Regeling Adviescommissie Vermogensbeheer Nazorg Stortplaatsen Gelderland 2009

Geldend van 21-05-2009 t/m heden

Intitulé

Regeling Adviescommissie Vermogensbeheer Nazorg Stortplaatsen Gelderland 2009

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 28 april 2009, zaaknummer 2007-016993 (Provinciaal Blad nr. 2009/78 van 20 mei 2009. In werking getreden op 21 mei 2009.

Artikel 1. Begripsbepaling 

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de Adviescommissie Vermogensbeheer Nazorg Stortplaatsen Gelderland;

  • b.

    dagelijks bestuur: het bestuur van het Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland;

  • c.

    fonds: Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland;

  • d.

    gedeputeerde: de gedeputeerde Klimaat en Milieu;

  • e.

    nazorg: maatregelen als bedoeld in artikel 8.49, eerste lid, Wet milieubeheer.

Artikel 2. Doel 

  • 1 Er is een commissie voor het fonds.

  • 2 De commissie heeft ten doel met betrekking tot het fonds gevraagd en ongevraagd adviezen te verstrekken aan het dagelijks bestuur omtrent:

    • a.

      beleggingsinhoudelijke vraagstukken;

    • b.

      strategische keuzen omtrent de aanbesteding van het vermogensbeheer;

    • c.

      de monitoring van de uitvoering van het vermogensbeheer.

Artikel 3. Samenstelling en benoeming commissie 

  • 1 De commissie bestaat uit vijf leden: de voorzitter en vier gewone leden.

  • 2 Het voorzitterschap wordt bekleed door de gedeputeerde.

  • 3 De commissie wordt ondersteund door een secretaris, werkzaam onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten.

  • 4 De leden van de commissie worden op grond van hun deskundigheid door Gedeputeerde Staten benoemd voor de duur van twee jaren en zijn maximaal eenmaal voor eenzelfde periode herbenoembaar.

  • 5 Tenminste twee van de leden van commissie zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een Gelders provinciaal bestuursorgaan.

Artikel 4. Ontslag en schorsing 

  • 1 Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

    • a.

      door het aflopen van de periode waarvoor het lid is benoemd;

    • b.

      door het overlijden van het lid;

    • c.

      door een daartoe strekkend besluit van Gedeputeerde Staten;

    • d.

      door het nemen van ontslag als lid.

  • 2 De gedeputeerde kan bij voorzienbare tijdelijke onmogelijkheid van het zitting hebben door een commissielid, een vervanger benoemen.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen besluiten een lid van de commissie te schorsen.

Artikel 5. Quorum en vertegenwoordiging 

  • 1 De commissie beraadslaagt en adviseert slechts indien tenminste de meerderheid van het aantal leden, onder wie in ieder geval de voorzitter, dan wel een eventueel aangewezen plaatsvervangend voorzitter, aanwezig is in vergadering.

  • 2 Vertegenwoordiging van een lid door een ander is niet mogelijk.

Artikel 6. Onthouding aan deelname advisering en beraadslaging 

Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding van een advies, dan wel enige beraadslaging hieromtrent, indien hierbij de onafhankelijkheid van het lid in het geding kan zijn.

Artikel 7. Adviezen 

  • 1 De commissie brengt een advies schriftelijk uit.

  • 2 Een advies wordt slechts uitgebracht conform het gevoelen van de meerderheid van de commissie.

  • 3 Minderheidsstandpunten kunnen in het advies worden meegenomen.

Artikel 8. Advies op verzoek 

Indien het dagelijks bestuur verzoekt om een advies, dan brengt de commissie uiterlijk 6 weken na de ontvangst van het verzoek, advies uit.

Artikel 9. Openbaarheid 

  • 1 De bijeenkomsten van de commissie zijn niet openbaar.

  • 2 Externe communicatie door de commissie geschiedt slechts via de voorzitter.

Artikel 10. Werkwijze commissie 

De commissie regelt zelf haar werkwijze, voor zover hierin niet is voorzien door dit reglement.

Artikel 11. Evaluatie 

Gedeputeerde Staten evalueren de commissie twee jaren nadat deze is ingesteld.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel 

  • 1 Dit reglement treedt in werking op de dag na die waarop deze door publicatie in het Provincieblad bekend is gemaakt.

