Verordening van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent rechtsbescherming (Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016)

Geldend van 14-03-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent rechtsbescherming (Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016)

Bekendmaking van besluiten onder zaaknummer 2015-011588

Vergadering d.d. 28 september 2016

Besluit nr. PS2016-542

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND

Gezien de Statenbrief PS2016-542 betreffende de vaststelling van de Verordening

rechtsbescherming Gelderland 2016;

Gelet op de artikelen 81, 82, 143, 168 en 180 van de Provinciewet en de hoofdstukken 7 en 9

van de Algemene wet bestuursrecht;

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND en

DE COMMISSARIS VAN DE KONING IN GELDERLAND

Besluit van 18 januari 2017

DE INSPECTEUR HEFFING PROVINCIALE BELASTINGEN

Besluit van 9 december 2016

DE PROVINCIALE INVORDERINGSAMBTENAAR

Besluit van 12 december 2016

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft

BESLUITEN

I

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    commissie: de commissie rechtsbescherming als bedoeld in artikel 3;

  • c.

    bezwaarschrift: een geschrift waarmee bezwaar wordt gemaakt als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid, van de wet;

  • d.

    beroepschrift: een geschrift waarmee een administratief beroep als bedoeld in artikel 1:5, tweede lid, van de wet wordt ingediend;

  • e.

    klaagschrift: een geschrift waarmee een klacht wordt ingediend als bedoeld in artikel 9:4 van de wet, die betrekking heeft op gedragingen van of die zijn toe te rekenen aan een provinciaal bestuursorgaan;

  • f.

    verwerend orgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen of dat verantwoordelijk is voor de gedraging waarover wordt geklaagd;

  • g.

    betrokken partijen: de indiener van het bezwaar-, beroep- of klaagschrift, het verwerend orgaan en eventuele derden-belanghebbenden;

  • h.

    (vervallen).

Artikel 2. Toepasselijkheid afdeling 9.1.3

Voor de behandeling van klachten waaraan niet naar tevredenheid van de klager tegemoet is gekomen, wordt de in afdeling 9.1.3 van de wet geregelde procedure gevolgd.

Hoofdstuk II Behandeling van bezwaarschriften, beroepschriften en klachten

Paragraaf 1 Commissie

Artikel 3. Instelling commissie

  • 1. Er is een commissie rechtsbescherming als bedoeld in de artikelen 7:13, 7:19 en 9:14 van de wet.

  • 2. De commissie behandelt bezwaarschriften, beroepschriften en klaagschriften en adviseert de provinciale bestuursorganen daarover.

  • 3. De behandeling en advisering van bezwaarschriften tegen in overleg met andere bestuursorganen genomen besluiten kan in verband met de coördinatie daarvan door Gedeputeerde Staten worden opgedragen aan een in afwijking van deze verordening samengestelde commissie.

  • 4. De commissie is niet bevoegd tot het behandelen van:

    • a.

      klachten als bedoeld in de Klachtenregeling intimidatie provincie Gelderland;

    • b.

      bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen besluiten betreffende subsidieverlening op het gebied van natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer;

    • c.

      (vervallen);

    • d.

      (vervallen);

    • e.

      bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten betreffende de tegemoetkoming in schade aangericht door van nature in het wild levende dieren en bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten om op grond van de Legesverordening Gelderland leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag om tegemoetkoming in schade aangericht door van nature in het wild levende dieren te heffen, te verminderen of te restitueren.

    • f.

      bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen besluiten over subsidie voor ‘Rustgebieden voor ganzen’ of ‘Medegebruik van graslanden door edelherten’.

  • 5. Het eerste en tweede lid van dit artikel en de artikelen 4 tot en met 7 van deze verordening zijn niet van toepassing op beroepschriften waarop de Commissaris van de Koning beslist. Bij het horen van belanghebbenden wordt de Commissaris van de Koning bijgestaan door twee door hem aan te wijzen deskundigen op het gebied van de behandeling van beroepschriften en een secretaris. Op het horen van belanghebbenden is paragraaf 2 van deze verordening van overeenkomstige toepassing, behalve voor zover daarin wordt voorzien in behandeling door de commissie. In bijzondere gevallen kan de Commissaris van de Koning afwijken van het bepaalde in paragraaf 2.

