Regeling vervallen per 26-07-2014

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel 2013

Geldend van 30-11-2013 t/m 25-07-2014

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel 2013

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel

BESLUIT:

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      Voorziening: hulp bij het huishouden, een woonvoorziening, een rolstoelvoorziening of een vervoersvoorziening. Bij het bepalen van een voorziening wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en de behoefte van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet, alsmede met de capaciteit van deze persoon om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien en die op basis van een individuele aanvraag toegekend wordt door de gemeente;

    • c.

      Bruto-inkomen in het kader van de vaststelling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van een voorziening: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.1 eerste lid Besluit maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      Netto-inkomen in het kader van de vaststelling van de toegang tot het CVV voor de doelgroepen 65+ en overig of voor de vaststelling van het algemeen gebruikelijk zijn van voorzieningen in relatie tot het inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 2 van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel 2013;

    • e.

      Norminkomen: de normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar.

    • f.

      Inkomensgrens: de grens die gevormd wordt door 1,25 maal het van toepassing zijnde norminkomen;

    • g.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

    • h.

      Persoonsgebonden budget: een budget in de vorm van een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gemert-Bakel 2013 en dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

    • i.

      Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

    • j.

      Maximale periodebijdrage: het maximumbedrag aan eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten dat een aanvrager per periode van vier weken betaalt gebaseerd op het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner in het peiljaar;

    • k.

      Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een persoon

      maatschappelijke ondersteuning wordt verleend (voor 2013 is het peiljaar 2010);

    • l.

      Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens of periodiek die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;

    • m.

      Gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een

      vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;

    • n.

      Normbedrag: een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding;

    • o.

      Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel;

    • p.

      Besluit maatschappelijke ondersteuning: de Algemene Maatregel van Bestuur waarin nadere regels gesteld zijn ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • q.

      Beleidsregels Wmo: Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel 2013;

  • 2. Alle bedragen die in dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel 2013 genoemd worden zijn netto bedragen, inclusief Btw, tenzij anders is vermeld.

Artikel 2 Inkomensberekening in verband met vaststelling inkomen

Het netto-inkomen van de aanvrager ter vaststelling van de toegang tot CVV voor de doelgroepen 65+ en overig, of voor de vaststelling van het algemeen gebruikelijk zijn van voorzieningen in relatie tot het inkomen, wordt als volgt vastgesteld:

  • 1.

    Uitgangspunt voor het berekenen van het inkomen is de loon- of uitkeringspecificatie over de betaalperiode direct voorafgaande aan de datum van de aanvraag (exclusief vakantiegeld).

  • 2.

    Vervolgens wordt het jaarinkomen berekend, waarbij rekening wordt gehouden met de periode waarover het salaris wordt uitbetaald:

    • *

      salaris per maand x 12

    • *

      salaris per week x 52

    • *

      salaris per vier weken x 13

    • *

      salaris per kwartaal x 4

    • *

      salaris per dag x 260

Als er sprake is van een wisselend inkomen dan moet een redelijke termijn in acht worden genomen waarover het netto inkomen kan worden vastgesteld.

  • 3.

    Het jaarinkomen van een zelfstandig ondernemer wordt bepaald aan de hand van de boekhouding over de laatste 3 boekjaren, tenzij dit inkomen geen juiste weergave biedt van het besteedbaar inkomen in het jaar waarin de aanvraag op grond van de verordening wordt ingediend.

  • 4.

    Is er sprake van aanvullende bijstand dan wordt uitgegaan van de bijstandsnorm omdat bij deberekening van de bijstand al rekening wordt gehouden met alle mogelijke inkomsten en kosten.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het netto-inkomen wordt de rente uit vermogen als inkomen inaanmerking genomen. Hierbij wordt het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB (Wet Werk en Bijstand) buiten beschouwing gelaten. Van dit inkomen uit vermogen wordt de eventueel verschuldigde vermogens-rendementsheffing (= 1,2% van het totale vermogen) afgetrokken.

  • 6.

    Indien sprake is van een minderjarige aanvrager moet worden uitgegaan van het inkomen van de ouders. De berekening zoals hierboven beschreven wordt dan gehanteerd.

