Regeling vervallen per 01-03-2014

Verordening Cultuurhistorie Gelderland

Geldend van 01-01-2011 t/m 28-02-2014

Intitulé

Verordening Cultuurhistorie Gelderland

Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 14 december 2005, nr. PS2005-866 (Provinciaal Blad nr. 2005/116 van 5 januari 2006). In werking getreden op 6 januari 2006. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 14 april 2006, nr. PS2005-866 (Provinciaal Blad nr. 2006/49 d.d. 2 mei 2006). Vervallenverklaring paragraaf 5 vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 10 november 2010, nr. PS2010-768 (Provinciaal Blad nr. 2010/141 van 25 november 2010, waarbij een nieuwe regeling Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 werd vastgesteld. In werking getreden op 1 januari 2011.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.

  • 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      cultuurhistorische waarden: objecten of structuren van historisch-bouwkundige, archeologische en/of historisch-geografische waarden en/of landschapshistorische (geomorfologische) elementen, zoals deze zijn opgenomen in de provinciale databank, die de grondslag vormt voor de Cultuurhistorische Waarden- en Beleidskaart van de provincie Gelderland of de gemeentelijke lijst van beschermde objecten of structuren;

    • b.

      Cultuurhistorische Waardenkaart: door Gedeputeerde Staten vastgestelde kaart met alle data, die vanuit provinciaal belang cultuurhistorische waarden van de provincie Gelderland bevat en de volgende gegevens weergeeft: historische bouwkunde, historische geografie, archeologische monumenten en de indicatieve kaart archeologische waarden;

    • c.

      Cultuurhistorische Beleidskaart: door Provinciale Staten vastgestelde kaart, waarbij de provincie is ingedeeld in gebieden met de bij die gebieden behorende identiteitsdragers;

    • d.

      identiteitsdragers: cultuurhistorische kenmerken die bepalend zijn voor de identiteit van een gebied;

    • e.

      duurzame instandhouding of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden: een beschermings- of ontwikkelingsaanpak, die erop is gericht het verval van cultuurhistorische objecten of structuren tegen te gaan en zo mogelijk schade te herstellen; hieronder vallen de maatregelen op het gebied van onderhoud, restauratie, inrichting en beheer;

    • f.

      haalbaarheidsonderzoek: onderzoek naar de haalbaarheid van een investering in brede zin gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;

    • g.

      strategische beheersvisie: een visie die op langere termijn het behoud van cultuurhistorische waarden, waaraan verplichtingen voor de eigenaar of beperkt gerechtigde zijn gekoppeld, waarborgt;

    • h.

      Belvoir-programma: de door Gedeputeerde Staten vastgestelde verdeelnotitie van projecten, die op grond van de criteria opgenomen in de Cultuurhistorische Beleidskaart, voor subsidiëring in aanmerking komen.

Paragraaf 2 Inleidende bepalingen bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding en ontwikkeling cultuurhistorische waarden

Artikel 2.

  • 1 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot verstrekking van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd nadere regels vast te stellen. Op subsidieverstrekking voor archeologische projecten is de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) van toepassing.

     

Artikel 3.

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van duurzame instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een natuurlijke of rechtspersoon, al dan niet op winst gericht, die krachtens eigendom of beperkt recht het genot heeft van cultuurhistorische waarden, onder wiens opdracht duurzame instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden plaatsvindt, behoudens de uitzonderingen genoemd in artikel 10, tweede lid.

     

Artikel 4.

  • 1 De aanvraag om subsidie wordt ingediend via een door Gedeputeerde Staten daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 De indieningsdatum voor subsidie voor het onderhoud van molens en draaipremies is gesteld op 1 april van enig jaar.

     

Paragraaf 3 Aanvullende bepalingen bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding en ontwikkeling cultuurhistorische waarden

Artikel 5.

  • 1 Subsidie in de kosten van onderhoud van cultuurhistorische waarden bedraagt ten hoogste 20% van het totaal van de door Gedeputeerde Staten subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van € 5.000,-- per aanvraag, met dien verstande dat de provinciale subsidie niet meer kan bedragen dan de door de gemeente verstrekte subsidie.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de door Gedeputeerde Staten subsidiabel geachte kosten van onderhoud van cultuurhistorische waarden per aanvraag het bedrag van € 750,-- te boven gaan.

  • 3 In afwijking van artikel 7.2, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 worden bij onderhoudssubsidies geen voorschotten verleend.

     

Artikel 6.

Subsidie in de kosten van de restauratie van cultuurhistorische waarden, inclusief werkzaamheden aan de molenbiotoop, bedraagt 20% van het totaal van de door Gedeputeerde Staten subsidiabel geachte kosten tot een maximumsubsidie van € 50.000,-- per aanvraag, met dien verstande dat de provinciale subsidie niet meer kan bedragen dan de door de gemeente vastgestelde subsidie.

Artikel 7.

  • 1 De draaipremie voor een molen die door wind wordt aangedreven, bedraagt, al naar gelang het betreft een molen die wordt gedraaid met behulp van zeilen of kleppen:

    • a.

      € 1,-- per 300 asomwentelingen voor molens met kleppen; en

    • b.

      € 1,-- per 200 asomwentelingen voor molens met zeilen.

  • 2 De draaipremie bedraagt niet minder dan € 70,-- en maximaal € 1.200,-- per jaar.

