Regeling vervallen per 08-03-2023

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden (Gedragscode integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden Gelderland 2016)

Geldend van 25-05-2022 t/m 07-03-2023

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden (Gedragscode integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden Gelderland 2016)

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND 

Gezien de Statenbrief van Gedeputeerde Staten betreffende de actualisering en vereenvoudiging van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, Staten- en commissieleden Gelderland 2007, de Gedragscode bestuurlijke integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden 2016 en de Gedragscodeintegriteit Statenleden Gelderland 2016;

Gelet op het bepaalde bij of krachtens de artikelen 15, derde lid, 40c tweede lid, 68, tweede lid, art. 93, art. 94, eerste en tweede lid en 143, tweede lid van de Provinciewet;

BESLUITEN

Vast te stellen de volgende regeling: Gedragscode integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden Gelderland 2016

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 

Deze Gedragscode geldt voor de Commissaris van de Koning en voor de gedeputeerden, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.2

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1.1

  • 1 De Commissaris van de Koning levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als gedurende de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaardt wordt of de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2 De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      indien sprake is van bezoldiging wat de inkomsten daaruit zijn.

    • f.

      bij een melding betreffende een nevenfunctie anders dan uit hoofde van het ambt geeft de bestuurder tevens een inschatting van het tijdsbeslag dat naar verwachting is gemoeid met het vervullen van deze nevenfunctie.

  • 3 De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.2

  • 1   De gedeputeerde levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gedurende de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaardt wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2 De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      indien sprake is van bezoldiging - voor zover dit openbaar gemaakt moet worden - wat de inkomsten uit de nevenfunctie zijn.

    • f.

      bij een melding betreffende een nevenfunctie anders dan uit hoofde van het ambt geeft de bestuurder tevens een inschatting van het tijdsbeslag dat naar verwachting is gemoeid methet vervullen van deze nevenfunctie.

  • 3 De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.3

Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen, anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor het aannemen van de nevenfunctie, in het college.

Artikel 2.2

  • 1 De Commissaris van de Koning en de gedeputeerde handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2 De gedeputeerde bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden, met de Commissaris van de Koning.

Artikel 2.3

De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van werk bij de provincie waar hij Commissaris van de Koning, onderscheidenlijk gedeputeerde was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de provincie zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.4

  • 1 Gedeputeerde Staten draagt de Commissaris van de Koning en een gedeputeerde niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2 Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Paragraaf 3 Informatie

Artikel 3.1

De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet-openbare informatie.

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1

  • 1 De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kan de Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde incidentele geschenken die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen behouden.

  • 3 Geschenken die de Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de provincie. De provinciesecretaris beslist over de bestemming van deze geschenken.

  • 4 De provinciesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de provincie hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5 Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2

  • 1 De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2 Bij twijfel legt de Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde de uitnodiging ter bespreking voor aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4.3

  • 1 Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen met een geschatte waarde van meer dan € 50,- voor rekening van anderen dan de Provincie legt de Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde vooraf ter bespreking voor aan Gedeputeerde Staten.

  • 2 De Commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de gedeputeerde maakt de excursies en evenementen et een geschatte waarde van meer dan € 50,- die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, onderscheidenlijk het evenement heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie deze kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 3 De informatie is via internet beschikbaar.

  • 4 De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de provincie

Artikel 5.1

  • 1 Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteert heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de provincie.

  • 2 De Commissaris van de Koning en de gedeputeerde verantwoordt zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

Artikel 5.2

  • 1 De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan Gedeputeerde Staten. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reisverslag wordt gedaan.

  • 2 De Commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de gedeputeerde meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3 Gedeputeerde Staten betrekken alle aspecten in de besluitvorming en informeren Provinciale Staten zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

Artikel 5.3

  • 1 De Commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de provincie.

  • 2 De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4

  • 1 Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of naar de Bondsrepubliek Duitsland.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen daarnaast vrijstelling verlenen van de verplichtingen bedoeld in de artikelen 5.2 en 5.3 voor buitenlandse dienstreizen in het kader van een grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma.

Artikel 5.5

De Commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

Artikel 5.7

[vervallen]

Paragraaf 6 Uitvoering Gedragscode

Artikel 6.1

Provinciale Staten bevorderen de eenduidige interpretatie van deze Gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de Gedragscode vindt bespreking plaats in de Procedurecommissie. Op voorstel van de procedurecommissie beslissen PS over leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode.

Artikel 6.2

  • 1 Op voorstel van de Commissaris van de Koning maken Provinciale Staten in ieder geval afspraken over:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de Gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending van een politieke ambtsdrager van de provincie.

  • 2 De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze Gedragscode.

Artikel 7. Citeertitel.

