Regeling vervallen per 01-01-2012

Nadere regels subsidieverordening jeugdzorg provincie Gelderland 2010

Geldend van 25-11-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Nadere regels subsidieverordening jeugdzorg provincie Gelderland 2010

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 3 november 2009, nr. 2009-014541 (Provinciaal Blad nr. 2009/141 van 12 november 2009). Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 23 november 2010, zaaknummer 2010-018571 (Provinciaal Blad 2010/139). In werking getreden op 25 november 2010.  

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    wet: de Wet op de jeugdzorg;

  • 2.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    AsG: Algemene subsidieverordening Gelderland 1998;

  • 4.

    verordening: Subsidieverordening jeugdzorg Gelderland 2005;

  • 5.

    taken: taken van de stichting zoals bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • 6.

    activiteitenplan: een plan als bedoeld in artikel 4:62 Awb;

  • 7.

    doeluitkering: een uitkering als bedoeld in artikel 37 van de wet;

  • 8.

    normbedrag: door het Rijk vastgesteld bedrag zoals opgenomen in de Regeling normbedragen jeugdzorg;

  • 9.

    capaciteit: het aantal jeugdigen waarvoor de stichting haar activiteiten ter uitvoering van haar justitiële taken verricht.

Artikel 2 Begroting

  • 1.

    De begroting bedoeld in artikel 2.1, tweede lid van de AsG gaat vergezeld van een risicoparagraaf en een meerjarenbegroting.

  • 2.

    Het activiteitenplan bevat onder meer een raming vooraf van de cliënttevredenheid, de realisatie van hulpverleningsdoelen en de redenen voor beëindiging van zorg.

Artikel 3 Voorschriften activiteitenverslag

Het activiteitenverslag bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid van de verordening geeft inzicht in de ontwikkelingen en trends die worden gesignaleerd en in de manier waarop de betreffende instelling daarop heeft ingespeeld of wil gaan inspelen. Het activiteitenverslag bevat onder meer de verantwoording achteraf van de cliënttevredenheid, de realisatie van hulpverleningsdoelen en de redenen voor beëindiging van zorg.

Hoofdstuk 2. Stichting

Artikel 4 Subsidieaanvraag

De aanvraag is per taak uitgesplitst naar capaciteit vermenigvuldigd met het normbedrag. Voor de taken waarvoor geen normbedragen zijn vastgesteld, wordt een beschrijving van de activiteiten gegeven.

Artikel 5 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie voor de stichting bestaat uit de som van de volgende onderdelen:

    • a.

      een subsidie voor de kosten van de justitiële taken, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder a tot en met d van de wet;

    • b.

      een subsidie voor de kosten van de overige wettelijke taken.

  • 2.

    De subsidie voor de justitiële taken wordt bepaald door de normbedragen te vermenigvuldigen met de capaciteit op 1 januari.

  • 3.

    In het normbedrag voor de justitiële taken is een component voor de accomodatiegebonden kosten begrepen.

Artikel 6 Subsidievaststelling

De subsidie voor de justitiële taken wordt vastgesteld door het aantal jeugdigen waarvoor de stichting die taken uitvoert te vermenigvuldigen met de betreffende normbedragen. Het aantal jeugdigen wordt vastgesteld op het gemiddelde van het aantal daarvan op de eerste van iedere kalendermaand, tenzij bij regeling van de Minister van Justitie anders wordt bepaald.

Hoofdstuk 3. Zorgaanbieders

Artikel 7 Overheveling capaciteit

Overheveling van capaciteit van een zorgaanbieder naar een andere zorgaanbieder behoeft instemming van Gedeputeerde Staten en geschiedt slechts na overleg met de stichting.

Hoofdstuk 4. Overig

Artikel 8 Indexering

  • 1.

    Een aanpassing van de doeluitkering in verband met loon- en prijsontwikkelingen, wordt op de volgende wijze aan de hierna genoemde subsidieonderdelen toegerekend:

    • a.

      Justitiële taken van de stichting, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder a tot en met d van de wet:

      • compensatie voor loonontwikkeling:

      De door het Rijk vastgestelde normbedragen worden verhoogd met het door het Ministerie van Veiligheid en Justitie in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de loonbijstelling over het loongevoelige gedeelte van het normbedrag. Het loongevoelige gedeelte is vastgesteld op 80%.

      • compensatie voor prijsontwikkeling:

      De door het Rijk vastgestelde normbedragen worden verhoogd met het door het Ministerie van Veiligheid en Justitie in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de prijsbijstelling over het prijsgevoelige gedeelte van het normbedrag. Het prijsgevoelige gedeelte is vastgesteld op 15%.

    • b.

      Overige wettelijke taken van de stichting en het zorgaanbod:

      • compensatie voor loonontwikkeling:

      Het verleende subsidiebedrag wordt verhoogd met het door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de loonbijstelling over het loongevoelige gedeelte van het verleende subsidiebedrag. Het loongevoelige gedeelte is vastgesteld op 80%.

      • compensatie voor prijsontwikkeling:

      Het verleende subsidiebedrag wordt verhoogd met het door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de prijsbijstelling over het prijsgevoelige gedeelte van het verleende subsidiebedrag. Het prijsgevoelige gedeelte is vastgesteld op 15%.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden de pleegoudervergoedingen, zoals opgenomen in de subsidieverlening geïndexeerd met het bij regeling van de Minister voor Jeugd & Gezin bepaalde percentage.

Artikel 9 Vermogensvorming en tekorten

  • 1.

    Reserves die met de provinciale subsidie zijn opgebouwd worden alleen besteed aan kosten die direct verband houden met de uitoefening van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 2.

    De som van de met de provinciale subsidie opgebouwde egalisatiereserve bedraagt per einde boekjaar maximaal 10% van de voor dat jaar verstrekte subsidies, exclusief de verleende incidentele subsidies. Indien deze egalisatiereserve meer dan 10% bedraagt, wordt het meerdere bij de vaststelling voor het betreffende boekjaar afgetrokken.

  • 3.

    Voorzover reserves door een exploitatietekort negatief zouden komen te staan, wordt dit tekort eerst ten laste van het overige beschikbare eigen vermogen gebracht. Indien reserves desondanks negatief komen te staan, dient uit de toelichting op de cijfers te blijken op welke wijze dit tekort wordt ingelopen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciale blad waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2012. Na 1 januari 2012 blijft deze regeling van kracht voor subsidies die in het kader van de verordening worden verstrekt en betrekking hebben op de jaren 2010 en 2011.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels subsidieverordening jeugdzorg provincie Gelderland 2010.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland