Reglement voor het waterschap Vechtstromen

Geldend van 24-01-2014 t/m heden

Intitulé

Reglement voor het waterschap Vechtstromen

PROVINCIALE STATEN GELDERLAND

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 28 mei 2013 tot wijziging van de provinciale regelgeving in verband met de troonswisseling op 30 april 2013; Gelet op artikel 105 juncto artikel 143, eerste lid van de Provinciewet;

BESLUITEN

Vast te stellen de navolgende gewijzigde verordening: Reglement voor het waterschap Vechtstromen

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen

  • b.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen

  • c.

    categorie bedrijfsgebouwd: categorie bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder d van de wet;

  • d.

    categorie ingezetenen: categorie bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet;

  • e.

    categorie natuurterreinen: categorie bedoeld in artikel 12, tweede lid , onder c, van de wet;

  • f.

    categorie ongebouwd: bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder b, van de wet;

  • g.

    gedeputeerde staten: Gedeputeerde Staten van Overijssel en van Drenthe, tenzij anders is bepaald;

  • h.

    watersysteem: watersysteem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet;

  • i.

    wet: Waterschapswet.

HOOFDSTUK 2 NAAM, GEBIED, ZETEL EN TAAK VAN HET WATERSCHAP

Artikel 2 Naam en gebied van het waterschap

  • 1 Er is een waterschap met de naam waterschap Vechtstromen, verder aan te duiden als het waterschap.

  • 2 Het gebied van het waterschap is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart.

  • 3 De grenzen van het in het tweede lid bedoelde gebied kunnen nader worden aangegeven op door Gedeputeerde Staten vast te stellen detailkaarten met een schaal van 1:10.000.

  • 4 Van elk van de kaarten, bedoeld in het tweede en het derde lid, berust een exemplaar bij het waterschap en bij de provincies Overijssel en Drenthe.

Artikel 3 Zetel van het waterschap

Het waterschap is gevestigd in de gemeente Almelo.

Artikel 4 Taak van het waterschap

  • 1 De taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet aan een ander publiekrechtelijk lichaam is opgedragen.

  • 2 De taak, bedoeld in het eerste lid, omvat:

    • a.

      de zorg voor het watersysteem, als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de wet;

    • b.

      het zuiveren van afvalwater, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet, alsmede het zuiveren van afvalwater dat op andere wijze dan via de gemeentelijke riolering wordt aangeleverd op een zuiveringstechnisch werk van het waterschap, hieronder mede begrepen het zuiveren van stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap.

  • 3 Het waterschap heeft daarnaast als taak de zorg voor het vaarwegbeheer van de Overijsselsche Vecht in het gebied vanaf de Duitse grens tot en met de monding van de Regge bij Ommen.

HOOFDSTUK 3 DE SAMENSTELLING EN INRICHTING VAN HET WATERSCHAPSBESTUUR

Artikel 5 Benaming bestuursorgaan

De voorzitter kan de titel Watergraaf dragen.

§ 3.1. Het algemeen bestuur

Artikel 6 Omvang en samenstelling algemeen bestuur

Het algemeen bestuur bestaat uit 27 leden. Hiervan vertegenwoordigen:

  • a.

    20 leden de categorie ingezetenen;

  • b.

    drie leden de categorie ongebouwd;

  • c.

    één lid de categorie natuurterreinen;

  • d.

    drie leden de categorie bedrijfsgebouwd.

Artikel 7 Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetels

  • 1 Voor de categorie bedrijfsgebouwd worden door de kamers van koophandel Oost Nederland en Noord Nederland tezamen drie vertegenwoordigers benoemd.

  • 2 Voor de categorie ongebouwd worden door de Land- en Tuinbouworganisatie Noord drie vertegenwoordigers benoemd.

Artikel 8 Reglement van orde

  • 1 Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2 In het reglement van orde worden in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot de vergadering, de openbaarheid van de vergaderingen, het vergaderen het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.

§ 3.2. Het dagelijks bestuur

Artikel 9 Omvang dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal leden dat ten minste 2 en ten hoogste 5 bedraagt.

§ 3.2.1 Benoeming, ontslag en vervanging van de leden van het dagelijks bestuur

Artikel 10 Benoeming van de leden van het dagelijks bestuur

  • 1 De benoeming van de leden, met uitzondering van de voorzitter vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de wet.

  • 3 De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht de benoeming niet aan te nemen, indien de voorzitter op de tiende dag na kennisgeving van de benoeming door middel van een aangetekende brief nog geen mededeling van hem/haar heeft ontvangen dat hij/zij de benoeming aanneemt.

  • 4 Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.

  • 5 De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig mogelijk nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is vervuld, tenzij het algemeen bestuur besluit het aantal leden te verminderen dan wel indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid.

Artikel 11 Ingang benoeming leden dagelijks bestuur

  • 1 In het geval van artikel 10, eerste lid, gaat de benoeming van degene, die de benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van de andere leden zijn/haar benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

  • 2 Vanaf het tijdstip van aftreden van de andere leden tot het tijdstip waarop ten minste de helft van de andere leden de benoeming heeft aangenomen, treedt de voorzitter in de plaats van het dagelijks bestuur.

Artikel 12 Ontslag op eigen initiatief

  • 1 Een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, kan te allen tijde ontslag nemen. Hij/zij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 2 Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij/zij zijn/haar ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn/haar opvolger de benoeming heeft aangenomen.

Artikel 13 Vervanging leden dagelijks bestuur

  • 1 Bij langdurige afwezigheid van een lid, of indien een lid met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast, kan hij worden vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.

  • 2 Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken een lid heeft vervangen, geniet een vergoeding ten bedrage van de voor dat lid vastgestelde bezoldiging.

    De vergoeding wordt verminderd met hetgeen als lid van het algemeen bestuur als vergoeding wordt ontvangen.

§ 3.2.2 Overige bepalingen betreffende het dagelijks bestuur

Artikel 14 Reglement van orde

  • 1 Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

  • 2 In het reglement van orde worden in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergader- en besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.

Artikel 15 Intrekking beroepen of bezwaren

Ingestelde beroepen of gemaakte bezwaren als bedoeld in artikel 86, derde lid, van de wet worden slechts ingetrokken als het algemeen bestuur daartoe beslist.

§ 3.3. De voorzitter

Artikel 16 Benoeming voorzitter

  • 1 Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet wordt opgemaakt, wordt behalve in het geval van een herbenoeming een open sollicitatieprocedure gevolgd.