Deze regeling wordt aangehaald als Gedragscode integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden Gelderland 2016.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland
 
 
 
 
 

TOELICHTING

Vooraf De Gedragscode is gebaseerd op de Modelgedragscode Integriteit volksvertegenwoordigers in gemeenten, provincies en waterschappen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Unie van Waterschappen (UvW), in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, van maart 2015. Waar van de modelverordening wordt afgeweken, wordt dit in de toelichting bij de artikelen aangeduid. Voor het overige is ook deze toelichting overgenomen uit de modelverordening, met het (wettelijk) kader in cursief.

Inleiding Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van de gedragscode.

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij hetinvullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen diemet de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of(leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaatdient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Datgeldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de po- litieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Provinciewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en dagelijkse bestuurders) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: de Commissaris van de Koning en de gedeputeerden. Veel bepalingen zijn voor dagelijkse bestuurders en volksvertegenwoordigers gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. De Provinciale Staten zijn een politiek orgaan. In de volksvertegenwoordigingen worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de provincie. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

Het handelen van het dagelijks bestuur en van de bestuurders staat ten dienste van de provincie. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioner en verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskaderen leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich overde naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur 1) benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.” De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeldom de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Wettelijke grondslag De Provinciale Staten stellen een gedragscode vast voor de voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur (artikelen 40c, tweede lid, en 68, tweede lid, Provinciewet).

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte (artikelen 40a en 64 Provinciewet)

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de bestuurder de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.

Persoonlijke belangen Een bestuurder neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken; de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (58 jo artikel 28 Provinciewet).

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

Incompatibiliteiten en nevenfuncties Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar de provincie partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de provincie bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend. (artikelen 40c, eerste lid, en 68, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, Provinciewet).

Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 35c en 67 Provinciewet).

Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 45, tweede lid, en 46 Provinciewet).

Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor Commissarissen van de Koning is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging. Voor de Commissaris van de Koning geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikelen 40b en 66 Provinciewet).

Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor Commissarissen van de Koning zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het provinciehuis 40b en 66 Provinciewet).

Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het provinciehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 40b en 66 Provinciewet).

Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de provinciekas gestort. Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekenings-systematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 43 en 65 Provinciewet).

Toelichting  

Artikelen 2.1.1 en 2.1.2 Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt, zijn er enkele verschillen in de wetgeving t.a.v. de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen de Commissaris van de Koning enerzijds en gedeputeerden anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk. Bij art. 2.1.1 en 2.1.2 is in aanvulling op het landelijk model toegevoegd dat bij een melding betreffende een nevenfunctie anders dan uit hoofde van het ambt de bestuurder tevens een inschatting geeft van het tijdsbeslag dat naar verwachting is gemoeid met het vervullen van deze nevenfunctie.

Art. 2.1.3 In aanvulling op het landelijk model is in art. 2.1.3 de bestaande werkwijze vastgelegd. Gelet op het beginsel van collegiaal bestuur worden nevenfuncties anders dan uit hoofde van het ambt eerst besproken in het college en getoetst op aanvaardbaarheid.

Artikelen 2.3 en 2.4 In deze bepalingen is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. In 2.3 gedurende 1 jaar na aftredende uitsluiting van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de provincie en in 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de provincie een bestuurlijk en financieel belang heeft. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan aan het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien die organisatie failliet gaat, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt.

Aanvaarding van een dienstbetrekking bij provincie is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de provincie. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de provincie gaat solliciteren. De draaideurconstructie geldt natuurlijk niet bij aanvaarding van het statenlidmaatschap lidmaatschap van het algemeen bestuur.

Het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de provincie.

Paragraaf 3 Informatie

Wettelijk kader

Informatieplicht Gedeputeerde staten en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikelen 167 en 179 Provinciewet).

Het Reglement van Orde voor provinciale staten kan bepalingen bevatten die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

Geheimhouding Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht). Gedeputeerde staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid van de Wet open overheid, geheimhouding opleggen. Ook de Commissaris van de Koning heeft die bevoegdheid. De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging. Ook Provinciale Staten onderscheidenlijk (de voorzitter van) een commissie kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 91 Provinciewet).

Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Toelichting

Artikel 3.1 Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte De eed of belofte die op grond van de artikelen 40a en 64 van de Provinciewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Toelichting

Artikel 4.1 In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van de provincie die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register worden opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de provincie heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven. Om een praktische invulling daarvan te borgen is aan de tekst van de modelgedragscode toegevoegd dat de provinciesecretaris besluit over de bestemming.

Artikel 4.2 Dit geldt ook als het gaat om werkbezoeken.

Artikel 4.3 Het gaat hier om excursies en evenementen die betrokkene als Commissaris van de Koning, onderscheidenlijk als gedeputeerde aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder.

