Regeling vervallen per 01-01-2016

Herziene regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013

Geldend van 01-10-2013 t/m 31-12-2015

Intitulé

Herziene regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 1.2, tweede lid, in samenhang met artikel 5.10.1, tweede lid, van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011;

BESLUITEN

Vast te stellen de volgende regeling: Herziene regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013

 

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 214);

  • b.

    bodemenergie: het gebruik en de opslag van warmte of koude in de ondiepe ondergrond;

  • c.

    businessplan: een plan dat informatie bevat over de planning, de financiering, de haalbaarheid en de risico’s van de pilot en de werkwijze die wordt gehanteerd bij het uitvoeren van de pilot;

  • d.

    CNG: Compressed Natural Gas, ofwel aardgas dat met behulp van een compressor is gecomprimeerd tot een druk van 200 bar;

  • e.

    eigenaar-bewoner: een persoon die op grond van artikel 1 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar is van een koopwoning en zelf deze koopwoning bewoont;

  • f.

    Energy Service Company: samenwerking tussen partijen met als doel om energiebesparende maatregelen uit te voeren voor de eigenaar van een gebouw, waarbij een van de partijen risicodragend participeert;

  • g.

    gaswarmtepomp: een installatie die met behulp van gas warmte verplaatst van buiten het betreffende gebouw naar binnen waarbij minimaal 75.000 m3 gas en maximaal 500.000 m3 gas wordt gebruikt per jaar;

  • h.

    groen gas: biogas dat is gezuiverd tot aardgaskwaliteit en dat vervolgens is gecomprimeerd;

  • i.

    grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en microondernemingen (PbEU L 124);

  • j.

    hernieuwbare energie: niet-fossiele energie zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, golfenergie, getijdenenergie, waterkrachtinstallaties, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

  • k.

    LBG: Liquefied Bio Gas, ofwel biogas dat is gecomprimeerd door het te vervloeien bij een temperatuur lager dan -162 °C;

  • l.

    LNG: Liquid Natural Gas, ofwel aardgas dat is gecomprimeerd door het te vervloeien bij een temperatuur lager dan -162 °C;

  • m.

    lokaal: binnen een afstand van 30 kilometer ten opzichte van een productielocatie van hernieuwbare energie;

  • n.

    lokaal duurzaam energiebedrijf: een onderneming die hernieuwbare energie produceert waarbij de afnemers zijn gevestigd binnen een straal van 30 kilometer ten opzichte van een productielocatie van voornoemde onderneming;

  • o.

    masterplan bodemenergie: visiedocument over het optimaal gebruik van de ondergrond voor het gebruik van bodemenergie;

  • p.

    mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie: een installatie die in één proces gelijktijdig thermische energie en elektrische energie opwekt waarbij minimaal 75.000 m3 gas en maximaal 500.000 m3 gas wordt gebruikt per jaar;

  • q.

    onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  • r.

    ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten;

  • s.

    pilot: proefproject dat een indicatie geeft van de omvang, inpassing en haalbaarheid van een project;

  • t.

    rd-waarde: het warmte-isolerend vermogen van een materiaallaag;

  • u.

    regionale centra voor technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn en de stichting Veluws Centrum voor technologie te Nunspeet;

  • v.

    terugverdientijd: de subsidiabele kosten gedeeld door de verwachte jaarlijkse besparing;

  • w.

    warmtepomp: een installatie die met behulp van elektriciteit warmte verplaatst van buiten het betreffende gebouw naar binnen waarbij minimaal 150.000 kWh stroom en maximaal 1.000.000 kWh stroom wordt gebruikt per jaar.

Paragraaf 2 Haalbaarheidsonderzoek

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteit

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor het doen uitvoeren van haalbaarheidsonderzoeken voor nieuw te ontwikkelen installaties en infrastructuur gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie.

  • 2 Een haalbaarheidsonderzoek zoals bedoeld in het eerste lid bevat het volgende:

    • a.

      een beschrijving van de projectopzet;

    • b.

      een opgave van de deelnemende of anderszins te betrekken partijen;

    • c.

      een omschrijving van hun rol in het project;

    • d.

      het vermogen en de energieopbrengst (in Joules);

    • e.

      de globale kosten en baten;

    • f.

      een schatting van de opbrengst in termen van CO2-emissiebeperking en;

    • g.

      eventuele andere milieueffecten.

Artikel 2.2 Subsidiabele kosten

De kosten van de eigen personele inzet van de aanvrager of van de onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de stichting Programmabureau EMT en de regionale centra voor technologie.

Artikel 2.4 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie voor de stichting Programmabureau EMT bedraagt maximaal € 200.000,-.

  • 2 De subsidie voor de regionale centra voor technologie bedraagt maximaal € 50.000,-.

Artikel 2.5 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    om per onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd maximaal € 25.000,- te verstrekken;

  • b.

    om de onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd, te verplichten om ten minste 50% van de kosten van de subsidiabele activiteit zelf te dragen;

  • c.

    om de opdracht tot uitvoering van de subsidiabele activiteit te verstrekken binnen een jaar nadat de subsidie is verleend;

  • d.

    om ervoor zorg te dragen dat de subsidiabele activiteit binnen een jaar na het verlenen van de opdracht is voltooid en;

  • e.

    om het haalbaarheidsonderzoek openbaar te maken.

Paragraaf 3 Businesscase

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteit

  • 1 Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor het opstellen van een business case voor:

    • a.

      het realiseren van installaties en energie infrastructuur gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie;

    • b.

      het oprichten van een lokaal duurzaam energiebedrijf gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie of;

    • c.

      een Energy Service Company gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie.

  • 2 De businesscase bevat het volgende:

    • a.

      een toelichting op de hoedanigheid van de aanvrager, waaronder in ieder geval de juridische en de bestuurlijke structuur en een opgave van de partners;

    • b.

      een haalbaarheidsanalyse;

    • c.

      een financiële haalbaarheidsanalyse waarbij de volgende zaken worden meegenomen:

      • 1e.

        projecties van de winst- en verliesrekening over een periode van 5 jaar;

      • 2e.

        projecties van de balans over een periode van 5 jaar;

      • 3e.

        een liquiditeitsprognose per maand over een periode van 2 jaar;

    • d.

      een omschrijving van de betrokken patenten, en;

    • e.

      een beschrijving van de gegenereerde energieopbrengst, een beschrijving van het opgewekte vermogen en een schatting van het resultaat in joules.

Artikel 3.2 Subsidiabele kosten

De kosten voor eigen personele inzet van de onderneming ten behoeve waarvan de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum € 7.500,- en een maximum van € 75.000,-.

Artikel 3.4 Verplichting

De subsdieontvanger is verplicht om de business case openbaar te maken.

Paragraaf 4 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten die aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a.

    minimaal 50 natuurlijke personen nemen deel middels een financiële bijdrage;

  • b.

    de financiële deelname van voornoemde personen bedraagt minstens 25% van de subsidiabele kosten;

  • c.

    de bijdrage per natuurlijk persoon bedraagt minimaal € 50,-;

  • d.

    het lokale hernieuwbare energieproject heeft een terugverdientijd van minimaal vijf jaar.

Artikel 4.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven.

Artikel 4.3 Aanvraag

Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG wordt bij de aanvraag een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen en van de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon.

Artikel 4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 5.000,- en een maximum van € 200.000,-.

Artikel 4.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    indien minder dan 50 natuurlijke personen financieel deelnemen;

  • b.

    indien de financiële deelname van voornoemde personen minder dan 25% van de subsidiabele kosten bedraagt;

  • c.

    indien de bijdrage per natuurlijk persoon niet minimaal € 50,- bedraagt;

  • d.

    voor lokale hernieuwbare energieprojecten met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar.

