Groenbeleidsplan 2014-2024 – module Groenbeheer

Geldend van 05-03-2021 t/m heden

Intitulé

Groenbeleidsplan 2014-2024 – module Groenbeheer

1. Inleiding

In februari 2014 is de module Kaders van het Groenbeleidsplan 2014-2024 door de raad vastgesteld. Hiermee is een begin gemaakt met een nieuw plan voor de hele gemeente. De module Kaders vormt de basis voor de overige modules van het Groenbeleidsplan.

1.2 Opbouw groenbeleidsplan

Het groenbeleidsplan is opgebouwd uit verschillende modules. Het is een leidraad voor het ontwerpen, aanleggen, beheren en onderhouden van de groene openbare ruimte. Elke module behandelt een specifiek onderwerp.

In de module Kaders zijn de doelen en uitgangspunten gesteld waarbinnen de inrichting en het beheer van het (openbaar) groen in de gemeente Geldrop-Mierlo verder ontwikkeld worden. De voorliggende module Groenbeheer omschrijft de wijze waarop we de groenvoorzieningen in onze gemeente beheren.

De modulaire opbouw van het groenbeleidsplan maakt het gemakkelijk om modules in de toekomst afzonderlijk aan te passen en vast te stellen. Daarnaast kan het groenbeleidsplan ook eenvoudig worden aangevuld met nieuwe modules.

1.3 Doelstelling

Met het groenbeleid willen we een aantrekkelijke en duurzame groene woon- en leefomgeving realiseren en behouden. In de module Groenbeheer is vastgelegd met welke wijze van beheren we dit willen bereiken.

Naast de doelen duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid, cultuurhistorie en recreatie is ook een aantal uitgangspunten uit de module Kaders hierbij van toepassing. Hieronder staan ze beschreven.

Biodiversiteit

Groenvlakken en bomenstructuren vormen verbindingen voor allerlei dieren, groot en klein. Variatie in soorten zorgt voor grotere biodiversiteit. Maar ook het beheer is hierop van invloed, bijvoorbeeld door gefaseerd te maaien of niet te snoeien als bomen of planten in bloei staan.

Klimaat

Groen kan onderdeel zijn van oplossingen voor problemen die samenhangen met het klimaat en de veranderingen die hierin worden verwacht. Bij beslissingen die de hoeveelheid groen (binnen een gebied) raken, moet de invloed van groen op (de gevolgen van) het klimaat altijd als afweging worden meegenomen. Dit geldt voor nieuwe ontwikkelingen maar ook voor inrichting en beheer van groen en afhandeling van overlastmeldingen.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. In hoofdstuk 3 is te lezen wat de huidige kwaliteiten van het groen zijn. Hoofdstuk 4 laat de visie zien waarheen wordt gewerkt. In hoofdstuk 5 wordt dit vertaald naar visies per gebruiksgebied, waarna in hoofdstuk 6 worden omschreven wat die visie per gebruiksgebied betekent voor het onderhoud. In hoofdstuk 7 volgen de externe factoren die van invloed zijn op het beheer. Tot slot worden in hoofdstuk 8 de financiële consequenties beschreven.

2. Wet- en regelgeving

Op verschillende niveaus is wet- en regelgeving vastgesteld die betrekking heeft op het beheer van groen. Hieronder volgen de belangrijkste wetten en/of afspraken.

2.1 Wet Natuurbescherming

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet.

Bescherming van dieren en planten

De aanwezigheid van veel verschillende planten- en dierensoorten zorgt ervoor dat de natuur tegen een stootje kan. Sommige soorten, zoals vleermuizen, gierzwaluwen en steenuilen zijn kwetsbaar. In een dichtbevolkte samenleving als Nederland is daarom goede natuurbescherming belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.

Instandhouding houtopstanden

Het doel is het handhaven en uitbreiden van het oppervlak aan bosareaal, zowel uit het oogpunt van economische waarde als ter wille van het natuurschoon. Buiten de bebouwde kom wet Natuurbescherming kan de wet Natuurbescherming ook regels stellen om houtopstanden in stand te houden.

Gedragscode soortenbescherming

De wet Natuurbescherming verbiedt handelingen uit te voeren die een negatieve invloed hebben op beschermde flora en fauna. In beginsel geldt dit ook voor het uitvoeren van beheer en onderhoud van groen. Om te voorkomen dat voor elke handeling een ontheffing nodig is, biedt de wetgever de mogelijkheid om volgens een gedragscode te werken. Hierin wordt (procesmatig) omschreven hoe met risico’s omgegaan wordt in het kader van het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden.

