Lokale arbeidsvoorwaardenregeling GLZ

Geldend van 28-06-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2012

Intitulé

Lokale arbeidsvoorwaardenregeling GLZ

HOOFDSTUK 3 SALARIS EN VERGOEDINGSREGELINGEN

Artikel 3:1:1:1 Nadere regeling bezoldiging

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de collectieve

    arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Giessenlanden, Leerdam of Zederik;

  • b.

    het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel b van de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

  • c.

    salaris per uur, het 1/156 deel van het salaris bij een gemiddeld 36-urige werkweek;

  • d.

    salarisschaal, de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel a van de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

  • e.

    salarisnummer, een aanduiding, bestaande uit een getal, dat in een

    salarisschaal, zoals opgenomen in bijlage II, is vermeld;

  • f.

    maximumsalaris, het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen;

  • g.

    de bezoldiging, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel c van de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

  • h.

    functie, het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten;

  • i.

    functiewaarderingsonderzoek, het op systematische wijze in rangorde plaatsen van functies, met als criterium de relatieve zwaarte van het werk;

  • j.

    conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • k.

    volledige werktijd: een werktijd welke gemiddeld 36 werkuren per week omvat.

Artikel 3.1.1.2 Recht op bezoldiging

  • 1. Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3.1.1.3 Berekening gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris, een emolument of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 3.1.1.4 Vaststelling salaris

De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, wordt vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen of, indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag, opgenomen in de bij de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling behorende bijlagen.

Artikel 3.1.1.5 Functiewaardering

  • 1.

    Het bevoegde gezag bepaalt met inachtneming van de resultaten van een

    functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de door het bevoegde gezag vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

  • 2.

    Het bevoegde gezag kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 3.

    Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 3.1.1.6 Salaris bij aanstelling

  • 1. Bij aanstelling kent het bevoegde gezag de ambtenaar het salaris toe dat in de voor betrokkene geldende functieschaal is vermeld achter het salarisnummer 0.

  • 2. Van het bepaalde in het vorige lid kan, indien daarvoor naar het oordeel van het bevoegde gezag aanleiding bestaat, worden afgeweken.

  • 3. Een afwijking als bedoeld in lid 2 kan vormgegeven warden door het toekennen van een hoger salaris binnen de voor de ambtenaar geldende functieschaal of door het toekennen van een salaris in de aanloopschaal of functieschaal.

  • 4. Bij aanstelling in de aanloopschaal vindt na één jaar bevordering naar de functieschaal plaats, tenzij een vooraf op te maken beoordeling zich verzet tegen deze bevordering.

Artikel 3.1.1.7 Periodieke salarisverhoging

  • 1. Het salaris van de ambtenaar wordt bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en ijver binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het eerstvolgende jaar na aanstelling en nadien telkens na één jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid aan de ambtenaar voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het bevoegde gezag aanleiding bestaat.

  • 4. De tijd gedurende welke de ambtenaar ingevolge wettelijke verplichting, als bedoeld in artikel 3:7 van de CAR/UWO, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn, wordt voor de toekenning van het salaris als diensttijd in aanmerking genomen.

Artikel 3.1.1.8 Extra salarisverhoging

  • 1.

    Het bevoegde gezag kan aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, toekennen op grond van:

    • a.

      buitengewone bekwaamheid, geschiktheid of ijver;

    • b.

      andere door het bevoegde gezag van voldoende belang geachte omstandigheden.

  • 2.

    Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 van de bezoldigingsverordening een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij het bevoegde gezag anders bepaalt.

Artikel 3.1.1.9 Onthouding periodieke salarisverhoging

  • 1.

    Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kan het bevoegde gezag bepalen dat ten aanzien van hem salarisverhogingen, als bedoeld in artikel 7 van de bezoldigingsverordening, achterwege worden gelaten.

  • 2.

    Het bevoegde gezag kan nadien bepalen dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

  • 3.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 3.1.1.10 Salaris bij overgang naarhogereschaal

Wanneer voor de ambtenaar een hogere salarisschaal gaat gelden, wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal vastgesteld op de periodiek die volgt na het naasthogere bedrag in de nieuwe salarisschaal ten opzichte van het salaris dat geldt voorafgaand aan de bevordering.

Artikel 3.1.1.11 Salaris naar rato

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 3.1.1.12 Toekenning gratificatie op basis van jaarlijkse beoordeling

  • 1. Medewerkers kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige gratificatie op basis van een personeelsbeoordeling met ingang van 2012.

  • 2. In een nadere regeling wordt een methodiek voor personeelsbeoordeling vastgesteld, inclusief de normen voor toekenning,

  • 3. De hoogte van de gratificatie bedraagt C 1200,-- bruto op fulltime basis en is pensioengevend. Parttimers die in aanmerking komen voor de gratificatie ontvangen deze naar rato van hun arbeidsduur.

  • 4. Indien de gratificatie vier opeenvolgende jaren wordt toegekend, wordt deze omgezet in een structurele persoonlijke toelage van dezelfde financiële waarde naar rato van de arbeidsduur.

  • 5. De persoonlijke toelage, zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel, wordt ingetrokken indien in twee opeenvolgende jaren de personeelsbeoordeling niet voldoet aan de normen die gelden voor de toekenning van deze gratificatie.

  • 6. De medewerker aan wie een uitlooprang of een persoonlijke toelage is toegekend, komen niet in aanmerking voor de eenmalige gratificatie. Een uitzondering geldt indien die uitlooprang of persoonlijke toelage een lagere waarde heeft dan bruto € 1200,= op fulltimebasis. In dat geval leidt een beoordeling die recht geeft en op een gratificatie tot een eenmalige aanvulling van de uitlooprang of persoonlijke toelage tot de hoogte van de gratificatie.

Artikel 3.1.1.13 Persoonlijke toelage

  • 1. Naast de toekenning van een persoonlijke toelage op basis van artikel 3.1.1.12 lid 4 van deze regeling kan het bevoegde gezag aan de ambtenaar die het maximum van de door hem geldende salarisschaal heeft bereikt op basis van buitengewone bekwaamheid een persoonlijke toelage worden toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage is niet hoger dan 10 procent van het salaris van de betrokken medewerker, met dien verstande dat de som van het salaris en die toelage het hoogste bedrag van de naast hogere salarisschaal niet overschrijdt.

  • 3. De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het bevoegde gezag van oordeel is, dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

  • 4. Medewerkers die op basis van dit artikel een persoonlijke toelage is toegekend, komen niet meer in aanmerking voor de eenmalige gratificatie zoals is geregeld in artikel 3.1.1.12.

Artikel 3.1.1.14 Arbeidsmarkttoelage

  • 1. Aan de ambtenaar die naar het oordeel van het bevoegde gezag hiervoor in aanmerking komt kan een arbeidsmarkttoelage worden verleend.

  • 2. De in lid 1 bedoelde toelage is niet hoger dan 10 procent van het salaris van de betrokken ambtenaar, met dien verstande dat de som van dat salaris en die toelage het hoogste bedrag van de naasthogere salarisschaal niet overschrijdt,

  • 3. De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het bevoegde gezag van oordeel is, dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 3.1.1.15 Vergoeding Bedrijfshulpverieners

  • 1.

    BHV-vergoeding is de maandelijkse geldelijke vergoeding voor de inzet als bedrijfshulpverlener en de inspanningen om de deskundigheid als bedrijfshulpverlener, afgekort BHV-er, op peil te houden.

  • 2.

    Aan de ambtenaren die door het college als BHV-er zijn aangewezen, wordt een maandelijkse BHV-vergoeding toegekend.

  • 3.

    De BHV-vergoeding bedraagt 17,75 bruto per maand. Deze vergoeding stijgt mee met de algemene salarisverhogingen op grond van de CAO.

  • 4.

    De BHV-vergoeding wordt maandelijks met het salaris uitbetaald.

  • 5.

    Bij het niet of niet-succesvol doorlopen van de verplichte herhalingsexamens Bedrijfshulpverlening vervalt het officiële diploma en vervalt de aanwijzing als BHV-er met ingang van de 1e van dedaaropvolgende maand. Per dezelfde datum wordt de SHV-vergoeding beëindigd. Hierop is geen afbouwregeling van toepassing.

