Regeling vervallen per 07-11-2012

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ

Geldend van 18-01-2012 t/m 06-11-2012

Intitulé

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GEMERT-BAKEL;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 01-02-2011;

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, artikel 8, eerste lid, onder b van de Wet werk en bijstand en artikel 35 eerste lid onder b van de IOAW en IOAZ;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende:

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Algemene wet bestuursrecht en de overige in deze verordening aangehaalde wetten

  • 2.

    In deze verordening en de bijbehorende toelichting wordt verstaan onder:

    • a.

      de wetten: de WWB met inbegrip van het Bbz 2004, IOAW en IOAZ;

    • b.

      WWB: de Wet werk en bijstand;

    • c.

      Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

    • d.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • g.

      de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel;

    • h.

      uitkeringsgerechtigde: de persoon aan wie bijstand wordt verleend voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan op grond van de WWB of aan wie uitkering wordt verleend op grond van de IOAW of IOAZ;

    • i.

      bijstandsnorm: de voor de belanghebbende geldende norm met inbegrip van toeslag of verlaging als bedoeld artikel 5, sub c WWB en de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB;

    • j.

      bijstandsnorm: de voor de belanghebbende geldende norm met inbegrip van toeslag of verlaging als bedoeld artikel 5, sub c WWB en de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB;

    • k.

      inburgeringsplichtige: persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b van de Wet inburgering en die tevens kan worden aangemerkt als een persoon zoals is omschreven onder artikel 1, tweede lid, onderdeel g van deze verordening;

    • l.

      afstemming: de verlaging van de bijstand of uitkering op grond van artikel 18, tweede lid WWB, artikel 20 tweede lid IOAW en artikel 20 eerste lid IOAZ;

    • m.

      zeer ernstige misdragingen: het op een dusdanige wijze benaderen of bejegenen van het college, dan wel van personen die in opdracht van het college de wet uitvoeren, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze, dan wel een combinatie van beide, bedreigd voelen;

    • n.

      trajectovereenkomst :een tussen belanghebbende en het college gesloten overeenkomst waarin in ieder geval is opgenomen de wijze en de voorwaarden waarop de arbeidsinschakeling zal worden gerealiseerd;

    • o.

      trajectactiviteiten: de door het college noodzakelijk geachte activiteiten, die de belanghebbende in het kader van de arbeidsinpassing dient te verrichten

Hoofdstuk 2 Afstemming van het recht op bijstand

Artikel 2 Afstemming

  • 1. Indien de belanghebbende, in de periode voorafgaand aan de aanvraag om bijstand of uitkering of nadien, naar het oordeel van het college een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, uit de wetten of de Wet SUWI voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, of zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, wordt het recht op bijstand afgestemd.

  • 2. Het college stemt het recht op bijstand af rekening houdend met:

    • a.

      de ernst van de gedraging,

    • b.

      de mate waarin belanghebbende de gedraging verweten kan worden, en

    • c.

      de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.

Artikel 3 Afzien van afstemming

  • 1. Het college ziet af van afstemming van het recht op bijstand of uitkering, indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt,

    • b.

      het college daarvoor dringende redenen aanwezig acht, of

    • c.

      indien er sprake is van verloop van een periode van één jaar na constatering van de gedraging.

  • 2. Het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal kan op zichzelf geen reden zijn om af te zien van de afstemming.

  • 3. Indien het college besluit tot het afzien van afstemming van het recht op bijstand of uitkering op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 4 Het niet nakomen van de verplichtingen in het kader van de arbeidsinschakeling

Gedragingen van de uitkeringsgerechtigde inhoudende het niet of niet voldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 9 WWB en artikel 37 IOAW en IOAZ, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorieHet zich niet als werkzoekende laten inschrijven bij het UWV WERKbedrijf, of deze inschrijving niet of niet tijdig verlengen.

  • 2.

    Tweede categorie

    • a.

      Het niet of onvoldoende, op verzoek of uit eigen beweging, melden van alle feiten en omstandigheden, waarvan het belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de arbeidsinschakeling.

    • b.

      Het niet ondertekenen en/of niet retourneren van een trajectovereenkomst.

    • c.

      Het niet of in onvoldoende mate voldoen aan het recht op bijstand of uitkering verbonden nadere verplichtingen.

  • 3.

    Derde categorie

  • a.

    Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding.

  • b.

    Het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen.

  • c.

    Het door de inburgeringsplichtige niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om gegevens te verstrekken en die medewerking te verlenen die voor diens inburgeringsplicht van belang zijn.

  • 4.

    Vierde categorie

  • a.

    In onvoldoende mate meewerken aan een traject gericht op een voor de inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen.

  • b.

