Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2012

Geldend van 10-08-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2012

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep:

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, nummer 351); de Amvb en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

 

overwegen, dat het noodzakelijk is om met betrekking tot het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning nadere regels te stellen;

 

besluiten vast te stellen het volgende

 

Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2012:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt onder de Verordening verstaan de van toepassing zijnde Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening en de Awb.

Hoofdstuk 2. Algemene regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming

Artikel 2 Budgetperiode

Het (bruto-)persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.

Artikel 3 Weigeringsgronden persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt in ieder geval niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek zijn verkregen, het ernstige vermoeden bestaat dat de persoon met beperkingen problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, tenzij de beschikking bestaat over een goed netwerk dat het beheer kan verzorgen;

  • b.

    de persoon met beperkingen eerder een persoonsgebonden budget is verleend op grond van de verordening dan wel de hieraan voorafgaande verordening(en) en zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere persoonsgebonden budget opgelegde verplichtingen.

  • c.

    de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingsduur van de geïndiceerde voorziening.

Artikel 4 Algemene verplichtingen

  • 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget dan wel een financiële tegemoetkoming dient de persoon met beperkingen in ieder geval een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan.

  • 2. Een met een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming bekostigde voorziening kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

Artikel 5 Verantwoording

De verantwoording van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming aan het college vindt desgevraagd plaats:

  • a.

    na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming is verstrekt, of;

  • b.

    na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming van toepassing is, of;

  • c.

    na afloop van elk kalenderjaar.

Artikel 6 Aanvangsdatum persoonsgebonden budget

Een persoonsgebonden budget wordt in beginsel verleend met ingang van de datum van aanvraag, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 7 Verrekening persoonsgebonden budget

Het college kan onverschuldigd betaalde bedragen verrekenen met aan de budgethouder terzake van persoonsgebonden budgetten nog verschuldigde bedragen.

Hoofdstuk 3 Vaststellen inkomen en eigen bijdrage/aandeel

Artikel 8 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Voor hulp bij het huishouden, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen wordt een eigen bijdrage gevraagd.

  • 2. In uitzondering op lid 1 wordt geen eigen bijdrage opgelegd bij het collectief vervoer.

  • 3. Er wordt geen eigen aandeel gevraagd.

  • 4. De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld conform de maximumbedragen van artikel 4.1 lid 1 Besluit maatschappelijke ondersteuning, waarbij de hoogte van de eigen bijdrage niet meer bedraagt dan de kostprijs van de voorziening.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden

Artikel 9 Beleidsregels gebruikelijke zorg en hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden wordt verstrekt met inachtneming van de bepalingen in de Beleidsregels gebruikelijke zorg en Beleidsregels hulp bij het huishouden, zoals opgenomen in Bijlage I en Bijlage II van dit besluit.

Artikel 10 Keuzevrijheid bij hulp bij het huishouden in natura

Een persoon met beperkingen heeft de vrijheid om bij hulp bij het huishouden in natura te kiezen uit meerdere aanbieders, zoals gecontracteerd door het college.

Artikel 11 Hoogte persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget bedraagt € 15,00 per uur voor hulp bij het huishouden geleverd door een particulier en € 18,89 voor hulp bij het huishouden geleverd door een zorgaanbieder.

Artikel 12 Bijzondere verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget worden de budgethouder de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de hulp bij het huishouden betrekt, waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

    • 1.

      declaraties voor de hulp bij het huishouden worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de budgethouder zijn ingediend;

    • 2.

      een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer, alsmede de naam en het adres van deze persoon en wordt door deze persoon ondertekend;

    • 3.

      een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, alsmede de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.

  • b.

    de budgethouder bewaart de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten en declaraties gedurende vijf jaar en stelt, desgevraagd, kopieën hiervan ter beschikking aan het college;

  • c.

    na afloop van het kalenderjaar wordt desgevraagd door de budgethouder een daartoe bestemd formulier aan het college ter beschikking gesteld, waarop hij naam, adres en burgerservicenummer van de huishoudelijke hulp(en) respectievelijk naam, adres en BTW-nummer en/of inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel van de hulpverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag. Deze verplichting is niet van toepassing indien de persoon met beperkingen verplicht is tot loonheffing.

  • d.

    Binnen zes weken na afloop van ieder kwartaal waarin een voorschot is verstrekt legt de persoon met beperkingen verantwoording af over het gebruik van het voorschot door middel van het ter beschikking stellen aan het college van kopieën van de declaraties. De declaraties dienen ingevuld te worden op een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 13 Onderdelen en periode beschikking persoonsgebonden budget

  • 1. De beschikking tot verlening van een persoonsgebonden budget bevat, naast de onderdelen als bedoeld in de Verordening, tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • b.

      het bruto persoonsgebonden budget en de wijze waarop dit is berekend;

    • c.

      de mededeling dat de in artikel 12 onderdeel c bedoelde formulieren door het college worden doorgezonden naar de belastingdienst;

    • d.

      de verplichtingen van de budgethouder, zoals genoemd in artikel 12;

    • e.

      de hoogte van het bedrag waarover de budgethouder geen verantwoording hoeft af te leggen en de wijze waarop dit bedrag is berekend.

  • 2. Indien de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt in meer dan één kalenderjaar is gelegen, wordt jaarlijks het bedrag van het bruto persoonsgebonden budget meegedeeld.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen

Artikel 14 Hoogte financiële tegemoetkoming in kosten van verhuizing en inrichting

De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting bedraagt € 2.500,00.

Artikel 15 Niet toepassen primaat verhuizing

Als de kosten van noodzakelijke woonvoorzieningen minder bedragen dan € 7.500,- wordt het verhuisprimaat niet toegepast.

Artikel 16 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

1.De hoogte van de te verlenen voorziening voor onderhoud en keuring voor woonvoorzieningen is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van de hierna genoemde bedragen:

Keuring liften

Beginkeuring

Kosten excl. btw

Frequentie

Kosten excl. btw

Stoellift

ja

€ 305,65

1 x per 4 jaar

€ 223,55

Rolstoel-plateaulift

ja

€ 305,65

1 x per 4 jaar

€ 223,55

Sta-plateaulift

ja

€ 478,95

1 x per 4 jaar

€ 276,29

Woonhuislift

nee

1 x per 1,5 jaar

€ 272,36

Hefplateaulift

nee

1 x per 1,5 jaar

€ 276,29

Balansliften

n.v.t.

1 x per 1,5 jaar

€ 79,11 per uur

Onderhoud liften

Frequentie

Kosten excl. btw

Stoellift

1 x per jaar

€ 458,38

Rolstoel-plateaulift

1 x per jaar

€ 458,38

Sta-plateaulift

1 x per jaar

€ 458,38

Woonhuislift

2 x per jaar

€ 916,75

Hefplateaulift

2 x per jaar

€ 916,75

Balansliften

1 x per jaar

€ 458,38

Maximale toeslagen op bovenstaande tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

    • 2

      De hoogte van een door het college te verstrekken voorziening voor de kosten van reparatie is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 17 Kosten van tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag.

Artikel 18 Kosten huurderving

Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,-.

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag. Betaling vindt plaats aan de eigenaar van de woning.

Artikel 19 Verwijderen van voorzieningen

De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor het verwijderen van voorzieningen is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 20 Kosten bezoekbaar maken

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken bedraagt €5.000,-. Betaling vindt plaats aan de eigenaar van de woning.

Artikel 21 Persoonsgebonden budget voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De eigenaar van de woning is verplicht om minimaal twee offertes op te vragen, indien sprake is van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening.

  • 3. Indien de persoon met beperkingen niet de eigenaar is van de woning waarin de voorziening dient te worden aangebracht, wordt het persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, conform artikel 7 lid 2 van de wet, betaald aan de eigenaar van de woning.

Artikel 22 Persoonsgebonden budget voor niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Indien een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening bestaat uit een woningsanering, wordt bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. Hierbij wordt een afschrijvingstermijn van 8 jaar gehanteerd.

Artikel 23 Persoonsgebonden budget voor uitraasruimte

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een uitraasruimte wordt vastgesteld op het bedrag vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De eigenaar van de woning is verplicht om minimaal twee offertes op te vragen, indien sprake is van een uitraasruimte.

  • 3. Indien de persoon met beperkingen niet de eigenaar is van de woning waarin de voorziening dient te worden aangebracht, wordt het persoonsgebonden budget voor een uitraasruimte, conform artikel 7 lid 2 van de wet, betaald aan de eigenaar van de woning.

Artikel 24 Bijzondere bepalingen persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en een uitraasruimte in de vorm van een persoonsgebonden budget is verleend, gelden de volgende bijzondere bepalingen:

  • a.

    Na voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget, verklaart de woningeigenaar desgevraagd aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • b.

    De gereedmelding als bedoeld onder a gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is verleend.

  • c.