Artikel 3.2.1.1 Overwerkvergoeding

  • 1.

    Alle ambtenaren hebben voor overwerk recht op een tijd voor tijd vergoeding.

  • 2.

    Ambtenaren tot en met functieschaal 10 hebben tevens recht op een overwerktoeslag conform de CAR/UWO.

  • 3.

    Een ambtenaar heeft pas recht op een overwerkvergoeding, indien hiervoor door de leidinggevende toestemming is verleend.

  • 4.

    Lunch of diner in verband met overwerk, wordt vergoed conform de reisregeling binnenland (Rijksregeling).

Artikel 3.3.1.1 Toelage onregelmatige dienst

  • 1.

    Aan ambtenaren met een lagere salarisschaal dan schaal 11 en voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3.3 van de CAR, wordt door het bevoegde gezag een toelage toegekend.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur. Dit percentage bedraagt:

    • -

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • -

      40% voor de uren op zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur;

    • -

      40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • -

      65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4.1.1., derde lid van de CAR/UWO;met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij salarisnummer 11 van salarisschaal 6 van bijlage II.

  • 3.

    Van onregelmatige dienst is geen sprake indien de werkzaamheden plaatsvinden binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde bedrijfstijd van de gemeente.

Artikel 3.3.1.4 Consignatievergoeding

  • 1. De ambtenaar, die is belast met het verrichten van consignatiedienst, ontvangt een bruto toelage ter grootte van 5% van het maximumsalaris van schaal 5 voor een volledige wekelijkse consignatiedienst.

  • 2. De vergoeding bedraagt voor een consignatiedienst:

    • a.

      op maandag t/m vrijdag voor een morgen, avond en nacht tezamen 1/10 van de toelage;

    • b.

      op zaterdag voor een morgen, middag, avond en nacht tezamen 2/10 van de toelage;

    • c.

      op zondag (en feestdag) voor een morgen, middag, avond en nacht tezamen 3/10 van de toelage.

  • 3. Voor de tijd, binnen welke de ambtenaar werkelijke dienst verricht waartoe hij wordt opgeroepen gedurende de tijd waarin hij consignatiedienst heeft, wordt hem een vergoeding toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.2,1, Overwerkvergoeding van de CAR/UWO.

  • 4. Het college wijst de ambtenaren schriftelijk aan die voor de vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 3.3.1.5 Regeling piketdienst crisisbeheersing

In een andere regeling wordt de piketdienst crisisbeheersing vastgesteld. Zie nadere regeling.

Artikel 3.5.1.1 Ambtsjubileumgratificatie

Aan de ambtenaar die gedurende 12,5 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, wordt een bruto gratificatie toegekend overeenkomende met een kwart van de bezoldiging en van de vakantietoelage waarop de ambtenaar in de maand van zijn jubileum aanspraak heeft.

Artikel 3.5.1.2 Pensioengratificatie

De ambtenaar die tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd of later doorwerkt, ontvangt een gratificatie gelijk aan zijn bruto bezoldiging van een maand.

Artikel 3.10.1.1 Regeling reiskostenvergoeding woon-werk verkeer

Er is een nadere regeling voor de reiskostenvergoeding woon-werk verkeer. Zie nadere regeling.

HOOFDSTUK 4 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN

Artikel 4.2.1,1 Werktijden buitendienst

Werktijden buitendienst (artikel 4.2.1.1 CAR/GLZ-UWO)

  • a.

    Voor de ambtenaren van de buitendienst gemeentewerken Giessenlanden gelden de werktijden als volgt:

    • -

      maandag: 7:30 - 12:30 uur, 13:00 - 16:00 uur

    • -

      dinsdag t/m vrijdag: 8:00 - 12:30 uur, 13:00 - 16:00 uur

  • b.

    Voor de ambtenaren van de buitendienst afdeling OW Leerdam gelden de werktijden als volgt:

    • -

      wintertijd (oktober t/m maart) : ma t/m vrij 7:30 - 16:00 uur

    • -

      zomertijd (april t/m september) : ma t/m vrij 7.00 - 16.30 uur

    • -

      pauzetijd vindt plaats tussen 12.00 en 12.30 uur - de openstelling op zaterdag wordt tot de bedrijfstijd gerekend

  • c.