    Het weigeren van een passend aanbod voor kinderopvang, dat noodzakelijk is voor de deelname aan het traject gericht op arbeidsinschakeling, waaronder mede begrepen wordt inburgering als onderdeel van de arbeidsinschakeling.

  • c.

    Het in strijd handelen door de inburgeringsplichtige met artikel 23, eerste lid van de Wet inburgering of de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels van de Wet inburgering;

  • d.

    Het niet naleven van de uit artikel 7, eerste lid, van de Wet inburgering voortvloeiende verplichting door de inburgeringsplichtige tot het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving binnen de in de Wet inburgering vastgestelde periode.

  • 5.

    Vijfde categorie

  • a.

    Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen deeltijdarbeid

  • b.

    Het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen deeltijdarbeid.

  • c.

    Het door eigen toedoen niet behouden van een dienstbetrekking in de zin van hoofdstuk 2 of 3 van de Wsw, waaronder begrepen deeltijdarbeid.

  • d.

    Het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen wordt het weigeren mee te werken aan of gebruik te maken van een door het college aangeboden traject, gericht op arbeidsinschakeling.

  • e.

    Het door de inburgeringsplichtige niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 van de Wet inburgering gestelde termijnen.

Artikel 5 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Gedragingen van de uitkeringsgerechtigde inhoudende het niet of niet voldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1.Eerste categorie

Het niet of niet tijdig nakomen van de verplichting dat plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere schriftelijke waarschuwing is gegeven ter zake van het niet nakomen van de verplichting indien dat niet heeft geleid tot teveel of ten onrechte verstrekte bijstand of uitkering.

2.Tweede categorie

Het niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het ten onrechte ontvangen van bijstand of uitkering tot een bedrag van minder dan € 1.000,--.

3.Derde categorie

Het niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het ten onrechte ontvangen van bijstand of uitkering van een bedrag van € 1.000,-- tot € 3.000,--.

4.Vierde categorie

Het niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het ten onrechte ontvangen van bijstand of uitkering van een bedrag van € 3.000,-- tot € 6.000,--.

5.Vijfde categorie

Het niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het ten onrechte ontvangen van bijstand of uitkering van een bedrag van € 6.000,-- of meer.

Artikel 6 Zeer ernstige misdragingen

Zeer ernstige misdragingen jegens het college, dan wel van personen die in opdracht van het college de wet uitvoeren zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid WWB, artikel 20 tweede lid IOAW en artikel 20 eerste lid IOAZ, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a.

    Eerste categorie: discriminatie.

  • b.

    Tweede categorie: verbaal geweld.

  • c.

    Derde categorie: intimidatie.

  • d.

    Vierde categorie: zaakgericht fysiek geweld.

  • e.

    Vijfde categorie: mensgericht fysiek geweld.

Artikel 7 De hoogte en duur van de afstemming

  • 1. 1.De afstemming van het recht op bijstand of uitkering bij gedragingen zoals deze in de artikelen 4 en 5 zijn omschreven is vastgesteld op:

  • a. 5% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b. 10% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c. 20% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie;

  • d. 40% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de vierde categorie;

  • e. 100% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de vijfde categorie.

  • 2. De afstemming van het recht op bijstand of uitkering bij gedragingen zoals deze in artikel 6 zijn omschreven is vastgesteld op:

  • a. 10% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b. 20% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c. 40% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie;

  • d. 100% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de vierde categorie;

  • e. 100% van de bijstandsnorm of uitkeringsnorm gedurende één maand bij gedragingen van de vijfde categorie.

Artikel 8 Afwijking van de standaard afstemming

  • 1. Het college kan afwijken van de in artikel 7, eerste en tweede lid genoemde percentages en duur van de afstemming indien het gestelde in artikel 3, tweede lid daartoe aanleiding geeft of indien er sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan dat niet nader is omschreven in de artikelen 4 of 5. De maatregel bedraagt maximaal de uitkering die verstrekt zou zijn als er geen sprake zou zijn van een dergelijk tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

  • 2. Onder een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan wordt begrepen elke verwijtbare gedraging die leidt of heeft geleid tot een verwijtbaar beroep op bijstandsverlening.

Artikel 9 Berekeningsgrondslag

  • 1. Als berekeningsgrondslag voor de afstemming van het recht op bijstand geldt de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2. Als berekeningsgrondslag voor de afstemming van het recht op uitkering geldt de voor belanghebbende van toepassing zijnde uitkeringsnorm.

Artikel 10 Uitvoering, ingangsdatum en tijdvak afstemming

  • 1. Het besluit tot afstemming van het recht op bijstand wordt uitgevoerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de afstemming per beschikking is meegedeeld. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm of uitkeringsnorm.

