingsfonds Gelderland 1998

Geldend van 07-12-2001 t/m 31-12-2015

Intitulé

Uitvoeringsregeling Stadsvernieuwingsfonds Gelderland 1998

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 27 februari 1998, nr. RE98.18994 (Provinciaal Blad nr. 1998/23 van 3 maart 1998). Met terugwerkende kracht inwerking getreden op 1 januari 1998. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 13 november 2001, nr. BD2001.17827 (Provinciaal Blad nr. 2001/106 van 6 december 2001). In werking getreden op 7 december 2001.

Hoofdstuk I Wegingssysteem betreffende bedrijfssanering en meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing (artikel 5 Verdelingsverordening Provinciaal Stads- en Dorpsvernieuwingsfonds Gelderland 1998)

Artikel 1.

Uitgesloten van de weging zijn:

  • a.

    activiteiten/projecten welke in strijd zijn met het provinciaal beleid;

  • b.

    activiteiten/projecten waarvan de daadwerkelijke uitvoering niet kan worden gestart in het jaar van aanvraag van het subsidie of het eerste daaropvolgende jaar.

Artikel 2.

De onderlinge weging van activiteiten of projecten als bedoeld in artikel 5 van de verdelingsverordening betreffende sanering milieuhinderlijke bedrijven komt in eerste instantie tot stand door het toekennen van de scores op criteria, zoals hierna weergegeven:

  • a.

    ligging

    0 in het centrumgebied (tot 1970) (3 pnt)

    0 buiten het centrumgebied (1 pnt)

  • b.

    milieuhinderlijke bedrijven

    0 meer dan 150 woningen in hinderzone (5 pnt)

    0 150 of minder woningen in hinderzone (3 pnt)

  • c.

    aantal te bouwen woningen

    0 meer dan 40 woningen (5 pnt)

    0 25 t/m 40 woningen (3 pnt)

    0 10 t/m 25 woningen (2 pnt)

    0 minder dan 10 woningen (1 pnt)

  • d.

    overige bestemmingen

    0 wel overige bestemmingen (2 pnt)

    0 geen overige bestemmingen (0 pnt)

Artikel 3.

Na de scoretoekenning op basis van het bepaalde in het vorige artikel worden de activiteiten of projecten vervolgens beoordeeld op de navolgende aspecten: - het belang van het project voor de afronding van de gemeentelijke stads- of dorpsvernieuwingsopgave; - de relatie met het overige provinciaal beleid (RO-beleid, economisch beleid, enz.); - de bijdrage die het project levert aan het inlopen van een grote woningbouwachterstand en aan het bouwen voor de doelgroepen van het provinciaal volkshuisvestingsbeleid.

Een project met een hoge scoretoekenning kan op grond van deze beoordeling afvallen ten gunste van een project met een lage scoretoekenning.

Artikel 4.

De onderlinge weging van activiteiten of projecten als bedoeld in artikel 5 van de verdelingsverordening betreffende meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing komt in eerste instantie tot stand door het toekennen van de scores op criteria, zoals hierna weergegeven:

  • a.

    ligging

    0 in het centrumgebied (tot 1970) (3 pnt)

    0 buiten het centrumgebied (1 pnt)

  • b.

    leeftijd

    0 bebouwing voor 1945 (2 pnt)

    0 bebouwing na 1945 (tot 1970) (1 pnt)

  • c.

    sanering milieuhinderlijke bedrijven

    0 meer dan 150 woningen in hinderzone (5 pnt)

    0 150 of minder woningen in hinderzone (3 pnt)

  • d.

    kwaliteit huidige woonbebouwing

    0 slecht tot zeer slecht (5 pnt)

    0 redelijk tot matig (3 pnt)

    0 goed (1 pnt)

  • e.

    kwaliteit woonomgeving

    0 slecht tot zeer slecht (3 pnt)

    0 goed tot matig (1 pnt)

  • f.

    aantal te bouwen/te verbeteren woningen

    0 meer dan 40 woningen (5 pnt)

    0 25 t/m 40 woningen (3 pnt)

    0 10 t/m 25 woningen (2 pnt)

    0 minder dan 10 woningen (1 pnt)

  • g.

    overige bestemmingen

    0 wel overige bestemmingen (2 pnt)

    0 geen overige bestemmingen (0 pnt)

  • h.

    woonomgeving

    0 herinrichting woonomgeving (2 pnt)

    0 overige situaties (0 pnt)

Artikel 5.