    Voor de ambtenaren van buurtbeheer Zederik geiden de werktijden als volgt:

    • -

      zomertijd: ma t/m vrij 7:30 - 12:30 uur, 13:00 - 16:15 uur

    • -

      wintertijd: ma t/m vrij 8:00 - 12:30 uur, 13:00 - 16:15 uur

Artikel 4.2.1.2 Tropenrooster

Als de temperaturen in de zomer daar aanleiding toe geven kunnen de werktijden voor de gehele organisatie vervroegd warden, met inachtneming van de openingstijden van het gemeentehuis. Beslissingen worden door de gemeentesecretaris genomen.

Artikel 4.2.1.3 Variabele werktijden

Ambtenaren van de buitendienst hebben min of meer vastgestelde werktijden. Voor alle ambtenaren van de binnendienst gelden variabele werktijden. In principe geldt dit ook voor de bodes, receptionisten en baliemedewerkers, echter wel rekening houdende met de openingstijden.

Artikel 4.2.1.4 Regels variabele werktijden

  • 1. De ambtenaar kan zijn werkzaamheden verrichten tussen 7:00 uur en 18:00 uur. In verband met de interne en externe dienstverlening moet er voldoende bezetting per afdeling zijn, een en ander ter beoordeling van het afdelingshoofd.

  • 2. Het rooster wordt door de ambtenaar en het afdelingshoofd in overleg bepaald.

  • 3. De ambtenaar moet na 5,5 uur werken zijn werkzaamheden onderbreken voor een pauze van een half uur.

  • 4. De lunchpauze moet worden opgenomen tussen 12:00 en 14:00 uur. De kantinebezetting bij de gemeente Giessenlanden en Zederik is van 12:00 tot 13:30 uur.

Artikel 4.2.1.5 Werktijdenregistratiesysteem

  • 1. Ambtenaren registreren de gewerkte tijd door middel van een werktijden registratiesysteem.

  • 2. Iedere ambtenaar is verplicht bij de aanvang en beëindiging van het werk alsmede de lunchpauze te klokken.

  • 3. Bij het niet klokken door de ambtenaar voor de lunchpauze zal, behoudens bijzondere omstandigheden, de lunchpauze voor de betrokken ambtenaar op de desbetreffende dag(en) worden gecorrigeerd en op 2 uur worden gesteld.

Artikel 4.2.1.6 Spaarverlof werktijdenregistratiesysteem

  • 1. De meer of minder gewerkte uren kunnen, na overleg met de leidinggevende, door de ambtenaar worden gecompenseerd.

  • 2. Compensatie van meer gewerkte uren kan plaats vinden door deze in uren, dagdelen, hele dagen of meerdere dagen op te nemen.

  • 3. De leidinggevende ziet toe op het klokgedrag van de ambtenaar en bekijkt periodiek de opgebouwde uren van de ambtenaar en maken afspraken over het terugbrengen of bijramen van uren.

Artikel 4.2.1.7 Privé zaken buiten werktijd

Indien gewerkt wordt met variabele werktijden moeten privé zaken, behalve medische waarvoor dat niet mogelijk is, buiten de gekozen werktijden worden verricht.

Artikel 4.2.L8 Aanpassen variabele werktijden

Indien wordt gewerkt met variabele werktijden moet de ambtenaar zijn werktijden zo regelen dat de dienstverlening op een goede manier kan worden gewaarborgd. Wanneer nodig dient de ambtenaar in voorkomende gevallen beschikbaar te zijn voor vergadering e.d.. Dat geldt voor zowel fulltimers en parttimers.

Artikel 4.2.1.9 Minimale bezetting

De direct leidinggevende is verantwoordelijk voor de (minimale) bezetting en bereikbaarheid van de afdeling op basis van het vastgestelde rooster.

HOOFDSTUK 4a UITWISSELEN ARBEIDSVOORWAARDEN

Artikel 4a.1.1.1 Vakantie uren uitwisselen tegen geld

De ambtenaar pleegt overleg met zijn leidinggevende over het uitwisselen van vakantie uren tegen geld.

Artikel 4a.2.1.1 Geld uitwisselen tegen vakantie uren

De ambtenaar pleegt overleg met zijn leidinggevende over het uitwisselen van geld tegen vakantie uren.

Artikel 4a.3.1.1 Inhouding op bezoldiging, eindejaarsuitkering, vakantietoelage of urenvergoeding

De door het college vastgestelde bestedingsdoelen in het cafetariamodel zijn:

  • 1.

    Het verrekenen van vakbondscontributie met eindejaarsuitkering, het volledige jaarbedrag dient de ambtenaar voor 1 december te declareren. Bij uitdiensttreding kan de ambtenaar zijn bruto bezoldiging inzetten in de maand van zijn uitdiensttreding.

  • 2.

    Het verrekenen van kilometers woon-werk met de eindejaarsuitkering (voor zover die niet binnen de vergoedingsregeling vallen). Een fiscale voorwaarde is dan dat geen gebruik gemaakt wordt van de fietsregeling.

n.b. de komende weken gaan wij bij de belastingdienst na of de aanschaf van een fiets wordt toegestaan in combinatie met de nieuwe reiskostenregeling voor woon-werk-verkeer. Als dat mag dan voegen we deze optie voor de ondertekening van de regeling nog toe.

HOOFDSTUK 6 VAKANTIE, VAKANTIETOELAGE EN (ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF

Artikel 6.2.1.1 Vakantieverlof

  • 1. Het vakantieverlof bedraagt voor ambtenaren met een volledige betrekking 196 uren.

  • 2. Het vakantieverlof bestaat uit 158,4 uur aan basisverlof op basis van artikel 6.2.1 van de CAR/UWO vermeerderd met 37,6 uur in verband met het vervallen van: (extra) leeftijdsverlof, extra verlof, schaalverlof, oudejaarsverlof en verjaardagsverlof.

  • 3. Op Goede Vrijdag en als Bevrijdingsdag op een werkdag valt, moet verplichte opname uit het vakantieverlof plaatsvinden.

  • 4. De medewerker die in 2010 meer aanspraken op vakantieverlof heeft dan 196 uur per jaar op fulltime basis behoudt deze hogere aanspraak tot een maximum van 203,2 uur per jaar tot einde dienstverband.

  • 5. Aanspraken die boven de 203,2 uur uitkomen, komen per ingangsdatum geharmoniseerde arbeidsvoorwaarden GLZ te vervallen.

Artikel 6.2.1.4 Brugdagen

  • 1. Jaarlijks worden er door de werkgever maximaal 3 brugdagen vastgesteld, exclusief Goede Vrijdag en Bevrijdingsdag.

  • 2. Een brugdag is een verplichte vrije dag ingesteld door de werkgever. Over het algemeen is het een dag die ingeklemd is tussen een feestdag en het weekend of andersom.

  • 3. De brugdagen komen voor rekening van de ambtenaar.

Artikel 6.4.1.1. Buitengewoon verlof

In de onderstaande situaties wordt aan de ambtenaar op basis van artikel 6.4 lid 2 car-uwo verlof met doorbetaling van zijn bezoldiging toegekend:

  • a.

    bij overlijden van echtgenoot of partner, (schoon)ouders, pleegouders, stiefouders, kinderen, pleegkinderen, stief en aangehuwde kinderen 4 werkdagen (*);

  • b.

    bij overlijden van een bloed- of aanverwant in de tweede graad, dag van overlijden en dag van uitvaart;

  • c.

    wanneer de ambtenaar belast is met het regelen van de uitvaart en/of nalatenschap: 4 werkdagen (*);

  • d.

    bij bevalling van de echtgenote of geregistreerd partner: 2 werkdagen;

  • e.

    bij huwelijk of geregistreerd partnerschap van de ambtenaar: 1 werkdag;

  • f.

    bij plotselinge ziekte kind, partner of familielid: conform car-uwo en waz.

(*) Meer of minder uren verlof is afhankelijk van de bijzondere omstandigheden.

Onderhandelingsresultaat Lokale arbeidsvoorwaardenregelingen Giessenlanden, Leerdam en Zederik als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de 'verordening Bijzonder Georganiseerd Overleg GLZ'Artikel

De werkgeversdelegatie in het BGO, vertegenwoordigd door de heer Molkenboer, voorzitter, en

De vakorganisaties AbvaKabo FNV en CNV Publieke Zaak, vertegenwoordigd door respectievelijk en de heer I.A. de Vlieger en de heer A. A. van Voorden,

verklaren de voorgaande tekst "Lokale arbeidsvoorwaardenregeling GLZ 2011" te zijn overeengekomen op 17 maart 2011.

bijlage 1

Algemeen overgangsrecht:

Voor de overige veranderingen geldt het reguliere overgangsrecht: ingeval de ambtenaar in de maand voorafgaande aan de datum waarop de geharmoniseerde arbeidsvoorwaarden GLZ van toepassing worden structureel een hogere vergoeding/toelage ontvangt op basis van de lokale arbeidsvoorwaardenregeling of afspraken wordt deze vanaf 1-1-2011 in 4 jaar als volgt verlaagd naar 0%: het eerste jaar 100%; het tweede jaar 75%, het derde jaar 50% en het vierde jaar 25%. Na vier jaar is de vergoeding/toelage volledig afgebouwd.

Voor de 3 gemeenten:

Basisverlof

Het vakantieverlof bedraagt voor ambtenaren met een volledige betrekking 196 uren. Het vakantieverlof bestaat uit 158,4 uur aan basisverlof op basis van artikel 6.2.1 van de CAR/UWO vermeerderd met 37,6 uur in verband met het vervallen van: (extra) leeftijdsverlof, extra verlof, schaalverlof, oudejaarsverlof en verjaardagsverlof,

De medewerker die in 2010 meer aanspraken op vakantieverlof heeft dan 196 uur per jaar op fulltime basis behoudt deze hogere aanspraak tot een maximum van 203,2 uur per jaar tot einde dienstverband. Voor de optelsom moet dan rekening gehouden worden met de hierboven genoemde verlofvormen. De opbouw van ADV die in Giessenlanden als mogelijkheid bestaat, valt hier buiten.

Goede Vrijdag en Bevrijdingsdag (als die op een werkdag vallen) zijn verplichte vrije dagen die van het basisverlof afgaan.

Aanspraken die boven de 203,2 uur uitkomen, komen per ingangsdatum van de geharmoniseerde arbeidsvoorwaarden GLZ te vervallen.

Vergoeding bedrijfshulpverleners

Binnen de GLZ-gemeenten ontvangen de aangewezen BHV-ers een vaste vergoeding. Deze vergoeding ligt bij de 3 gemeenten verschillend. In Giessenlanden wordt een netto-vergoeding toegekend van C 8,00 per maand; in Leerdam wordt een bruto-vergoeding toegekend van € 17,75 per maand en in Zederik een jaarlijkse vergoeding van € 100,00.

Voorgesteld wordt om voor de GLZ-gemeenten de BHV-vergoeding vast te stellen op € 17,75 bruto per maand conform de regeling van de gemeente Leerdam. Deze vergoeding stijgt mee met de algemene salarisverhogingen op grond van de CAO Gemeenten (per 1 januari 2011 wordt deze vergoeding met 0,5% verhoogd).

Het overgangsrecht is hier niet aan de orde gezien het feit dat de BHV-ers er in Giessenlanden en Zederik op vooruitgaan.

Overwerkvergoeding

Een medewerker heeft recht op een overwerkvergoeding. Binnen de gemeente Giessenlanden heeft iedere medewerker recht op een overwerkvergoeding; in Leerdam wordt tijd voor tijd toegekend en hebben medewerkers recht op een overwerktoeslag tot en met salarisschaal 8 en in Zederik ontvangen de medewerkers een overwerkvergoeding tot en met salarisschaal 10.

In het kader van de harmonisatie is er voor gekozen om een compensatie voor overwerk toe te kennen in uren voor alle medewerkers binnen de GLZ-gemeenten, maar de overwerktoeslag wordt uitbetaald alleen voor alle medewerkers tot en met salarisschaal 10. De leidinggevende dient toestemming te verlenen voor het verrichten van overwerk. Extra reistijd wordt niet vergoed en een lunch of diner wordt vergoed conform de Reisregeling Binnenland (rijksregeling).