    Degene aan wie het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van 10 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 25 Afschrijvingsschema

1.Het terug te betalen bedrag bij verkoop van de woning wordt gebaseerd op het in lid 2 bepaalde percentage van het verstrekte persoonsgebonden budget dan wel de waarde van de verstrekte woonvoorziening in natura, uitgedrukt in een geldbedrag. Het percentage als bedoeld in lid 1 bedraagt:

100% in het eerste jaar na verlening van de voorziening

90% in het tweede jaar na verlening van de voorziening

80% in het derde jaar na verlening van de voorziening

70% in het vierde jaar na verlening van de voorziening

60% in het vijfde jaar na verlening van de voorziening

50% in het zesde jaar na verlening van de voorziening

40% in het zevende jaar na verlening van de voorziening

30% in het achtste jaar na verlening van de voorziening

20% in het negende jaar na verlening van de voorziening

10% in het tiende jaar na verlening van de voorziening

2.Ter uitvoering van het eerste lid is de eigenaar van de woning verplicht om binnen een maand na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Artikel 26 Hoogte vermogensdrempel bouwkundige woonvoorzieningen

  • 1. Het bedrag als bedoeld in artikel 20 lid 2 verordening is gelijk aan 1,5 maal het in de woning gebonden vermogen dat op grond van de Wet werk en bijstand wordt vrijgelaten.

  • 2. Het bedrag van de totale noodzakelijk geachte woningaanpassingen bedoeld in artikel 20 lid 4 Verordening is gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 15 Besluit.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 27 Hoogte financiële tegemoetkoming vervoer per (eigen) auto of (rolstoel)taxi

  • 1. Voor de vaststelling van de financiële tegemoetkoming voor vervoer per (eigen) auto of (rolstoel)taxi wordt uitgegaan van de volgende normbedragen:

    a.Voor de kosten van het gebruik van een eigen auto, bruikleen-, huur- of lease-auto dan wel een taxi geldt een normbedrag van:

    • ·

      € 1100,00 per jaar indien de persoon met beperkingen niet reeds over een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 27 onderdeel f, g en h Verordening beschikt;

    • ·

      € 825,00 per jaar indien de persoon met beperkingen reeds over een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 27 onderdeel f, g en h Verordening beschikt.

      b.Voor de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van:

    • ·

      € 1600,00 per jaar indien de persoon met beperkingen niet reeds over een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 27 onderdeel f, g en h Verordening beschikt;

    • ·

      € 1200,00 per jaar indien de persoon met beperkingen reeds over een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 27 onderdeel f, g en h Verordening beschikt.

  • 2. Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 27 onderdeel c en d Verordening, bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75 procent van de normbedragen als weergegeven in lid 1.

  • 3. Indien de persoon met beperkingen langer dan zes maanden in een AWBZ-instelling verblijft en in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 27 onderdeel c en d Verordening, bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming maximaal 50 procent van de normbedragen als weergegeven in lid 1.

Artikel 28 Kosten voor medisch noodzakelijke begeleiding

  • 1. Indien een persoon met beperkingen zelfstandig woont en in aanmerking komt voor medisch noodzakelijke begeleiding bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 50 procent van de normbedragen als weergegeven in artikel 27 lid 1.

  • 2. Indien een persoon met beperkingen in een AWBZ-instelling verblijft en in aanmerking komt voor medisch noodzakelijke begeleiding bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 33,3 procent van de normbedragen als weergegeven in artikel 27 lid 1.

Artikel 29 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 27 onderdeel e, f, g en h Verordening, wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, zoals dat aan de leverancier betaald zou worden. De persoon met beperkingen is verplicht minimaal twee offertes te overleggen.

Artikel 30 Financiële tegemoetkoming autoaanpassing

De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor de kosten van aanpassing van een auto, een gesloten buitenwagen, een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. De persoon met beperkingen is verplicht minimaal twee offertes te overleggen.

Artikel 31 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

De hoogte van de op verzoek te verlenen financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte.

Hoofdstuk 7.Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 32 Persoonsgebonden budget voor rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, zoals dat door het college aan de leverancier betaald zou worden.

Artikel 33 Kosten onderhoud en reparatie

De hoogte van de op verzoek te verlenen financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een (sport)rolstoel, is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 34 Financiële tegemoetkoming voor sportrolstoel

De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt ongeacht het inkomen, maximaal € 4.000,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 35 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2012.

Artikel 36 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Het door de raad op 15-02-2012 vastgestelde Besluit nadere regels verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep wordt per 1 januari 2012 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 april 2012
de secretaris
de burgemeester