Regeling vervallen per 29-10-2020

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende Openstellingsbesluit Innovatieve Concepten ten behoeve van een duurzame land- en tuinbouw 2017

Geldend van 14-07-2017 t/m 28-10-2020

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende Openstellingsbesluit Innovatieve Concepten ten behoeve van een duurzame land- en tuinbouw 2017

Bekendmaking van het besluit van 21 maart 2017 – zaaknummer 2017-000406 tot vaststelling van een regeling

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 7 van Hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

BESLUITEN

  • I.

    Open te stellen de mogelijkheid voor het indienen van aanvragen van subsidie op grond van paragraaf 7 van hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland (hierna: de Verordening) onderdeel b en onderdeel c van artikel 2.7.1 eerste lid: het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie, en de uitvoering van een innovatieproject, waarbij de aanvraag is gericht op de ontwikkeling of het praktijkrijp maken van een innovatief concept ten behoeve van een duurzame land- en tuinbouw.

  • II.

    De openstelling te laten gelden voor de periode vanaf 12 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017.

  • III.

    Het subsidieplafond vast te stellen op € 2.350.000, waarvan € 600.000 bestaat uit middelen uit ELFPO en € 600.000 uit provinciale middelen.

  • IV.

    De bij dit besluit als bijlage gevoegde Nadere regels Innovatieve Concepten 2017 als integraal onderdeel van dit besluit vast te stellen.

  • V.

    Dit besluit in werking te laten treden op 12 juni 2017.

Nadere regels Innovatieve Concepten 2017

Artikel 1 begripsomschrijving

In deze nadere regels wordt verstaan onder

  • a.

    duurzaam:

    aansluitend op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

  • b.

    innovatief concept:

    een samenhangend geheel van ideeën of denkbeelden dat gebaseerd is op visie en doelstellingen, iets toevoegt aan de huidige kennis, situatie of stand van zaken, tot stand is gekomen via een creatief denkproces, inspirerend werkt, en leidt tot nieuwe producten of nieuwe diensten ten behoeve van de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten.

  • c.

    niet-productieve investering:

    investering die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg heeft.

  • d.

    partij:

    persoon afkomstig uit een van de werkvelden onderzoek, onderwijs, bedrijfsleven, overheid, of maatschappelijke organisatie.

  • e.

    projectpartners:

    de deelnemers van het samenwerkingsverband aangevuld met de door het samenwerkingsverband ingehuurde adviseurs, architecten en ingenieurs.

  • f.

    Verordening:

    de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, door Provinciale Staten vastgesteld op 2 december 2015 (zaaknummer PS2015-533) en nadien meerdere malen gewijzigd.

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

Op grond van artikel 2.7.1, eerste lid, aanhef en onderdeel b en c van de Verordening wordt alleen subsidie verstrekt voor een gezamenlijk door de projectpartners te formuleren projectplan gericht op een innovatie of uitvoering van een innovatieproject, waarbij de aanvraag is gericht op de ontwikkeling of het praktijkrijp maken van een innovatief concept ten behoeve van een duurzame land- en tuinbouw en waarbij sprake is van een niet-productieve investering.

Artikel 3 subsidiehoogte

Op grond van artikel 1.3, derde lid, aanhef en onder g van de Verordening bedraagt de subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 2 minimaal € 35.000 en maximaal € 100.000 per aanvraag.

Artikel 4 subsidiabele kosten

Op grond van artikel 2.7.6, eerste en tweede lid van de Verordening kan alleen subsidie worden verstrekt voor de volgende niet-productieve kosten:

  • a.

    personeelskosten;

  • b.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • c.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied:

  • d.

    kosten van haalbaarheidsstudies;

  • e.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

  • f.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • g.

    de kosten van tweedehands goederen tot maximaal de marktwaarde;

  • h.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • i.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken.

Artikel 5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 6 toekenning punten

Toekenning van punten voor het bepalen van de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.9 van de Verordening door Gedeputeerde Staten gebeurt als volgt:

  • a.

    kosteneffectiviteit

    1 punt wordt toegekend als de kosteneffectiviteit onvoldoende is;

    2 punten worden toegekend als de kosteneffectiviteit gemiddeld is;

    3 punten worden toegekend als de kosteneffectiviteit goed is;

    4 punten worden toegekend als de kosteneffectiviteit zeer goed is.

