Regeling vervallen per 03-05-2014

Algemene subsidieverordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2011

Geldend van 03-05-2014 t/m 02-05-2014

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

De raad van de gemeente Geldermalsen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 januari 2011 nummer 10,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit:

vast te stellen de

Algemene subsidieverordening maatschappelijke ondersteuning

gemeente Geldermalsen 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    raad: de raad van de gemeente Geldermalsen.

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen.

  • d.

    de subsidieontvanger: de rechtspersoon met volledige rechtspersoonlijkheid, die aanspraak maakt op subsidie en die activiteiten uitvoert in het kader van het beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning Geldermalsen, en waarvan de gesubsidieerde hoofdactiviteit niet gericht is op het maken van winst;

  • e.

    beleidsplan: een besluit van de gemeenteraad, waarin een samenhangend beleid op het terrein van maatschappelijke ondersteuning wordt vastgelegd voor een periode van 4 jaar, overeenkomstig artikel 3 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

  • f.

    beleidskader: een besluit van de gemeenteraad, met nadere regels over de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen, de subsidieplafonds en de verdeling van de subsidie per thema;

  • g.

    subsidieprogramma: een besluit van het college van burgemeester en wethouders waarin jaarlijks een overzicht wordt gegeven van subsidies ten behoeve van de in het beleidskader omschreven subsidiabele activiteiten;

  • h.

    structurele subsidie: budgetsubsidie of jaarlijkse subsidie;

  • i.

    niet structurele subsidie: projectsubsidie of incidentele subsidie;

  • j.

    budgetsubsidie: subsidie voor structurele activiteiten in de vorm van een budget voor een bepaalde periode, waarbij de beschikking tot subsidieverlening nader wordt uitgewerkt;

  • k.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die voor een aantal jaren achtereen verleend kan worden voor het uitvoeren van structurele (jaarlijks terugkerende) activiteiten, waarbij de beschikking tot subsidieverlening niet nader wordt uitgewerkt;

  • l.

    projectsubsidie: eenmalige subsidie voor vernieuwende projecten;

  • m.

    incidentele subsidie: subsidie voor incidenteel uit te voeren activiteiten.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. De raad stelt in het beleidsplan vast voor welke thema’s en activiteiten op grond van deze verordening subsidie kan worden verstrekt.

  • 2. De raad kan in het beleidskader regels stellen over de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen, de subsidieplafonds en de verdeling van de subsidie per thema.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op basis van een specifieke subsidieverordening.

  • 4. Deze verordening is niet van toepassing op doelsubsidies of doeluitkeringen, die worden verstrekt op basis van Rijksregelingen.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd besluiten te nemen over het verstrekken van subsidie met in achtneming van de in de programmabegroting opgenomen financiële middelen en de door de raad vastgestelde subsidieplafonds

  • 2. Indien de programmabegroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd, verstrekt het college subsidie onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Het college is bevoegd om verplichtingenaan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 4. Het college stelt jaarlijks zo spoedig mogelijk na vaststelling van de programmabegroting het subsidieprogramma vast. In het subsidieprogramma worden de rechtspersonen vermeld die subsidie ontvangen op basis van de in het beleidskader vastgestelde subsidiabele activiteiten.

  • 5. Het college is bevoegd nadere regels te stellen ten aanzien van begrippen en bepalingen in deze verordening.

Hoofdstuk 2 subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van (een) subsidieplafond(s)

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt in het beleidskader aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 aanvraag van de subsidie

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidieverlening wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidieverlening overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten of een activiteitenplan waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen; in bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting of een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd; het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      bij een structurele subsidie, de stand van de algemene reserveop 31 december van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een structurele subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in lid 2 worden voor de volgende subsidieaanvragen de volgende gegevens gevraagd:

    Muziekverenigingen: volledig ingevuld aanvraagformulier, begroting en stand van zaken algemene reserve.

    Harmonieën en fanfares: volledig ingevuld aanvraagformulier, gegevens m.b.t. aantal jeugdleden, begroting en stand van zaken algemene reserve.