Artikel 3 van deze regeling is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk II Nadere criteria met betrekking tot de aanvraag van subsidie en het gemeentelijk meerjarenprogramma (artikel 6 verdelingsverordening)

Artikel 6.

De aanvraag tot subsidie dient te worden ingediend op het daartoe voorgeschreven formulier.

Artikel 7.

  • 1 De subsidieaanvragen ten behoeve van bedrijfsverplaatsing/-amovering en sloop/woningbouw dienen vergezeld te gaan van het onderzoeksrapport betreffende ten minste een indicatief bodemonderzoek.

  • 2 Reservering van gelden in het fonds, als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de verdelingsverordening, geschiedt onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvraag, voorzien van een indicatieve raming, verschaft naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende gegevens om tot reservering van gelden te kunnen besluiten;

    • b.

      de betreffende activiteiten zijn op grond van de verdelingsverordening en/of op grond van deze regelen subsidiabel;

    • c.

      er blijft, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, een aantoonbaar tekort ten laste van de gemeente, waarin subsidie kan worden verstrekt.

Artikel 8.

Ten aanzien van de aanvraag tot subsidie ten behoeve van casco-verbetering van eigen woningen worden de volgende nadere voorwaarden gesteld.

  • 1.

    De gemeente dient in één aanvraag alle voorgenomen subsidietoekenningen in één kalenderjaar in te dienen.

  • 2.

    De aanvraag dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een rapport waaruit blijkt dat de te verbeteren woningen voor 1945 zijn gebouwd en van slechte of zeer slechte kwaliteit zijn;

    • b.

      de van toepassing zijnde gemeentelijke subsidieverordening.

  • 3.

    Uit de (toelichting op de) aanvraag dient te blijken:

    • a.

      dat de gemeente de woningverbetering planmatig aanpakt;

    • b.

      voor welke panden subsidie wordt gevraagd;

    • c.

      in welke periode de bewoner/eigenaar een subsidieaanvraag kan indienen;

    • d.

      binnen welke termijn de verbetering moet zijn uitgevoerd;

    • e.

      welke voorzieningen worden gesubsidieerd, hoe de hoogte van het subsidie wordt bepaald en welk deel van het gemeentelijk subsidie betrekking heeft op casco-verbetering (als bedoeld in artikel 1, elfde lid van de verdelingsverordening);

    • f.

      voor welk totaal geraamd gemeentelijk subsidiebedrag het provinciaal subsidie wordt gevraagd.

Artikel 9.

Ten aanzien van de aanvraag tot subsidie ten behoeve van verhuis- en herinrichtingskosten, als onderdeel van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing of verbetering woonomgeving, worden de volgende nadere voorwaarden gesteld.

  • 1.

    De gemeente dient in één aanvraag alle voorgenomen subsidietoekenningen in één kalenderjaar in te dienen.

  • 2.

    De aanvraag dient vergezeld te gaan van de van toepassing zijnde gemeentelijke subsidieverordening.

  • 3.

    Uit de (toelichting op de) aanvraag dient te blijken:

    • a.

      voor welke panden subsidie wordt gevraagd;

    • b.

      binnen welke termijn het project gereed moet zijn;

    • c.

      voor welk totaal geraamd gemeentelijk subsidiebedrag het provinciaal subsidie wordt gevraagd.

Artikel 10.

De aanvraag tot subsidie voor restauratie van woonhuismonumenten (als onderdeel van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing) dient te voldoen aan het bepaalde in artikel19, derde lid, onderdeel b en c van de Subsidieregeling Monumentenfonds Gelderland 1998.

Artikel 10a.

Ten aanzien van subsidieaanvragen ten behoeve van verbouw tot woningen van leegstaande of leegkomende panden in de woonomgeving (verdelingsverordening artikel 7, eerste lid, onderdeel f) worden de volgende nadere voorwaarden gesteld.

  • 1.

    De aanvraag betreft de verbouw van een of meer karakteristieke of waardevolle panden, uit historisch of architectonisch oogpunt een meerwaarde hebbend voor de bestaande woonomgeving en constructief in goede staat verkerend. Verbouw van woonhuismonumenten, die vermeld staan op een gemeentelijke monumentenlijst of op de rijkslijst van beschermde monumenten, is niet subsidiabel uit het fonds.

  • 2.

    De verbouw dient zodanig te worden uitgevoerd, dat de kenmerkende karakteristieken van het pand gehandhaafd blijven.

  • 3.