  • 2 Indien de aanbeveling uit meer dan één persoon bestaat, wordt over iedere plaats op de aanbeveling afzonderlijk gestemd.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 46, derde en vijfde lid, van de wet wordt onder Gedeputeerde Staten verstaan: Gedeputeerde Staten van Overijssel.

  • 4 Samen met de aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter wordt een uittreksel uit de notulen van de gehouden stemming aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 5 De aflegging van de eed (verklaring en belofte), bedoeld in artikel 50 van de wet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koning in de provincie Overijssel.

Artikel 17 Woonplaats voorzitter

  • 1 De voorzitter heeft zijn werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap.

  • 2 Het algemeen bestuur kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

§ 3.4. De secretaris

Artikel 18 Benoeming secretaris

De benoeming van de secretaris geschiedt op voordracht van het dagelijks bestuur.

Artikel 19 Taken en bevoegdheden

  • 1 Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels over de taken en de bevoegdheden van de secretaris.

  • 2 Artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4 TOEZICHT

Artikel 20 Toezichtbevoegdheid

  • 1 Het toezicht op het waterschapsbestuur wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten, tenzij anders is bepaald.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en de besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.

Artikel 21 Meldingen

  • 1 Het dagelijks bestuur zendt aan Gedeputeerde Staten:

    • a.

      besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon, voor zover hierbij een belangrijk onderdeel van de aan het waterschap opgedragen taak betrokken is;

    • b.

      het ontwerp van een besluit tot vaststelling of wijziging van een keur als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de wet;

    • c.

      het ontwerp van een besluit en het besluit tot vaststelling of wijziging van een calamiteitenplan als bedoeld in artikel 5.29, eerste lid, van de Waterwet.

  • 2 Het dagelijks bestuur zendt aan Gedeputeerde Staten van de provincie op wier grondgebied een peilbesluit betrekking heeft het ontwerp van een besluit en het besluit tot vaststelling of wijziging van een peilbesluit als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Waterwet.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 22 Wijzigingen van beperkte strekking

Provinciale Staten van Overijssel en van Drenthe zijn gezamenlijk bevoegd tot wijziging van het reglement, tenzij het desbetreffende besluit een regeling bevat van de in artikel 5, tweede lid, van de wet genoemde onderwerpen.

Artikel 23 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement voor het waterschap Vechtstromen en treedt in werking op 1 januari 2014.

Ondertekening

Provinciale Staten Gelderland

Bijlage Overgangsbepalingen voor het waterschap Vechtstromen

Artikel 1 Definities In deze Overgangsbepalingen wordt verstaan onder: a. op te heffen waterschappen: het waterschap Regge en Dinkel en het waterschap Velt en Vecht; b. overgaand gebied: gebied van de op te heffen waterschappen dat deel gaat uitmaken van het waterschap Vechtstromen.

§ 1. Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 2 Rechtskracht van voorschriften en uitoefening van bevoegdheden1. De op 31 december 2013 voor overgaand gebied geldende waterschapsvoorschriften en waterschapsbesluiten behouden hun rechtskracht voor dat gebied totdat deze door het bevoegde gezag van het waterschap Vechtstromen zijn ingetrokken. 2. Met ingang van 1 januari 2014 en zolang de in het eerste lid bedoelde voorschriften en besluiten gelden, oefenen de in het waterschap Vechtstromen bevoegde bestuursorganen en ambtenaren de bevoegdheden uit welke bij die voorschriften en besluiten aan overeenkomstige organen en ambtenaren zijn toegekend.

Artikel 3 Reglementen van orde; regelingen vergoedingen1. Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen gelden de reglementen van orde van het waterschap Regge en Dinkel totdat zij door andere zijn vervangen. 2. Voor de leden van het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen gelden de regelingen inzake een vergoeding van werkzaamheden en een tegemoetkoming in kosten van het waterschap Regge en Dinkel totdat zij door andere zijn vervangen.

Artikel 4 Instructie secretarisVoor de secretaris van het waterschap Vechtstromen geldt de instructie van het waterschap Regge en Dinkel totdat zij door een andere is vervangen.

Artikel 5 KostentoedelingsverordeningArtikel 2, eerste lid, is niet van toepassing op de kostentoedelingsverordening, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de wet.

Artikel 6 BelastingverordeningenArtikel 2, eerste lid, is niet van toepassing op de belastingverordeningen, genoemd in artikel 113 van de wet. Ten aanzien van overgaand gebied houden deze verordeningen op te gelden met ingang van 1 januari 2014, doch zij behouden hun rechtskracht voor de belastingjaren welke vóór die datum zijn aangevangen.

Artikel 7 Jaarrekening1. Zo spoedig mogelijk na 1 januari 2014 maakt het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen de rekening van het laatste dienstjaar van elk van de op te heffen waterschappen in ontwerp op. 2. De in het eerste lid bedoelde rekeningen worden zo spoedig mogelijk door het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen vastgesteld. 3. De controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen geschiedt door de accountant die op grond van artikel 109, tweede lid, van de wet is aangewezen door het algemeen bestuur van elk van de op te heffen waterschappen.

Artikel 8 ArchiefMet ingang van 1 januari 2014 gaan de archiefbescheiden van de op te heffen waterschappen over naar het waterschap Vechtstromen.

§ 2. Voorbereidingscommissie

Artikel 9 Voorbereidingscommissie1. Tot 1 januari 2014 is een voorbereidingscommissie belast met de voorbereiding van de besluitvorming die nodig is voor het adequaat functioneren van het waterschap Vechtstromen vanaf 1 januari 2014. 2. De voorbereidingscommissie bestaat uit de beide voorzitters van de op te heffen waterschappen en uit vier andere leden van de beide dagelijks besturen. De beide dagelijkse besturen wijzen daarvoor elk 2 leden uit hun midden aan. 3. Voorzitter van de voorbereidingscommissie is de voorzitter van het waterschap Velt en Vecht. 4. De voorbereidingscommissie wijst een secretaris aan die de commissie ter zijde staat bij de uitoefening van haar taak. 5. De in het eerste lid bedoelde voorbereiding betreft in ieder geval de begroting voor 2014, de meerjarenraming, de kostentoedelingsverordening en de belastingverordeningen. 6. De voorbereidingscommissie oefent de bevoegdheden uit die een dagelijks bestuur van een waterschap heeft bij de voorbereiding van de in het vijfde lid genoemde aangelegenheden. 7. De voorbereidingscommissie betrekt de algemene besturen van de op te heffen waterschappen in elk geval bij de voorbereiding van de in het vijfde lid genoemde aangelegenheden.