    Sportverenigingen: volledig ingevuld aanvraagformulier, begroting en stand van zaken algemene reserve.

    Speeltuinen: volledig ingevuld aanvraagformulier, begroting en stand van zaken algemene reserve.

  • 6. Voor aanvragen uit het leefbaarheidsbudget dient de aanvrager een volledig ingevuld aanvraagformulier te overleggen, alsmede de gegevens zoals genoemd in lid 2 sub a tot en met c van dit artikel.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor verlening van een structurele subsidie voor maximaal 4 jaar wordt ingediend uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Bij de aanvraag wordt rekening gehouden met de looptijd van het vigerende WMO-beleidsplan.

  • 2. Een aanvraag voor verlening van een niet structurele subsidie kan het gehele jaar worden ingediend, maar minimaal 12 weken voordat de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, start.

  • 3. Een aanvraag voor verlening van een niet structurele subsidie uit het leefbaarheidsbudget kan het gehele jaar worden ingediend, maar wel minimaal 4 weken voordat de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, start.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist na vaststelling van het subsidieprogramma op een aanvraag voor verlening van een structurele subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor verlening van een niet structurele subsidie binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag voor verlening van een niet structurele subsidie uit het leefbaarheidsbudget binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk 4 weigering van de subsidie

Artikel 8. Weigeringsgronden subsidie

  • 1. In het algemeen worden slechts activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden door een subsidieontvanger die volledige rechtspersoonlijkheid bezit. Het college kan op grond van artikel 23 van deze verordening hierop een uitzondering maken.

  • 2. In het algemeen komt slechts voor subsidie in aanmerking de subsidieontvanger:

    • a.

      waarvan de te subsidiëren activiteit niet gericht is op het maken van winst;

    • b.

      waarvan de activiteiten passen binnen het beleidskader;

    • c.

      waarvan de activiteiten in voldoende mate in het belang zijn van de bevolking van Geldermalsen.

  • 3. Subsidie kan worden geweigerd, indien uit de subsidie-aanvraag blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd starten, voordat op de aanvraag is beslist.

  • 4. Structurele subsidie kan (gedeeltelijk) worden geweigerd, indien uit de subsidie-aanvraag blijkt dat de aanvrager geen rekening heeft gehouden met de looptijd van het vigerende beleidsplan.

  • 5. Subsidie kan geweigerd worden voor zover de subsidieontvanger zelf in de kosten van activiteiten kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden.

  • 6. Onder eigen middelen, zoals bedoeld in lid 5 van dit artikel, worden verstaan de algemene reserves, zoals die door het college in de nadere regels reserves en voorzieningen zijn vastgelegd.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies die op basis van deze verordening worden verleend bepalen dat de subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 5. verlening van de subsidie

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 3. Bij subsidies groter dan € 50.000 worden ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening nadere prestatie-afspraken gemaakt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:30 en/of 4:36 Awb.

  • 4. Indien ter uitvoering van de verleningsbeschikking een een subsidieuitvoeringsovereenkomst op grond van artikel 4:36 Awb wordt afgesloten, maakt deze overeenkomst deel uit van de verleningsbeschikking.

  • 5. Bij subsidies minder dan € 50.000 kan het college het derde lid van dit artikel van toepassing verklaren.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een subsidie overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 van deze verordening direct wordt vastgesteld, vindt de betaling van de subsidie in één keer plaats.

  • 2. Indien een subsidie wordt verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van deze verordening, vindt de bevoorschotting van de subsidie plaats in de maanden januari en mei van het subsidiejaar.

  • 3. Indien een subsidie wordt verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, worden de voorschotten gedurende het subsidiejaar als volgt betaald:

    • a.

      30 % per 1 februari;

    • b.

      30 % per 1 mei;

    • c.

      30 % per 1 september;

    • d.

      10 % per 1 november.

Hoofdstuk 6. verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Het college kan bij subsidies hoger dan € 15.000,-- de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waar-voor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

    brand en eventuele andere door het college aan te geven risico’s.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. Het college kan de subsidieontvanger de verplichting opleggen:

    • a.

      een verzekering af te sluiten tegen wettelijke aansprakelijkheid;

    • b.

      zijn roerende en onroerende zaken behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden tegen schade door

  • 4. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 5. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

  • 6. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen ten behoeve van het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

  • 7. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb.