Certificaat Barometer Duurzaam Terreinbeheer

De Barometer Duurzaam Terreinbeheer is een certificatiesysteem voor een duurzamer beheer van openbare ruimtes. Werken volgens de eisen van de Barometer is ambitieus, maar levert winst op voor het milieu; daar heeft iedereen belang bij.

Met het Barometercertificaat wordt aangetoond dat het terreinbeheer verantwoord en duurzamer wordt uitgevoerd. Het certificaat wordt gecontroleerd door een onafhankelijke partij.

3. Huidige situatie

Stap 1: Wat hebben we?

3.1 Kwaliteit van het openbaar groen

Zoals eerder in de inleiding omschreven, kent groen meerdere waarden en doelstellingen. Het is daarbij belangrijk te realiseren dat de beleving van groen voor iedereen anders is. Vanuit biodiversiteit mag er gerust meer (on)kruid staan in de beplanting of het gazon, maar dit geeft wel een ander beeld dan een plantsoen dat schoon geharkt is. Ditzelfde geldt voor het gebruik van het groen. Een trapveldje met grote kale plekken voor de goals ziet er minder netjes uit, maar is wel een teken dat het trapveldje volop gebruikt wordt. Rode lijn van deze module Groenbeheer is dat het beheer in de gemeente geen eenheidsworst hoeft te zijn. Accenten zijn gewenst op basis van de omgeving en het gebruik daarvan.

3.2 Sturing op beeldkwaliteit

CROW is een non-profit kennispartner voor (decentrale) overheden, aannemers en adviesbureaus. Zij hebben een beeldsystematiek ontwikkeld waarbij beeldkwaliteiten van verschillende beheergroepen worden benoemd. Op basis van deze beeldkwaliteiten kunnen werkafspraken gemaakt worden. Bijvoorbeeld het gras op het gazon mag niet langer worden dan 10 centimeter. Daarmee bepaalt de opdrachtgever niet hoe vaak er wordt gemaaid, maar wel wat het beeld buiten moet zijn.

De systematiek loopt van een beeldkwaliteit D (is feitelijk niets doen), tot en met een beeldkwaliteit A+ (beter gaat eigenlijk niet). In Geldrop-Mierlo wordt het groen in de centra onderhouden op kwaliteitsniveau A (Goed), de overige gebieden binnen de kom op niveau B (voldoende) en het buitengebied op niveau C (sober/schraal).

3.3 Kengetallen

In onderstaand schema staat globaal aangegeven welke hoeveelheden beheerd worden. Dit betreft de elementen die daadwerkelijk door de gemeente beheerd worden. In totaal wordt 228 hectare groen (exclusief bossen) beheerd.

Beheergroep

Eenheid

Hoeveelheid totaal

Bomen

Stuks

22.500

Hagen

are

702

Heesters

are

6.411

Bosplantsoen

are

4.031

Gras

are

11.689

4. Van visie naar uitvoering

Stap 2: Waar willen we naar toe en waar leggen we accenten?

Voor we kijken naar de gewenste situatie in het groen binnen onze gemeente, is het goed om te kijken waarom groen zo belangrijk is voor de samenleving. De waarden van groen lijken vanzelfsprekend maar realiseren we ons eigenlijk wel op hoeveel zaken groen een positieve invloed heeft?

Bij de beleving van groen denken we in eerste instantie aan het visuele beeld. Maar ook het klimaat, de luchtvochtigheid, de beschaduwing, schone en zuurstofrijke lucht, geluiden van bladeren en dieren en de geur bepalen de beleving van de ruimte. In een stad of dorp met een ruime mate van groen zullen de bewoners zich prettiger voelen. Maar er zijn meer aspecten waarop groen een positieve invloed heeft.

Deze aspecten zijn onder andere:

  • Sfeer en beleving

  • Sociale cohesie

  • Een gezonder leefklimaat

  • Het voorkomen van hittestress

  • Verbeteren van de luchtkwaliteit

  • Een betere waterhuishouding

  • Een betere ecologie

  • Minder criminaliteit

Voor een nadere toelichting op deze aspecten zie de module Kaders.