Artikel 3 Norminkomens en inkomensgrenzen

Voor het vaststellen van de inkomensgrenzen worden de norminkomens voor de onderstaande leefvormen gehanteerd:

  • *

    Gehuwden beiden tot 65 jaar

  • *

    Alleenstaande ouder tot 65 jaar

  • *

    Alleenstaanden tot 65 jaar

  • *

    Gehuwden beide, of 1 persoon, 65 jaar of ouder

  • *

    Alleenstaande ouder 65 jaar of ouder

  • *

    Alleenstaande 65 jaar of ouder

De inkomensgrens wordt vervolgens vastgesteld op 1,25 x het norminkomen voor de betreffende leefvorm.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 4 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. De aanvrager is vooraf door de gemeente op een neutrale wijze geïnformeerd over de onderscheidende elementen van het persoonsgebonden budget of zorg in natura.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      van tevoren te voorzien is dat een voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden als gevolg van bijvoorbeeld een progressief ziektebeeld. In dat geval vindt verstrekking van de voorziening altijd in natura plaats.

    • c.

      de aanvrager eerder een PGB is verleend op grond van de verordening en de aanvrager zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen.

  • 4. De voorwaarden verbonden aan het persoonsgebonden budget en de regels omtrent verantwoording worden vastgelegd in de beschikking.

  • 5. Ter verantwoording van het uitbetaalde persoonsgebonden budget is de budgethouder verplicht om op verzoek van het college, binnen de door het college gestelde termijn, bewijsstukken in te dienen. Het betreft, in ieder geval, de volgende bescheiden:

    • 1.

      Voor zover het een aangeschafte voorziening betreft:

      - Nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

      - Betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening;

    • 2.

      Voor zover het hulp bij het huishouden betreft:

      - Een ondertekende overeenkomst tussen budgethouder en hulp(en);

      - Ingevulde Pgb-verantwoordingsformulieren over de gevraagde periode;

      - Bewijzen van betaling betreffende de gevraagde periode (bijv. bankafschriften).

  • 6.

    • a.

      Na ontvangst van de in het vijfde lid genoemde bescheiden beoordeeld het college of er aanleiding bestaat het besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget in te trekken.

    • b.

      Indien genoemde bescheiden niet of niet tijdig worden ingeleverd kan dat er toe leiden dat het besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken.

    • c.

      Na intrekking van het besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget kunnen reeds uitbetaalde bedragen geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd of verrekend.

Artikel 5 Vaststelling recht en hoogte van persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen in natura

  • 1.

    • a.

      De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een voorziening in natura wordt vastgesteld op de hoogte van de kosten die het college voor deze voorzieningen verschuldigd is conform de hulpmiddelencontracten.

    • b.

      Verzekering en onderhoud maken geen deel uit van het persoonsgebonden budget.

    • c.

      Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, voor vergelijkbare voorzieningen.

  • 2. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de technische levensduur van de betreffende voorziening. Binnen deze termijn wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een persoonsgebonden budget of een voorziening in natura verstrekt. Uitzondering hierop is van toepassing in situaties waarin de beperkingen van de aanvrager dusdanig veranderd zijn dat de reeds verstrekte voorziening niet meer compenserend is.

  • 3. Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, zonder vergoeding van eventueel door de klant ingebrachte eigen middelen, door het college worden teruggevorderd en voor herverstrekking beschikbaar gesteld.

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor Hulp bij huishouden

  • *

    Voor de vaststelling van de hoogte van het PGB-uurtarief wordt aansluiting gezocht bij het wettelijk minimumloon als een erkende landelijke standaard.

  • *

    De hoogte van het PGB-uurtarief is een afgeleid percentage van het minimumloon. Door deze koppeling met het minimumloon vindt jaarlijks automatisch indexering van de hoogte van het PGB-uurtarief plaats.

  • *

    Het uurtarief wordt jaarlijks alleen per 1 januari aangepast en tussentijdse aanpassingen van het minimumloon worden niet doorberekend.

    • a.

      HBH 1 is vastgesteld op 150% van het minimum uurloon.