    Voorafgaand aan of gelijktijdig met het indienen van de subsidieaanvraag wordt een rapport van een haalbaarheidsonderzoek ingediend. Het haalbaarheidsonderzoek is gericht op het zoeken van de meest optimale oplossing passend bij het gebouw. De randvoorwaarden die aan het onderzoek worden gesteld, worden vooraf in overleg tussen gemeente en provincie vastgelegd.

  • 4.

    Het haalbaarheidsonderzoek omvat de volgende onderdelen:

    • a.

      (globaal) archiefonderzoek (geen bronnenonderzoek);

    • b.

      (globaal) bouwhistorisch onderzoek;

    • c.

      tekeningen van de bestaande toestand (schaal 1:50/1:100), betreffende plattegrond, doorsneden en gevels;

    • d.

      foto's van exterieur en interieur;

    • e.

      een bouwtechnische opname met constructief advies;

    • f.

      een schetsplan (schaal 1:100) van de meest optimale variant;

    • g.

      een begroting van kosten en baten betreffende:

      - cascoherstel;

      - inbouw.

Artikel 11.

Het aan de aanvraag ten grondslag liggende gemeentelijk meerjarenprogramma dient:

  • 1.

    betrekking te hebben op alle stads- of dorpsvernieuwingsactiviteiten, zowel de subsidiabele (als bedoeld in artikel 7 van de verdelingsverordening) als de overige activiteiten;

  • 2.

    duidelijk aan te geven voor welke (onderdelen van) activiteiten subsidie zal worden aangevraagd;

  • 3.

    een reëel beeld te geven van de activiteiten die de gemeente in de eerstkomende vier jaren wil uitvoeren: voorzien van duidelijke prioriteiten, uitvoeringstermijn en onderbouwd met gedetailleerde feitelijke en financiële gegevens (kosten, opbrengsten, geraamde bijdragen derden, gemeentelijk kostenaandeel, enz.);

  • 4.

    per voorgenomen activiteit/project voorzover mogelijk de gegevens in te dienen op het formulier, bedoeld in artikel 6 van deze regeling;

  • 5.

    vergezeld te gaan van een beleidsmatige beschouwing, waarin de gemeente een bestuurlijke visie geeft over het totaal aan stadsvernieuwingsproblemen en de wijze waarop deze zal worden opgelost.

Hoofdstuk III Maximaal twee honoreerbare aanvragen (artikel 7, derde lid, verdelingsverordening)

Artikel 12.

In geval van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing wordt onder één subsidie-aanvraag verstaan: alle (deel)activiteiten die in het kader van de integrale gebiedsaanpak worden ondernomen in een bepaald gebied en waarvoor subsidie wordt gevraagd, vormen tezamen één activiteit (project). Onder een subsidieaanvraag van cascoverbetering van woningen wordt verstaan: alle in één kalenderjaar voorgenomen c.q. afgegeven gemeentelijke subsidiebeschikkingen waarvoor subsidie wordt aangevraagd vormen tezamen één activiteit (project).

Hoofdstuk IV Subsidiabele kosten (artikel 8, tweede lid, verdelingsverordening)

Artikel 13.

Bij de beoordeling van een aanvraag tot subsidie voor een bedrijfsverplaatsing/-amovering of meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing, zal een provinciaal subsidie, welke de gemeente ontvangt op grond van de Regeling bedrijfsverplaatsingen, niet worden aangemerkt als een bijdrage van derden, maar als eigen gemeentelijk aandeel worden beschouwd.

Artikel 14.

Ten aanzien van verplaatsing of amovering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving zijn subsidiabel de kosten die, na aftrek van opbrengsten, bijdragen van derden, etc., ten laste van de gemeente blijven en betrekking hebben op:

  • a.

    de verwerving van opstal en grond (waartoe ook kan worden gerekend de boekwaarde van het onroerend goed vermeerderd met maximaal twee jaar rente), sloop, bedrijfsverplaatsing (voorzover voortvloeiend uit het stads- of dorpsvernieuwingsbelang), verwerving en sloop van direct aangrenzende panden ten behoeve van (vervangende) woningbouw en indicatief bodemonderzoek, voorzover bij al deze kosten sprake is van een sobere en doelmatige uitvoering van de activiteit en de bedrijfsverplaatsing of - amovering niet geschiedt ten behoeve van uitbreiding van het bebouwde gebied;

  • b.

    projectgebonden proceskosten (kosten van het maken van bestek en bestektekeningen, taxatierapport, toezicht en directie), tot een maximum van 22% van het subsidiabele deel van de aanneemsom;

  • c.

    BTW indien en voorzover deze niet kan worden teruggevorderd, blijkend uit de verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 15.

Ten aanzien van subsidiabele kosten van meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing is van overeenkomstige toepassing hetgeen hieromtrent in deze regeling is bepaald ten aanzien van de afzonderlijke categorieën verplaatsing/amovering milieuhinderlijke bedrijven (uitgezonderd de uitsluiting van bodemsanering van subsidie uit het Provinciaal Stads- en Dorpsvernieuwingsfonds), verbetering woonomgeving, verbouw van panden en cascoverbetering eigen woningen. Met betrekking tot de overige subsidiabele deelactiviteiten zij hier verwezen naar hetgeen in deze regeling is bepaald bij artikel 21 (ten aanzien van artikel 19, tweede lid verdelingsverordening). Met betrekking tot de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt het subsidie bovendien maximaal _ 453,78 per woning. Met betrekking tot bodemsanering bedraagt het subsidie ten hoogste _ 113.445,05 per activiteit/ project.

Artikel 16.

Ten aanzien van verbetering woonomgeving zijn subsidiabel de kosten die, na aftrek van opbrengsten, bijdragen van derden, etc., ten laste van de gemeente blijven en betrekking hebben op de kosten van uitvoering van de verbetering van de fysieke woonomgeving, uitgezonderd de kosten van aanleg, herstel of vervanging van riolering. Indien, in het kader van de verbetering van de woonomgeving, in hetzelfde gebied ook op beperkte schaal verwerving respectievelijk sloop van panden plaatsvindt ten behoeve van nieuwbouw van woningen, zijn verwerving en sloop subsidiabel. Indien verbetering van de woonomgeving gepaard gaat met verbetering van de huurwoningen in hetzelfde gebied, is de gemeentelijke subsidie in de verhuis- en herinrichtingskosten, ten behoeve van de bewoners van de huurwoningen, subsidiabel tot een maximum subsidie van _ 453,78 per woning.

Artikel 17.

Ten aanzien van cascoverbetering eigen woningen zijn subsidiabel de ten laste van de gemeente blijvende kosten (het gemeentelijk subsidie) ten behoeve van de uitvoering van verbetering van het casco van de woningen.

Artikel 17a.

  • 1 Ten aanzien van verbouw van panden tot woningen zijn subsidiabel:

    • a.

      de kosten van het haalbaarheidsonderzoek die ten laste van de gemeente blijven;

    • b.

      de kosten die, na aftrek van opbrengsten, bijdragen van derden, etc., ten laste van de gemeente blijven en betrekking hebben op de aankoop en verbouw van het pand.

  • 2 Bij verbouw van panden, tevens monument zijnde, is de restauratie, de instandhouding van de karakteristieke elementen en het herstel van het casco van het monument niet subsidiabel uit het fonds. Daarvoor kan subsidie worden aangevraagd op grond van de Subsidieregeling Monumentenfonds Gelderland 1998, of op grond van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten.

Hoofdstuk V Aanvraagvoorschriften bestek en begroting (artikel 12 verdelingsverordening)

Artikel 18.

  • 1 Het bestek dient te voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      het bestek dient eenduidig te zijn;

    • b.

      het bestek dient calculeerbaar te zijn;

    • c.

      duidelijk dient te worden vermeld welke administratieve bepalingen van toepassing zijn;

    • d.

      de tot het bestek behorende tekeningen dienen te worden meegezonden.

  • 2 De begroting dient te voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      de nummering van besteksposten en begrotingsposten dient overeen te stemmen;

    • b.

      de begroting dient inzichtelijk te zijn door onderbouwing van de prijsvorming van de besteksposten.

Hoofdstuk VI Nadere criteria inzake subsidietoekenning verplaatsing of amovering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving (artikel 15 verdelingsverordening)

Artikel 19.

Toekenning van subsidie ten behoeve van verplaatsing of amovering van milieuhinderlijke bedrijven (dat wil zeggen hindercategorie 3 of hoger) in de woonomgeving vindt slechts plaats voorzover:

  • a.

    verplaatsing of amovering van milieuhinderlijke bedrijven niet geschiedt ten behoeve van uitbreiding van het bebouwde gebied;

  • b.

    milieuhinder niet door middel van (verscherpte) toepassing van de milieuwetgeving en controle op de naleving daarvan, alsmede via het treffen van voorzieningen ter plaatse ter beperking van de milieuhinder tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht;

  • c.

    bij bedrijfsverplaatsing binnen de gemeente het bedrijf op de nieuwe locatie aan de planologische en milieuhygiënische voorwaarden voldoet;

  • d.

    de activiteit uitvoeringsgereed is.

Hoofdstuk VII Nadere vaststelling overige subsidiabele activiteiten meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing

Subsidiemaximum - artikel 19, eerste lid verdelingsverordening

Artikel 20.

Het subsidiemaximum ad _ 1.361.340,65 per jaar heeft betrekking op alle subsidiabele (deel)activiteiten tezamen, die in het kader van de meeromvattende gebiedsaanpak in een bepaald gebied worden ondernomen.

Subsidiabele activiteiten - artikel 19, tweede lid verdelingsverordening

Artikel 21.

  • 1 Naast de activiteiten die zijn vermeld in artikel 7, eerste lid van de verdelingsverordening, zijn in het kader van de meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing de kosten van de volgende activiteiten subsidiabel:

    • 1.

      gemeentelijk subsidie in de verhuis- en herinrichtingskosten ten behoeve van de bewoners van huurwoningen verbonden aan de verbetering van huurwoningen;

    • 2.

      bodemsanering ten behoeve van woningbouw, voorzover niet terugvorderbaar door de gemeente en met uitzondering van de voorfinanciering door de gemeente;

    • 3.

      verwerving en sloop van panden (ook niet-woningen) voorzover dit geschiedt met het oog op (vervangende) woningbouw. Onder dit laatste wordt ook gerekend woningen boven winkels en gemengde bouw met overwegend woningen.

  • 2 De in het eerste lid genoemde extra subsidiabele activiteiten zijn slechts subsidiabel, indien eerst is aangetoond, dat ten aanzien van de overige uit te voeren activiteiten als bedoeld in artikel 7, eerste lid, een ten laste van de gemeente blijvend subsidiabel tekort bestaat.

Hoofdstuk VIII Nadere criteria inzake subsidietoekenning meeromvattende gebiedsgerichte stads- of dorpsvernieuwing (artikel 20 verdelingsverordening)

Artikel 22.

De verhuis- en herinrichtingskosten van bewoners van huurwoningen komt slechts voor subsidie in aanmerking indien de gemeente een verordening heeft vastgesteld, op grond waarvan de betreffende geldelijke steun aan de bewoners (eventueel via de woningcorporatie) kan worden verleend.

Artikel 23.

De voorbereiding van de activiteit dient voldoende te zijn afgerond (dat wil zeggen dat op het moment van subsidieaanvraag voorzover van toepassing de planologische procedures en de bodemsanering afgerond zijn en woningbouw realiseerbaar is), zodat de uitvoering kan worden gestart in het jaar van aanvraag danwel in het jaar daaropvolgend.

Hoofdstuk IX Nadere criteria inzake subsidietoekenning verbetering woonomgeving (artikel 25 verdelingsverordening)

Artikel 24.

Er is een zodanige achterstandssituatie, dat het noodzakelijk is ingrijpende maatregelen te nemen, waarbij de woonomgeving een nieuwe inrichting krijgt, in een verouderde gebouwde omgeving. De uit te voeren maatregelen dienen niet te kunnen worden gerekend tot normaal te achten beheer- of onderhoudsmaatregelen.

Artikel 25.

In geval van door Gedeputeerde Staten noodzakelijk te achten verwerving van onroerend goed ten behoeve van de herinrichting, dient een taxatierapport te worden overgelegd.

Artikel 26.

De voorbereiding van de activiteit dient voldoende te zijn afgerond (dat wil zeggen dat op het moment van subsidieaanvraag voorzover van toepassing de planologische procedures en de bodemsanering afgerond zijn en subsidiecontingent woningbouw beschikbaar is), zodat de uitvoering kan worden gestart in het jaar van aanvraag danwel in het jaar daaropvolgend.

Hoofdstuk X Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27.

Aanvragen voor een subsidie die in 1995 zijn ingediend worden beoordeeld als zou deze regeling in werking zijn getreden.

Artikel 28.

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 De Regelen ter uitvoering van de Verdelingsverordening Provinciaal Stads- en Dorpsvernieuwingsfonds Gelderland 1995, Provinciaal Blad d.d. 18 januari 1996, nr. 118, wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum.

     

Artikel 29.

Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling Stadsvernieuwingsfonds Gelderland 1998.  

Ondertekening

Gedeputeerde staten van Gelderland