Artikel 4.6 Verplichting

De subsidieontvanger is verplicht om ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van natuurlijke personen zoals genoemd in artikel 4.1 onder c minimaal 5 jaar beschikbaar blijft voor de subsidiabele activiteit.

Paragraaf 5 Woningisolatie

Artikel 5.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie voor woningisolatie van koopwoningen.

Artikel 5.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt:

  • a.

    indien de eigenaar-bewoner vloerisolatie aanbrengt met een Rd-waarde van minimaal 2,5 m² K/W, of;

  • b.

    indien de eigenaar-bewoner dakisolatie aanbrengt met een Rd-waarde van minimaal 2,5 m² K/W, waarbij isolatie van de vloer van niet-verwarmde vliering wordt beschouwd als dakisolatie, of;

  • c.

    indien de eigenaar-bewoner muurisolatie aanbrengt door middel van het aanbrengen van spouwmuurisolatie in de bestaande spouw, of door middel van het aanbrengen van andere gevelisolatie waarbij de Rd-waarde 2,5 m² K/W is, of;

  • d.

    indien de eigenaar-bewoner bestaand glas vervangt door HR++-glas.

Artikel 5.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 5.4 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    indien de subsidie niet wordt aangevraagd door en niet ten goede komt aan de betreffende eigenaar-bewoner;

  • b.

    indien de subsidie wordt aangewend voor isolatie van woningen die geen woonbestemming hebben of die niet worden bewoond door de eigenaar, of;

  • c.

    indien de subsidie wordt aangewend voor isolatie van woningen die zijn opgeleverd na 1 januari 1980.

Artikel 5.5 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    om ervoor te zorgen dat, indien de subsidie wordt verstrekt op grond van meerdere aanvragen, de totale som van de subsidie niet hoger is dan ten hoogste een derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 500,- per koopwoning;

  • b.

    om ervoor te zorgen dat, indien de subsidie wordt verstrekt op grond van meerdere aanvragen, elk ondertekend door tenminste zes eigenaar-bewoners die afkomstig zijn uit één gemeente, de totale som van de subsidie niet hoger is dan ten hoogste één derde van de subsidiabele kosten per koopwoning met een maximum van € 750,- per koopwoning;

  • c.

    om de subsidie zoals beschreven onder a en b aan te laten vragen binnen een periode van 3 jaar te rekenen vanaf 1 januari 2013;

  • d.

    om ervoor te zorgen dat het maximaal aantal koopwoningen dat voor subsidie in aanmerking komt 20% bedraagt van het aantal woningen dat binnen de gemeente voldoet aan de criteria genoemd in artikel 5.4, aanhef en onder b en c.

Paragraaf 6 Masterplan bodemenergie

Artikel 6.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor het doen opstellen van een masterplan bodemenergie.

Artikel 6.2 Subsidiabele kosten

De kosten voor eigen personele inzet van de aanvrager komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit gericht is op:

  • a.

    het voorkomen van de negatieve onderlinge beïnvloeding van bodemenergiesystemen;

  • b.

    het voorkomen van negatieve beïnvloeding van andere bodemfuncties door bodemenergiesystemen of;

  • c.

    het waar mogelijk benutten van positieve interactie tussen bodemenergiesystemen onderling en tussen bodemenergiesystemen en ander bodemgebruik.

Artikel 6.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 6.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,-.

Paragraaf 7 Rijden op biogas: bedrijfsmatig te gebruiken wegvervoermiddelen

Artikel 7.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.

Artikel 7.2 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen de extra investeringskosten in aanmerking voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt.

Artikel 7.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen en publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 7.4 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van minder dan 3500 kilogram en rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, met een maximum van € 2.000,- per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 12.000,-;

  • 2 De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van meer dan 3500 kilogram en rijdt op CNG of groen gas, met een maximum van € 6.000,- per wegvervoermiddel en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 30.000;

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten indien het betrokken wegvervoermiddel een massa heeft van meer dan 3500 kilogram en rijdt op LNG of LBG, met een maximum van € 15.000,- per wegvervoermiddel, en met een totaal maximum, indien aanvrager meerdere wegvervoermiddelen aanschaft, van € 60.000,-.

Artikel 7.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    indien voertuigen in het kader van een concessie tussen een overheidsinstantie en een aanvrager worden aangeschaft;

  • b.

    indien de aanvrager subsidie ontvangt, op basis van andere soortgelijke subsidieregelingen, voor hetzelfde wegvervoermiddel of dezelfde wegvervoermiddelen als waarvoor aanvrager onderhavige subsidie aanvraagt, waardoor de totale subsidie, te weten de subsidie die aanvrager wenst te ontvangen op basis van deze regeling en mogelijke andere soortgelijke subsidieregelingen, boven de maximale subsidiehoogte komt zoals beschreven in artikel 7.4 of;

  • c.

    indien de aanvrager het (de) wegvervoermiddel(en) heeft aangeschaft vóór het moment van inwerkingtreding van deze regels.

Artikel 7.6 Verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht kentekenhouder te worden van het aan te schaffen voertuig.

  • 2 Aanvrager is verplicht, ingevolge artikel 1, onder 6 van de AGVV schriftelijk te verklaren dat hij geen steun heeft ontvangen ten aanzien waarvan er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

Artikel 7.7 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met de AGVV, meer in het bijzonder artikel 2, 7, 18 en 19 van de AGVV.

Paragraaf 8 Rijden op biogas: particulieren

Artikel 8.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe wegvervoermiddelen die geschikt zijn voor het rijden op CNG, groen gas, LNG of LBG.

Artikel 8.2 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen de extra investeringskosten in aanmerking voor een wegvervoermiddel dat rijdt op CNG, groen gas, LNG of LBG, ten opzichte van de investeringskosten voor een vergelijkbaar wegvervoermiddel dat op diesel of benzine rijdt.

Artikel 8.3 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan particulieren.

Artikel 8.4 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 1.000,- per wegvervoermiddel.

Artikel 8.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    indien subsidie wordt aangevraagd voor meer dan één wegvervoermiddel, of;

  • b.

    indien de aanvrager het (de) wegvervoermiddel(en) heeft aangeschaft vóór het moment van inwerkingtreding van deze regels.

Artikel 8.6 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht kentekenhouder te worden van het aan te schaffen voertuig.

Paragraaf 9 Warmtekrachtkoppeling, wamtepomp of gaswarmtepomp

Artikel 9.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 lid 2 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de aanschaf en installatie van een mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, een warmtepomp of een gaswarmtepomp.

Artikel 9.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt:

  • a.

    indien de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp een terugverdientijd heeft van meer dan vijf jaren;

  • b.

    indien het geraamde energieverbruik over de gehele terugverdientijd, uitgedrukt in petajoules, bij het gebruik van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp, niet minimaal 20% minder is dan het geraamde energieverbruik over deze periode wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van voormelde installaties, hetgeen is aangetoond door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 9.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • a.

    de aanschaf van de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp;

  • b.

    de inhuur van het bedrijf dat de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de waterpomp of de gaswarmtepomp installeert.

Artikel 9.4 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal de subsidiabele kosten gedeeld door de terugverdientijd vermenigvuldigd met twee en een kwart jaar, tot een maximum van € 100.000,-.

  • 2 Voor zover de terugverdientijd minder dan zeven en een kwart jaren bedraagt, wordt het maximum van twee en een kwart jaar als bedoeld in het vorige lid verminderd tot de periode van de terugverdientijd minus vijf jaar.

Artikel 9.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager een grote onderneming is.

Artikel 9.6 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht om een installatie- en onderhoudscontract aan te gaan met het installatiebedrijf dat de mini warmtekrachtkoppelingsinstallatie, de warmtepomp of de gaswarmtepomp heeft geïnstalleerd.