    • b.

      HBH 2 is vastgesteld op 185% van het minimum uurloon

      Het minimumuurloon is gelijk aan het minimumloon per week vermeerderd met 8% vakantietoeslag plus 7,69% toeslag vakantie-uren gebaseerd op een 38-urige werkweek.

Artikel 7 Uitbetaling bedrag persoonsgebonden budget voor Hulp bij het huishouden

Uitbetaling van het bedrag van een persoonsgebonden budget voor persoonlijke ondersteuning vindt in alle gevallen plaats per periode van 4 weken.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 8 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

Het CAK berekent en int de eigen bijdrage, zoals bedoeld in artikel 11. van de verordening. De omvang van de eigen bijdrage en eigen aandeel wordt berekend aan de hand van het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (algemene maatregel van bestuur).

Artikel 9 Duur oplegging eigen bijdrage en eigen aandeel

  • * De vaststelling van het eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming in de kosten van een (bouwkundige of woontechnische) woonvoorziening aan een woning die in eigendom is van de aanvrager, geschiedt gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken. Het totaal van het eigen aandeel mag niet meer bedragen dan de kostprijs.

  • * De vaststelling van de eigen bijdrage van in eigendom verstrekte roerende zaken mag eveneens maximaal voor de duur van 39 perioden van 4 weken. Hierbij mag het totaal van de eigen bijdrage niet meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

  • * Voor de eigen bijdrage voor voorzieningen die niet in eigendom worden verstrekt, maar in bruikleen, geldt geen maximumperiode.

  • * Bij het verstrekken van een Pgb verkrijgt belanghebbende weliswaar indirect de eigendom van de voorziening, maar is er geen sprake van “verstrekken in eigendom”. Voor de eigen bijdrage die opgelegd wordt bij een persoonsgebonden budget, geldt geen maximumperiode maar deze mag niet meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

  • * Voor bouwkundige of woontechnische aanpassingen aan een woning die niet in eigendom is van de aanvrager, geldt geen maximale termijn voor het vragen van een eigen bijdrage. Hierbij mag het totaal van de eigen bijdrage niet meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 10 Niet toepassen primaat verhuizing

Van het primaat van de verhuizing als bedoeld in artikel 20. van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel, wordt afgezien indien de noodzakelijke aanpassingskosten lager zijn dan € 10.000,=

Artikel 11 Vaststelling financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen

  • 1. De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen dient te voldoen aan in een Programma van Eisen op te nemen voorwaarden.

    Verder geldt dat de hoogte van een financiële tegemoetkoming gekoppeld is aan de tegenwaarde van de te verstrekken goedkoopst compenserende voorziening.

  • 3. Als de individuele voorziening een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte betreft, dan wordt de financiële tegemoetkoming hiervoor verleend aan de eigenaar van de woonruimte.

Artikel 12 Terugbetaling bij verkoop

Het minimumbedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing waarbij de terugbetalingsverplichting geldt, is € 10.000,=

Het afschrijvingsschema waarop de terugbetaling van de aanpassingskosten van de woning worden afgestemd is als volgt;

  • -

    voor het eerste jaar : 100% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het tweede jaar : 90% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het derde jaar : 80% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het vierde jaar : 70% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het vijfde jaar : 60% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het zesde jaar : 50% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het zevende jaar : 40% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het achtste jaar : 30% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het negende jaar : 20% van de aanpassingskosten

  • -

    voor het tiende jaar : 10% van de aanpassingskosten

Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dan de verstrekte vergoeding voor de woonvoorziening(en).

Ter illustratie van de toepassing van de afschrijvingsregeling het volgende voorbeeld: indien een woning is aangepast voor € 42.000,-- en de eigenaar verkoopt deze woning na vijf jaar, dan dient hij 50 procent van de aanpassingskosten minus € 10.000,-- terug te betalen. Dit percentage is berekend door de totale aanpassingskosten na aftrek van € 10.000,-- te stellen op 100 procent en dit te verminderen met een afschrijving van 50 procent (5 jaar maal 10 procent). De berekening luidt als volgt: € 42.000,-- minus € 10.000,-- = € 32.000,-- x 50% = € 16.000,--. De termijn van tien jaar ligt ruim beneden de in de bouwwereld algemeen gebruikelijke afschrijvingstermijn van (afhankelijk van het soort bouwwerk) 12 tot 20 jaar.

