Regeling vervallen per 30-09-2016

Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Geldrop-Mierlo 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 29-09-2016

Intitulé

Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Geldrop-Mierlo 2009

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen uit de Wet Maatschappelijke ondersteuning en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldrop-Mierlo 2009 (hierna de “verordening”) zijn van toepassing op dit besluit.

Artikel 2 Criteria

De criteria, zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening, ter vaststelling van het antwoord op de vraag of een individuele voorziening wordt uitgekeerd in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget zijn de volgende:

Voorziening in natura:

Het kenmerk van een voorziening in natura is, dat deze niet in de vorm van een geldsom wordt verstrekt. De desbetreffende voorziening wordt in bruikleen, lease, huur of eigendom verstrekt en bij huishoudelijke hulp ontvangt de aanvrager hulp in de vorm van een persoon, die dienstverlening verzorgt.

Indien van de voorziening geen of niet langer gebruik wordt gemaakt, vloeit de voorziening terug naar de gemeente en kan deze voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel) weer hergebruikt worden.

Financiële tegemoetkoming:

Het kenmerk van een financiële tegemoetkoming is, dat de vergoeding voor een voorziening altijd betrekking heeft op een deel van de meerkosten. Hoofdstuk 3 van dit Besluit geeft een limitatieve opsomming van de voorzieningen, die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De aanvrager heeft hierin geen keuze.

Persoonsgebonden budget:

Een persoonsgebonden budget is een geldsom, waarmee de aanvrager de aanschaf kan bekostigen dan wel dienstverlening kan inkopen.

De aanvrager kan kiezen of hij een voorziening in natura of in de vorm van een

persoonsgebonden budget wil ontvangen met uitzondering van de situatie zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over de verstrekking en verantwoording van het

persoonsgebonden budget

Artikel 3 Verzoek aanvrager

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna “PGB”) vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 4 Weigering van een PGB

  • 1.

    Er is sprake van overwegende bezwaren bij de toekenning van een PGB, als uit onderzoek blijkt, dat de aanvrager niet op een verantwoorde wijze zal of kan omgaan met een PGB.

  • 2.

    Een PGB wordt tevens geweigerd als verstrekking hiervan naar beoordeling van het college uit oogpunt van efficiency onwenselijk is.

  • 2.

    Indien een PGB wordt geweigerd, maar overigens aan de criteria wordt voldaan van een individuele voorziening, wordt een algemene voorziening of een voorziening in natura verstrekt.

Artikel 5 Verantwoording PGB bij koop of huur

  • 1.

    Als een PGB wordt aangewend voor de koop of huur van een voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college door, binnen maximaal 4 weken nadat het college daarom heeft verzocht, bewijsstukken te overleggen over de besteding van het PGB. De bewijsstukken dienen op naam van de budgethouder te zijn gesteld en duidelijk aan te geven op welke voorziening deze betrekking hebben.

  • 2.

    Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 6 Verantwoording PGB bij de voorziening hulp bij het huishouden

Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder, op verzoek van het college, verantwoording af aan het college of de door het college aangewezen uitvoerende instantie.

Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over de verstrekking en verantwoording van de financiële

tegemoetkoming

Artikel 7 Vorm van verstrekking

Een financiële tegemoetkoming bestaat uit een:

  • a.

    forfaitair bedrag; of

  • b.

    een maximale bijdrage.

Artikel 8 Kostensoorten

De kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen zijn:

  • 1.

    Bij de volgende kostensoorten wordt een forfaitair bedrag verstrekt:

    • a.

      verhuis- en inrichtingskosten

    • b.

      vervoerskosten

    • c.

      sportvoorzieningen

  • 2.

    Bij de volgende kostensoorten wordt een maximale bijdrage verstrekt:

    • d.

      woningsanering

    • e.

      tijdelijke huisvesting

Artikel 9 Verantwoording

  • 1.

    Bij de verstrekking van een forfaitair bedrag, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid onder a., b. en c. behoeft de aanvrager alleen verantwoording af te leggen als het college daarom schriftelijk verzoekt.

  • 2.

    Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid onder d, legt de aanvrager verantwoording af door binnen drie maanden na de toestemming een betalingsbewijs te overleggen.

  • 3.

    Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid onder e., legt de aanvrager verantwoording af door het overleggen van de relevante bescheiden.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 10 Omvang PGB

Het PGB wordt berekend naar het aantal geïndiceerde uren hulp bij het huishouden, waarbij voor ieder uur een uurtarief geldt van € 23,85.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

Een vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten, zoals genoemd in artikel 16, sub a van de verordening bedraagt:

  • a.

    voor degene die ten behoeve van een persoon met een beperking een woning vrijmaakt € 3.500,-

  • b.

    voor de persoon met een beperking € 1.500,-

Artikel 12 Primaat van de verhuizing

  • a.

    Indien de noodzaak tot een bouwkundige- of woontechnische woonvoorziening, zoals genoemd in artikel 16 sub b van de verordening, vaststaat, zal naar het oordeel van het college het primaat van de verhuizing toegepast worden.

  • b.

    Indien de kosten van een bouwkundige- of woontechnische aanpassing onder het bedrag van € 10.000,- liggen wordt artikel 13 sub a niet toegepast.

Artikel 13 Kosten bouwkundige- of woontechnische woonvoorziening

Alleen de kosten van de navolgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:

  • a.

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed;

  • b.

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;

  • c.

    de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • d.

    de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting;

  • e.

    de kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing;

Artikel 14 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    Het in artikel 21 van de verordening genoemde afschrijvingsschema bedraagt 10 jaar.

  • 2.

    Het terug te storten bedrag als bedoeld in het eerste lid is:

    • -

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • -

      voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde;

    • -

      voor het derde jaar 80% van de meerwaarde;

    • -

      voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde;

    • -

      voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde;

    • -

      voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde;

    • -

      voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde;

    • -

      voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde;

    • -

      voor het negende jaar 20% van de meerwaarde;

    • -

      voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde,

in alle gevallen tot maximaal het bedrag van de verleende vergoeding minus de eigen betaling die voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

3.Indien de aanpassingskosten meer bedragen dan € 20.420,00 wordt er een meerwaarde bepaald. De meerwaarde wordt bepaald op minimaal 50% van de bouwkundige kosten, zoals genoemd in artikel 14.

Artikel 15 Hoogte PGB voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen

Een PGB voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 16, sub c van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald;

Artikel 16 Bezoekbaar maken hoofdverblijf

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de verordening bedraagt € 1.200,--.

Artikel 17 Financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening

  • 1.

    De kosten van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 14 lid d van de verordening betreft het onderhoud en keuring van een woonvoorziening;

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de keuring, zoals bedoeld in het eerste lid zal het bedrag zoals opgenomen in onderstaande tabel niet te boven gaan:

Keuring van liften

Beginkeuring

Kosten

excl. BTW

Frequentie per. keuring

Kosten

excl. BTW

Stoellift

ja

€ 322,61

1x per 4 jr.

€ 234,64

Rolstoelplateaulift

ja

€ 322,61

1x per 4 jr.

€ 234,64

Staplateaulift

ja

€ 322,61

1x per 4 jr.

€ 234,64

Woonhuislift

ja

€ 499,68

1x per 1,5 jr.

€ 286,78

Hefplateaulift

ja

€ 507,29

1x per 1,5 jr.

€ 291,10

Balansliften

*

*

1x per 1,5 jr.

€ 83,64,-

3.De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het onderhoud, zoals bedoeld in het eerste lid zal het bedrag zoals opgenomen in onderstaande tabel niet te boven gaan:

Onderhoud van

Frequentie

Kosten excl. BTW

Stoellift

1x per jaar

€ 161,88

Rolstoelplateaulift

1x per jaar

€ 161,88

Staplateaulift

1x per jaar

€ 161,88

Woonhuislift

2x per jaar

€ 234,64

Hefplateaulift

2x per jaar

€ 161,88

Balanslift

1x per jaar

€ 161,88

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

Artikel 18 Woningsanering

Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Voor de normbedragen wordt aangesloten bij het beleid van de Bijzondere Bijstand (zie bijlage 1)

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rondom de woning

Artikel 19 Hoogte persoonsgebonden budget voor een rolstoel

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, zoals bedoeld in artikel 22, onder b van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2.

    In de tegenwaarde is een bedrag ter hoogte van 4% van de tegenwaarde verdisconteerd voor onderhoud, reparatie en premiekosten ter dekking van schade en diefstal;

Hoofdstuk 7 Het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel

Artikel 20 Inkomensgrens vervoersvoorziening

De grens waarboven een vervoersvoorziening, zoals genoemd in artikel 26 onder d. niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen bedraagt 1,2 x het norminkomen op bijstandsniveau voor een alleenstaande c.q. een echtpaar.

Artikel 21 Vervoersgebied CVV

Voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer vanaf het hoofdverblijf mag de rit maximaal 5 zones bedragen. Er wordt geen limiet gesteld ten aanzien van het totaal aantal te reizen zones per jaar.

Artikel 22 Hoogte persoonsgebonden budget voor vervoersvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 31 van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2.

    In de tegenwaarde is, voor zover van toepassing, een bedrag ter hoogte van 4% van de tegenwaarde voor onderhoud, reparatie en premiekosten ter dekking van schade en diefstal verdisconteerd;

Artikel 23 Hoogte financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Indien geen gebruik kan worden gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer bedraagt de financiële tegemoetkoming voor de vervoerskosten voor een persoon :

    • a.

      met een auto in bruikleen of huur : € 670,- per kalenderjaar;

    • b.

      met een eigen auto in bezit : € 1.031,- per kalenderjaar;

    • c.

      in een rolstoeltaxi : € 1.557,- per kalenderjaar.

Artikel 24 Hoogte financiële tegemoetkoming bij verblijf in een AWBZ inrichting

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten van een aanvrager, die niet zelfstandig woont, bedraagt in beginsel 50% van de hoogte van de tegemoetkoming, die een persoon ontvangt die zelfstandig woont.

  • 2.

    Indien de aanvrager zoals bedoeld onder a. naar het oordeel van het college aannemelijk kan maken, dat een financiële tegemoetkoming van 50% onvoldoende is, wordt de tegemoetkoming verhoogd tot maximaal het bedrag, dat een persoon ontvangt die zelfstandig woont.

Artikel 25 Eigen bijdrage

  • 1.

    Op de vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 26 onder a. van de verordening wordt geen eigen bijdrage berekend.

  • 2.

    Op de vervoersvoorzieningen zoals genoemd in artikel 26 onder b. en c. van de verordening wordt een eigen bijdrage berekend.

  • 3.

    Op de vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 26 onder d. van de Verordening wordt een eigen bijdrage berekend.

  • 4.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een fiets in bijzondere uitvoering, zijn de eerste € 350,- voor eigen rekening van de aanvrager.

Artikel 26 Bijzondere regels kostenvergoeding

Kosten die het gevolg zijn van oneigenlijk of onverantwoord gebruik en beheer

door de gebruiker en door de gebruiker aangebrachte modificaties aan de

vervoersvoorziening komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 27 Bijzondere regels vervoersvoorziening

Een aanvraag voor een vervoersvoorziening in natura, zoals bedoeld in artikel 29 van de verordening, wordt eenmaal per 5 kalenderjaren verstrekt.

Hoofdstuk 8 Sportvoorzieningen

Artikel 28 Hoogte financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het bedrag van de financiële tegemoetkoming zoals genoemd in artikel 34 van de verordening bedraagt maximaal € 2.539,-.

  • 2.

    In de financiële tegemoetkoming is een bedrag voor onderhoud, reparatie en premiekosten ter dekking van schade en diefstal verdisconteerd;

  • 3.

    De tegemoetkoming als bedoeld in voorgaand lid wordt maximaal eenmaal per 3 jaar verstrekt.

  • 4.

