Regeling vervallen per 29-11-2012

Financiële verordening Gelderland 2003

Geldend van 05-10-2011 t/m 28-11-2012

Intitulé

Financiële verordening Gelderland 2003

Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten d.d. 12 november 2003, nr. PS2003-333 (Provinciaal Blad nr. 2003/132 van 20 november 2003). In werking getreden op 1 januari 2004. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 30 juni 2010, nr. PS2010-472 (Provinciaal Blad nr. 2011/137 van 4 oktober 2011). In werking getreden op 5 oktober 2011.

Paragraaf 1 Inleidende bepaling

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    organisatie-eenheid: de provinciale afdelingen en de prioritaire programma's;

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en vertrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie van de provincie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • c.

    financiële administratie: onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van de organisatie van de provincie, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • d.

    financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van financiëën en het uitoefenen van rechten van de provincie;

  • e.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder begrepen provinciale verordeningen, en besluiten van Provinciale Staten;

  • f.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • g.

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • h.

    Besluit: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Paragraaf 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1 Provinciale Staten stellen per statenperiode een programma-indeling vast.

  • 2 Provinciale Staten stellen per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten;

    • c.

      de begrote baten en lasten.

  • 3 Gedeputeerde Staten stellen per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten. Provinciale Staten stellen deze indicatoren vast.

  • 4 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door Provinciale Staten, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1 Gedeputeerde Staten bieden uiterlijk 1 mei van het begrotingsjaar een voorjaarsnota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opeenvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering als bedoeld in artikel 6 en de jaarstukken als bedoeld in artikel 7.

  • 2 Het ramen van de budgetten voor apparaatskosten, zoals deze in de begroting dienen te worden opgenomen, geschiedt op basis van een objectief systeem van normkostenbudgettering.

  • 3 Ingeval de werkelijke lasten in enig jaar lager uitkomen dan in de normkostenraming zoals bedoeld in het tweede lid, mag het verschil, tot een maximum van 2% van het jaarlijkse totale budget voor de apparaatskosten, gestort worden in een reserve algemene bedrijfsvoering.

  • 4 Voor de totale omvang van de in het derde lid genoemde reserve geldt een limiet van 3% van het jaarlijkse totale budget voor apparaatskosten.

  • 5 Ingeval de werkelijke lasten in enig jaar hoger uitkomen dan de in het tweede lid genoemde normkostenraming, wordt het verschil onttrokken aan de in het derde lid genoemde reserve algemene bedrijfsvoering.

  • 6 Niet-bestede budgetten op het gebied van opleiding, vorming en training mogen tot maximaal 15% van het in de primaire begroting geraamde bedrag worden overgeheveld naar een volgend dienstjaar.

  • 7 Niet-bestede budgetten voor decentrale arbeidsvoorwaarden en flankerend beleid, alsmede niet-bestede zorgbudgetten mogen volledig worden overgeheveld naar een volgend dienstjaar.

Artikel 4. Uitvoering begroting

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2 Gedeputeerde Staten dragen ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

    • b.

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de al dan niet gewijzigde begroting niet worden overschreden.

Artikel 5. Interne controle

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen zij maatregelen tot herstel.

  • 2 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal onderdelen van organisatie-eenheden op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van de beheershandelingen en misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen. Iedere organisatie-eenheid van de provincie wordt minimaal eens in de vier jaar getoetst.

  • 3 Gedeputeerde Staten zorgen op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Zij nemen op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1 Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting over de eerste zes maanden van het lopende boekjaar.

  • 2 De tussentijdse rapportage wordt aan Provinciale Staten aangeboden uiterlijk 1 oktober van het lopende begrotingsjaar.

  • 3 De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4 De tussentijdse rapportage gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de organisatie-eenheden naar de productenrealisatie en naar de programma verantwoording.

  • 2 Gedeputeerde Staten leggen verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      de bereikte maatschappelijke effecten;

    • b.

      de geleverde goederen en diensten;

    • c.

      de werkelijke baten en lasten.

  • 3 Provinciale Staten bepalen aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Paragraaf 3 Kaderstelling financiële positie

Artikel 8. Financiële positie

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat al het beleid waartoe Provinciale Staten hebben besloten en waarvoor zij gelden beschikbaar hebben gesteld, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2 Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3 Provinciale Staten autoriseren met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1 Agio en disagio worden afgeschreven in een looptijd die gelijk is aan de resterende looptijd van de obligatie.