§ 3. Verkiezingen van het algemeen bestuur

Artikel 10 Zittingsduur algemeen bestuur op te heffen waterschappenOvereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van de wet eindigt de zittingsduur van de zittende leden - als bedoeld in artikel 174 van de wet - van het algemeen bestuur van elk van de op te heffen waterschappen op 31 december 2013.

Artikel 11 Toepassing artikel 28, eerste lid, van de wetHet waterschap Regge en Dinkel is ingevolge artikel 28, eerste lid, van de wet belast met de voorbereidingen van de verkiezingen van de leden van het eerste algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen.

Artikel 12 Eerste vergadering algemeen bestuurHet algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen vergadert voor de eerste maal op een door de interim voorzitter te bepalen dag in de periode van 2 tot en met 8 januari 2014.

§ 4. De voorzitter

Artikel 13 Interim-voorzitter1. Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de wet, heeft plaatsgevonden, treedt een interim-voorzitter op. 2. Gedeputeerde Staten van Overijssel - gehoord Gedeputeerde Staten van Drenthe - benoemen deze interim-voorzitter uiterlijk vier weken voor 1 januari 2014 op basis van een voordracht van de voorbereidingscommissie, bedoeld in artikel 9. 3. De artikelen 3.24 tot en met 3.41 van het Waterschapsbesluit en de vijfde afdeling van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers zijn van overeenkomstige toepassing op de interim-voorzitter.

Artikel 14 Benoeming eerste voorzitterDe aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet wordt de eerste maal opgemaakt door het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen. Het algemeen bestuur heeft de bevoegdheid af te wijken van artikel 16 van het reglement van het waterschap Vechtstromen.

Artikel 15 Interim-secretaris1. Tot het tijdstip waarop de benoeming van de secretaris, bedoeld in artikel 53 van de wet, ingaat treedt de secretaris van de voorbereidingscommissie, bedoeld in artikel 9, op als interim-secretaris. 2. De voorbereidingscommissie kan door de zittende algemeen besturen belast worden met de voorbereiding van de voordracht als bedoeld in artikel 18 van het reglement van het waterschap Vechtstromen.

§ 5. Rechtspositie

Artikel 16 Rechtspositieregeling van de ambtenaren1. Voor 1 januari 2014 stellen de dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen na georganiseerd overleg met vertegenwoordigers van de ambtenaren-organisaties een sociaal statuut vast. 2. Met ingang van 1 januari 2014 zijn de secretarissen van de op te heffen waterschappen eervol uit hun functie ontslagen. 3. Met ingang van 1 januari 2014 gaan de ambtenaren en het overige personeel met een aanstelling voor onbepaalde tijd dan wel langer dan 1 januari 2014 van de op te heffen waterschappen over in dienst van het waterschap Vechtstromen. De plaatsing in functie, met uitzondering van de functie van secretaris, geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het sociaal statuut. 4. Voorzieningen, de verdere voorbereiding van de overgang van de ambtenaren en het overige personeel met een aanstelling voor onbepaalde tijd dan wel langer dan 1 januari 2014 betreffende, zijn onderwerp van het in het eerste lid bedoelde georganiseerd overleg en van overleg met de ondernemingsraden van de op te heffen waterschappen.

Artikel 17 Wijzigingen van beperkte strekkingProvinciale Staten van Overijssel en van Drenthe zijn gezamenlijk bevoegd tot wijziging van de overgangsbepalingen.

Toelichting op het Reglement van het waterschap Vechtstromen AlgemeenArtikel 2 van de Waterschapswet bepaalt dat de bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun taken en inrichting en van de samenstelling van hun besturen en tot de verdere reglementering van waterschappen aan Provinciale Staten behoort en dat de uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening. Omdat hier sprake is van een interprovinciaal waterschap, worden de bevoegdheden, op grond van artikel 6 van de Waterschapswet, gemeenschappelijk door Provinciale Staten van Overijssel, Drenthe en Gelderland uitgeoefend.

De waterschapsreglementen zijn interprovinciaal geüniformeerd en gemoderniseerd. Bij het opstellen van het onderhavige reglement is dan ook gebruik gemaakt van een modelreglement dat door het IPO, in overleg met de Unie van Waterschappen, is opgesteld. Het onderhavige reglement schept in aansluiting op de Waterschapswet het kader voor het nieuwe waterschap. Het beperkt zich tot de essentiële aspecten betreffende de inrichting en het functioneren van het waterschap. De belangrijkste onderwerpen die worden geregeld, zijn het gebied, de taak, het bestuur, de verdeling van de geborgde zetels over de specifieke belangencategorieën, het aanwijzen van de organisaties die de vertegenwoordigers voor de categorieën bedrijven en ongebouwd mogen benoemen en het toezicht.Toelichting op het Reglement voor het Waterschap VechtstromenHOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Op grond van artikel 1, tweede lid van de Waterschapswet kunnen als hoofdtaken aan het waterschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van het afvalwater op de voet van artikel 3.4 van de Waterwet worden opgedragen. In dit reglement is het begrip watersysteem nader gedefinieerd en is daarbij aansluiting gezocht bij de terminologie van de Waterwet.HOOFDSTUK 2 NAAM, GEBIED, ZETEL EN TAAK VAN HET WATERSCHAP Artikel 2 Naam en gebied van het waterschapBij het bepalen van het gebied van het waterschap is acht geslagen op het uitgangspunt voor de bestuurlijke organisatie van de waterstaatszorg, dat bij de vorming van waterschappen zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de waterstaatkundige eenheden. Een waterstaatkundige eenheid bestaat uit een samenhangend stelsel van oppervlaktewateren en gronden (inclusief gebruikers, bewoners en gebouwen), die belang hebben bij de instandhouding van dat stelsel.