Artikel 13 Eigen aandeel en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1.

    a) De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en (her)inrichting bedraagt voor de onderdelen 1 t/m 3 van art. W002, € 3.500,=. Voor onderdeel 4 van art. W002 bedraagt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en (her)inrichting € 10.000,=. Er is voor de onderdelen 1 t/m 4 geen sprake van een eigen aandeel.

    b)De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming bij weigeren van verhuizen bedraagt € 10.000,=.

  • 2.

    De hoogte van het eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening is gelijk aan de berekening conform artikel 8 van dit Besluit.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie bij woonvoorzieningen wordt verleend, indien:

  • *

    de woonvoorziening krachtens deze verordening, de aan deze verordening voorafgaande verordeningen, Wvg-verordeningen of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend, en;

  • *

    het onderhoud, de keuring of de reparatie betrekking heeft op een:

    • -

      traplift (stoellift of rolstoellift, beweegt langs de trap);

    • -

      sta-plateaulift;

    • -

      woonhuislift;

    • -

      hefplateaulift;

    • -

      balanslift;

    • -

      plafondlift;

    • -

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel en in hoogte verstelbaar toiletblok en alle overige krachtens de Wvg of Wmo verstrekte mechanische voorzieningen;

    • -

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud en reparatie worden vergoed na het overleggen van de nota en betaalbewijs.

Artikel 14 Kosten van tijdelijke huisvesting

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

  • 2. De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.

Artikel 15 Kosten van huurderving

  • 1. Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 10.000,--.

  • 2. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving wordt vastgesteld op basis van de kosten van de kale huur van de woonruimte. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming is daarbij echter nooit hoger dan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.

  • 3. De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten kan worden verstrekt, bedraagt 5 maanden (nadat de kosten voor de eerste maand door de woningeigenaar zelf zijn opgevangen). Er is een mogelijkheid tot verlenging van deze periode van 5 maanden, voor ten hoogste 3 maanden, indien vast staat dat de woning in deze periode zal worden toegewezen aan een cliënt met beperkingen.

Artikel 16 Plafondbedrag woningaanpassingen

De hoogte van het plafondbedrag voor grote woningaanpassingen bedraagt € 45.000,=. Aanpassingskosten boven dit plafond komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 17 Vermogensdrempel bij woningaanpassingen

De hoogte van de vermogensdrempel wordt als volgt berekend;

  • -

    uitgaan van de vermogensvrijlating bij eigen woning in Wet werk en bijstand (€ 46.900,= 2012)

  • -

    uitgaan vermenigvuldigingsfactor zoals gehanteerd wordt bij bepalen drempel bij vervoersvoorzieningen. (1,25 x)

De vermogensdrempel komt daarmee in 2012 op 1,25 x € 46.900,- = € 57.750,-.

Bedraagt de overwaarde in de woning meer dan dit bedrag, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Belanghebbende wordt geacht zelf de kosten van de aanpassing te kunnen voldoen.

De verkoopwaarde van de woning wordt gebaseerd op de actuele WOZ-waarde van de woning.

Artikel 18 Financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 22. lid 2 tot en met lid 5 van de verordening, bedraagt € 4.500,=.

Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 19 Omvang vervoersvoorzieningen

  • 1. Het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) is er voor iedereen, maar de gemeente subsidieert alleen (een deel van) de meerkosten van een CVV ten opzichte van het openbaar vervoer, voor degene, die tot de Wmo-doelgroep behoort, of 65+ is en/of wiens inkomen niet meer dan 1,25 maal de voor hem geldende bijstandsnorm bedraagt.

  • 2. De standaardnorm voor een CVV-pas, bij een normale vervoersbehoefte, bedraagt 700 zones. Hiermee kan gereisd worden binnen de regio rondom Gemert-Bakel, zijnde 5 zones vanaf het thuisadres van de reiziger.

  • 3. Wanneer zéér duidelijk is dat de standaardvergoeding voor een cliënt niet toereikend is om zijn sociale contacten te onderhouden, kan de gemeente bij wijze van uitzondering een hoger vergoeding verstrekken. Deze situaties worden individueel beoordeeld.

  • 4. Ook bij jongeren wordt de omvang van de behoefte in principe individueel bepaald. Als regel wordt, in verband met een beperkte zelfstandige vervoersbehoefte uitgegaan van de volgende vergoedingen:

    • o

      voor de groep van 0-4 jaar, geen vergoeding

    • o

      voor de groep van 5 t/m 11 jarigen, 50 % van de 700 zones = 350 zones

    • o

      voor de groep van 12 tot 15 jarigen, 75% van de 700 zones = 525 zones

  • 5. Voor verstandelijk gehandicapten, slechtzienden en personen met vergelijkbare handicaps die geacht worden met begeleiding gebruik te maken van het openbaar vervoer, wordt een halve norm toegekend. Dit is bedoeld om hen de mogelijkheid te bieden zelfstandig te reizen met het CVV zonder begeleiding.

Artikel 20 Hoogte financiële tegemoetkoming bij contra-indicatie voor CVV

Voor personen met een beperking, met een indicatie voor een vervoersvoorziening, maar een contra-indicatie voor een collectieve vervoersvoorziening (zij kunnen er geen gebruik van maken), geldt de volgende financiële tegemoetkoming:

  • 1.

    In geval van indicatie voor gewone taxi of auto € 1.037,22

  • 2.

    In geval van indicatie voor rolstoeltaxi € 1.572,18

  • 3.

    In geval van indicatie voor bruikleenauto € 260,00

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 21 Sportrolstoel

De vergoeding voor een sportrolstoel of sporthulpmiddelen zoals bedoeld in artikel 29. lid d. wordt 1 x per 3 jaar verstrekt in de vorm van een gemaximeerde financiële tegemoetkoming ter hoogte van € 2.500,=.

Hoofdstuk 7 Kindervoorzieningen

Artikel 22 Basisbedragen voor baby/kindervoorzieningen

Baby/kindvoorzieningen die meer kosten dan de hieronder genoemde basisbedragen, komen voor vergoeding van de meerkosten in aanmerking:

box

€ 140

buggywagen

€ 100

kinderstoel

€ 100

combiwagen 

€ 400

autostoeltje 

€ 180

commode

€ 120

Bron: www.nibud.nl (2013)

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 23 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt conform artikel 32. van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel, bij het onderzoek, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • *

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • *

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen;

  • *

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • *

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • *

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Teneinde de aard en de omvang van gebruikelijke zorg in relatie tot een eventuele aanspraak op hulp bij het huishouden eenduidig te bepalen, wordt het door de gemeente gehanteerde “Protocol gebruikelijke zorg” en “Protocol indicatiestelling voor hulp bij het huishouden” gevolgd.

Artikel 24 Kosten gehandicaptenparkeerkaart

De gehandicaptenparkeerkaart is een samenhangend product aan de individuele verstrekkingen Wmo. Er gelden in deze echter wettelijke landelijke criteria voor toewijzing.

Indien een aanvrager in aanmerking wil komen voor een gehandicaptenparkeerkaart moet hij /zij legeskosten betalen. De legeskosten zijn gebaseerd op de kosten van medisch advies en de kostprijs van het document, het bedrag is opgenomen in de legesverordening van de gemeente Gemert-Bakel.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 25 Indexering

Het college kan jaarlijks de in dit besluit genoemde bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal bureau voor de Statistiek.

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Dit besluit treed in werking direct na datum publicatie. Het “Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gemert-Bakel 2012” wordt gelijktijdig ingetrokken.

Aanvragen ontvangen voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden afgehandeld op basis van voornoemd besluit.

Artikel 28 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemert-Bakel 2013”.

Ondertekening

Gemert, 19 november 2013.
Het college van burgemeester en wethouders,
De secretaris, de burgemeester,
A.A.T.G. Jansen MBA drs. J. van Zomeren