  • 2 Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3 De materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, worden afgeschreven in:

    • a.

      40 jaar: nieuwbouw bedrijfsgebouwen;

    • b.

      20 jaar: renovatie, restauratie en aankoop bedrijfsgebouwen;

    • c.

      15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

    • d.

      10 jaar: veiligheidsvoorzieningen in bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties en kantoormeubilair;

    • e.

      5 jaar: zware transportmiddelen, aanhangwagens, personenauto’s, lichte motorvoertuigen en technische hulpmiddelen;

    • f.

      3 jaar: automatiseringsapparatuur en -programmatuur;

    • g.

      niet: gronden en terreinen.

  • 4 De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,-- worden niet geactiveerd, met uitzondering van gronden en terreinen die altijd worden geactiveerd.

  • 5 Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, worden in ieder geval verstaan investeringen en aanleg en onderhoud van: wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken. Aankoop en vervaardiging van deze activa worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6 Bijdragen aan activa in eigendom van derden, zoals bedoeld in artikel 36 van het Besluit, worden afgeschreven in 15 jaar.

  • 7 Het bepaalde in het eerste tot en met het zesde lid is van toepassing op kredieten waarover Provinciale Staten na 1 januari 2004 hebben besloten.

  • 8 Van het eerste tot en met het zesde lid kan bij besluit van Provinciale Staten worden afgeweken.

  • 9 Gedeputeerde Staten stellen regels vast ter uitvoering van het gestelde in het eerste tot en met het zesde lid en leggen deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1 Gedeputeerde Staten bieden eens per statenperiode aan Provinciale Staten een nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan.

  • 2 De in het eerste lid genoemde nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

Artikel 11. Kostprijsberekening

Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van de rechten als bedoeld in artikel 223 van de Provinciewet wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken die samenhangen met de dienstverlening.

Artikel 12. Financieringsfunctie

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door Provinciale Staten vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in de Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), nemen Gedeputeerde Staten bij de uitvoering van de financieringsfunctie het volgende in acht:

    • a.

       overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het einde van het looptijd in tact is;

    • b.

      voor het aantrekken van financieringen voor langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij twee verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • c.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

    • d.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden waarbij Gedeputeerde Staten Provinciale Staten informeren indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3 Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden door Gedeputeerde Staten uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak, bedingen Gedeputeerde Staten indien mogelijk zekerheden. Gedeputeerde Staten motiveren in hun besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4 Gedeputeerde Staten geven Provinciale Staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid:

    • a.

      tot het aantrekken van financieringen voor langer dan één jaar en een hoofdsom groter dan € 18.500.000,--;

    • b.

      als bedoeld in het derde lid.

  • 5 Bij de begroting en de jaarstukken doen Gedeputeerde Staten in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • a.

      de kasgeldlimiet;

    • b.

      de renterisico norm;

    • c.

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende 2 jaar;

    • d.

      de rentevisie; en

    • e.

      de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

  • 6 Gedeputeerde Staten stellen regels op ter uitvoering van het gestelde in het eerste en tweede lid en leggen deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast.

  • 7 Gedeputeerde Staten stellen iedere 4 jaar, voor het eerst in 2010, een strategisch beleggingsplan vast. Het strategisch beleggingsplan bevat de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid.

Paragraaf 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 13. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de provincie als geheel en in de organisatie-eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van de gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 14. Financiële organisatie

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor en leggen vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de provinciale organisatie en een eenduidige toewijzing van provinciale taken aan de organisatie-eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de organisatie-eenheden;

  • e.

    de te maken afspraken met de organisatie-eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van déécharge over het gevoerde beheer van de organisatie-eenheden.

Artikel 15. Inkoop en aanbesteding

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor en leggen de regels vast die zien op de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen.

Artikel 16. Slotbepaling

  • 1 De Verordening beheer van middelen Gelderland 1996 vervalt met ingang van 1 januari 2004, met dien verstande dat de bepalingen van deze verordening die zien op de jaarrekening van toepassing blijven tot het moment van vaststelling door Provinciale Staten van de jaarrekening 2003.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2004, met dien verstande dat de begroting voor het begrotingsjaar 2004 voldoet aan de bepalingen van deze verordening.

  • 3 Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Gelderland 2003.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland