Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening jeugdhulp gemeente Gemert-Bakel

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Gemert-Bakel

De raad van de gemeente Gemert-Bakel,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 30 september 2014;

gelet op de Gemeentewet, artikel 149 en artikelen 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1, vierde lid en 12.4 tweede lid, van de Jeugdwet;

B e s l u i t :

Vast te stellen de

Verordening Jeugdhulp gemeente Gemert-Bakel:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Jeugdwet;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders

  • c.

    jeugdhulp:

    1° ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

    2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en

    3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;

  • d.

    andere voorziening: een voorziening niet vallend onder de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • e.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid van deze verordening;

  • f.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

  • g.

    het gesprek: Het gesprek als bedoeld in artikel 3.2 van deze verordening;

  • h.

    hulpvraag: de behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • i.

    gezinsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • j.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • k.

    opvoedondersteuners: Een professional in opvoeden en opgroeien, die normaliseert en ondersteunt waar nodig, waarbij het gezin en het netwerk daaromheen zoveel mogelijk aangesproken wordt op hun eigen kracht;

  • l.

    Jeugd en gezinswerkers: Een professional in intensieve ambulante hulpverlening aan gezinnen met complexe hulpvragen op meerdere leefgebieden;

  • m.

    specialistische ondersteuning: Een professional in kortdurende complexe en intensieve specialistische, of langdurige begeleiding en ondersteuning of ondersteuning en diagnostiek;

  • n.

    Besluit: besluit Jeugdwet.

Artikel 1:2 Doelgroep

De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor:

  • a.

    jeugdigen die hun woonplaats in gemeente Gemert-Bakel hebben en hun ouders;

  • b.

    jeugdige vreemdelingen die rechtmatig verblijven in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet en die hun woonplaats hebben in gemeente Gemert-Bakel, en hun ouders, met inachtneming van artikel 1.2 vierde lid Besluit Jeugdwet;

  • c.

    jeugdige vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland maar verblijven in gemeente Gemert-Bakel, met inachtneming van artikel 1.2 tweede en derde lid van het Besluit Jeugdwet..

Artikel 1:3 Besluitvorming, nadere regels en nadere voorwaarden

  • 1. Voor zover in deze verordening geen beperkingen zijn opgelegd is het college bevoegd tot alle besluiten ter uitvoering van deze verordening en de wet.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast en andere voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke nadere besluiten.

Hoofdstuk 2 ondersteuningsvormen en toegang van jeugdhulp

Artikel 2.1 Vormen van voorzieningen

  • 1. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      intramurale behandeling;

    • b.

      jeugdbescherming;

    • c.

      jeugdreclassering;

    • d.

      verblijf deeltijd / dagbehandeling

    • e.

      specialistische ondersteuning;

    • f.

      Jeugd en Gezinswerkers;

    • g.

      en andere hier niet genoemde individuele voorzieningen.

  • 2. Naast de verstrekking van in het voorgaande lid genoemde individuele voorzieningen, zijn overige voorzieningen voor jeugdigen en ouders beschikbaar. Hieronder vallen onder andere de Opvoedondersteuners, Maatschappelijk werk, Welzijnswerk, de jeugdgezondheidszorg, en de GGD.

  • 3. Voor zover de in het vorige lid genoemde overige voorzieningen beschikbaar en passend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

  • 4. Het college stelt bij nadere regels vast welke overige en individuele voorzieningen er beschikbaar zijn.

Artikel 2.2 Toegang tot voorzieningen via de opvoedondersteuner

  • 1. De opvoedondersteuner kan de jeugdigen en ouders met een hulpvraag verwijzen naar een overige voorziening, als en voor zover genoemde opvoedondersteuner van oordeel is dat inzet van een overige voorziening noodzakelijk is.

  • 2. De opvoedondersteuner kan de jeugdigen en ouders met een hulpvraag verwijzen naar een Jeugd en Gezinswerker.

Artikel 2.3 Toegang tot voorzieningen via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen Jeugdigen en ouders met een hulpvraag verwijzen naar een overige voorziening of een individuele voorziening.

  • 2. De jeugdhulpaanbieder zal, bij een verwijzing door de huisarts, medische specialist en jeugdarts naar een individuele voorziening, beoordelen of de inzet van die individuele voorziening noodzakelijk is.

  • 3. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 3.5.

Artikel 2.4 Toegang tot voorzieningen via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen het college verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een door het college bij beschikking te verlenen individuele voorziening als bedoelt in artikel 2.1, eerste lid, onder a tot en met e en g van deze verordening.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de toekenning of afwijzing van de individuele voorziening, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f vast in een beschikking als bedoeld in artikel 3.5 van deze verordening.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening , als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid van deze verordening.

Hoofdstuk 3 Het gesprek en de aanvraag bij een individuele voorziening.

Artikel 3.1 Gespreksvoorbereiding

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 3.2, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor het gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gespreksvoorbereiding als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.2 Het gesprek

  • 1. Voor zover noodzakelijk onderzoekt het college zo spoedig mogelijk na de gespreksvoorbereiding in het gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders; a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van het gesprek.

Artikel 3.3 Het gezinsplan

  • 1. Het college zorgt indien noodzakelijk voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, als bedoeld in artikel 3.2 van deze verordening, in de vorm van een gezinsplan.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.4 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening mondeling, schriftelijk, telefonisch, of elektronisch indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend gezinsplan aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 3.5 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd.

  • 3. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 4. Verstrekkingsvorm PGB

Artikel 4.1 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. De maximale hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura, tenzij dit bedrag niet toereikend is om passende hulp in te kopen.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen;

    • a.

      over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld,

    • b.

      onder welke voorwaarden een pgb verstrekt zal worden.

    • c.

      onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen rond onderzoek, besluitvorming, herziening intrekking, beeindiging en terugvordering.

Artikel 5.1 Advisering en medewerking

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een individuele voorziening, de jeugdige of ouders:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      het een aanvraag betreft van een jeugdige of ouders die niet eerder een individuele voorziening heeft gehad dan wel met wie niet eerder een gesprek is gevoerd.

    • b.

      het een aanvraag betreft van een jeugdige of ouders die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek heeft gevoerd, maar waarvan de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een individuele voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

  • 3. Een individuele voorziening kan worden afgewezen, indien een jeugdige of de ouders niet voldoet aan de in de voorgaande leden gestelde voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 5.2 Nieuwe feiten en omstandigheden

Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

Artikel 5.3 Herziening, intrekking of beëindigen

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken of beëindigen als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 2. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 5.4 Terugvordering en invordering

  • 1. Als het college een beslissing op grond van artikel 5.3, eerste lid onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 2. Als het college een beslissing op grond van artikel 5.3, tweede lid, heeft ingetrokken kan het college van degene de geldswaarde vorderen van het genoten pgb voor de bekostiging van de voorziening.

  • 3. Bij de invordering van de ten onrechte verleende geldsom maakt het college, indien mogelijk, gebruik van haar bevoegdheid tot verrekening met in de toekomst uit te betalen pgb’s. Bij invordering wordt rekening gehouden met de regels van de 4e tranche Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5.5 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 5.6 Klachtregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 5.7 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Krachtens de verordening tot het instellen van de WMO-adviesraad Gemert-Bakel betrekt het college, ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste lid.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Gemert-Bakel van 6 november 2014.
de raad voornoemd,
de griffier,de voorzitter,
P.G.J.M. van BoxtelDrs. J. van Zomeren