  • 2. De afstemming van het recht op bijstand of uitkering wordt voor een bepaalde tijd opgelegd.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de afstemming van het recht op bijstand of uitkering met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand of uitkering (inclusief de aanspraak op vakantiegeld) nog niet is uitbetaald.

  • 4. Indien een besluit tot afstemming van het recht op bijstand of uitkering niet kan worden uitgevoerd omdat de bijstand of uitkering is beëindigd of ingetrokken, wordt het besluit alsnog uitgevoerd indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na de dagtekening van de beschikking, waarin het besluit tot beëindiging of intrekking van de bijstand of uitkering bekend is gemaakt, wederom een beroep doet op bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan of op uitkering.

  • 5. Indien afstemming niet mogelijk is volgens het eerste lid omdat de bijstand of uitkering bijvoorbeeld is beëindigd of ingetrokken) en de gedraging heeft in het verleden plaatsgevonden, kan het recht over de maand waarin de gedraging heeft plaatsgevonden worden herzien.

Artikel 11 Recidive

  • 1. Indien belanghebbende binnen twaalf maanden, nadat de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging aan de belanghebbende kenbaar is gemaakt, zich opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie wordt, in afwijking van artikel 7 eerste of tweede lid, de duur van de afstemming vastgesteld op twee maanden.

  • 2. Indien belanghebbende zich, binnen twaalf maanden na de tweede als verwijtbaar aangemerkte gedraging voor de derde maal schuldig maakt aan dezelfde of een ernstiger verwijtbare gedraging wordt, in afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, het percentage van de categorie waarin de (ernstiger) verwijtbare gedraging is omschreven verdubbeld voor de duur van twee maanden en wordt de duur van de afstemming vastgesteld op vier maanden voor zover het een gedraging betreft die in de vijfde categorie is omschreven.

  • 3. Indien er sprake is van herhaling als omschreven in het vorige lid, en daartoe op grond van artikel 3, tweede lid aanleiding bestaat, kan het college krachtens artikel 8, in afwijking van artikel 7, eerste of tweede lid, het percentage van de afstemming hoger, en de duur van de afstemming langer vaststellen.

  • 4. Indien een besluit tot afstemming wordt uitgevoerd en ten gevolge van herhaling in dezelfde periode een besluit tot afstemming uitgevoerd dient te worden, wordt, in afwijking van artikel 10, eerste lid, dit besluit uitgevoerd in aansluiting op de periode waarin het voorliggende besluit tot afstemming wordt uitgevoerd.

Artikel 12 Cumulatie

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende verwijtbare gedragingen zoals die zijn omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening, worden de daarvoor geïndiceerde afstemmingen van het recht op bijstand elk afzonderlijk opgelegd. In het geval er sprake is van een verwijtbare gedraging uit de vijfde categorie dan wordt alleen de afstemming als bedoeld in artikel 7, eerste lid en tweede lid , aanhef en onder e opgelegd.

Artikel 13 Het besluit tot afstemming

  • 1.

    • In het besluit tot afstemming van het recht op bijstand of uitkering wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de reden van de afstemming;

    • b.

      de datum van aanvang van de afstemming;

    • c.

      de duur van de afstemming;

    • d.

      het percentage waarmee de bijstand of uitkering wordt afgestemd;

    • e.

      het financiële gevolg van de afstemming;

    • f.

      indien van toepassing, de reden om af te wijken van de duur en hoogte van de afstemming die

    • g.

      volgt uit deze verordening;

    • h.

      de zienswijze van de belanghebbende.

  • 2. Met een besluit waarmee het recht op bijstand of uitkering wordt afgestemd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen conform artikel 3, eerste lid, onderdeel b. van deze verordening.

Hoofdstuk 3 Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ

Artikel 13a Wijziging betekenis begrippen

  • 1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze  dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen  dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 13b Intrekking WIJ

Een verlaging op grond van gedragingen, benoemd in deze verordening, kan eveneens worden toegepast op de bijzondere bijstand die aan belanghebbenden op grond van artikel 12, van de wet, wordt verstrekt.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Intrekking oude en inwerkingtreding nieuwe verordening

  • 1. De Afstemmingsverordening Gemert-Bakel 2010, vastgesteld op 28 januari 2010, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin zij is bekendgemaakt

Artikel 15 Overgangsrecht

De Afstemmingsverordening Gemert-Bakel 2010 blijft van toepassing voor gedragingen die voor de inwerkingtreding van de Afstemmingsverordening zijn geconstateerd maar per deze datum nog niet tot een besluit hebben geleid.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Gemert-Bakel van 17 februari 2011.
de raad voornoemd,
P.G.J.M. van Boxtel
griffier
J.E.A. Haas
voorzitter