Het gebied van het waterschap wordt aangegeven op de kaart die deel uitmaakt van het reglement. Op de kaart zijn de grenzen van het waterschapsgebied zo eenduidig mogelijk vastgelegd. Er kunnen gebiedsspecifieke situaties zijn waarbij het noodzakelijk is de grens van het waterschapsgebied nauwkeuriger vast te stellen (bijvoorbeeld daar waar de grens door bebouwd gebied loopt). In het reglement is de mogelijkheid opgenomen om voor de precieze aanduiding van de grenzen van het waterschapsgebied detailkaarten vast te stellen. Het vaststellen van de detailkaarten is opgedragen aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 3 Zetel van het waterschapHet waterschap heeft als (publieke) rechtspersoon een statutaire zetel nodig. Door de waterschappen is voorgesteld als statutaire vestigingsplaats voor het nieuwe Drents-Overijsselse waterschap de gemeente Almelo te kiezen. Dit vanuit het oogpunt dat het grootste deel van het nieuwe waterschap in Overijssel ligt. Deze keuze staat los van de mogelijkheid om meer vestigingen aan te houden.

Artikel 4 Taak van het waterschapIn artikel 4 van het reglement is aangesloten bij de wet en de huidige situatie door aan het waterschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op te dragen. De zorg voor het watersysteem omvat de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding, waaronder ook de zorg voor de waterkwaliteit. Onder de zorg voor de waterhuishouding moet ook het regelen van de grondwaterstanden via het peilbeheer van het oppervlaktewater worden gerekend. Het gebruik van de term “zorg voor het watersysteem” benadrukt dat de tot op heden afzonderlijk benoemde taken een nauwe onderlinge samenhang kennen en als één integrale taak moeten worden uitgevoerd. De toekenning van “de zorg voor het watersysteem” aan het waterschap impliceert overigens niet dat alle zorg voor het watersysteem of de watersystemen in het waterschapsgebied aan het waterschap wordt toegekend. Ook andere overheden oefenen taken ter zake uit. In het eerste lid van artikel 2.3 is daarom aangegeven dat het waterschap verantwoordelijk is voor de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet bij andere publiekrechtelijke lichamen berust. Artikel 4, eerste lid kent een duidelijke relatie met artikel 3:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 3:4, eerste lid Awb is namelijk geregeld dat het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afweegt, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Wanneer een bestuursorgaan van het waterschap derhalve een besluit of handeling overweegt, dient het over te gaan tot een afweging van alle bij de concrete beslissing of handeling betrokken belangen. Met artikel 4, eerste lid wordt aangegeven dat het waterschap zich bij de belangenafweging primair moet laten leiden door de waterhuishoudkundige belangen. Het zijn deze belangen die de doorslag moeten geven bij de besluitvorming.

In artikel 4, tweede lid is ook de zuivering van afvalwater aan het waterschap opgedragen. Bij de omschrijving van deze taak zijn de doelmatige exploitatie van de rioolwaterzuiveringsinstallaties, en de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem leidend geweest. Op grond van artikel 122d Waterschapswet wordt “ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater onder de naam zuiveringsheffing een heffing ingesteld ter zake van afvoeren”. In dit verband wordt onder “afvoeren” verstaan het brengen van stoffen op een riolering of op een ”zuiveringstechnisch werk” (artikel 122 c, onderdeel c). Het waterschap beheert en exploiteert meerdere rioolwaterzuiveringsinstallaties (hierna: rwzi’s). In de rwzi’s worden verschillende stromen afvalwater gezuiverd: - afvalwater, afgevoerd via de gemeentelijke riolering, - afvalwater, rechtstreeks door bedrijven (al dan niet via een persleiding) afgevoerd, - afvalwater, per as afgevoerd, en - afvalwater, van buiten het waterschapsgebied afgevoerd.

Voor alle zuiveringsactiviteiten van het waterschap en voor alle wijzen van afvoeren op een rwzi moet dus belasting kunnen worden geheven. Daarvoor is vereist dat alle zuiveringsactiviteiten zijn benoemd als waterschapstaak.

- Het zuiveren van afvalwater, afgevoerd via de gemeentelijke riolering is aan het waterschap opgedragen op grond van artikel 3.4, eerste lid van de Waterwet: “Zuivering van stedelijk afvalwater gebracht in een openbaar vuilwaterriool geschiedt in een daartoe bestemde inrichting onder de zorg van een waterschap”. Hierbij is stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. - Het zuiveren van de overige vormen van “afvoeren” is niet in formeelwettelijk benoemd als waterschapstaak, hoewel ook deze zuivering wel in dienst staat van de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (doelstelling artikel 2.1 Wtw). Op grond van artikel 1, tweede lid van de Waterschapswet worden alle hiervoor genoemde zuiveringsactiviteiten daarom bij reglement ook opgedragen aan het waterschap. Het gevolg daarvan is onder meer dat het waterschap voor alle zuiveringswerkzaamheden een heffing moet opleggen. De hoogte van het heffingstarief kan dan worden berekend op basis van alle kosten die voor de zuivering worden gemaakt, hetgeen een efficiënte werkwijze mogelijk maakt.

Artikel 4, derde lid. Aan de Vecht is in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 de functie van vaarweg toegekend. In die zin is er sprake van afzonderlijk te onderscheiden actief vaarwegbeheer. Reden om de zorg voor het vaarwegbeheer voor de Vecht in het reglement als taak op te nemen. Hiermee wordt de taakomschrijving zoals opgenomen in het reglement van het waterschap Velt en vecht gecontinueerd. De zorg voor het vaarwegbeheer is in het reglement opgenomen op basis van artikel 2.1, onderdeel c (“vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen”), en de laatste volzin van artikel 1, tweede lid Wsw: “Daarnaast kan de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden zijn of worden opgedragen”. Dit deel van de Vecht is sinds – ook als vaarweg – de overdracht van het Rijk aan de waterschappen al in beheer bij het Waterschap Velt en Vecht. Bij de bedoelde overdracht zijn ook sluitende financiële afspraken gemaakt. De opname nu in het reglement heeft dan ook geen financiële gevolgen voor de provincie Overijssel.