  • 3 De draaipremie voor een molen die niet door wind wordt aangedreven, kan uitsluitend worden verstrekt indien er naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van het regelmatig draaien van deze molen en bedraagt € 450,-- per jaar.

     

Artikel 8.

Ten behoeve van een haalbaarheidsonderzoek of strategische beheersvisie bedraagt de subsidie maximaal 50% van de door Gedeputeerde Staten subsidiabel geachte kosten, tot een maximum van € 5.000,-- per onderzoek of beheersvisie. De subsidie voor een strategische beheersvisie wordt alleen verstrekt, indien uitvoering wordt gegeven aan duurzame instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden.

Paragraaf 4 Voorwaarden, weigering en intrekking bij subsidieverstrekking duurzame instandhouding en ontwikkeling cultuurhistorische waarden

Artikel 9.

  • 1 Om in aanmerking te komen voor subsidie mag met de uitvoering van de werkzaamheden niet worden begonnen dan nadat deze subsidie is verleend, tenzij het onderhoud van molens betreft.

  • 2 De uitvoering van de werkzaamheden dient conform de nadere regels te zijn voltooid binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening, tenzij deze termijn door Gedeputeerde Staten is verlengd. Een verzoek tot verlenging van de in het tweede lid bedoelde termijn dient acht weken voor het verstrijken van die termijn bij Gedeputeerde Staten te worden ingediend.

  • 3 Degene aan wie krachtens de regeling subsidie is verstrekt, dient het object met cultuurhistorische waarde in goede staat van onderhoud te houden, in geval van een molen daarnaast operationeel te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen water-, brand-, storm- en bliksemschade gedurende de periode dat sprake is van een object met cultuurhistorische waarde.

  • 4 De werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig de aanvraag. Gedeputeerde Staten kunnen tussentijds toestemming verlenen van de aanvraag af te wijken, mits nog niet met de werkzaamheden overeenkomstig de gewijzigde aanvraag is begonnen.

     

Artikel 10.

  • 1 Geen subsidie wordt verstrekt voorzover de te subsidiëren werkzaamheden:

    • a.

      op grond van een verzekeringsovereenkomst gedekt zijn;

    • b.

      op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek gebracht kunnen worden.

  • 2 Subsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van cultuurhistorische waarden, die in het bezit zijn van de staat, gemeenten of provincies, tenzij het subsidie betreft ten behoeve van archeologie en molens, molenrestanten en stoomgemalen.

  • 3 Subsidie wordt niet verstrekt in de kosten van onderhoud of restauratie uitgevoerd door een bedrijf dat geen vergunning bezit van de Kamer van Koophandel en Fabrieken als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954 dan wel in de op basis van deze wet vastgestelde Vestigingsbesluiten.

  • 4 Geen subsidie wordt verstrekt indien de gemeente zelf geen subsidie verstrekt, behoudens bij de draaipremie voor molens.

  • 5 De door Gedeputeerde Staten en andere subsidiënten verstrekte subsidie samen bedraagt niet meer dan 90% van de door Gedeputeerde Staten subsidiabel geachte kosten.

  • 6 Geen subsidie wordt verstrekt als voor dezelfde werkzaamheden subsidie is verstrekt op grond van het in artikelen 1, onder h, en 12, genoemde Belvoir-jaarprogramma.

     

Artikel 11.

Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening intrekken indien de werkzaamheden niet binnen 24 maanden na dagtekening van deze beschikking zijn voltooid. In geval van werkzaamheden aan molens, molenrestanten en stoomgemalen geldt een termijn van 36 maanden na dagtekening van deze beschikking.

Paragraaf 5

 

Vervallen met ingang van 1 januari 2011

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen subsidieverstrekking duurzame instandhouding en ontwikkeling cultuurhistorische waarden

Artikel 15.

Besluiten tot subsidieverlening, genomen op grond van de Subsidieregeling Duurzame Instandhouding Cultuurhistorische Waarden, worden overeenkomstig die subsidieregeling afgehandeld.

Artikel 16.

Artikel 1.7, eerste lid, onder c, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 is niet van toepassing.

Artikel 17.

Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in de paragrafen 3 en 5 bijzondere subsidies verstrekken ten behoeve van projecten of activiteiten die van buitengewoon belang zijn voor de uitvoering van cultuurhistorisch beleid, zoals vastgelegd in de Beleidsnota Belvoir II.

Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18.

Aanvragen, waarop met ingang van de in artikel 22, tweede lid, bedoelde datum nog geen besluit is genomen, worden met ingang van die datum geacht aanvragen te zijn op grond van deze verordening.

Artikel 19.

De verordening is niet van toepassing op een geheel of grotendeels van metaal vervaardigde windturbine, bedoeld voor de opwekking van schone energie.

Artikel 20.

In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten afwijken of ontheffing verlenen van de procedurebepalingen en -voorschriften van deze verordening.

Artikel 21.

Gedeputeerde Staten brengen uiterlijk 1 oktober 2009 aan Provinciale Staten verslag uit over de toepassing van deze verordening.

Artikel 22.

  • 1 De verordening kan worden aangehaald als Verordening Cultuurhistorie Gelderland.

  • 2 De verordening treedt in werking de dag na plaatsing in het Provinciaal Blad.

  • 3 De Verordening Duurzame Instandhouding Cultuurhistorische Waarden wordt met ingang van de in het tweede lid genoemde termijn ingetrokken. 

Ondertekening

Provinciale staten van Gelderland