4.1 Uitgangspunten voor beheer

Kwaliteit

Er zijn verschillende manieren om tegen het begrip kwaliteit aan te kijken. In dit kader zijn vooral de technische kwaliteit en de beleving van belang.

Technische kwaliteit wordt behaald wanneer er geen kapitaalvernietiging plaatsvindt en wanneer de beoogde omlooptijd behaald wordt. Het onderhoud om de beoogde omlooptijd te behalen, is minimaal de beeldkwaliteit zoals die op dit moment (2019) is. Dat wil zeggen in de centra een A-kwaliteit, in het overige gebieden binnen de bebouwde kom een B-kwaliteit en daarbuiten een C-kwaliteit.

De technische kwaliteit alleen zegt niets over hoe inwoners het groen beleven. Een gemaaid gazon waarbij de obstakels niet zijn bijgemaaid, wordt vaak als slordiger ervaren dan een niet gemaaid gazon waarbij er weinig hoogteverschil is tussen de grassprieten. Naast de technische kwaliteit waarop met name gestuurd wordt, is de beleving een belangrijk onderwerp, vooral tijdens de inrichting, maar ook bij beheer en onderhoud.

Tot slot is het te behalen onderhoudsniveau een belangrijke randvoorwaarde bij de inrichting en soortkeuze. Vaste planten onderhouden op een C-niveau is nauwelijks haalbaar en bosplantsoen op een A-niveau onderhouden kan technisch gezien wel, maar bosplantsoen geeft niet het beeld dat je mag verwachten in bijvoorbeeld een centrum dat op een A-niveau wordt onderhouden.

Leefbaarheid & identiteit

De aanwezigheid van groen in de buitenruimte heeft een positief effect op de gezondheid van mensen; zowel op de fysieke als de geestelijke gezondheid. Groen is goed voor de gezondheid en daarmee voor de samenleving. Een groene omgeving nodigt uit tot bewegen (wandelen, sporten, spelen), ontspannen en ontmoeten. In deze tijd met veel overgewicht en een vergrijzende bevolking, is actief blijven van groot belang.

Het aanwezige type groen is onderdeel van de stedenbouwkundige opzet van de straat, buurt of wijk. Het maakt daarom integraal onderdeel uit van de beeldkwaliteit en draagt bij aan de identiteit van de locatie. Vooral met inrichting, maar ook met beheer en onderhoud is dit een belangrijk uitgangspunt.

Duurzaamheid

Op het vlak van groen is duurzaamheid van toepassing op de inkoop van materialen (bemesting, verduurzaamde palen enzovoorts), maar ook bij de inzet van machines (maaimachines, vrachtwagens, transportmiddel van de onderhoudsploeg) om het beheer en onderhoud uit te voeren.

Biodiversiteit

Biodiversiteit, en natuur in brede zin, levert talloze diensten en producten aan maatschappij en economie en is als zodanig onmisbaar voor het menselijk bestaan op aarde. Voorbeelden van zogenoemde 'ecosysteemdiensten' zijn bestuiving van voedselgewassen door insecten, houtvorming door bomen, waterzuivering, maar ook de natuurlijke schoonheid die je buiten kunt beleven.

Met de inrichting en het daaraan gekoppelde beheer moeten we rekening houden met biodiversiteit, niet alleen vanuit beleving, maar vooral vanuit de specifieke rol van een soort in het ecosysteem. Een voorbeeld hiervan is het aanplanten van drachtplanten waar insecten zoals bijen nectar of stuifmeel kunnen eten.

5. Visie per gebied

Stap 3: Wat is het einddoel?

De wijze van inrichten, maar ook het te voeren beheer is afhankelijk van de omgeving en het gebruik daarvan. In dit hoofdstuk wordt per gebied aangegeven wat het gewenste beeld is en hoe het beheer van de verschillende beheergroepen daarop aansluit.

5.1 Centrumgroen

Sierwaarde is voor dit groen de belangrijkste functie. Het groen moet er dan ook zeer verzorgd en kwalitatief goed uitzien. Dit houdt in dat er een intensief beheer moet worden gepleegd. Uitgevallen beplantingen moeten zo snel mogelijk worden vervangen en onkruidgroei en zwerfvuil in de groenvakken wordt niet getolereerd. Het gras in het centrum wordt als gazon onderhouden.

Centrumgroen

Omschrijving

Beeld

Netjes, strak, opgeruimd

Beeldkwaliteit

A-niveau

Kenmerk beheer

Intensief

Biodiversiteit

Minder belangrijk

Voorbeelden toe te passen beheergroepen

Wisselperken, vaste planten, heesters met grote sierwaarde en hagen.

5.2 Groenstructuur

De maatvoering van deze groenelementen geeft de gelegenheid om het beheer grootschalig aan te pakken. Het beheer is gericht op het bereiken van een gesloten beplanting waarin verschillende (inheemse) heestersoorten voorkomen. De vakken met een grotere sierwaarde bij de entrees van de plantsoenen dienen wel vrij van onkruid te blijven. Dit om de sierwaarde van de entrees hoog te houden. Het gras in de groenstructuur wordt onderhouden als gazon.

Uit ervaring is gebleken dat dit voor de gemeente Geldrop-Mierlo de meest onderhoudsvriendelijke manier van gazonbeheer is. Ook kan de gewenste recreatie op deze gazonvelden plaatsvinden. Stroken rond het bosplantsoen worden minder intensief gemaaid om kruidengroei te stimuleren.

Groenstructuur

Omschrijving

Beeld

Netjes, opgeruimd

Beeldkwaliteit

B-niveau

Kenmerk beheer

Matig intensief

Biodiversiteit

Belangrijk

Voorbeelden toe te passen beheergroepen

Bosplantsoen, heesters met solitairen, hagen, gazons en vaste planten langs doorgaande wegen.

5.3 Overig groen (buurtgroen)

Het beheer van het buurtgroen is geheel gericht op het voorkomen van overlast. De beplanting moet goed gesloten zijn om extreme onkruidgroei te voorkomen en de takken mogen niet over de rand van het vak hangen. Ook hier wordt het gras als gazon onderhouden. Belangrijk bij de sortimentskeuze is het bijbehorende beheer. De heesters die in deze vakken staan, mogen qua sortiment van elkaar verschillen maar alle soorten moeten wel zoveel mogelijk dezelfde beheerbehoefte hebben. Op deze manier kan een efficiënte en doelgerichte beheermethode worden opgesteld.

Buurtgroen

Omschrijving

Beeld

Netjes, opgeruimd

Beeldkwaliteit

B-niveau

Kenmerk beheer

Matig intensief, overlast voorkomen

Biodiversiteit

Belangrijk

Voorbeelden toe te passen beheergroepen

Bosplantsoen, heesters met solitairen en hagen.

5.4 Buitengebied

Het beheer van het groen in het buitengebied is geheel gericht op het voorkomen van overlast. Takken mogen bijvoorbeeld niet over de rand van het vak hangen. Gras wordt niet als gazon onderhouden en wordt hooguit twee maal per jaar gemaaid, behalve de meterstrook naast de weg, deze wordt vier maal per jaar gemaaid. De planning van het maaien wordt afgestemd op de tijdstippen waarop dit natuurtechnisch het beste kan.

Buitengebied

Omschrijving

Beeld

Natuurlijk

Beeldkwaliteit

C-niveau

Kenmerk beheer

Extensief

Biodiversiteit

Belangrijk

Voorbeelden toe te passen beheergroepen

Bosplantsoen, lang gras

6. Uitvoering

Stap 4: Hoe gaan we het einddoel behalen?

6.1 Werkzaamheden

Als uitwerking van dit beheerplan en op basis van de afgesproken kwaliteitsbeelden wordt een bestek gevuld. Hierin wordt per beheergroep aangegeven welke werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Een aantal voorbeelden zijn:

  • onkruidbestrijding

  • ruimen zwerfafval

  • blad ruimen

  • maaien van grassen

  • snoeien beplanting

6.2 Aanvullende uitgangspunten

Naast het reguliere onderhoud van de betreffende beheergroepen zijn de onderstaande uitgangspunten belangrijk om op te volgen om zo uitvoering te geven aan de doelstellingen op het gebied van biodiversiteit en ruimtelijke kwaliteit.

Gefaseerd werken

Ook in de module Groenbeheer is biodiversiteit een belangrijk onderdeel. Door bij het onderhoud van de beplanting rekening te houden met bloei en vruchtdracht (niet snoeien vlak voor of tijdens de bloei) wordt een positieve bijdrage geleverd aan de biodiversiteit. Maar ook gefaseerd snoeien en rekening houden met schuilplaatsen voor dieren levert een positieve bijdrage. Dit betekent dus ook een vak bosplantsoen niet voor 100% afzetten, maar dit over meerdere jaren faseren.

