Verordening cliëntenparticipatie Geldrop-Mierlo Participatiewet 2015.

Geldend van 02-07-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening cliëntenparticipatie Geldrop-Mierlo Participatiewet 2015.

Verordening

Verordening Cliëntenparticipatie Geldrop-Mierlo 2015

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

gelezen het voorstel RV GM2015.0214 van burgemeester en wethouders van 28 april 2015;

gelet op artikel 47 van de Participatiewet.

Besluit:

  • 1.

    vast te stellen de Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Geldrop-Mierlo 2015;

  • 2.

    in te trekken de Verordening cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand 2009.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de participatiewet;

  • b.

    de gemeente: de gemeente Geldrop-Mierlo;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo;

  • d.

    Portefeuillehouder: lid van het college dat namens het college de uitvoering van de Participatiewet behartigt;

  • e.

    Cliënten: personen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet;

  • f.

    Belangenorganisatie: organisatie die de belangen van cliënten behartigt.

  • g.

    CPM: Cliëntenraad Participatiewet en Minima.

Artikel 2. Cliëntenraad Participatiewet en Minima

  • 1. De personen bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet worden bij de uitvoering van deze wet betrokken door de CPM. De leden van de CPM worden benoemd door het college op voordracht van de CPM.

  • 2. De CPM bestaat uit cliënten en vertegenwoordigers van belangenorganisaties en is, voor zover redelijkerwijs mogelijk, zodanig samengesteld dat deze een afspiegeling is van de bij de uitvoering van de Participatiewet betrokken personen;

  • 3. Het maximaal aantal leden van de CPM is 12 leden;

  • 4. De leden kiezen uit hun midden een bestuur, bestaande uit een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.

  • 5. De CPM komt ten minste zes maal per kalenderjaar in vergadering bij elkaar;

  • 6. Het lidmaatschap van de CPM is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad of het college.

Artikel 3. Beëindiging van het lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap eindigt indien het lid geen cliënt of vertegenwoordiger van een belangenorganisatie meer is;

  • 2.

    Het lidmaatschap eindigt indien het lid aftreedt;

  • 3.

    Het lidmaatschap eindigt wanneer een lid geroyeerd wordt. Een lid van de CPM wordt door het college geroyeerd indien 2/3 van de leden van de CPM daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek doet bij de portefeuillehouder van Sociale Zaken.

  • 4.

    In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het lid de functie waarnemen totdat in de vacature is voorzien.

Artikel 4. Ambtelijk secretaris

Het college stelt een ambtenaar van de gemeente aan als ambtelijk secretaris om te waarborgen dat de cliëntenraad in staat is zijn taken naar behoren te vervullen.

Hoofdstuk 2. Taken en bevoegdheden van de gemeente, het college, de CPM en de ambtelijk secretaris

Artikel 5. Taken van gemeentebestuur

  • 1.

    In het kader van de cliëntenparticipatie vragen burgemeester en wethouders de CPM om advies. De CPM is ook gerechtigd uit eigen beweging advies uit te brengen aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen de CPM in ieder geval advies over het gemeentelijk beleid inzake de uitvoering van de Participatiewet.

  • 3.

    Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het uitgebrachte advies toegevoegd kan worden aan de aan de Gemeenteraad ter beschikking te stellen stukken.

  • 4.

    Indien het belang van de zaak daartoe aanleiding geeft, vindt bij de aanbieding van het advies overleg plaats tussen de eerst betrokken wethouder en de CPM.

  • 5.

    Tussen Portefeuillehouder van Sociale Zaken en de CPM vindt geregeld, doch minimaal driemaal per jaar, een structureel overleg plaats.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat aan de CPM de nodige informatie wordt verstrekt ten behoeve van het naar behoren kunnen functioneren van de CPM.

Artikel 6. Ondersteuning CPM

Het college zorgt voor adequate ondersteuning van de CPM. Hiertoe:

  • 1.

    Stelt het een vergaderruimte ter beschikking.

  • 2.

    Geeft het de leden van de CPM toegang tot kantoormiddelen zoals een kopieermachine en een printer.

  • 3.

    Zorgt het ervoor dat adviesaanvragen en conceptbeleid de ambtelijk secretaris tijdig bereiken.

  • 4.

    Stelt het ambtenaren van de gemeente in de gelegenheid een vergadering bij te wonen voor het geven van toelichting of uitleg, als daarom door de CPM is verzocht;

  • 5.

    Zorgt het ervoor dat aan de CPM de nodige informatie wordt verstrekt voor zover dat nodig is voor het naar behoren functioneren van de CPM

  • 6.

    Verstrekt het de informatie, bedoeld onder 5, op een zodanig tijdstip dat daadwerkelijk invloed mogelijk is op de beleidsvorming en besluitvorming, en

  • 7.

    Indien van toepassing, ziet het erop toe dat de CPM wordt geïnformeerd over de redenen van afwijking van het door de CPM gevraagd of ongevraagd gegeven advies.

Artikel 7. Taken en bevoegdheden van de CPM

  • 1.

    De CPM brengt gevraagd en ongevraagd advies uit in verband met door het college of de gemeenteraad vast te stellen beleid inzake uitvoering van de wet;

  • 2.

    Het advies als bedoeld in het eerste lid wordt tijdig uitgebracht door toezending aan de betreffende beleidsafdeling.

  • 3.

    De CPM heeft geen bevoegdheden in zaken betreffende individuele klachten, bezwaarschriften, andere zaken met betrekking tot individuele personen;

  • 4.

    Ieder lid is bevoegd agendapunten aan te dragen.

  • 5.

    Contacten tussen de CPM en het college lopen via de voorzitter en de ambtelijk secretaris.

Artikel 8 Regionale afstemming

  • 1.

    Het is de CPM toegestaan contacten te onderhouden met cliëntenraden van andere gemeenten en organisaties om zodoende de onderlinge adviezen op elkaar af te stemmen.

  • 2.

    Het is de CPM ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid eveneens toegestaan het advies te laten uitbrengen door een door hen en het college erkende regionaal samengestelde CPM. Hierin dient ten minste één vertegenwoordiger van de CPM van de gemeente Geldrop-Mierlo zitting te nemen.

  • 3.

    Het advies van de regionaal samengestelde cliëntenraad treedt in de plaats van het advies van de CPM.

Artikel 9. Taken van de ambtelijk secretaris

De ambtelijk secretaris:

  • a.

    stelt voor aanvang van het kalenderjaar in overleg met de voorzitter van de CPM een vergaderkalender samen;

  • b.

    stelt in overleg met de voorzitter van de CPM voorafgaand aan iedere vergadering de agenda samen;

  • c.

    verzendt de uitnodigingen en, indien van toepassing, conceptbeleid en adviesverzoeken, met inachtneming van artikel 5, tweede lid, uiterlijk een week voordat de vergadering plaatsvindt aan de leden;

  • d.

    ziet erop toe dat adviesvragen en conceptbeleid de leden op een zodanig tijdstip bereiken dat zij hun rol effectief kunnen vervullen. Indien nodig last hij een tussentijds extra overleg in, en

  • e.

    maakt een verslag van de vergaderingen en zendt deze gelijktijdig met de uitnodiging van de volgende vergadering aan de leden.

Artikel 10. Budget CPM

  • 1.

    Ten behoeve van de CPM wordt jaarlijks een budget beschikbaar gesteld;

  • 2.

    Ten laste hiervan kunnen kosten worden gebracht die verband houden met deskundigheidsbevordering, het inwinnen van advies, achterbanraadpleging en organisatiekosten;

  • 3.

    De middelen, als bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks door het college toegekend naar aanleiding van en op basis van een door de CPM opgestelde begroting;

  • 4.

    Jaarlijks voor 1 april brengt de CPM aan het college verslag uit van de activiteiten en bevindingen over het voorgaande jaar. Daarbij wordt in een financieel verslag tevens verantwoording afgelegd over de besteding van een eventueel beschikbaar gesteld budget.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 11 Onvoorziene situaties

In alle andere gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12. Nadere regels

Het college kan na overleg met de CPM, met betrekking tot de uitvoering van deze verordening nadere regels bepalen.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt na publicatie in werking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening Cliëntenparticipatie Geldrop-Mierlo 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 15 juni 2015
G.A.A. van Luijn drs. M.F.A. van Diessen
griffier voorzitter

Toelichting

Algemeen

Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan artikel 47 van de Participatiewet. Dit artikel draagt de gemeenteraad op bij verordening regels vast te stellen over de wijze waarop personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet of hun vertegenwoordigers betrokken worden bij de ontwikkeling van het gemeentelijke beleid. Personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Participatiewet zijn personen:

  • -

    die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en

36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • -

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

-personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

-personen zonder uitkering;

en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden

voorziening.

Om een goede werking van de CPM te waarborgen worden de leden van de CPM worden ondersteund en gefaciliteerd door de gemeente. De regering hecht sterk aan actieve betrokkenheid van burgers die met de Participatiewet te maken krijgen.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de diverse begrippen en omschrijvingen is aansluiting gezocht bij de formuleringen in de Participatiewet en/of bestaande regelgeving.

Artikel 2. Cliëntenraad Participatiewet en Minima

Dit artikel bepaalt hoe de cliëntenparticipatie concreet wordt vorm gegeven.

Omdat het niet mogelijk is om alle personen persoonlijk te betrekken bij het beleid ligt het voor de hand een cliëntenraad samen te stellen die bestaat uit vertegenwoordigers van belangenorganisaties, die de doelgroep kunnen vertegenwoordigen. De leden van de CPM worden benoemd door het college. De cliëntenraad, belangenorganisaties en/of het college kunnen kandidaten voordragen voor lidmaatschap van de cliëntenraad (eerste lid). Het college zal een afgewezen voordracht moeten motiveren. Om de actieve betrokkenheid van alle personen goed tot zijn recht te kunnen laten komen, is het van belang dat de cliëntenraad een afspiegeling is van alle in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet genoemde doelgroepen. Een evenredige vertegenwoordiging van bovengenoemde groepen in de cliëntenraad is daarom het uitgangspunt van deze verordening. Dit voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Dit uitgangspunt is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

Artikel 3. Beëindiging van lidmaatschap

Een belangrijk uitgangspunt van de Participatiewet is arbeidsintegratie van uitkeringsgerechtigden.