Artikel 4. Samenstelling commissie

  • 1. De commissie bestaat, met inbegrip van de voorzitter, uit ten minste 6 leden.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen één of meer leden tot plaatsvervangend voorzitter benoemen. Voor hen zijn de bepalingen in deze verordening over de voorzitter van overeenkomstige toepassing. De voorzitter en de leden kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn of de afgelopen vijf jaar zijn geweest onder verantwoordelijkheid van een provinciaal bestuursorgaan, tenzij het incidentele werkzaamheden betreft.

  • 3. De leden van de commissie rechtsbescherming maken openbaar welke andere functies zij vervullen dan het lidmaatschap van de commissie rechtsbescherming.

Artikel 5. Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie worden voor een termijn van maximaal vier jaar benoemd. Zij kunnen eenmaal voor een termijn van maximaal vier jaar worden herbenoemd. Een functiewijziging van voorzitter of lid is niet van invloed op de (her)benoemingstermijn.

  • 2. De voorzitter of leden wordt ontslag verleend met ingang van de dag waarop zij deel gaan uitmaken van of werkzaam worden onder verantwoordelijkheid van een provinciaal bestuursorgaan.

  • 3. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen.

  • 4. Bij aftreden of ontslag, anders dan bedoeld in het tweede lid, blijven zij hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6. Secretaris

  • 1. Gedeputeerde Staten voorzien in ondersteuning van de commissie door een of meer secretarissen.

  • 2. De secretaris is voor zijn functioneren in het kader van deze verordening slechts verantwoording schuldig aan de commissie.

Artikel 7. Behandeling van bezwaar-, beroep- en klaagschriften

  • 1. De behandeling van bezwaar-, beroep- en klaagschriften geschiedt door:

    • a.

      een voorzitter;

    • b.

      twee andere leden van de commissie;

    • c.

      een secretaris.

  • 2. (Vervallen)

Paragraaf 2 Procedurele bepalingen

Artikel 8. Ingediend bezwaarschrift, beroepschrift en klaagschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. In het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 of 9:6 van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar-, beroep- of klaagschrift adviseert.

  • 3. Het bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift met de daarbij behorende stukken wordt zo spoedig mogelijk aan de commissie overhandigd.

Artikel 9. Mediation

Na ontvangst van een bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift kan onderzocht worden of het geschil met mediaton of informele geschilbeslechting valt op te lossen. Indien mediation leidt tot een vaststellingsovereenkomst is deze paragraaf met uitzondering van het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, niet van toepassing.

Artikel 10. Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de commissie kan in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift alle gewenste inlichtingen inwinnen of laten inwinnen. Het verwerend orgaan verstrekt alle op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen ter zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden moet de voorzitter hiertoe vooraf door Gedeputeerde Staten worden gemachtigd.

Artikel 11. Hoorzitting

  • 1. De secretaris van de commissie bepaalt, in overleg met de voorzitter, plaats en tijdstip van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:2 van de wet.

  • 2. De betrokken partijen worden, behoudens bijzondere omstandigheden, ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uitgenodigd.

  • 3. De schriftelijke reactie van het verwerend orgaan op het bezwaarschrift, beroepschrift of de klacht wordt ten minste twee weken voorafgaand aan de hoorzitting aan de commissie en de betrokken partijen toegezonden.

  • 4. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:17 van de wet.

Artikel 12. Quorum

  • 1. Het horen kan geschieden door de voorzitter, door een lid van de commissie of door de voorzitter en een lid van de commissie.

  • 2. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, wordt in het advies vermeld welke leden zijn betrokken bij het horen en bij de totstandkoming van het advies van de commissie.

Artikel 13. Persoonlijk belang

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, beroepschrift of klacht, indien zij daarbij een persoonlijk belang hebben als bedoeld in 2:4 van de wet.

Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting

  • 1. De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden dit nodig acht of indien een belanghebbende of het verwerend orgaan daartoe een verzoek doet.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat er geen gewichtige redenen zijn die zich tegen de openbaarheid van de zitting verzetten, is de zitting openbaar.

Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7, 7:21 en 9:15, vierde lid, van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag bevat een beknopte weergave van het ter hoorzitting verhandelde.

  • 3. Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, wordt dit vermeld in het verslag.

  • 4. Het verslag verwijst naar de tijdens de hoorzitting overgelegde schriftelijke stukken. Deze worden aan het verslag gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16. Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de hoorzitting vóórdat het advies is uitgebracht naar het oordeel van de commissie een nader onderzoek wenselijk is, geschiedt dit in opdracht van de voorzitter van de commissie. Indien daaraan kosten zijn verbonden moet de voorzitter hiertoe voorafgaand door Gedeputeerde Staten worden gemachtigd.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie en de betrokken partijen gezonden.

Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden na de hoorzitting

  • 1. Indien na het horen feiten en omstandigheden bekend worden die voor de beslissing op het bezwaar- of beroepschrift van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit meegedeeld aan belanghebbenden en het verwerend orgaan, voor zover dit daarmee nog niet bekend is. Zij worden in de gelegenheid gesteld hierop binnen een bepaalde termijn schriftelijk te reageren, waarbij hen verzocht kan worden in te stemmen met het achterwege laten van een nieuwe hoorzitting.

  • 2. Bij de oproep voor de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:9 dan wel artikel 7:23 van de wet wordt melding gemaakt van de ontvangst van krachtens het vorige lid ingediende reacties.

  • 3. Het bestuursorgaan dat op het bezwaar- of beroepschrift dient te beslissen kan, indien feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid bekend worden na het moment dat de commissie advies heeft uitgebracht, de commissie verzoeken het advies terug te nemen en het onderzoek te heropenen. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Raadkamer en advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Van minderheidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. De commissie kan een tussenadvies uitbrengen.

  • 4. De secretaris heeft een raadgevende stem.

  • 5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift, beroepschrift of het klaagschrift, tenzij er sprake is van een tussenadvies.

  • 6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 19. Aanbevelingen

De commissie kan een bestuursorgaan op zijn verzoek of uit eigen beweging adviseren over aangelegenheden die de rechtsbescherming op provinciaal niveau betreffen.

Hoofdstuk III Slotbepalingen

Artikel 20. Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden aan elk van de provinciale bestuursorganen, ieder voor zover het de zaken betreft die aan zijn beslissing zijn onderworpen en doet zo nodig aanbevelingen.

Artikel 21. Overgangsrecht

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie die zijn benoemd onder de werking van de Verordening bezwaar- en klachtbehandeling Gelderland 2009 worden geacht te zijn benoemd onder de werking van deze verordening.

  • 2. De voorzitter en het externe lid van de Commissie administratieve geschillen die zijn benoemd onder de werking van de Verordening administratieve geschillen 1994 worden geacht te zijn benoemd onder de werking van deze verordening alleen voor zover het betreft de behandeling van beroepschriften.

  • 3. Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 5 wordt de zittingsduur van de leden onder de werking van de ingetrokken verordeningen mede in aanmerking genomen.

  • 4. Op beroepschriften die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening blijft de Verordening administratieve geschillen 1994 van toepassing.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016.

II

De Verordening bezwaar- en klachtbehandeling Gelderland 2009 wordt ingetrokken.

De Verordening administratieve geschillen 1994 wordt ingetrokken met inachtneming van het

bepaalde in artikel 21, vierde lid, van deze verordening.

De Verordening administratieve geschillenbehandeling Commissaris van de Koning 1994 wordt ingetrokken.

IV

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland en de Commissaris van de Koning in Gelderland

De Inspecteur Heffingen Provinciale belastingen

De Provinciale Invorderingsambtenaar

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

mw. C.J. Compaijen

Toelichting Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016

ALGEMENE TOELICHTING

De Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016 vervangt de Verordening bezwaar- en klachtbehandeling Gelderland 2009, de Verordening administratieve geschillen 1994 en de Verordening administratieve geschillenbehandeling Commissaris van de Koning 1994. Hiermee heeft de provincie Gelderland één uniforme regeling voor de behandeling van bezwaarschriften, administratieve beroepschriften en klachten.

De verordening is vastgesteld door Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, de Commissaris van de Koning en de provinciale belastingambtenaren, zijnde de provinciale bestuursorganen, ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft. Hiermee past de verordening binnen de Provinciewet waarin is vastgelegd dat elk bevoegd bestuursorgaan zelf een commissie instelt en dat Provinciale Staten de procedurele bepalingen bij verordening vaststellen.

Toepassingsgebied

De verordening is van toepassing op:

  • -

    bezwaarschriften van externen gericht tegen besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht van de provinciale bestuursorganen;

  • -

    klaagschriften in de zin van de Algemene wet bestuursrecht van externen en personeelsleden gericht tegen gedragingen van of toe te rekenen aan de provinciale bestuursorganen;

  • -

    administratieve beroepschriften van externen ingediend bij Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning tegen besluiten van gemeenten.

Voor de afhandeling van klachten van personeelsleden over intimidatie en voor meldingen van misstanden (klokkenluidersregeling) bestaan aparte regelingen, te weten de “Klachtenregeling intimidatie provincie Gelderland” en de “Regeling melden vermoeden van een misstand”.

Commissie rechtsbescherming

In de verordening is geregeld dat de behandeling (het horen en adviseren) van bezwaarschriften, beroepschriften (met uitzondering van de beroepschriften ingediend bij de commissaris) en klaagschriften wordt opgedragen aan de commissie rechtsbescherming. Deze commissie vervangt de Commissie van advies voor bezwaarschriften en klachten en de Commissie administratieve geschillen. De commissie behandelt geen administratieve beroepschriften waarop de Commissaris van de Koning beslist.

Beroep op de Commissaris

Vanwege het bijzondere karakter van het beroep op de Commissaris van de Koning en de soms zeer korte termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen is het nemen van een beslissing via een onafhankelijke adviescommissie niet mogelijk. De procedurele bepalingen van paragraaf 2 van de verordening zijn wel van overeenkomstige toepassing op de beroepschriften die de Commissaris behandelt. Ook hiervoor geldt dat de betreffende bepalingen niet altijd kunnen worden gevolgd vanwege het bijzondere karakter van het beroep op de Commissaris. Zo is het versturen van een uitnodiging twee weken voor de hoorzitting (artikel 11, lid 2) niet mogelijk als de Commissaris zoals voorzien in artikel 176 van de Gemeentewet binnen 48 uur een beslissing moet nemen. Om die reden is in artikel 3, lid 5, van de verordening bepaald dat de Commissaris in bijzondere gevallen kan afwijken van het bepaalde in paragraaf 2 van de verordening. In de zeer zeldzame gevallen van beroep op de Commissaris zal van geval tot geval maatwerk moeten worden geleverd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Het is de bedoeling dat klachten zoveel mogelijk in informeel overleg met de klager worden opgelost. Als dat niet mogelijk is wordt de klachtadviesprocedure van afdeling 9.1.3 van de wet gevolgd en is de commissie belast met de behandeling van en de advisering over klachten.

Artikel 3

De leden 1 en 2 van artikel 3 betreffen de instelling van de commissie. De commissie rechtsbescherming is een onafhankelijke commissie die bezwaarschriften, beroepschriften en klaagschriften behandelt en de provinciale bestuursorganen daarover adviseert.

In het derde lid van artikel 3 is geregeld dat de behandeling van bezwaarschriften in bijzondere gevallen kan worden opgedragen aan een in afwijking van de verordening samengestelde commissie. Deze bepaling is opgenomen voor gevallen waarin het wenselijk is om de behandeling van bezwaren te coördineren met bestuursorganen van een andere overheid, bijvoorbeeld bij gezamenlijke concessieverleningen in het kader van openbaar vervoer.

In het vierde lid worden een aantal gevallen genoemd waarin de commissie niet bevoegd is tot het behandelen daarvan. Bij de bezwaarschriften genoemd onder b en e gaat het om de gemandateerde afhandeling van bezwaarschriften door andere instanties voor specifieke regelingen.

Artikel 4

Artikel 4 geeft aan dat de commissie met inbegrip van de voorzitter bestaat uit ten minste zes leden. Dit is het minimum aantal leden voor het goed functioneren van de commissie als geheel. Dit wil niet zeggen dat de behandeling van individuele zaken door zes leden moet geschieden. De samenstelling van de commissie bij de behandeling van concrete zaken is geregeld in artikel 7.

Ter versterking van de onafhankelijkheid van de commissie en het voorkomen van de schijn van partijdigheid is in het tweede lid van artikel 4 bepaald dat de voorzitter en de leden geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een provinciaal bestuursorgaan en dat zij dat de afgelopen vijf jaar ook niet voorafgaand aan hun benoeming zijn geweest, tenzij het incidentele werkzaamheden betrof. Hierbij moet worden gedacht aan kortdurende, eenmalige werkzaamheden die niet van invloed zijn op de onafhankelijkheid.. Hiermee wordt de bestaande praktijk zoals die ten aanzien van de voorzitter en de leden die de externe geschillen behandelen altijd al is gevolgd vastgelegd in de regeling.

Waar in artikel 4 gesproken wordt van “een provinciaal bestuursorgaan” worden daarmee de Gelderse bestuursorganen, zijnde Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, de Commissaris van de Koning en de provinciale belastingambtenaren bedoeld. De bepaling sluit dus niet uit dat personen, werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van een andere provincie als voorzitter of lid worden benoemd.

Artikel 5

De in artikel 5, eerste lid, genoemde (her)benoemingstermijnen van vier jaar zijn maximale termijnen. Dit betekent dat een lid die na vier jaar is herbenoemd en halverwege de herbenoemingstermijn ontslag neemt, niet opnieuw kan worden benoemd.

Artikel 6

Ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling waakt de organisatie er bij de praktische invulling van eventuele overige werkzaamheden die de als secretaris aangestelde functionaris verricht voor dat deze werkzaamheden geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van de secretaris.

Artikel 7

Artikel 7 stelt algemene eisen aan de samenstelling van de commissie bij de behandeling van individuele zaken. Het artikel sluit niet uit dat de commissie verdere interne werkafspraken maakt over de behandeling van bezwaar-, beroep- en klaagschriften. Zo kan de commissie er voor kiezen te werken met bepaalde vaste samenstellingen. Omdat het dan om de interne werkwijze binnen de commissie gaat is dit in de verordening niet geregeld.

Artikel 11

Artikel 11, vierde lid, betreft het afzien van het horen van belanghebbenden. Artikel 7:3 van de wet (het afzien van horen bij bezwaarschriften) wordt hier niet genoemd omdat de toepassing van dat artikel in artikel 7:13, lid 4, van de wet is geattribueerd aan de commissie. Het is aan de commissie zelf om deze bevoegdheid eventueel neer te leggen bij de voorzitter of de secretaris. Om dezelfde reden wordt in het vierde lid artikel 9:10 van de wet niet genoemd. Bij klachten beslist de klachtadviesinstantie op grond van artikel 9:15, lid 3, van de wet, over het afzien van horen. Artikel 11, vierde lid, bevat daarom alleen een mandaat aan de voorzitter om te beslissen over het afzien van horen bij beroepschriften. Bij beroepschriften is de beslissing over het afzien van horen niet geattribueerd aan de commissie.

Artikel 12

In het eerste lid van artikel 12 is bepaald dat het horen in eenvoudige zaken kan geschieden door de voorzitter of door een lid van de commissie. Daarnaast is ook uitdrukkelijk aangegeven dat het horen kan geschieden door de voorzitter en een lid van de commissie. In de praktijk gebeurt het soms dat een lid vlak voor de hoorzitting moet afzeggen bijvoorbeeld wegens ziekte. In dergelijke gevallen is het doelmatig het horen op te dragen aan de voorzitter en het resterende lid. Bij de advisering worden dan wel beide leden betrokken.

Artikel 18

In het derde lid van artikel 18 is uitdrukkelijk opgenomen dat de commissie een tussenadvies kan uitbrengen in gevallen waarin een definitief oordeel over de te nemen beslissing op bezwaar nog niet mogelijk is en de commissie de hoorzitting op een later moment wil vervolgen.