Ecologisch maaien

Ander onderdeel om een bijdrage te leveren aan biodiversiteit is ecologisch maaien. Dit gebeurt niet in de centra, maar in parken of andere grote groengebieden (afhankelijk van de gebruiksfunctie) en dan met name in het overgangsgebied naar het buitengebied en in het buitengebied zelf. Hierbij wordt rekening gehouden met het niet vlakdekkend maaien. Stroken blijven staan tot na 15 juni, andere gedeelten worden één of twee keer per jaar gemaaid. Diversiteit in beheer zorgt voor diversiteit in plantengroei en aanwezigheid van faunasoorten.

Aandacht voor soortspecifiek onderhoud

De ene heester bloeit op éénjarig hout, de andere op meerjarig. Rekening houden met het onderhoud, zoals snoei, bij een bepaalde soort, draagt veel bij aan de belevingswaarde van het groen. Binnen de bestekken en planningen dient die ruimte er dan ook te zijn.

7. Externe beïnvloeding

Stap 5: Waar liggen risico’s?

7.1 Ziekten en plagen

Er zijn verschillende ziekten en plagen bekend die voorkomen in het groen. Over het algemeen kan gesteld worden dat deze of een tijdelijke invloed hebben of geen bedreiging vormen voor de betreffende plant. Risicoperiode hierbij ligt vooral na aanleg (bijvoorbeeld taxus-kever); specifieke maatregelen voor dit stadium zijn opgenomen in de module Inrichting.

Op dit moment worden geen maatregelen genomen om ziekten en plagen te bestrijden of te voorkomen. Mochten er zich op dit gebied ontwikkelingen voordoen die daar wel aanleiding toe geven, dan zal daar op dat moment maatwerk voor worden geleverd.

7.2 Bestrijding exoten

Soorten flora en fauna die hier van nature niet voorkomen, bereiken met regelmaat ons land; door klimaatveranderingen, maar ook door globalisering of (onbewust) uitzetten door bewoners. Sommige soorten blijken in de praktijk een invasieve groei te kennen waardoor inheemse soorten verdrongen worden. Door onbekendheid, wet- en regelgeving en het (vooralsnog) ontbreken van natuurlijke vijanden is bestrijding van deze soorten soms problematisch.

In Geldrop-Mierlo worden invasieve exoten (zoals Japanse duizendknoop) in kaart gebracht en wordt de ontwikkeling gemonitord. Getracht wordt, binnen de mogelijkheden, om verdere verspreiding te voorkomen. Ontwikkelingen op het vlak van bestrijding worden gevolgd en wanneer betere bestrijdingsmethoden ontwikkeld worden, zal de afweging worden gemaakt deze in te zetten.

8. Optimaliseringskansen

Waar liggen nog verbeterkansen?

Omvormen plantvakken

Ook beplanting kent een technische levensduur. Wanneer een plantvak niet meer gesloten is, kost het steeds meer moeite om het gewenste kwaliteitsbeeld te behalen. Er komt een moment waarop wordt overgegaan tot het vervangen van de beplanting door nieuwe beplanting. De nieuwe beplanting moet passen in de stedenbouwkundige opzet van die buurt of wijk. Ook de kwaliteitsbeelden zoals die gehanteerd worden in deze module Groenbeheer bepalen mede de toe te passen beplantingen en soorten. Zie hiervoor de module Inrichting. Door beplantingen op tijd te vervangen, wordt voorkomen dat een slecht beeld ontstaat.

Verwijderen verharding en vergroenen

Er is ook op andere vlakken een efficiëntieslag te behalen. Door verhard oppervlak waar weinig gebruik van wordt gemaakt, om te vormen naar groen. Dit biedt meerdere voordelen:

  • Bij weinig gebruik groeit er veel onkruid op verharding. Dit leidt tot relatief hoge kosten om onkruid te verwijderen.

  • Vergroenen draagt bij aan biodiversiteit.

  • Groen biedt beter dan verharding ruimte om water te laten infiltreren.

  • Groen levert een bijdrage aan het terugdringen van hittestress.

Achterstallige vervangingen

Door bezuinigingen in het verleden zijn veel plantvakken nu hun vervangingsmoment gepasseerd. Dit betekent dat een inhaalslag nodig is om, door het vervangen van beplantingen, het beheer op orde te krijgen.

Ondertekening