Paragraaf 10 Decentrale energie Gelderse maat

Artikel 10.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 5.10.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het opstellen van een businessplan ten behoeve van een pilot; en

  • b.

    de uitvoering van een pilot zoals beschreven in voornoemd businessplan, gericht op energiebesparing of de opwek van hernieuwbare energie.

Artikel 10.2 Aanvraag

  • 1 Aanvragen ingediend voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 10.1 onder a kunnen worden ingediend van 1 oktober 2013 tot en met 9 december 2013.

  • 2 Aanvragen ingediend voor subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 10.1 onder b kunnen worden ingediend tot 6 maanden na bekenmaking van de selectie ingevolge artikel 10.4 derde lid.

Artikel 10.3 Adviescommissie decentrale energie Gelderse maat

Over de prioritering conform de selectiecriteria in artikel 10.4 wordt advies ingewonnen bij de Adviescommissie decentrale energie Gelderse maat.

Artikel 10.4 Selectiecriteria

  • 1 Bij de prioritering krijgen aanvragen voorrang:

    • a.

      die inspirerend, origineel en een goed navolgbaar voorbeeld zijn voor anderen;

    • b.

      die experimenteren met het in de tijd op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van lokaal opgewekte hernieuwbare energie, waarbij een combinatie van elektriciteit en warmte een pre is;

    • c.

      die optimaal gebruikmaken van nieuwe regelgeving, ontwikkeling en financieringsconstructies op het gebied van hernieuwbare energie;

    • d.

      die uitgaan van lokale samenwerking tussen de bevolking, bedrijven, gemeente en maatschappelijke instellingen;

    • e.

      die de hoogste bijdrage leveren aan lokale werkgelegenheid, het opwekken van hernieuwbare energie, energiebesparing en omzet voor het lokale bedrijfsleven;

    • f.

      die een zo laag mogelijk provinciaal subsidie-aandeel hebben in verhouding tot de totale projectkosten.

  • 2 Per onderdeel genoemd in lid 1 wordt maximaal 20 punten toegekend.

  • 3 Subsidie als bedoeld in artikel 10.1 onder a wordt toegekend aan de zes aanvragen met het hoogst aantal punten.

  • 4 Subsidie als bedoeld in artikel 10.1 onder b wordt toegekend aan de drie aanvragen met het hoogste aantal punten.

  • 5 Indien vier of meer aanvragen voor de subsidiabele activiteit ingevolge artikel 10.1 onder b 96 of meer punten hebben wordt elk van deze aanvragen geselecteerd.

Artikel 10.5 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 10.1, onder a, bedraagt ten hoogste 75% tot een maximum van € 20.000,-.

  • 2 De subsidie voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 10.1, onder b, bedraagt maximaal € 200.000,- minus de subsidie genoemd onder a.

Artikel 10.6 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien een aanvraag minder dan 72 punten krijgt toegekend.

Paragraaf 11 Slotbepaling

Artikel 11.1 Slotbepaling

  • 1 Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2013.

  • 2 De Regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013 worden ingetrokken, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidies die voor dit tijdstip zijn verstrekt, evenals voor aanvragen die voor dit tijdstip zijn ingediend.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland 

Toelichting

Artikelsgewijs

Artikel 9.4, lid 1 en lid 2, behelst de berekeningsmethodiek die zal worden gehanteerd bij het bepalen van de maximale hoogte van de subsidie voor warmtekrachtkoppelingen, gaswarmtepompen of warmtepompen. Hieronder worden 2 voorbeelden gegeven om deze methodiek te verduidelijken.

Voorbeeld 1: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7 jaar Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,- bedragen en de terugverdientijd is 7 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7 en vermenigvuldigd met 2. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 57.143,-.

Voorbeeld 2: Subsidiabele kosten € 200.000,-, terugverdientijd 7,5 jaar Indien de subsidiabele kosten bijvoorbeeld € 200.000,-, bedragen en de terugverdientijd is 7,5 jaar, dan wordt voornoemd bedrag gedeeld door 7,5 en vermenigvuldigd met 2,25. De maximale hoogte van de subsidie is dan € 60.000,-.

Staatssteun Bij het opstellen van provinciale regelgeving in het algemeen en subsidieregels in het bijzonder is het van groot belang om rekening te houden met het aspect staatssteun. Europeesrechtelijk is vastgelegd dat staatssteun alleen is toegestaan indien het een uitzondering op het staatssteunverbod betreft (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Alvorens te toetsen aan het staatssteunverbod en eventuele uitzonderingen moet uiteraard eerst worden vastgesteld of er sprake is van staatssteun. Daarvoor gelden de volgende cumulatieve eisen: a er is sprake van een steunmaatregel die een voordeel verschaft, in welke vorm dan ook; b dit voordeel wordt direct of indirect bekostigd uit overheidsmiddelen; c hierdoor worden één of meer specifieke ondernemingen begunstigd; d dit vervalst de mededinging of dreigt dat te doen, en; e hierdoor wordt de handel tussen de Europese lidstaten ongunstig beïnvloed.

Om te kunnen spreken van staatssteun moet aan al deze criteria zijn voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van staatssteun. Verder is van belang dat het staatssteunverbod pas van toepassing is indien het toegekende financiële voordeel voldoende substantieel is. Op grond van de zogenaamde De-minimisverordening ((PbEU L 379) is het geven van steun van beperkte omvang toegestaan. Dat is het geval indien het steunbedrag maximaal € 200.000,- over drie jaren behelst. Wel kent de De-minimisverordening een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet zijn voldaan. Dit zijn de monitoringverplichting en de anticumulatiebepaling. De monitoringverplichting verplicht de steunverlenende overheid om een dossier bij te houden, wanneer zij steun verleent in het kader van de De-minimisverordening. Een onderdeel daarvan is dat de steun verlenende overheid: - dan de begunstigde onderneming moet melden dat het gaat om de-minimissteun; - van de begunstigde onderneming een verklaring moet ontvangen over alle andere in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun. Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Voldoet een steunmaatregel, zoals subsidieverstrekking, aan de cumulatieve eisen voor staatssteun dan zal deze óf moeten voldoen aan de voorwaarden van één van de(groeps)vrijstellingen óftewel aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd. Een maatregel die niet aan voornoemde voorwaarden voldoet of die niet door de Europese Commissie is goedgekeurd, is in strijd met staatssteunverbod. Dit kan leiden tot de nietigheid van de maatregel en een verplichting tot terugvordering.

Onderhavige Herziene regels energiebesparing en hernieuwbare energie 2013 zijn zodanig opgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de Europese regelgeving inzake staatssteun. Vanuit staatssteunoptiek kunnen deze subsidieregels worden opgedeeld in drie categorieën: 1 Er is geen sprake van staatssteun omdat geen sprake is van economische activiteiten die worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger kan daardoor niet als onderneming worden aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 5, 6 en 8. 2 Er is geen sprake van staatssteun omdat de grenzen van de De-minimisverordening niet worden overschreden. Tot deze categorie behoren de subsidieparagrafen 2, 3, 4, 9 en 10.Vanuit staatssteunoptiek moeten deze ondernemingen aldus als ontvanger van de-minimissteun worden aangemerkt. In de subsidiebeschikking zullen voorwaarden worden opgenomen om te waarborgen dat de subsidie ten gunste van deze ondernemingen wordt aangewend in overeenstemming met de De-minimisverordening; 3 Er wordt voldaan aan de voorwaarden van de AGVV. Deze Verordening van de Europese Commissie verklaart bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag (betreffende de werking van de Europese Unie) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar. De AGVV vormt voor overheden het juridisch raamwerk waarbinnen zij steunmaatregelen op het gebied van milieu, zoals de onderhavige subsidieregeling, kunnen vaststellen zonder dat voorafgaande melding en goedkeuring van de Europese Commissie nodig is. Tot deze categorie behoort paragraaf 7.