Artikel 15. Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dit artikel, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het college.

  • 2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a.

      de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3. De hoogte van de vergoeding en de wijze van berekening worden vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door het gemiddelde van twee taxaties. Eén taxatierapport wordt opgesteld door een taxateur aangewezen door het college en één taxatierapport wordt opgesteld door een taxateur aangewezen door de subsidieontvanger. Het college en de subsidieontvanger bekostigen elk hun eigen taxatie.

Hoofdstuk 7. verantwoording en vaststelling subsidie

Artikel 16. Verantwoording subsidies tot € 15.000

  • 1. Structurele en incidentele subsidies tot € 15.000 worden door het college direct vastgesteld.

  • 2. De subsidieontvanger van een structurele subsidie dient ten minste 1 keer per periode dat subsidie is verleend (maximaal 4 jaar) verantwoording af te leggen over de te subsidiëren activiteiten aan het college. Het college benadert steeksproefsgewijs de subsidieontvangers. Verantwoording dient uiterlijk te gebeuren voor 1 juni volgend op het laatste gesubsidieerde jaar op basis van het door het college vastgestelde format.

  • 3. Het college kan van een ontvanger van een incidentele en projectsubsidie verlangen dat deze binnen 13 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteit inhoudelijk en financieel verantwoording aflegt over de activiteit.

Artikel 17. Verantwoording structurele subsidies vanaf € 15.000 tot € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 15.000, maar minder dan € 50.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk vóór 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar, conform een door het college vastgesteld format voor de verantwoording, een inhoudelijk en financieel jaarverslag van de verrichte activiteiten in te dienen.

  • 2. Het indienen van de verantwoording is een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18. Verantwoording structurele subsidies vanaf € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk vóór 1 juni in het jaar volgend op het subsidiejaar de volgende documenten in op basis van een door het college vastgesteld format voor verantwoording:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (jaarverslag/jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 2. Het indienen van de verantwoording is een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 19. Termijnen vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de verantwoordingsdocumenten de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, kan het college deze termijn met 6 weken verlengen.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 20. Toezicht en controle

  • 1. Het college kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

  • 2. Door het college aangewezen ambtenaren of andere personen hebben desgevraagd inzage in administratieve en financiële bescheiden van de subsidieontvanger, voorzover betrekking hebbend op de subsidieverstrekking, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen. Zij ontvangen alle inlichtingen die voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten in het bijzonder nodig zijn.

  • 3. De door het college aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidie- ontvanger is verplicht te zorgen dat zijn accountant hiermee instemt.

  • 4. Indien de administratie door een derde wordt gevoerd, is de subsidieontvanger ook verplicht alle medewerking te verlenen en zonodig toestemming te geven voor inzage bij deze derde. De subsidieontvanger is verplicht te zorgen dat de derde hiermee instemt.

Artikel 21. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Het college kan, bij de bepaling van de subsidiabele kosten, de subsidieontvanger verplichten bij de berekening van uurtarieven gebruik te maken van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2. Het college kan bij de berekening van uurtarieven definities bepalen van kostenbegrippen.

Artikel 22. Evaluatie

Het college biedt eens in de 4 jaar aan de gemeenteraad een verslag aanover de doeltreffendheid, resultaten en effecten van de subsidies.

Artikel 23. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, en 3, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24. Bepaling over intrekken oude verordening

Met ingang van de datum van inwerkingtreding wordt de Algemene Subsidieverordening Maatschappelijke ondersteuning 2008 ingetrokken met inachtneming van het bepaalde in artikel 25.

Artikel 25. Overgangsbepalingen

Op aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2011 is de Algemene Subsidieverordening Maatschappelijke ondersteuning 2008 van toepassing.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op1 april 2011 en werkt terug tot 1 januari 2011.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Geldermalsen 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 1 maart 2011, nummer 9,
de griffier, de voorzitter,