  • b.

    Haalbaarheid

    1 punt wordt toegekend als de haalbaarheid onvoldoende is;

    2 punten worden toegekend als de haalbaarheid gemiddeld is;

    3 punten worden toegekend als de haalbaarheid goed is;

    4 punten worden toegekend als de haalbaarheid zeer goed is.

  • c.

    mate van effectiviteit van de activiteit

    1 punt wordt toegekend als de effectiviteit van de activiteit onvoldoende is;

    2 punten worden toegekend als de effectiviteit van de activiteit gemiddeld is;

    3 punten worden toegekend als de effectiviteit van de activiteit goed is;

    4 punten worden toegekend als de effectiviteit van de aciviteit zeer goed is.

  • d.

    mate van innovativiteit

    1 punt wordt toegekend als de mate van innovativiteit onvoldoende is;

    2 punten worden toegekend als de mate van innovativiteit gemiddeld is;

    3 punten worden toegekend als de mate van innovativiteit goed is;

    4 punten worden toegekend als de mate van innovativiteit zeer goed is.

Artikel 7 wegingsfactoren

De in artikel 5 genoemde selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

  • a.

    het criterium bedoeld onder a heeft een wegingsfactor van 3;

  • b.

    het criterium bedoeld onder b heeft een wegingsfactor van 2;

  • c.

    het criterium bedoeld onder c heeft een wegingsfactor van 2;

  • d.

    het criterium bedoeld onder d heeft een wegingsfactor van 2.

Artikel 8 adviescommissie

Als uitwerking van artikel 1.14, tweede lid van de Verordening worden aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie.

Artikel 9 bevoorschotting

Eén keer per jaar kan een aanvraag om een voorschot worden ingediend.

Ondertekening

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning

P.G.G. Hilhorst - secretaris

TOELICHTING bij Nadere regels Innovatieve Concepten 2017

1 kader

Een van de instrumenten om innovaties in de land- en tuinbouw te ondersteunen is het derde Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3). Het kader voor de invulling van POP3, onderdeel innovatie, is vastgelegd in het ‘Koersdocument stimulering innovaties in de land- en tuinbouw in Gelderland’ dat op 23 juni 2015 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.

2 beschikbare middelen

Voor de periode 2016 t/m 2020 bedraagt de EU-bijdrage voor de uitvoering van POP3 Gelderland € 13,5 mln. voor land- en tuinbouw. Van dit bedrag is € 1,55 mln gereserveerd voor Innovatieve Concepten. De Europese bijdrage wordt door de provincie verdubbeld. Er is dus € 3,1 mln aan subsidiegeld beschikbaar. Via het openstellingsbesluit Inovatieve Concepten 2016 is aan 11 projecten subsidie toegekend, voor in totaal € 0,75 mln. Het resterende bedrag ter hoogte van € 2,35 mln wordt verdeeld over 2017 en 2018. Het plafond voor 2017 is vastgesteld op € 1,2 mln.

3 aanvrager

Conform artikel artikel 2.7.2 van de Verordening wordt subsidie toegekend aan een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste twee partijen waarvan er ten minste één landbouwer is, of in dienst is bij een organisatie die de landbouwsector vertegenwoordigt, zoals bijvoorbeeld de LTO, LTO-projecten, een agrarisch adviesbureau of een vereniging voor agrarisch natuurbeheer. Eén van de personen uit het samenwerkingsverband is de penvoerder (aanvrager).

Het samenwerkingsverband kan derden inhuren. De projectpartners zijn de deelnemers van het samenwerkingsverband aangevuld met door hen ingehuurde adviseurs, architecten en ingenieurs.

Het voortraject, de tijd tussen vaststelling van het openstellingsbesluit door GS en het daadwerkelijke moment dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend bedraagt twee maanden. Tijdens dit voortraject worden projectpartners door de provincie gefaciliteerd: er wordt een informatiebijeenkomst, een inspiratiebijeenkomst, en inloopdagen georganiseerd. Tijdens een inspiratiebijeenkomst kunnen partners kennis maken met elkaar en afspraken maken over hoe gezamenlijk te komen tot een innovatief concept. Op een inloopdag kunnen projectpartners hun idee voorleggen aan een klankbordgroep. Dit voortraject biedt voldoende tijd en er wordt voldoende ondersteuning geboden om tot de vorming van een projectteam te komen waar alle projectpartners lid van zijn. Er wordt dan ook géén subsidie verstrekt aan een samenwerkingsverband in wording voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband.