HOOFDSTUK 3 DE SAMENSTELLING EN INRICHTING VAN HET WATERSCHAPSBESTUUR

Dit hoofdstuk geeft een aanvulling op de bepalingen in de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit. De wet regelt onder meer de vereisten voor het lidmaatschap van het bestuur, de verkiezingen, nevenfuncties, onverenigbare betrekkingen en het afleggen van de eed (dan wel verklaring en belofte). Voorts bevat de wet bepalingen over de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Het Waterschapsbesluit bevat onder meer regels over rechtspositionele aangelegenheden aangaande de voorzitter, zoals benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie, ontslag, uitkering bij ontslag en aanspraken ingeval van ziekte.Artikel 5 Titel van de voorzitterDe voorzitter kan de titel watergraaf dragen. De titel bij het waterschap Velt en Vecht was dijkgraaf, bij Regge en Dinkel was de titel watergraaf. Voor het Waterschap Vechtstromen wordt voorgesteld de titel watergraaf te handhaven. Er waren in Nederland drie waterschappen zonder primaire keringen. Dat zijn De Dommel, Regge en Dinkel, en Velt en Vecht. De Dommel en Regge en Dinkel gebruikten om die reden de titel watergraaf voor hun voorzitter. Het is logisch dit voort te zetten nu ook het nieuwe waterschap geen primaire keringen zal beheren. Vanouds wordt de voorzitter van waterschappen in Oost Nederland watergraaf genoemd. Dat was voorheen zo in het gebied van Velt en Vecht en ook in de Achterhoek en Twente. Er is dus ook een cultuurhistorische aanleiding om de titel watergraaf te continueren. De titel watergraaf geeft uitdrukking aan het feit dat het waterbeheer van waterschappen over meer gaat dan alleen dijkbeheer, waardoor de titel ook passend is in het licht van de moderne tijd en het actuele takenpakket van de waterschappen. Ook de kenmerken van het beheergebied en de daarmee samenhangende waterproblematiek pleiten voor een titel die aansluit bij het gehele takenpakket van het nieuwe waterschap.

§ 3.1. Het algemeen bestuur

Artikel 6 Omvang algemeen bestuurIn de Waterschapswet is, uit oogpunt van uniformering, maar ook vanwege doelmatigheid en slagvaardigheid, de minimale en maximale omvang van het algemeen bestuur vastgelegd. Het waterschapsbestuur kan bestaan uit minimaal achttien en maximaal dertig leden.

Om te garanderen dat daadwerkelijk alle belangencategorieën vertegenwoordigd zijn, dient niet alleen de omvang van het bestuur te worden vastgesteld, maar ook het aantal zetels dat daarbinnen toegekend wordt aan ieder van de specifieke categorieën: bedrijfsgebouwd, natuurterreinen en ongebouwd.

Op een totale bestuursomvang van minimaal achttien en maximaal dertig zetels zijn minimaal zeven tot maximaal negen zetels gereserveerd voor de specifieke categorieën gezamenlijk, waarbij iedere categorie minimaal één zetel toegewezen krijgt om vertegenwoordiging zeker te stellen. De overige zetels zijn voor de categorie ingezetenen. Met dit stelsel wordt verzekerd (“geborgd”) dat bij de taakuitoefening door het waterschap met alle onderscheiden taakbelangen, de algemene én de specifieke, rekening wordt gehouden. Deze benadering doet recht aan het functionele karakter van het waterschap, dat zich daarmee onderscheidt van de organen van algemene democratie.

Doel van de geborgde zetels is het zeker stellen van de vertegenwoordiging van de onderscheiden belangen in het waterschapsbestuur. Bij de bepaling van de omvang van het bestuur en de aantallen zetels per categorie is rekening gehouden met de mate van het belang van iedere categorie. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de omvang van de betaling door een categorie niet meer als zelfstandig criterium wordt gehanteerd omdat dit uit de wet is geschrapt. Daarnaast is de mate van diversiteit van de belangen binnen de categorieën betrokken bij de bepaling van de zetelaantallen.

Artikel 7 Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetelsDe kandidaten voor de categorie bedrijfsgebouwd worden benoemd door de Kamers van Koophandel. Aangezien in het waterschapsgebied twee Kamers van Koophandel bevoegd zijn, is – overeenkomstig artikel 14 van de Waterschapswet - bij reglement bepaald op welke wijze de Kamers tot een voordracht komen. De Kamers dienen tezamen drie vertegenwoordigers te benoemen.

Voor de categorie ongebouwd is het aan de provincie overgelaten de organisaties aan te wijzen die de benoeming doen. Bij de aanwijzing van de organisaties is rekening gehouden met de verschillende te vertegenwoordigen belangen, de organisatiegraad, representativiteit en dekkingsgraad. Uit een oogpunt van transparantie en eenvoud is gekozen voor één organisatie. LTO Noord is de agrarische ondernemersorganisatie in de negen provincies boven de Maas. Hier speelt dat de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord een dekkingspercentage kent van circa 50% in het waterschapsgebied. Ook zijn vrijwel alle sectoren hierin vertegenwoordigd. Derhalve is de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord aangewezen als benoemende instantie. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de benoemende instantie bij het benoemen andere (kleinere) organisaties met gelijkluidende belangen betrekt. Dit met het oog op een zo goed mogelijke representatieve vertegenwoordiging. De selectie van de vertegenwoordigers is een verantwoordelijkheid van de benoemende organisaties. Voor de categorie natuurterreinen is in gevolge de Waterschapswet het Bosschap belast met de benoeming van kandidaten. Nadere regeling van de benoeming van deze kandidaat in het reglement is niet noodzakelijk. De Waterschapswet geeft aan dat de organisaties die de vertegenwoordigers mogen benoemen, de procedure die zij hanteren voor de selectie en benoeming tijdig moeten vastleggen. Daarbij zij opgemerkt dat de toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat blijkens haar brief aan de Eerste Kamer van 20 april 2007 met de benoemende organisaties heeft afgesproken dat een open kandidaatstelling onderdeel uitmaakt van die procedure. Het waterschap zorgt vervolgens voor publicatie zodat het voor de leden van de belangengroeperingen (maar ook voor andere betrokkenen) duidelijk is op welke wijze de benoeming tot stand komt. Ook kunnen eventuele kandidaten hun interesse op dat moment kenbaar maken. De benoeming is bindend, dat wil zeggen de status van de benoemde kandidaten is gelijk aan die van gekozen kandidaten. Slechts de toetsing door het algemeen bestuur op grond van artikel 24 van de Waterschapswet kan toelating tot het algemeen bestuur verhinderen.Artikel 8 Reglement van ordeDe Waterschapswet geeft in de artikelen 35 tot en met 39 een aantal bepalingen over openbare en besloten vergaderingen en over geheimhouding. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen vast. Voor de invulling van dat reglement verdient het aanbeveling zo veel mogelijk aan te sluiten bij de regelingen, die de Gemeentewet en de Provinciewet kennen omtrent onderwerpen van vergaderorde. Met name wordt hierbij gedacht aan het vergaderquorum, het besluitquorum, de wijze van uitschrijven van een nieuwe vergadering en het opstellen van de agenda, stemrecht van de leden, stemprocedures en het bepalen van de stemuitslag.

§ 3.2. Het dagelijks bestuur

Artikel 9 Omvang dagelijks bestuurTen aanzien van de omvang van het dagelijks bestuur kan het reglement alleen bepalen hoeveel leden dit college, afgezien van de voorzitter, minimaal en maximaal telt. In verhouding tot de omvang van het algemeen bestuur en ter voorkoming van versnippering van bestuurstaken is gekozen voor minimaal 2 en maximaal 5 andere bestuursleden.

§ 3.2.1 Benoeming, ontslag en vervanging van de leden van het dagelijks bestuur. De artikelen 10 tot met 13 hebben uitsluitend betrekking op de door het algemeen bestuur benoemde leden van het dagelijks bestuur. De bepalingen voor de voorzitter staan in paragraaf 3.3.Artikel 10 Benoeming leden van het dagelijks bestuurIn de eerste vergadering van het algemeen bestuur vindt de benoeming plaats van de leden van het dagelijks bestuur. De benoemde wordt geacht zijn benoeming niet aan te nemen, indien hij op de tiende dag nadat hij in kennis is gesteld van zijn benoeming zijn benoeming niet heeft aanvaard. Aanvaarding van de benoeming dient te geschieden door middel van een aangetekende brief. Hiermee wordt aangesloten bij het stelsel van fictieve weigering zoals ook opgenomen in de Provinciewet en de Gemeentewet. In artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet is bepaald dat de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur plaatsvindt uit het algemeen bestuur. GedeputeerdeSstaten kunnen hiervan ontheffing verlenen indien het reglement die mogelijkheid biedt. In het tweede lid is deze mogelijkheid aan Gedeputeerde Staten gegeven. Dit maakt het mogelijk om geschikte kandidaten te vinden buiten de kring van het algemeen bestuur. Voor de leden van het dagelijks bestuur die niet tot het algemeen bestuur behoren, gelden op grond van artikel 45 wel de eisen die aan de verkiesbaarheid van leden van het algemeen bestuur worden gesteld alsmede de incompatibiliteiten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Ook de verplichting tot het afleggen van de eed of de belofte is op deze leden van toepassing. Daarbij dient expliciet te worden opgemerkt dat de leden van het dagelijks bestuur die via de ontheffing van artikel 41, tweede lid, van de wet in het dagelijks bestuur zijn terecht gekomen alleen lid zijn van het dagelijks bestuur. Zij mogen dus alleen de bevoegdheden uitoefenen die horen bij dit bestuur. Ze zijn geen lid van het algemeen bestuur (dat zou immers leiden tot een wijziging van het aantal zetels van het algemeen bestuur) en kunnen dan ook geen bevoegdheden uitoefenen van het algemeen bestuur. De invulling van een open gevallen plek in het dagelijks bestuur geschiedt zo spoedig mogelijk. Dit kan anders zijn indien het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen.

Artikel 11 Ingang benoeming leden dagelijks bestuurIn dit artikel wordt het aanvangstijdstip van de benoeming van de leden geregeld alsmede de opvolging van het gehele dagelijks bestuur (met uitzondering van de voorzitter) na de verkiezingen.

Artikel 12 Ontslag op eigen initiatiefDit artikel vormt een aanvulling op artikel 41 van de wet, waarin het ontslag van de leden summier wordt geregeld. Leden die hun ontslag nemen, geven hiervan, om bewijsrechtelijke redenen, schriftelijk kennis aan het algemeen bestuur. Deze bepaling komt overeen met de artikelen 42 en 43 van respectievelijk de Provinciewet en de Gemeentewet. De Waterschapswet bevat terzake geen bepalingen. Uit de aard van de rechtshandeling vloeit voort dat opzegging niet met terugwerkende kracht mogelijk is (vergelijk artikel 43 Gemeentewet en 42 Provinciewet).

Artikel 13 Vervanging leden dagelijks bestuurLeden van het dagelijks bestuur kunnen bij langdurige afwezigheid worden vervangen door leden van het algemeen bestuur. De vervanging kan door het algemeen bestuur worden geregeld op verzoek van het dagelijks bestuur, het betreffende lid van dat bestuur, of uit eigen beweging. Bepalend is of de vervanging nodig is voor een goed functioneren van het betreffende bestuursorgaan. Het tweede lid regelt de vergoeding bij vervanging van een lid van het dagelijks bestuur.

§ 3.2.2 Overige bepalingen betreffende het dagelijks bestuur Artikel 14 Reglement van ordeHet dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Een verschil tussen de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is, dat de vergaderingen van dit college met gesloten deuren worden gehouden, tenzij dit bestuur anders heeft bepaald. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven over de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur (artikel 42 Waterschapswet). Met de toevoeging van de woorden “en andere werkzaamheden” wordt aangesloten bij wat daaromtrent in de praktijk is gegroeid en hetgeen is bepaald in de Provinciewet en de Gemeentewet. In de reglementen van orde worden meer activiteiten geregeld dan alleen de vergaderingen. Andere werkzaamheden kunnen betrekking hebben op de bekendmaking van besluiten, de schriftelijke afdoening van zaken en de procedurele voorbereiding van de in het dagelijks bestuur te bespreken nota’s.

§ 3.3. De voorzitter

Artikel 16 Benoeming voorzitterAlvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet, wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd. Een open sollicitatie omvat in elk geval een bekendmaking in de daarvoor geëigende kranten en of vakbladen.

Artikel 17 Woonplaats voorzitterVoor het eerste lid van dit artikel inzake de bepaling van de woonplaats van de voorzitter is aansluiting gezocht bij artikel 71, eerste lid uit de Gemeentewet. Op basis van het tweede lid kan het algemeen bestuur ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Het algemeen bestuur kan zelf bepalen of en voor welke periode ontheffing wordt verleend.

§ 3.4. De secretaris

Artikelen 18 en 19 Benoeming, taken en bevoegdheden secretarisDe benoeming van de secretaris wordt geregeld door het algemeen bestuur. De secretaris zelf is geen bestuursorgaan. Hij is eerste adviseur van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. In verband met die functie is het verbod tot het verrichten van bepaalde handelingen, dat geldt voor leden van het algemeen bestuur, ook van toepassing verklaard op de secretaris. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast omtrent de taak en de bevoegdheid van de secretaris. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Gemeentewet (artikel 103 lid 2) en de Provinciewet (artikel 100 lid 2).

HOOFDSTUK 4 TOEZICHT

Artikel 20 ToezichtbevoegdheidIn verband met het interprovinciale karakter moet op grond van artikel 164 van de Waterschapswet in het reglement een regeling over toezicht worden opgenomen. In dit artikel is bepaald dat het toezicht gezamenlijk wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten van Overijssel en Drenthe. Het waterschap is voor het grootste gedeelte in de provincie Overijssel gelegen. In de provincie Drenthe is echter een zodanig substantieel gedeelte gelegen met een zodanige economische waarde en een zodanig aantal ingezetenen dat gezamenlijk toezicht met die provincie gerechtvaardigd is. Dat geldt niet voor de provincie Gelderland, omdat het waterschap slechts voor een zeer gering gedeelte in die provincie is gelegen. Het toezicht omvat zowel de toepassing van de generieke instrumenten (schorsing/vernietiging, indeplaatstreding) als de toepassing van de specifieke instrumenten (goedkeuring, aanwijzing). In verband hiermee dienen meldingsplichtige besluiten aan zowel Gedeputeerde Staten van Overijssel als Gedeputeerde Staten van Drenthe te worden toegezonden.

Artikel 21 MeldingenVoor besluiten die niet aan preventief toezicht zijn onderworpen geeft de Waterschapswet in artikel 156 de mogelijkheid van schorsing, eventueel gevolgd door vernietiging. Gedeputeerde staten kunnen hiertoe spontaan overgaan, dan wel naar aanleiding van een daartoe ingediend verzoekschrift. Het vernietigingsrecht strekt zich uit over alle waterschapsbesluiten. De regels die gelden voor de toepassing van het schorsings- en vernietigingsinstrument zijn vastgelegd in de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht. De gronden voor vernietiging zijn in strijd met het recht of het algemeen belang. Daarnaast beschikken Gedeputeerde Staten sinds de inwerkingtreding van de Waterwet eind 2009 over het (proactieve)aanwijzingsinstrument. Dat instrument is opgenomen in artikel 3.12 van die wet en houdt in dat Gedeputeerde Staten een aanwijzing kunnen geven omtrent de uitoefening van taken of bevoegdheden door waterschappen, indien een samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer dat vordert. Het voordeel van dat instrument is dat zonodig aan de ‘voorkant’ kan worden ingegrepen. Op grond van de Waterschapswet moeten in ieder geval aan Gedeputeerde Staten worden toegezonden: a. besluiten tot vaststelling of wijziging van de keur (artikel 80 van de Waterschapswet); b. de begroting en begrotingswijzigingen (artikel 101 van de Waterschapswet); c. de rekening (artikel 107 van de Waterschapswet); d. de verordeningen met betrekking tot de organisatie van de administratie, het beheer en de controle van de vermogenswaarden alsmede de verordening met regels over periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur (artikel 109b van de Waterschapswet). Ook op grond van andere wetten bestaan voor de waterschappen verplichtingen tot toezending van besluiten aan Gedeputeerde Staten. Dit artikel vult de wettelijke opsomming aan met een categorie besluiten die van wezenlijk belang is voor de taakuitoefening door het waterschap en waarvan derhalve op provinciaal niveau kennis dient te bestaan. Dat betreft besluiten tot oprichting van of deelneming in een rechtspersoon (lid 1, onderdeel a).

Daarnaast is mede met het oog op een mogelijke (proactieve) toepassing van het aanwijzingsinstrument een toezendingplicht opgenomen voor de in artikel 21, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid genoemde besluiten of het ontwerp daarvan. Toezending van de ontwerpkeur (eerste lid, onderdeel b) wordt van belang geacht, omdat de keur een belangrijk instrument is voor de uitvoering van het waterbeleid en de uitvoering van het grondwaterbeleid door provincie en waterschap op elkaar moet zijn afgestemd. In artikel 80, tweede lid, van de Waterschapswet is al geregeld dat de vastgestelde keur of een wijziging daarvan wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten. Toezending van het calamiteitenplan en het ontwerp ervan (eerste lid, onderdeel c) is voorgeschreven vanwege het belang van dit plan gelet op de grote gevolgen die situaties van gevaar in de sfeer van de waterstaatszorg kunnen hebben en vanwege het belang van afstemming van dit plan op soortgelijke plannen van andere overheden. Tot de inwerkingtreding van de Waterwet was de toezending geregeld in artikel 69 van de Waterstaatswet 1900. Toezending van een peilbesluit en het ontwerp ervan (tweede lid) wordt om de volgende reden van belang geacht. Bij het nemen van een peilbesluit is de in de provinciale Omgevingsvisie aangegeven functie van de desbetreffende oppervlaktewateren leidend. In het licht van die functie moet een afweging plaatsvinden van alle bij het waterbeheer betrokken belangen. Vanwege die belangenafweging die bij de uitwerking van de functietoekenning aan de orde is en die zeer breed kan zijn, is het wenselijk dat Gedeputeerde Staten van (ontwerp)peilbesluiten kennis nemen. Vanwege de relatie met het waterplan vindt hierbij toezending plaats aan Gedeputeerde Staten van die provincie op wier grondgebied het peilbesluit betrekking heeft.

Artikel 22 Wijzigingen van beperkte strekkingArtikel 6 tweede volzin van de Waterschapswet maakt het mogelijk bij een interprovinciaal waterschap bij reglement te bepalen dat reglementswijzigingen van beperkte strekking kunnen worden opgedragen aan één of twee van de drie Provinciale Staten. Dit artikel voorziet hierin. Alleen reglementswijzigingen die aan goedkeuring van de minister zijn onderworpen, vergen een gemeenschappelijk besluit van de Provinciale Staten van de drie provincies. Daarvan is sprake als de taken of het gebied van het waterschap worden gewijzigd.

Toelichting op de OVERGANGSBEPALINGEN voor het waterschap Vechtstromen (bijlage)

§1. Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 2 Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdhedenHet eerste lid van dit artikel beoogt een soepele overgang mogelijk te maken van de oude naar de nieuwe situatie door de besluiten van de op te heffen waterschappen van kracht te laten blijven. Hierbij wordt gedoeld op algemeen verbindende voorschriften en besluiten van algemene strekking, zoals peilbesluiten. Zo spreekt het als vanzelf dat bijvoorbeeld besluiten tot het verlenen van vergunning door de fusie niet worden aangetast. Het tweede lid beoogt buiten twijfel te stellen wie bevoegd is ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden als aangegeven in de in het eerste lid bedoelde voorschriften en besluiten. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de overgang van rechten en verplichtingen van de op te heffen waterschappen naar het nieuw te vormen waterschap is geregeld in artikel 5b van de Waterschapswet.

Artikel 3 Reglementen van orde; regelingen vergoedingen; artikel 4 Instructie secretarisHet is wenselijk dat de bestuursorganen van het waterschap en de secretaris die de organen bij de uitoefening van hun taak terzijde staat, vanaf het moment van instelling naar behoren functioneren. Met het oog daarop is in artikel 3 een tijdelijke voorziening getroffen voor de reglementen van orde van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en voor de vergoedingsregelingen van de leden van het algemeen bestuur. Artikel 4 bevat eenzelfde regeling voor de instructie van de secretaris.

Artikel 5 Kostentoedelingsverordening; artikel 6 BelastingverordeningenHet eerste lid van artikel 2 is niet van toepassing op de kostentoedelingsverordening en de belastingverordeningen. Omdat het belastingjaar ingaat op 1 januari is het noodzakelijk dat het nieuwe algemeen bestuur deze verordeningen zo spoedig na 1 januari 2014 in zijn eerste vergadering vaststelt en de terugwerkende kracht zo veel mogelijk wordt beperkt.

De artikelen 7 en 8 behoeven geen nadere toelichting.

§3. Voorbereidingscommissie

Artikel 9 VoorbereidingscommissieHet instellen van een nieuw waterschap vergt een grondige voorbereiding. Hiertoe is het onder meer noodzakelijk dat reglementair wordt voorzien in het instellen van een voorbereidingscommissie die de besluiten voorbereidt die nodig zijn voor het volledig functioneren van het nieuwe waterschap. Dit is geregeld in dit artikel. Het vijfde lid regelt waarvoor de besluitvorming in ieder geval moet worden voorbereid. Dit zijn de begroting, de meerjarenraming, de kostentoedelingsverordening en de belastingverordeningen. Om zeker te zijn van optimale afstemming met de zittende bestuursorganen bepaalt het reglement dat de voorbereidingcommissie zal bestaan uit leden van de dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen. Daarnaast regelt dit artikel dat de algemene besturen van de op te heffen waterschappen bij de voorbereiding van de in het tweede lid genoemde aangelegenheden worden betrokken (lid 7).

§4. Verkiezingen voor het algemeen bestuur

Artikel 10 t/m 12Bij wet is geregeld dat de verkiezingen van najaar 2012 worden uitgesteld tot najaar 2014. De zittende besturen van alle waterschappen blijven dus in principe twee jaar langer zitten. In geval van fusie van waterschappen is het mogelijk om de zittingsduur met maximaal 2 jaar te verlengen of te verkorten. Uitgangspunt van de Waterschapswet is dat het bestuur van een nieuw in te stellen waterschap wordt samengesteld op basis van kort voor de datum van instelling te houden verkiezingen. Deze mogelijkheid doet zich dus nu voor. Door de - op grond van de wet - verlengde zittingsduur via artikel 27 te verkorten tot 1 januari 2014 ontstaat de mogelijkheid op verkiezingen te organiseren in het najaar 2013. De nieuwe leden treden na goedkeuring van hun geloofsbrieven aan per 1 januari 2014. Artikel 2.107 van het Waterschapsbesluit treft een voorziening indien onverhoopt op 31 december 2013 de goedkeuring van de geloofsbrieven bij meer dan de helft van de nieuwe leden nog niet onherroepelijk is.

In dat geval behouden de zittende leden van het algemeen en dagelijks bestuur van het waterschap Regge en Dinkel hun zetel. Deze beide besturen zijn bevoegd tot het nemen van besluiten die geen uitstel kunnen leiden. Deze situatie eindigt zodra bij meer dan de helft van de nieuw gekozen leden de goedkeuring van de geloofsbrieven onherroepelijk is.

Artikel 13 Interim-voorzitter; artikel 14 Benoeming eerste voorzitterOp grond van artikel 3.21, lid 1, van het Waterschapsbesluit kan aan de zittende voorzitters bij Koninklijk Besluit ontslag worden verleend wegens opheffing van de beide waterschappen. Daarin behoeft dus niet te worden voorzien in dit reglement. Voor de benoeming door de Kroon van een voorzitter voor het fusiewaterschap dient ex artikel 46 Waterschapswet het algemeen bestuur van het nieuwe waterschap een aanbeveling op te maken. Een en ander betekent dat voordat er een nieuwe voorzitter benoemd is enige tijd verstreken zal zijn zodat voor de beginperiode van het fusiewaterschap een voorzitter ad interim middels, dan wel krachtens, het reglement aangewezen moet worden. Deze voorzitter ad interim zal ex artikel 11, lid 2, van dit reglement vanaf 1 januari 2014 tot de eerste vergadering van het nieuwe algemene bestuur (door de voorzitter te beleggen in de periode van 2 tot en met 8 januari 2014), waarin het dagelijks bestuur benoemd moet worden, ook functioneren als dagelijks bestuur.

In artikel 13, tweede lid, is geregeld dat Gedeputeerde Staten van Overijssel een interim voorzitter aanwijst op basis van een voordracht van de voorbereidingscommissie. Zodra het nieuwe algemeen bestuur is aangetreden dient zij de procedure uit te voeren voor het vervullen van de functie van voorzitter.

Artikel 15 behoeft geen toelichting.

§5. Rechtspositie

Artikel 16 Rechtspositieregeling van de ambtenarenBij reorganisaties zoals deze is het gebruikelijk dat de wijze waarop het personeel overgaat en de overige rechtspositionele gevolgen worden vastgelegd in een sociaal statuut. Het is wenselijk dat dit sociaal statuut in een zo vroeg mogelijk stadium wordt vastgesteld, zodat althans een voorlopige inpassing van het personeel op basis van het sociaal statuut heeft plaatsgevonden op het moment dat het nieuwe waterschap gaat functioneren. Het sociaal statuut is op basis van artikel 2 ook van toepassing op het nieuwe waterschap.