    Alleen sportvoorzieningen als een sportrolstoel en hulpmiddelen voor hardlopers komen in aanmerking voor verstrekking.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan het college bij seperaat besluit ook andere sportvoorzieningen voor verstrekking in aanmerking laten komen.

Hoofdstuk 9 Inkomensondersteunende voorzieningen

Artikel 29 Kostensoorten

Voor de toepassing van de in artikel 37 van de verordening opgenomen

voorzieningen wordt verstaan onder welzijnsactiviteiten: activiteiten van sociaal

culturele, recreatieve, educatieve aard. Tevens komen kosten gemaakt ten

behoeve van activiteiten die leiden tot maatschappelijke participatie en

voorkoming van sociaal isolement voor een bijdrage in aanmerking.

Artikel 30 Hoogte financiële tegemoetkoming

De bijdrage wordt bepaald op het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten wegens deelname aan een of meerdere welzijnsactiviteiten, tot een maximum van € 133,- per persoon per jaar. De maximale hoogte zal jaarlijks worden geïndexeerd.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 31 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, worden bij het onderzoek zoals bedoeld in artikel 32 van de verordening de volgende omstandigheden in aanmerking genomen:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden (waaronder de participatiemogelijkheden) van de aanvrager;

  • f.

    de leefsituatie waar aanvrager zich in bevindt.

Het college maakt in zijn besluit tot verstrekking van een voorziening inzichtelijk op welke wijze de omstandigheden zoals bedoeld in a. tot en met e. zijn meegewogen in de besluitvorming.

Artikel 32 Overgangsbepaling Hulp bij het huishouden

  • 1.

    Cliënten met een geldige indicatie, die op basis van de verordening voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2008 op de ingangsdatum van de verordening reeds hulp bij het huishouden ontvangt, blijft de indicatie in klassen van kracht tot het moment van verlengings- of uitbreidingsaanvraag.

  • 2.

    Bij de verlengings-, uitbreidingsaanvraag en herindicatie wordt de cliënt vervolgens in uren geïndiceerd. Dit geldt ook voor clienten die van zorgaanbieder veranderen.

  • 3.

    De bepaling van het PGB voor clienten zoals bedoeld onder het eerste lid geldt dat deze gebasseerd is op basis van werkelijk geleverde uren tot het maximum aantal uren per klasse zoals in onderstaande tabel vermeld. Hierboven dient een herindicatie plaats te vinden.

Indicatie

Max. declarabele uren

klasse 1

0 - 1,9

uren

1

klasse 2

2 – 3,9

uren

3

klasse 3

4 – 6,9

uren

5,5

klasse 4

7 – 9,9

uren

8,5

klasse 5

10 – 12,9

uren

11,5

klasse 6

13 – 15,9

uren

14,5

Artikel 33 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 34 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Geldrop-Mierlo 2009.

Bijlage I Woningsanering

Hieronder zijn de artikelen opgenomen die bij woningsanering in aanmerking komen voor vervanging:

De slaapkamer

Vloerbedekking (2 meter breed vinyl op vilt) per meter € 15,04

Legloon per m2 € 5,02

Overgordijnen per meter 120 cm breed (1.5x de breedte) € 7,83

Maakloon per baan € 8,14

Vitrage per meter (hoogte 1.50 – 1.80) (2x de breedte) € 5,02

Vitrage per meter (hoogte 2.2) (2x de breedte) € 6,28

Maakloon per meter € 5,96

Deken/dekbed eenpersoons € 81,49 Deken/dekbed tweepersoons € 131,64

Kussens € 15,66

De woonkamer

Vloerbedekking kamerbreed 4 meter per strekkende meter € 50,76

Legloon per strekkende meter € 8,80

Overgordijnen per meter 120 cm breed (1.5x de breedte) € 12,24

Maakloon per baan € 8,14

Vitrage per meter (hoogte 1.50 – 1.80) (2x de breedte) € 5,65

Vitrage per meter (hoogte 2.2) (2x de breedte) € 6,89

Maakloon per meter € 5,96

De vergoeding voor rolstoeltapijt is overeenkomstig de vergoeding voor vloerbedekking legloon in de woonkamer.