Het samenwerkingsverband dient een samenwerkingsovereenkomst te overleggen dat voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 1.6 van de Verordening.

4 artikelsgewijze toelichting

Toelichting bij artikel 1

Het woord ‘innovatie’ is een breed begrip. Er zijn verschillende vormen van innovatie en er zijn verschillende fasen in een innovatieproces. Binnen een sector of keten kunnen verschillende vormen van innovatie door elkaar lopen, zoals technische innovatie, procesinnovatie of sociaal-maatschappelijke innovatie. Soms leidt de ene innovatie tot een andere. Soms blijkt een blokkade voor een innovatie te liggen in een ander soort innovatie. Via POP3 stimuleert de provincie alle soorten innovatie die deel uitmaken van een samenhangend groter geheel, en die qua fase in het begintraject zitten. De uitrol van technische innovaties (innovaties die al klaar zijn voor de markt) op individueel bedrijfsniveau worden door ons niet meer ondersteund.

De in artikel 1, onderdeel a van deze regeling opgenomen definitie van duurzaamheid is geformuleerd door de World Commission on environment and Development van de Verenigde Naties in het rapport ‘Our Common future’. Het komt er op neer dat in een duurzame wereld mens (people), milieu (planet) en economie (profit) met elkaar in evenwicht zijn. De aarde kan het totaal van onze consumptie dragen, ook op langere termijn. In een niet-duurzame situatie wordt er roofbouw gepleegd op de aarde: we putten de natuurlijke rijkdommen sneller uit dan ze zich kunnen herstellen. Vaak wordt er gesproken over de ‘ecologische voetafdruk’, een maat voor de hoeveelheid ruimte die per persoon nodig is om alles wat die persoon verbruikt te produceren.

De provincie wenst het landelijk gebied economisch, ecologisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. Economisch gezond maar tegelijk ook de opgave om te verduurzamen met aspecten als milieu, dierwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid, en klimaat. Landbouw met een breed draagvlak in de samenleving. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.

Toelichting bij artikel 2

Subsidie wordt gegeven voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan. Dit betreft de ontwikkeling van een innovatief concept. Bij de aanvraag staat de probleembeschrijving centraal. Het betreft meer een proces dan een project. Bij aanvang van het proces is er nog veel open, de oplossing(srichting) is veelal nog niet bekend, deze wordt ontwikkeld gedurende de looptijd van het project. Bij deze aanvraag hoort een beschrijving van de procesmatige aanpak. Gedurende het project zal veel via sociale media gecommuniceerd moeten worden over de voortgang van het project. Het op te leveren eindproduct is een projectplan waarin het innovatieve concept wordt beschreven.

Daarnaast wordt subsidie gegeven voor de doorontwikkeling van een innovatief concept. Hierbij is al gekozen voor een of meerdere oplossingsrichtingen die tijdens het project verder uitgewerkt gaan worden. Het gaat daarbij om opschalen of praktijkrijp maken. Hierbij kan sprake zijn van een procesaanpak. Ook een projectmatige aanpak is mogelijk. Ten aanzien van de communicatie geldt hetzelfde als bij een ontwikkel-traject. Hoe meer er gecommuniceerd wordt, des te beter.

Toelichting bij artikel 4

Niet-productieve investeringen en inzet van menskracht als genoemd in artikel 4 zijn subsidiabel. Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiepercentage zijn de artikelen 2.7.6 en 2.7.8 eerste lid van de Verordening van toepassing. Voor alle subsidiabel gestelde activiteiten wordt 100% subsidie gegeven. Ten aanzien van de inzet van een projectpartner zal één van de volgende situaties van toepassing zijn:

  • 1.

    De projectpartner is in loondienst. Hij/zij maakt deel uit van het samenwerkingsverband. Zijn/haar personeelskosten vallen onder de subsidiabele activiteit ‘personeelskosten’. De werkgever berekent de personeelskosten volgens de methode als beschreven in artikel 1.9 van de Verordening POP3. Deze berekening alsmede een inschatting van het aantal uren maakt onderdeel uit van de begroting.

    Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend na afloop van het project op basis van het aantoonbaar werkelijk gemaakt aantal uren. Het bijhouden van een tijdschrijfsysteem wordt aangeraden.

  • 2.

    De projectpartner wordt door het samenwerkingsverband ingehuurd op basis van offerte. Deze inzet valt onder de subsidiabele activiteit ‘kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs’. De offerte maakt onderdeel uit van de begroting en dient bij de subsidieaanvraag te worden overlegd. Afrekening vindt plaats na afloop van het project op basis van het werkelijk uitbetaalde bedrag.

De kosten van inhuur van een partner die deel uitmaakt van het samenwerkingsverband of van een partner die gelieerd is aan een van de deelnemers van het samenwerkingsverband zijn slechts subsidiabel indien het tarief niet-commercieel is.

Toelichting bij artikel 6

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De beste voorstellen komen in aanmerking voor subsidie.

De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van vier selectiecriteria. Voor elk selectiecriterium kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald. De provincie vindt het belangrijk om via deze regeling een bijdrage te leveren aan systeeminnovatie in de landbouw. Daarom weegt selectiecriterium a zwaarder dan de andere selectiecriteria. Indien een aanvraag minder dan 20 punten behaalt, dan wordt de aanvraag afgewezen.

a kosteneffectiviteit

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling: het ontwikkelen of praktijkrijp maken van een innovatief concept ten behoeve van een duurzame land- en tuinbouw, wordt behaald. Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • 1

    Op welk innovatieniveau heeft de activiteit betrekking?

  • 2

    Hoogte kosten versus prestatie / redelijkheid van kosten -- staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie? Hoe is dit aannemelijk gemaakt? Hierbij wordt gelet op:

    • -

      de omvang van de totale subsidiabele projectkosten in relatie tot de Innovatieopgave;

    • -

      het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector.

  • 3

    Relevantie van de kosten -- wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • 4

    Efficiënt gebruik van kennis en arbeid -- in hoeverre wordt bestaande kennis goed

benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

Op 23 juni 2015 heeft het college van GS het ‘Koersdocument stimulering innovaties in de land- en tuinbouw in Gelderland’ vastgesteld. In dit Koersdocument zijn de volgende vier innovatieniveau’s onderscheiden: optimaliseren, verminderen van neveneffecten, structureel vernieuwen, en transities. In het Koersdocument is aangegeven dat de provincie Gelderland niet langer de uitrol van technische innovaties op individuele bedrijven ondersteunt, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van een voercomputer of een innovatief stalsysteem, maar dat het zwaartepunt komt te liggen op de ontwikkeling van nieuwe concepten waar een sector of een keten profijt van heeft. Ook kan het gaan om een nieuw concept voor een regio waarbij het project meerdere sectoren bedient.

Optimaliseren, te weten acties gericht op het verlagen van de kostprijs, het verhogen van de kwaliteit en/of het verkorten van de levertijd wordt in dit kader gezien als de laagste, minst efficiente vorm van innovatie.

Het verminderen van neveneffecten betreft het verminderen van emissies naar bodem- lucht en/of water, het verbeteren van dierenwelzijn of volksgezondheid, of benutting van reststromen.

Structureel vernieuwen betreft het structureel verbeteren van de duurzaamheid van een keten, sector of regio. Structureel vernieuwen kan betrekking hebben op economie (bv verbetering concurrentiepositie), milieu (bv gezamenlijke aanpak van de mineralenproblematiek, maatregelen ter verminderen van de CO2 uitstoot) of maatschappij (bv verkorting van de afstand tussen boer en burger, gedragsverandering bij producent en consument).

Transities zijn fundamentele veranderingen in de manier waarop de samenleving basale functies, zoals voedselproductie of energievoorziening, invult. Een voorbeeld van een transitie is de ontwikkeling die in Nederland plaats vond na de wereldoorlogen en die gericht was op goedkoop en voldoende voedsel.

Met het Koersdocument zet de provincie in op structureel vernieuwen, op de ontwikkeling van innovatieve concepten voor een duurzame voedselketen, landbouwsector of plattelandsregio. Het is een richting in waarbij meer resultaat wordt gehaald uit de beschikbare middelen. De verwachting is dat inzet op het schaalniveau van een keten, sector of regio een grotere impact heeft dan inzet op bedrijfsniveau. Bij structureel vernieuwen is de kosteneffectiviteit dan ook groter dan bij het verminderen van neveneffecten.

De provincie stimuleert een duurzame land- en tuinbouw. Dit is het meest effectief op het niveau van structureel vernieuwen. Daarom zal het eerste aspect bij de beoordeling zwaarder worden gewogen dan de andere genoemde aspecten.

Zo zal 1 punt worden toegekend indien de aanvraag geen betrekking heeft op structureel vernieuwen; 4 punten indien alle aspecten in beeld zijn gebracht waarbij aspect 1 betrekking heeft op structureel vernieuwen.

b haalbaarheid

Bij het gezamenlijk door de projectpartners formuleren van een projectplan gericht op een innovatie gaat haalbaarheid over de kans dat het projectteam er in slaagt om voor de gedefinieerde probleemstelling een of meerdere innovatieve oplossingsrichtingen te bedenken. Dit betekent niet dat die oplossingsrichtingen haalbaar moeten zijn.

Bij de uitvoering van een innovatieproject waarbij de aanvraag is gericht op het praktijkrijp maken van een innovatief concept gaat haalbaarheid over de kans dat het projectteam erin slaagt om een haalbare innovatie uit te werken tot bijvoorbeeld een businessplan of marktrijp te maken via een proefopstelling. Onderdelen die betrekking hebben op de inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten voor kennisoverdracht kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor.

Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • 1

    Kwaliteit in relatie tot breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie?

  • 2

    Kennisdeling – zegt de groep toe kennis uit te wisselen en is er blijk van een actieve opstelling hierbij?

  • 3

    Kwaliteit van het procesplan voor samenwerking en/of (door)ontwikkeling van het innovatieve concept -- zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • 4

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft het projectteam er blijk van zich te hebben geörienteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde doel?

  • 5

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel – heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden?

In het Koersdocument is opgenomen dat de provincie Gelderland dwarsverbindingen (cross-overs) tussen agrobusiness en andere sectoren zal bevorderen, immers, door kennisuitwisseling ontstaan nieuwe ideeën, nieuwe concepten, innovaties. De circulaire economie is een verbindend thema tussen landbouw, industrie, watermanagement en milieu/energie. De slagingskans van een innovatieproject wordt groter naarmate er meer verschillende partijen (onderzoek, onderwijs, bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke organisatie) en meer verschillende disciplines/sectoren (bv landbouw, natuur, energie, mkb,

watermanagement, creatieve sector) samen werken. Enerzijds gaat het om een zo divers mogelijk gezelschap. Anderszijds gaat het om nieuwe verbanden, nieuwe combinaties. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend. De eerste twee van de hierboven genoemde aspecten zullen zwaarder worden gewogen dan de andere drie.

Zo zal 1 punt worden toegekend indien aspect 1 en 2 niet in beeld zijn gebracht; 4 punten indien alle aspecten in beeld zijn gebracht waarbij aspect 1 en 2 uitgewerkt zijn in lijn met de doelstelling van het Koersdocument.

c mate van effectiviteit van de activiteit

Met effectiviteit van de activiteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan het doel dat met de openstelling resp. de samenwerking wordt nagestreefd. Wat voegt dit project toe ten behoeve van een meer duurzame land- en tuinbouw.

Bij dit openstellingsbesluit gaat het in mindere mate om het effect van de innovatie, als deze slaagt, het gaat vooral om de meerwaarde van het samenwerkingsproces. Het samenwerkingsproces leidt tot meer meer kennisdeling en nieuw samenspel tussen (keten)partijen. Dit leidt weer tot nieuwe kennis en tot nieuwe ideeën voor innovatieve concepten. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1

    Meerwaarde -- Wat is de meerwaarde van de beoogde innovatie voor een meer duurzame land- en tuinbouw? Wordt er gewerkt aan evenwicht tussen People, Profit en Planet? Hoe zit het met urgentie? Voldoet het aan een behoefte en zo ja van wie?

  • 2

    Bijdrage project aan (duurzame) nieuwe samenwerkingsverbanden – heeft het project voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen?

  • 3

    Kwaliteit communicatieplan tbv kennisdeling tijdens het innovatietraject en tbv verspreiding van de resultaten -- is er blijk van actieve beoogde koppeling van wetenschappelijke en praktijkkennis, bevat de begroting ruimte voor actieve kennisdeling?

  • 4

    Mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol –

is er goede kans op snelle vertaling naar de praktijk?

Het doel dat met deze openstelling nagestreefd wordt is een meer duurzame land- en tuinbouw. Het woord duurzaam is toegelicht in hoofstuk 4 bij de toelichting op artikel 1. Het doel kan via verschillende naast elkaar lopende sporen worden bereikt. Een activiteit is meer effectief naarmate er meer gewerkt wordt aan evenwicht tussen de drie P-s (People, Profit, Planet). Een voorbeeld: als een activiteit economisch goed loopt, maar er is veel emissie en weinig draagvlak dan zal een innovatief concept dat betrekking heeft op economische verbetering weinig effectief zijn en dus weinig punten krijgen. Indien in dit geval de activiteit gericht is op het verkrijgen van maatschappelijk draagvlak, dan is het zeer effectief.

In het Koersdocument is opgenomen dat de provincie niet alleen de totstandkoming van technische innovaties stimuleert, maar ook concepten die betrekkking hebben op sociale en maatschappelijke innovaties in land- en tuinbouw. Sociale en maatschappelijke innovaties zullen veelal nog geheel ontwikkeld moeten worden. Deze zitten aan het begin van het innovatieproces. Voor deze innovaties zijn weinig of geen andere ondersteuningsinstrumenten beschikbaar. De provincie stiumuleert de ontwikkeling van sociale en maatschappelijke innovaties die gericht zijn op een meer duurzame land- en tuinbouw.

Bij de beoordeling worden de hierboven genoemde aspecten in samenhang beoordeeld. Daarbij is aspect 1 de meest belangrijke, deze wordt het zwaarst meegewogen. Aspect 4 is alleen van belang als het gaat om praktijkrijp maken van een innovatief concept. Twee of meerdere keren subsidie toekennen voor eenzelfde concept acht de provincie minder effectief dan toekenning aan een geheel nieuw concept.

d mate van innovativiteit

Met innovativiteit wordt gedoeld op de inhoud van het innovatieve concept. Van belang is of de innovatie slechts een geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enz) is of een geheel nieuw is. Daarnaast is van belang is de mate waarin de innovatie nieuw is voor Gelderland, en/of voor de betreffende keten, sector of regio.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie – idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • 2

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, dwz inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sectoroverstijgende toepassing (cross-over)?

  • 3

    Toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast in de betreffende keten, sector of regio? Is het project er op gericht om belemmeringen weg te nemen ?

  • 4

    Innovatieinfrastructuur – waar wordt het innovatieve concept feitelijk (door)ontwikkeld en geimplementeerd? Zijn hierbij partijen uit Gelderland aan zet? Beogen zij de leiding te nemen bij uitrol elders?

Betreft het innovatieve concept een geheel of vrijwel geheel nieuw product (of proces of dienst of procede), en is het nieuw voor Gelderland, dan worden vier punten toegekend.

Toelichting bij artikel 8

Gedeputeerde Staten stellen een adviescommissie in. Deze commissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de in de regeling opgenomen selectiecriteria. Op basis hiervan geeft ze advies aan Gedeputeerde Staten over welke projecten wel en welke niet te honoreren.

Toelichting bij artikel 9

Na afsluiting van het project wordt het definitieve subsidiebedrag bepaald en uitbetaald. Omdat vaak vanaf het begin al kosten worden gemaakt is het mogelijk om een tussentijdse betaling aan te vragen. Het gaat dan om een voorschot op basis van reeds gerealiseerde delen van het project en daadwerkelijk gemaakte kosten. Maximaal één keer per jaar kan hiervoor een verzoek worden ingediend. Het moet gaan om minimaal 25% van het totale subsidiebedrag. Een voortgangsrapportage is een verplicht onderdeel van het deelbetalingsverzoek. Een jaarlijkse voortgangsrapportage is verplicht, ook indien er geen verzoek om deelbetaling wordt ingediend.