Regeling vervallen per 31-12-2016

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2016

Geldend van 31-12-2015 t/m 30-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2016

Raadsbesluit

GM2015.0476B

Verordening rioolheffing 2016

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

voorgenomen het voorstel van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo

d.d. 21 september 2015;

overwegende, dat jaarlijks de belastingverordeningen voor het volgende belastingjaar aangepast en vastgesteld worden op basis van het begrotingsbeleid;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

besluit :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2016.

(Verordening rioolheffing 2016).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft.

d water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

e gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b de inzameling en afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2 Met betrekking tot de belasting wordt als gebruiker aangemerkt:

a degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

1De belastingwordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

2 Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

3 Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

a watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

b bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4 Voor zover de gegevens, als bedoeld in het tweede lid, niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare objecten.

5 De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die aantoonbaar niet is afgevoerd. Vermindering als gevolg van het besproeien van een tuin of landerijen vindt niet plaats

Artikel 6 Belastingtarieven

Het belastingtarief bedraagt:

a bij een waterverbruik van 0 tot en met 200 m3 € 171,60;

b bij een waterverbruik van 201 m3 tot en met 500 m3 € 228,60;

c bij een waterverbruik van meer dan 500 m³ voor elke volle eenheid

van 500m³ of gedeelte daarvan per belastingjaar € 228,60.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De rechten worden bij wege van een aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1De belastingen zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2 Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belastingbedrag als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3 Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belastingbedrag als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

    Indien de aanslag in één keer wordt betaald, moet dit vóór de eerste vervaldag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of andere gemeentelijke heffingen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden geïnd, dat het totaalbedrag van het aanslagbiljet moet worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op of omstreeks de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolrechten.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1De ‘Verordening rioolrechten 2015’ van 3 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
der gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 23 november 2015
De raad voornoemd,
G.A.A. van Luijn B.H.M. Link
griffier voorzitter