Regeling vervallen per 21-10-2016

Gedragscode bestuurlijke integriteit staten- en commissieleden

Geldend van 11-04-2003 t/m 20-10-2016

Intitulé

Gedragscode bestuurlijke integriteit staten- en commissieleden

Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 20 maart 2003, nr. A - 500 (Provinciaal Blad nr. 2003/69 van 10 april 2003). In werking getreden op 11 april 2003.

Artikel 1. Algemene bepaling

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor de leden van Provinciale Staten en van de statencommissies.

  • 2.

    Onder lid wordt verstaan: een lid van Provinciale Staten of van een statencommissie.

  • 3.

    Onder statencommissie wordt verstaan: een door de Staten ingestelde commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet.

  • 4.

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in de procedurecommissie bedoeld in artikel 6 van het Reglement van orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten.

  • 5.

    De gedragscode is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 6.

    De leden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van deze gedragscode.

Artikel 2. Belangenverstrengeling

  • 1.

    Elk lid doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de provincie zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.

    Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt ieder daarbij betrokken lid (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

Artikel 3. Onafhankelijkheid bij besluitvorming

  • 1.

    Een lid dat een persoonlijk belang heeft bij een beslissing van Provinciale Staten of een statencommissie, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming daarover.

  • 2.

    Een lid neemt van een belanghebbende bij een door Provinciale Staten of een statencommissie te nemen beslissing geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie zouden kunnen beïnvloeden.

Artikel 4. Nevenfuncties

  • 1.

    Een lid maakt bij de voorzitter van Provinciale Staten melding van al zijn nevenfuncties zodra hij die gelijktijdig met het lidmaatschap van de Provinciale Staten of een statencommissie uitoefent. Daarbij wordt tevens aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden door de griffier openbaar gemaakt.

  • 2.

    De kosten die een lid maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (een q.q. nevenfunctie), worden bij de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend gedeclareerd.

Artikel 5. Informatie

  • 1.

    Een lid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn staten- of commissielidmaatschap beschikt. Hij verstrekt geen op grond van de wet geheime informatie.

  • 2.

    Een lid maakt niet ten eigen bate of voor zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van uitsluitend in de uitoefening van de functie verkregen informatie.

Artikel 6. Aannemen van geschenken

  • 1.

    Geschenken en giften die een lid uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden in de procedurecommissie gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de provincie. Er wordt een provinciale bestemming voor gezocht.

  • 2.

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld aan de procedurecommissie waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

  • 3.

    Indien een lid geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50,-- vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

Artikel 7. Bestuurlijke uitgaven

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden als criteria gehanteerd dat met de uitgave het belang van de provincie moet zijn gediend en de uitgave uit de functie moet voortvloeien.

Artikel 8. Declaraties

  • 1.

    Het lid declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2.

    De kosten van het bijwonen van vergaderingen worden na tekening van de presentielijst ambtshalve vastgesteld en uitgekeerd. Deze uitkeringen vinden één maal per drie maanden plaats.

  • 3.

    Eventuele niet uitgekeerde bedragen en overige bedragen waarop het lid binnen de periode genoemd in lid 2 recht heeft, worden binnen een maand na de uitkering als vermeld in lid 2 gedeclareerd.

  • 4.

    Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 5.

    De procedurecommissie is verantwoordelijk voor de toekenning van de gedeclareerde bedragen. De griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties en kan daartoe een ambtenaar aanwijzen. Bij verschil van inzicht beslist de procedurecommissie.

Artikel 9. Gebruik van provinciale voorzieningen

  • 1.

    Gebruik van provinciale eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

  • 2.

    Indien op basis van een rechtspositionele regeling leden een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen krijgen, dient hiervoor een schriftelijke overeenkomst te worden opgesteld.

Artikel 10. Dienstreizen buitenland

  • 1.

    Een lid dat het voornemen heeft een dienstreis voor de provincie naar het buitenland te maken, heeft toestemming nodig van de procedurecommissie. Provinciale Staten worden van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 2.

    Een lid dat het voornemen van een dienstreis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 3.

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in de procedurecommissie en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het provinciale belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 4.

    Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 5.

    Het ten laste van de provincie meereizen van de partner van een lid is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de provincie daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van de procedurecommissie betrokken.

  • 6.

    Het anderszins meereizen van derden op kosten van de provincie is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van de procedurecommissie betrokken.

  • 7.

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van de procedurecommissie. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van het lid.

  • 8.

    De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gedragscode bestuurlijke integriteit staten- en commissieleden.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Ondertekening

Provinciale Staten van gelderland