Bij de artikelen 4.2 en 4.3. dienen eveneens als afwegingskader de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden. Om een eenduidige interpretatie van de regeling te bevorderen is aan de tekst van de modelgedragscode toegevoegd dat alleen aanvaarde excursies en evenementen met een geschatte waarde van meer dan € 50, - openbaar gemaakt moeten worden.

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de provincie

Wettelijk kader

Geen andere inkomsten: Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de provincie dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn (artikelen 43 en 66 Provinciewet).

Procedure van declaratie (modelverordening IPO): Er zijn voor gedeputeerden voorschriften opgenomen in de provinciale verordening over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de provincie. Ook zijn in de provinciale verordening voor gedeputeerden voorschriften opgenomen over het (zakelijk) gebruik van een provinciale creditcard.

Buitenlandse dienstreis voor gedeputeerden (modelverordeningen VNG en IPO): Als de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist. Provinciale Staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Toelichting

Artikel 5.1 Aan bestuurders worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken.

Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen: in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld; indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald; het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt; voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

De bestuurder zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.

Artikelen 5.2 en 5.3 Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt uiteindelijk bij gedeputeerde staten.

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder de artikelen 5.2 enen 5.3 en komen niet ten laste van de provincie.

Artikel 5.4 Ingevolge artikel 5.4 gelden de bepalingen van de artikelen 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling, naar de Bondsrepubliek Duitsland en voor door Gedeputeerde Staten aangewezen samenwerkingsprogramma’s.

Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijke richtsnoer. Het is niet doelmatig om reguliere overleggen die in het kader van deze samenwerking plaatsvinden telkens te melden in het college en op te nemen in de registers voor buitenlandse dienstreizen. Deze meldingsplichten zijn immers met name bedoeld voor dienstreizen die buiten het normale patroon van de samenwerkingsrelaties van de provincie vallen.

Onder een Europese instelling wordt in dit verband verstaan een instelling die is opgericht om de samenwerking in Europa te stimuleren, zoals onder meer de instellingen als bedoeld in het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de instellingen opgericht in het kader van de Raad van Europa, Associatie van Europese Grensregio’s (AEBR) of Assembly of European Regions (AER).

De provincie werkt regelmatig samen met partners in programma’s gericht op het versterken van grensoverschrijdende samenwerking. Zoals aangegeven in het coalitie-akkoord 2015-2019 Ruimte voor Gelderland zal Gelderland het steeds meer moeten hebben van het buitenland. Dat vereist een sterkere marketing van Gelderland als vestigingsplaats, versterking van de acquisitie van buitenlandse ondernemingen en inzet op topsectoren in exportbevordering. Deze samenwerking betreft niet alleen de deelstaat Noord-Rhein Westfalen maar is breder, gezien het belang van de Duitse economie voor de provincie. Ook kan er sprake zijn van meerjarige samenwerkingsprogramma’s met andere Europese regio’s (bijvoorbeeld EGTC Rhine-Alpine) waarbij sprake is van reguliere overleggen die niet plaatsvinden in Nederland of Duitsland. Om die reden is in aanvulling op het landelijk model is in lid 3 de mogelijkheid opgenomen voor Gedeputeerde Staten om programma’s aan te wijzen waarvoor de verplichtingen van art. 5.2 en 5.3. niet gelden.

Gelet op art. 4.3 geldt art. 5.4. niet voor buitenlandse reizen met een waarde van meer dan 50 euro voor rekening van derden. Deze reizen worden altijd vooraf besproken in het college, Provinciale Staten worden geïnformeerd en de reizen worden opgenomen in het register als bedoeld in art. 5.3.

Artikel 5.6 Stelregel is dat privé gebruik van provinciale voorzieningen niet is toegestaan. Wel hebben organisaties mogelijk een specifieke regeling die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert, zoals privégebruik van een mobiele telefoon.

Artikel 5.7 Dit is een aanvulling op het landelijk model om de huidige afspraken over het dienstautogebruik voor woon-werkverkeer door de Commissaris van de Koning te borgen.

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Toelichting

Artikel 6.1 De Provinciale Staten zijn het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes. Om een praktische invulling daarvan te borgen is aan de tekst van de modelgedragscode toegevoegd dat ingeval van leemtes of onduidelijkheden bespreking plaats vindtin de Procedurecommissie.

Artikel 6.2 De Provinciewet verplicht Provinciale Staten om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen. Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren.

De Commissaris van de Koning heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar provincie te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel met de volksvertegenwoordiging als binnen het bestuur. De Commissaris van de Koning hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de Provinciale Staten eveneens een belangrijke rol in spelen.

Goed denkbaar is ook dat Provinciale Staten met de Commissaris van de Koning nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden.

Al deze processuele en procedurele afspraken kunnen onderdeel uitmaken van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in artikel 6.2, eerste lid, zijn niet uitputtend.

 

1) De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (23 juni 2009) bevat basale beginselen van goed openbaar bestuur en is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen.