Regeling vervallen per 31-01-2019

Nadere regels Re-integratieverordening ParticipatiewetGemert-Bakel 2015

Geldend van 16-01-2016 t/m 30-01-2019

Intitulé

Nadere regels Re-integratieverordening ParticipatiewetGemert-Bakel 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel,

gelet op het bepaalde in artikel 5 lid 1 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015,

besluit:

I Vast te stellen de Nadere regels Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015.

II In te trekken de Nadere regels Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ Gemert-Bakel 2012.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      Arbeidsovereenkomst:een overeenkomst als benoemd in artikel 7: 610 Burgerlijk Wetboek;

    • b.

      Belanghebbende:de persoon uit de doelgroep die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • c.

      Doelgroep:personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet;

    • d.

      Jongeren:uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers niet ouder dan 27 jaar;

    • e.

      Loonwaarde:vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

    • f.

      Nuggers:niet-uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 6, onder a, Participatiewet;

    • g.

      Re-integratie instrumenten : de voorzieningen die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning en voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet;

    • h.

      Stimuleringspremie :een premie die wordt verstrekt met als doel een persoon via een regulier dienstverband in dienst te nemen;

    • i.

      Traject:de aaneenschakeling van re-integratie instrumenten, welke met de belanghebbende is overeengekomen, dan wel door het college aan de belanghebbende is opgelegd ter bevordering van de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie;

    • j.

      Verordening:Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015

    • k.

      Wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag;

    • l.

      W erkgever:een natuurlijk persoon of rechtspersoon in de publieke of in de commerciële sector die met de werknemer een dienstverband aangaat;

    • m.

      W erknemer: een persoon met wie een arbeidsovereenkomst is gesloten

  • 2. De begripsbepalingen van de Participatiewet alsmede van de verordening zijn op deze Nadere regels van toepassing, tenzij daarvan in de begripsbepalingen uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.2 Doelstelling en reikwijdte

  • 1. In deze Nadere regels wordt de ondersteuning die het college biedt bij de arbeidsinschakeling van werkloze belanghebbenden behorende tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder c nader uitgewerkt.

  • 2. De opdracht om de ondersteuning als bedoeld in het eerste lid te bieden vloeit voort uit artikel 7 van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Vormen van ondersteuning

Artikel 2.1. Ondersteuning

Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een traject, waarbij zo nodig re-integratie-instrumenten kunnen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

Artikel 2.2 Werkstage

  • 1. Het college kan aan een persoon uit de doelgroep een werkstage als bedoeld in artikel 6 van de Re integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan de werkstage aanbieden aan een persoon uit de doelgroep met een verwachte loonwaarde hoger of gelijk aan 30% van het wettelijk minimumloon.

Artikel 2.3 Sociale activering

  • 1. Het college kan aan een persoon uit de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering als bedoeld in artikel 7 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015.

  • 2. De duur van de sociale activering wordt afgestemd op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

  • 3. Aan de activiteiten als bedoeld in het eerste lid wordt als voorwaarde gesteld dat deze worden aangeboden aan werkzoekenden uit de doelgroep met een arbeidsbeperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt met een verwachte loonwaarde tot en met 80% van het wettelijk minimumloon.

  • 4. Aan de activiteiten als bedoeld in het eerste lid wordt als voorwaarde gesteld dat er een trajectplan wordt opgesteld waarin wordt opgenomen de duur en welk onderdeel van sociale activering wordt ingezet.

Artikel 2.4 Detacheringsbaan

  • 1. Een detacheringsbaan zoals bedoeld in artikel 8 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 kan aangeboden worden aan een werkzoekende met een arbeidsbeperking of een grote afstand tot de arbeidsmarkt met een verwachte en nadien vastgestelde loonwaarde van 30 tot en met 80% van het wettelijk minimumloon.

  • 2. De detacheringsbaan kan gesubsidieerd worden door het college middels het instrument loonkostensubsidie waarbij het werkgeverschap is opgedragen aan een private rechtspersoon die de werkzoekende in dienst neemt en vervolgens detacheert bij een inlener.

  • 3. In een detacheringsovereenkomst die de inlener en de uitvoerder aangaan wordt overeengekomen dat een gedetacheerde werkzaamheden zal verrichten ten behoeve van de inlener tegen betaling van een overeengekomen bedrag (inleenvergoeding) die gebaseerd wordt op de verdiencapaciteit van de werknemer.

  • 4. Het organiseren van werk via (groep-) detachering is een variant van een detacheringsbaan als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.5 Scholing

  • 1. Het college kan, op basis van een individuele beoordeling, als onderdeel van een re-integratietraject, de kosten van scholing zoals bedoeld in artikel 9 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 vergoeden.

  • 2. Bij het vaststellen van de scholingsbehoefte wordt in overleg met de belanghebbende gekeken naar het bestaand opleidingsniveau, huidig arbeidsmarktperspectief, mogelijkheden en motivatie van belanghebbende en het arbeidsperspectief na de opleiding.

  • 3. Voor de inzet van scholing wordt uitgegaan van de kortste weg naar werk.

  • 4. Scholing mag in beginsel niet langer duren dan twee jaar.

  • 5. Scholing inzetten ten behoeve van positieverbetering wordt niet toegekend.

  • 6. Scholing wordt opgenomen als een onderdeel van de re-integratievoorziening.

  • 7. Aan jongeren tot 27 jaar zonder een startkwalificatie kan een opleiding op minimaal MBO niveau 2 worden aangeboden. Indien mogelijk wordt deze opleiding op beroepsbegeleidende leerweg (BBL niveau) aangeboden.

  • 8. Het college kan aan belanghebbende een vergoeding toekennen voor de gemaakte kosten voor studiemiddelen ten behoeve van, door het college aangeboden, noodzakelijke scholing, voor zover het college de studiemiddelen noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals bedoeld in de re-integratieverordening;

  • 9. De vergoeding als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal de hoogte van de noodzakelijke kosten volgens de opgave van de instelling die de scholing verzorgt.

Artikel 2.6 Participatieplaats en scholing in combinatie met participatieplaats

  • 1. Het college kan aan een persoon van 27 jaar of ouder zoals bedoeld in artikel 10a, eerste lid, Participatiewet, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten met behoud van uitkering gedurende maximaal twee jaar. Dergelijke additionele werkzaamheden worden participatieplaatsen genoemd. Het betreft hier een participatieplaatszoals bedoeld in artikel 10 Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015.

  • 2. Onder “'additionele werkzaamheden” als bedoeld in het eerste lid wordt op grond van artikel 10a tweede lid Participatiewet verstaan: primair op de arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden die onder verantwoordelijkheid van het college in het kader van deze wet worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid, en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Het college kan dit doen door dit expliciet na te gaan of de werkgever expliciet te laten verklaren dat er bijvoorbeeld geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.

  • 3. Bij een participatieplaats als bedoeld in het eerste lid moet sprake zijn van re-integratie, hieronder wordt verstaan dat de toenadering tot de arbeidsmarkt voorop staat. De belanghebbende moet baat hebben bij het opdoen van werkervaring of tijd nodig hebben om te wennen aan werk gerelateerde aspecten, zoals regelmaat.

Artikel 2.7 Participatievoorziening Beschutwerk

  • 1. Met de participatievoorziening beschut werk zoals bedoeld in artikel 11 Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 werken personen in een dienstbetrekking. Het gaat om personen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze personen in dienst neemt.

  • 2. Het college verricht een voorselectie om te bepalen hoe een belanghebbende uit de doelgroep mogelijk in aanmerking voor beschutwerk komt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een diagnostisch instrument. Bepalend of iemand in aanmerking komt voor beschut werk is de begeleidingsbehoefte en niet de loonwaarde van deze persoon.

  • 3. Het streven is dat per jaar vijf beschutwerkplekken gerealiseerd kunnen worden. Het aanbod is mede afhankelijk van het aantal geschikte en beschikbare plaatsen bij werkgevers.

  • 4. Beschutwerk vindt zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers plaats waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende vormen van ondersteuning aangeboden door het college.

  • 5. Het instrument loonkostensubsidie als bedoeld in de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Gemert-Bakel 2015 kan voor deze werknemers ingezet worden.

  • 6. De loonwaarde-bepaling bij Beschut Werk vindt om de drie jaar plaats.

Artikel 2.8 Ondersteuning bij leer-werktraject

  • 1. De voorziening ondersteuning bij een leer-werktrajectzoals bedoeld in artikel 12 Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 kan uitsluitend worden ingezet als een leer-werktraject nodig is.

  • 2. De voorziening als bedoeld in het eerste lid bestaat uit een concreet instrument ter ondersteuning van de leerling uit de doelgroep in het leer-werktraject.

Artikel 2.9 Persoonlijke ondersteuning

  • 1. Persoonlijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 13 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 kan gegeven worden door de klantbegeleider.

  • 2. Naast ondersteuning als bedoeld in het eerste lid kan een persoonlijke ondersteuning door een jobcoach gegeven worden die op (regelmatige) tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt.

Hoofdstuk 3 Instrumenten voor de werkgever

Artikel 3.1 Stimuleringspremie

  • 1. Het college kan aan een werkgever een stimuleringspremie zoals bedoeld in artikel 15 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 verlenen die met een lid van de doelgroep een arbeidsovereenkomst sluit gericht op een regulier dienstverband.

  • 2. De stimuleringspremie kan toegekend worden aan de werkgever voor een belanghebbende met een afstand tot de arbeidsmarkt. In de overweging wordt meegenomen de aan- of afwezigheid van werkervaring, scholing en diploma’s en mate van taalbeheersing.

  • 3. Voorwaarden voor toekenning van een stimuleringspremie zijn:

    • a.

      de werkgever en de uitkeringsgerechtigde gaan een arbeidsovereenkomst aan met een minimale duur van zes maanden;

    • b.

      stimuleringspremie kan uitsluitend verstrekt worden voor belanghebbenden die werkzaamheden verricht die vallen onder het begrip algemeen geaccepteerde arbeid.

    • c.

      de stimuleringspremie wordt toegekend onder de voorwaarde dat de werkgever investeert in het verkrijgen van voldoende arbeidsproductiviteit van de werkzoekende. Dit wordt per werkzoekende afzonderlijk bepaald en vastgelegd in een plan van aanpak dat SMART[1] geformuleerd dient te zijn en gecontroleerd wordt op uitvoering door de klantbegeleider werk;

    • d.

      indien de werkzoekende voor wie premie is verleend een andere baan aanvaardt binnen de looptijd van de premie, zal toekenning plaatsvinden over de daadwerkelijk gewerkte periode, indien deze de premieperiode niet overschrijdt;

    • e.

      de premie wordt definitief toegekend nadat aan de voorwaarden van het plan van aanpak, zoals genoemd onder c, is voldaan. 

  • 4. Duur premieverlening en hoogte stimuleringspremie

    • a.

      de termijn waarover stimuleringspremie kan worden verleend is zes maanden, met een verlengingsmogelijkheid van zes maanden;

    • b.

      de hoogte van de stimuleringspremie wordt vastgesteld naar rato van het dienstverband en bedraagt bij een dienstverband van zes maanden over deze periode bij een arbeidsduur van 40 uur per week € 2.250,00, bij 32 uur per week € 1.800,00 en bij 20 uur per week € 1.125,00.

    • c.

      wanneer er naar het oordeel van het college sprake is van bijzondere omstandigheden, kan het college besluiten om de periode bedoeld in onderdeel a te verlengen of om de hoogte van de stimuleringspremie bedoeld in onderdeel b op een ander bedrag te stellen.

  • 5. De aanvraag van de stimuleringspremie wordt schriftelijk ingediend door de werkgever door middel van het “aanvraagformulier stimuleringspremie” binnen een maand na aanvang van de arbeidsovereenkomst.

  • 6. De aanvraag als bedoeld in het vijfde lid wordt vergezeld van een door de belanghebbende en werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst.

  • 7. Het college verstrekt op verzoek van de werkgever maandelijks of per kwartaal de stimuleringspremie. Hiertoe dient de werkgever het “declaratieformulier  stimuleringspremie” en een kopie van de loonspecificatie van de betreffende maand of kwartaal te overleggen.

  • 8. Weigeringsgronden stimuleringspremie. Onverlet het bepaalde in artikel 6.1 kan op basis van deze regeling een stimuleringspremie worden geweigerd indien naar het oordeel van het college de concurrentieverhoudingen onverantwoord worden beïnvloed en er verdringing van arbeidsplaatsen plaatsvindt.

Artikel 3.2 No-risk polis

Het college kan een voorziening No-risk polis zoals bedoeld in artikel 14 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 aanbieden aan een persoon uit de doelgroep met een verwachte loonwaarde van minimaal 30 en maximaal 80 % van het wettelijk minimumloon.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 4.1 Ondersteuning gericht op nazorg

Het college kan aan werkgevers waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een vorm van ondersteuning als bedoeld in artikel 3.1, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Artikel 4.2 Schulddienstverlening

Het college kan een persoon uit de doelgroep voor een schulddienstverlening verwijzen.

Artikel 4.3 Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De onderstaande instrumenten kunnen ingezet worden voor de doelgroep Wsw als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening zoals die gold tot 1 januari 2015;

  • a.

    Het instrument begeleid werken met de mogelijkheid van het aanbieden van een terugkeergarantie;

  • b.

    Het instrument groepsdetachering;

  • c.

    Het instrument individuele detachering;

  • d.

    Het instrument beschut werk.

Artikel 4.4 Proefplaatsing

Het college kan aan een persoon uit de doelgroep een voorziening gericht op bemiddeling of arbeidsinschakeling, waaronder begrepen een proefplaatsing, aanbieden. Deze bemiddeling kan onder meer zijn gericht op het verwerven van:

  • a.

    arbeid in loondienst;

  • b.

    passende scholing; of

  • c.

    vrijwilligerswerk.

Artikel 4.5 Praktijkervaringspolis

  • 1. De PraktijkErvaringsPlek (PEP) polis is een verzekering waarbij het aansprakelijkheidsrisico voor de werkgever en het ongevalsrisico voor de werkgever en de werkzoekende volledig zijn verzekerd.

  • 2. De PEP polis kan worden ingezet voor belanghebbenden die deelnemen aan re-integratievoorzieningen.

  • 3. Voorwaarden van de PEP polis:

    • a.

      de verzekering is alleen van kracht voor zover de schade niet is gedekt door een andere verzekering al dan niet van oudere datum;

    • b.

      de verzekering geldt uitsluitend tijdens de daadwerkelijke uitoefening van de functie, alsmede tijdens het rechtstreeks gaan en komen van de plaats waar de functie wordt uitgeoefend;

    • c.

      het eigen risico is nihil.

Hoofdstuk 5 Re-integratievergoedingen

Artikel 5.1 Re-integratievergoedingen

Er kan een vergoeding verstrekt worden voor kosten die de belanghebbende moet maken in het kader van een arbeidsmarktgericht re-integratieactiviteit.

  • a.

    het betreft directe en indirecte kosten die noodzakelijk en aantoonbaar zijn;

  • b.

    de kosten kunnen in redelijkheid niet ten laste van de belanghebbende komen;

  • c.

    voor de kosten is geen andere voorliggende voorziening beschikbaar;

  • d.

    over de vergoeding van de kosten worden in het trajectplan concrete afspraken gemaakt.

Artikel 5.2 Verhuiskosten

  • 1. Het college kan op basis van een individuele beoordeling een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke (verhuis)kosten bij arbeidsinschakeling indien belanghebbenden ter aanvaarding van arbeid in dienstverband moeten verhuizen, omdat, op basis van een individuele beoordeling, de afstand woon-werkverkeer niet overbrugbaar is.

  • 2. Voor verhuis- en herinrichtingskosten kan een bedrag verstrekt worden tot maximaal € 3.500,00.

  • 3. De genoemde tegemoetkoming moet binnen 3 maanden na uitschrijving uit de Basisregistratie personen van de gemeente Gemert-Bakel worden aangevraagd.

  • 4. Voor de door de verhuizing noodzakelijk te maken kosten voor dubbele woonlasten kan gedurende een periode van maximaal zes maanden vergoed worden de werkelijke kosten met als maximum het bedrag als genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 5.3 Reiskosten

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende een vergoeding toekennen voor de gemaakte kosten voor vervoer, voor zover het college dit vervoer voor de belanghebbende noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals bedoeld in de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015;

  • 2. Voorwaarden reiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid bij het volgen van een re-integratietraject zijn:

    • a.

      de belanghebbende moet een keer per week of vaker een opleidingsinstituut, re-integratiebedrijf of werklocatie bezoeken (bijvoorbeeld in verband met stage of werkervaring);

    • b.

      de reisafstand wordt berekend vanaf het woonadres van belanghebbende tot het adres van de trajectlocatie.

    • c.

      indien er gebruik wordt gemaakt van openbaarvervoer wordt uitgegaan van de dichtst bij het woonadres van de belanghebbende zijnde halte van het openbaar vervoer;

    • d.

      Als er sprake is van noodzakelijke kinderopvang, mag de extra reisafstand die nodig is om het kind (de kinderen) naar de opvanglocatie te brengen worden opgeteld bij de afstand tussen het woonadres van belanghebbende en de trajectlocatie;

    • e.

      De vergoeding geldt voor de heen –en terugreis.

  • 3. Geen reiskostenvergoeding.

    • a.

      In afwijking van het eerste en tweede lid wordt binnen een reisafstand van 10 km vanaf het woonadres van belanghebbende, de belanghebbende geacht deze afstand te kunnen lopen of fietsen en komen reiskosten niet in aanmerking voor vergoeding;

    • b.

      Er worden geen reiskosten verstrekt aan de werknemer die een arbeidsovereenkomst bij een werkgever is aangegaan. De werkgever en de belanghebbende moeten zelf afspraken over de reiskosten maken;

    • c.

      Niet voor reiskostenvergoeding komen in aanmerking belanghebbenden die op grond van hun re-integratietraject gesubsidieerd werk verrichten.

    • d.

      Wanneer er sprake is van incidentele bezoeken, zoals een afspraak met de klantbegeleider, worden geen reiskosten vergoed.

    • e.

      Wanneer lopend of fietsend wordt gereisd worden geen reiskosten vergoed.

    • f.

      Er worden geen vergoedingen verstrekt voor de aanschaf van een auto, busje of vergelijkbaar vervoermiddel.

  • 4. Hoogte van de vergoeding:

    • a.

      voor een reisafstand verder dan 10 km vanaf het woonadres van de belanghebbende kan een reiskostenvergoeding verstrekt worden op basis van de tarieven van het openbaar vervoer (2e klasse). Daarbij wordt uitgegaan van de dichtst bij het woonadres van belanghebbende zijnde halte van het openbaar vervoer. Openbaar vervoerkosten worden vergoed na het overleggen van de vervoersbewijzen en na het overleggen van een bewijs, dat de belanghebbende de trajectlocatie inderdaad heeft bezocht (bijv. een presentielijst).

    • b.

      indien de belanghebbende gebruik maakt van een eigen auto of een auto van een derde, bedraagt de vergoeding vanaf het woonadres van de belanghebbende € 0,19 per km, gebaseerd op de richtprijs van de Belastingdienst voor een onbelaste vergoeding per kilometer. Kilometers voor vervoer, worden vergoed na het overleggen van een bewijs, dat de belanghebbende de trajectlocatie inderdaad heeft bezocht (bijv. een presentielijst). De autokilometers worden gemeten van woonadres van de belanghebbende tot de trajectlocatie, met behulp van www.routeplanner.nl (kortste route);

    • c.

      bij gebruik van eigen scooter, brommer of soortgelijk vervoermiddel wordt bij een reisafstand van meer dan 10 km vanaf het woonadres van de belanghebbende een vergoeding van € 0,06 bruto per kilometer verstrekt. Kilometers voor vervoer, worden vergoed na het overleggen van een bewijs, dat de belanghebbende de trajectlocatie inderdaad heeft bezocht (bijv. een presentielijst). De brommer- of scooterkilometers worden gemeten van woonadres van de belanghebbende tot de locatie, met behulp van www.routeplanner.nl (kortste route);

    • d.

      aan belanghebbenden die in verband met het volgen van een re-integratietraject vanwege medische redenen gebruik moeten maken van een deeltaxi ontvangen een vergoeding van de werkelijke kosten na het overleggen van een bewijs, dat de belanghebbende de trajectlocatie inderdaad heeft bezocht (bijv. een presentielijst).

  • 5. Voor reiskosten kan een eenmalig voorschot van maximaal € 150,- worden verstrekt.

  • 6. Er zijn meerdere redenen op grond waarvan de vergoeding kan worden opgeschort of beëindigd:

    • a.

      als het traject afloopt;

    • b.

      als belanghebbende niet voldoende meewerkt aan zijn traject;

    • c.

      als het traject tijdelijk wordt afgebroken en naar verwachting voor langere tijd stil ligt;

    • d.

      als de belanghebbende onvoldoende zijn best doet om betaald werk te aanvaarden of te behouden;

    • e.

      als de belanghebbende gebruik maakt van de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel n en r van de Participatiewet met uitzondering van de inkomstenvrijlating medisch urenbeperkt als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel z van de Participatiewet;

    • f.

      de vergoeding kan hervat worden als de belanghebbende weer voldoende meewerkt of als het traject of een ander traject (weer) is opgestart.

Artikel 5.4 Wijze van vergoeding indien openbaar vervoer redelijkerwijs niet mogelijk is ende belanghebbende niet beschikt over eigen vervoer

  • 1. In bijzondere omstandigheden kan een vergoeding voor de aanschafkosten van een (tweedehands)fiets verstrekt worden, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de (tweedehands)fiets is noodzakelijk in het kader van een door het college aangeboden re-integratietraject;

    • b.

      de belanghebbende beschikt niet over een eigen fiets;

    • c.

      de vergoeding voor de aanschaf van een (tweedehands)fiets bedraagt maximaal € 100,-;

    • d.

      er wordt een vergoeding voor een fietsstoeltje verstrekt wanneer de noodzakelijkheid is aangetoond en deze bedraagt maximaal € 50,-;

    • e.

      de kosten voor onderhoud van de fiets komen voor rekening van de belanghebbende;

    • f.

      er worden geen vergoedingen verstrekt voor onderhouds- en reparatiekosten en aanverwante kosten van vervoermiddelen.

  • 3. In bijzondere omstandigheden kan een vergoeding voor de aanschafkosten van een tweedehandsscooter of een tweedehandsbrommer verstrekt worden wanneer aan de volgende criteria wordt voldaan:

    • a.

      de belanghebbende is niet in bezit van een eigen auto, scooter of brommer;

    • b.

      Het reizen met het openbaarvervoer of de fiets is op grond van medische- of psychische redenen niet mogelijk. Dit wordt op basis van een advies van een onafhankelijk arts vastgesteld.

    • c.

      De aanschafkosten van een tweedehandsscooter of een tweedehandsbrommer bedragen maximaal € 400,-.

    • d.

      Er worden geen vergoedingen verstrekt voor onderhouds- en reparatiekosten en aanverwante kosten van vervoermiddelen.

Artikel 5.5 Tussenschoolse opvang

  • 1. Indien er tussenschoolse opvang nodig is voor het volgen van een re-integratietraject gericht op arbeidsinschakeling kan een vergoeding van deze kosten verstrekt worden.

  • 2. Aan personen die in verband met het volgen van een re-integratietraject tussenschoolse opvang afnemen kan een vergoeding van de kosten verstrekt worden na overleggen van de facturen van de organisatie die de tussenschoolse opvang verzorgt en een bewijs, dat de belanghebbende de trajectlocatie inderdaad heeft bezocht (bijv. een presentielijst).

Artikel 5.6 Computer

Voor de aanschafskosten van een computer wordt geen vergoeding verstrekt daar belanghebbende gebruik kan maken van de voorzieningen die beschikbaar zijn bij de bibliotheek of een scholingsinstituut.

Artikel 5.7 Overige vergoedingen

Er kan een vergoeding verstrekt worden voor de noodzakelijke kosten die de belanghebbende maakt en die te maken hebben met het aangaan van een (gesubsidieerd) dienstverband, zoals bijvoorbeeld legeskosten voor het verkrijgen van een bewijs van goed gedrag en kosten van inentingen die men moet maken als men in een ziekenhuis gaat werken. Dit onder de voorwaarde dat de (eventuele) werkgever deze kosten niet vergoedt.

Artikel 5.8 Vergoeding vrijwilligerswerk

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken van € 50,- per maand gedurende een periode van maximaal 24 maanden voor het verrichten van vrijwilligerswerk in het kader van een re-integratietraject.

  • 2. Onder vrijwilligerswerk zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan het participeren in vrijwilligerswerk gedurende meerdere dagdelen per week, doch ten minste 16 uur per week, teneinde de afstand tot de arbeidsmarkt voor een werkzoekende te verkleinen.

  • 3. Een eventuele kostenvergoeding van de werkgever wordt op de door het college bekostigde kostenvergoeding in mindering gebracht.

Artikel 5.9 Vaststelling recht en hoogte vergoeding

  • 1. Het college stelt het recht op een vergoeding en de hoogte van een vergoeding als bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.8 ambtshalve vast of, als dit niet mogelijk is, op schriftelijke aanvraag.

  • 2. Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens een belanghebbende voor de vaststelling van het recht op een vergoeding moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.

Hoofdstuk 6 Gronden tot weigering of beëindiging ondersteuning

Artikel 6.1 Samenloop

Het college zal geen stimuleringspremie of (onkosten)vergoeding verstrekken voor kosten waarvoor al dan niet door het college al een andere premie of subsidie wordt verstrekt.

Artikel 6.2 Terugvordering

  • 1. Onverschuldigd betaalde vergoedingen kunnen op grond van het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder het bepaalde in boek 6, artikel 203, 2e lid, door het college worden teruggevorderd.

  • 2. Indien belanghebbende niet of niet tijdig de onverschuldigde betaalde vergoedingen terugbetaalt kan het college overgaan tot een civielrechtelijke procedure, waarbij alle proceskosten op belanghebbende zullen worden verhaald.

Artikel 6.3 Beëindiging voorziening

Een toegekende voorziening wordt beëindigd indien:

  • a.

    de persoon de verplichtingen genoemd in de artikelen 9 en 17 van de Participatiewet niet nakomt;

  • b.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

  • c.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voorzieningen,

  • d.

    de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • e.

    de voorziening niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

  • g.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Schakelbepaling

Het bepaalde in artikel 18 en 19 van de Re-integratieverordening Participatiewet Gemert-Bakel 2015 is van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels met dien verstande dat waar in de verordening het begrip verordening wordt gebezigd nadere regels moet worden gelezen.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden na bekendmaking in werking met ingang van 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 december 2014.
De secretaris,
A.A.T.G. Jansen MBA
De burgemeester,
drs. J. van Zomeren