  • 2 Dit reglement wordt aangehaald als Regeling Adviescommissie Vermogensbeheer Nazorg Stortplaatsen Gelderland 2009.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Algemeen Uit artikel 8.50, eerste lid, juncto artikel 8.49 Wet milieubeheer (verder: Wm) volgt dat Gedeputeerde Staten van de provincie waarin een gesloten stortplaats is gelegen, zijn belast met het uitvoeren van maatregelen die waarborgen dat de gesloten stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt, dan wel indien dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Deze zorgplicht is eeuwigdurend en brengt logischerwijs (aanzienlijke) kosten met zich mee. In artikel 15.44 Wm is neergelegd dat Gedeputeerde Staten ter bestrijding van de met nazorg gemoeide kosten een heffing instellen. Hiertoe hebben Gedeputeerde Staten bij besluit van 24 maart 1999 de Verordening nazorgheffing stortplaatsen Gelderland 1999 vastgesteld. Op basis van deze verordening wordt van de exploitanten door middel van een heffing een directe provinciale belasting geheven, met welke de nazorg wordt gefinancierd. In artikel 15.47 Wm is voor Gedeputeerde Staten de verplichting neergelegd een fonds op te richten, teneinde te waarborgen dat een door middel van het fonds van de overige provinciale middelen afgescheiden vermogen ontstaat. Bij besluit d.d. 16 november 1999 hebben Gedeputeerde Staten hiertoe het Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland (verder: het Fonds) opgericht. Met betrekking tot dit vermogen dient een adequaat vermogensbeheer plaats te vinden, teneinde dit vermogen te laten aanwassen. Een adequaat vermogensbeheer is in het belang van de drijver van de stortplaats, aan wie de hiervoor genoemde provinciale belasting wordt geheven. In artikel 15.45 Wm is immers neergelegd dat te behalen rendementen dienen te worden verrekend met de door de Inspecteur der provinciale belastingen op te leggen heffingen. Het bestuur van het fonds, zijnde de gedeputeerde die is belast met de provinciale financiën en de gedeputeerde die is belast met nazorg, is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer van het fonds. Dit betekent dat hij beslissingen dient te nemen met betrekking tot het feitelijk beheer van geïnde heffingen. Bij het dagelijks bestuur bestaat de wens om zich bij zijn beslissingen omtren vermogensbeheer te laten adviseren door een daartoe deskundige adviescommissie, waarop deze regeling ziet. De bezoldiging van commissieleden is geregeld in artikel 94, eerste lid, Provinciewet, het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007. Vanwege het gegeven dat de bezoldiging in deze voornoemde wet- en regelgeving uitputtend is geregeld en Gedeputeerde Staten hiervan niet afwijken, zijn hieromtrent geen nadere bepalingen in het reglement opgenomen.Artikelsgewijs Artikel 2. Uit artikel 3, eerste lid van de Regeling Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland (verder: Regeling Fonds), vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten op 4 juni 2002, nr. MW2002.23425, welke in werking is getreden op 26 juni 2002, volgt dat de gedeputeerde die is belast met de provinciale financiën en de gedeputeerde die is belast met de nazorg, zijn gemachtigd tot het dagelijks beheer van het Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland. Uit artikel 1, sub f, van de Regeling Fonds volgt overigens dat in het geval de financiën en de nazorg vallen binnen het taakveld van één gedeputeerde, het college van Gedeputeerde Staten een tweede gedeputeerde aanwijzen. Dit dagelijkse beheer van het fonds omvat de bevoegdheid om te beslissen op welke wijze het vermogensbeheer plaats vindt van de nazorgheffingen die door de Inspecteur der Provinciale belastingen op voet van de Verordening nazorgheffing stortplaatsen Gelderland 1999 worden geïnd. Dit artikel regelt de reikwijdte van de adviestaak van de commissie. De omschrijving van haar taken is niet specifiek omschreven, om deze niet te beperkt te maken. De advisering van de commissie kan zowel strekken tot het geven van specifieke of strategisch inhoudelijke beleggingsadviezen als advisering omtrent monitoring van gestelde rendementsdoelen en aanbesteding van vermogensbeheer. In dit artikel is neergelegd dat de commissie zowel op aanvraag van het dagelijks bestuur als ongevraagd adviseert. Omtrent gevraagde advisering is een en ander nader geregeld in artikel 8. Artikel 3 Dit artikel regelt onder meer de samenstelling van de adviescommissie. Door op te nemen dat tenminste twee leden van de commissie niet onder de verantwoordelijkheid van een provinciaal bestuursorgaan werkzaam zijn, wordt vorm gegeven aan de wens van het dagelijks bestuur om onafhankelijke externe ter zake kundigen als commissielid te benoemen. Artikel 6 Het is niet ondenkbaar dat de voorzitter dan wel overige leden van de commissie bij hun commissiewerkzaamheden worden geconfronteerd met informatie waaromtrent deze geen geheel onafhankelijk standpunt in kunnen nemen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan persoonlijke danwel zakelijke connecties en belangen met rechts- danwel natuurlijke personen en deze connectie(s) in een aanbestedingstraject meedingen, waaromtrent de commissie het dagelijks bestuur van advies voorziet. In een dergelijk geval ligt het in de rede dat degene die het betreft dit actief meldt aan de commissie en zich onthoudt van beraadslaging en advisering. Artikel 7 De commissie brengt een advies te allen tijde schriftelijk uit, teneinde te bewerkstelligen dat haar advisering en de daaraan ten grondslag liggende informatie en motivering, kenbaar is. Artikel 8. Het reglement creëert in artikel 2, tweede lid, de mogelijkheid dat de commissie ongevraagd advies uitbrengt aan het dagelijks bestuur. Naar zijn aard is een dergelijk advies niet aan een termijn gebonden. In het kader van een deugdelijk dagelijks beheer van het fonds is het wenselijk dat het dagelijks bestuur kan incalculeren op welk moment zij over een advies van de commissie kan beschikken, indien zij om een advies verzoekt. Derhalve is in dit artikel een termijn opgenomen voor het uitbrengen van een advies op verzoek. Artikel 9 In het tweede lid is neergelegd dat (leden van) de commissie de eventuele externe communicatie van de commissie overlaten aan de voorzitter, in geval de communicatie zaken betreft die de werkzaamheden van de commissie raken, danwel de voorzitter over externe communicatie vooraf op de hoogte stellen. Op deze wijze kan worden gewaarborgd dat informatie die afkomstig is van de commisie en/of haar leden, consistent is.