In dit artikel wordt onder meer geregeld dat het lidmaatschap eindigt wanneer het lid geen cliënt of vertegenwoordiger meer is. Hierdoor blijft de binding met de doelgroep optimaal gewaarborgd.

Om te voorkomen dat leden plotseling wegvallen, en de cliëntenraad zijn taak niet meer naar behoren kan uitoefenen, is geregeld dat het lid de functie kan blijven waarnemen totdat in de vacature is voorzien. Deze bepaling is mede van belang om nieuwe leden te kunnen voorbereiden op hun taak. Ook is geregeld dat een lid geroyeerd kan worden wanneer 2/3 van de leden van de CPM hiertoe een verzoek doet bij het college.

Artikel 4. Ambtelijk secretaris

Op grond van artikel 47, onderdeel b, van de Participatiewet moet worden voorzien in ondersteuning om de cliëntenraad zijn rol effectief te kunnen laten vervullen. Hiertoe wordt een ambtelijk secretaris aangewezen, die de CPM ondersteunt bij haar activiteiten. Deze ambtenaar kan de communicatie tussen college en gemeenteraad enerzijds en de cliëntenraad anderzijds stroomlijnen.

Artikel 5. Taken van het gemeentebestuur

Het gemeentebestuur zal over het nieuwe beleidsvoornemens van de gemeenteraad en het college via de ambtelijk secretaris advies vragen aan de CPM op een dusdanig tijdstip dat dit advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming. Als de adviesaanvraag tijdig wordt toegezonden, dan kan het advies van de CPM van wezenlijke invloed zijn op het te nemen besluit. Cliëntenparticipatie is een proces dat moet groeien. Om dit te bevorderen is het belangrijk dat de leden, de wethouder en de ambtelijk secretaris elkaar regelmatig ontmoeten.

Artikel 6. Ondersteuning CPM

Om zijn taken effectief te kunnen vervullen is het van belang dat de CPM wordt gefaciliteerd. Niet alleen vergaderruimte is van belang, maar ook de toegang tot kantoormiddelen. Het college zorgt voor adequate ondersteuning van de CPM.

Artikel 7. Taken en bevoegdheden van de CPM

De CPM is bevoegd gevraagd en ongevraagd advies te geven over het te ontwikkelen beleid. Het advies wordt tijdig toegezonden voordat het college of de gemeenteraad voornemens is het beleid vast te stellen uitgebracht door toezending aan de betreffende beleidsafdeling.

Dit artikel regelt tevens uitdrukkelijk dat de CPM geen bevoegdheid heeft in individuele aangelegenheden. Ieder lid van de CPM is bevoegd agendapunten aan te dragen. Dit moet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan de vergadering gebeuren. De agendapunten moeten worden gezonden aan de voorzitter. Contacten tussen de CPM en de gemeente verlopen via de voorzitter en de ambtelijk secretaris.

Artikel 8. Regionale afstemming

De uitvoering van de Participatiewet vindt plaats op het Werkplein in Helmond. Het Werkplein doet dit voor de gehele Arbeidsmarktregio Helmond en Peelland. Deze regio bestaat uit de gemeenten Asten, Someren, Laarbeek, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond en Geldrop-Mierlo. Binnen deze regio wordt naar een uniform beleid gestreefd voor alle deelnemende gemeenten. In dit kader is er een regionale cliëntenraad opgericht, die zich bezighoudt met cliëntenparticipatie met onderwerpen die het Werkplein raken. In dit artikel is de verhouding geregeld tussen deze regionale cliëntenraad en de CPM.

Artikel 9. Taken van de ambtelijk secretaris

De ambtelijk secretaris vormt de ambtelijke schakel tussen de gemeenteraad en het college en de CPM. Hij zal erop moeten toezien dat alle partijen informatie tijdig ontvangen of verstrekken, zodat alle partijen hun taak effectief kunnen vervullen. Doordat de ambtelijk secretaris (mede) is belast met de agendering en verslaglegging kan hij ervoor waken dat alle partijen naar evenredigheid aan bod komen.

Artikel 10. Budget CPM

Voor deskundigheidsbevordering wordt jaarlijks door het college een budget beschikbaar gesteld. Ten laste hiervan kunnen onder meer kosten worden gebracht die verband houden met deskundigheidsbevordering, het inwinnen van advies, achterbanraadpleging en organisatiekosten. Deze middelen worden door het college beschikbaar gesteld op basis van een door de CPM opgestelde begroting, die door het college dient te worden beoordeeld. De CPM moet jaarlijks achteraf verantwoording afleggen over de besteding van de middelen.

Artikel 11 Onvoorziene situaties

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Nadere regels

Het college heeft de mogelijkheid om op basis van deze verordening nadere regels te bepalen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld procedurevoorschriften

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.