Vergoeding ambtenaar rampenbestrijding

Op termijn zal er voor de betreffende medewerkers binnen de GLZ-gemeenten een piketregeling wordenvoorbereid. Tot die tijd behouden deze medewerkers hun huidige piketvergoeding.

Specifiek voor GIESSENLANDEN:

  • 1.

    De regeling alarmopvolging van de gemeente Giessenlanden is buiten de harmonisatie gelaten, omdat dit een specifieke regeling is voor de situatie bij de gemeente Giessenlanden.

  • 2.

    Artikel inconveniëntentoelage komt te vervallen. Medewerkers die nu in dienst zijn behouden deze toelage. Het is een vast component van het salaris. Nieuwe medewerkers ontvangen deze toelage niet.

  • 3.

    Artikel 'Werken bij begrafenis' komt te vervallen. Wel overgangsrecht voor de 7 medewerkers van Giessenlanden: medewerkers behouden de toelage 'werken bij begrafenissen van 100% op zaterdag in plaats van de 75% die de CAR/UWO voorschrijft. Nieuwe medewerkers ontvangen de reguliere 75%.

  • 4.

    De IPAP-vergoeding komt te vervallen'. Dit is het bedrag voor de

  • 5.

    arbeidsongeschiktheidsverzekering, Medewerkers kunnen deze verzekering wel behouden en via het brutosalaris laten betalen aan Loyalis. Het overgangsrecht geldt voor de medewerkers die reeds een IPAP-vergoeding ontvangen.

  • 6.

    Medewerkers die nog geen vergoeding voor reiskosten woon-werk ontvangen kunnen nog eenmaal een fiets volgens de regeling in Giessenlanden ontvangen, zolang de fiscus deze regeling op deze wijze toestaat. Indien men hiervan gebruik maakt, vervalt het recht op een vergoeding voor woon-werkverkeer voor drie jaar (fiscale regel).

Specifiek voor ZEDERIK:

  • 1.

    Ambtsjubileumgratificatie: In de gemeente Zederik ontvangen de medewerkers bij een 25-jarig ambtsjubileum (in overheidsdienst) een gratificatie van 70% van het bruto maandsalaris verhoogd met 8% vakantietoelage. In de gemeenten Giessenlanden en Leerdam bedraagt het percentage 50%. Het wordt nu voor de GLZ-gemeenten conform de CAR/UWO. Voor de gemeente Zederik zal een overgangsrecht gelden tot 1 januari 2015. Voor de medewerkers die voor 2015 in aanmerking komen voor een 25-jarig ambtsjubileumgratificatie blijft het percentage van 70% gehandhaafd.

  • 2.

    Periodieke salarisverhoging: Voor de GLZ-gemeenten gaat gelden dat een periodieke salarisverhoging (wanneer een medewerker nog niet op het maximum-salaris zit in zijn geldende salarisschaal) plaatsvindt op 1 januari van het eerstvolgende jaar na aanstelling en nadien telkens na één jaar. Alleen voor de medewerkers binnen de gemeente Zederik heeft dit gevolgen omdat hier de regel wordt gehanteerd dat de eerstvolgende jaarlijkse periodieke verhoging plaatsvindt met ingang van de datum van indiensttreding. Bijvoorbeeld een medewerker komt in dienst per 1 november 2010 en komt met ingang van 1 november 2011 in aanmerking -bij goed functioneren- in aanmerking voor een periodieke verhoging. In dit voorbeeld wordt in het vervolg op 1 januari 2011 de periodieke verhoging toegekend. Bij de vaststelling van de harmonisatie arbeidsvoorwaarden zal de ingangsdatum bekend worden gemaakt. Voor Zederik geldt hier geen overgangsrecht.

Specifiek voor LEERDAM:

  • 1.

    De uitloopschaal komt voor hen die deze nog niet bezitten, te vervallen. Alleen medewerkers die in 2011 voldoen aan de criteria zoals die daarvoor thans in Leerdam gelden, komen alsnog in aanmerking voor bevordering naar de uitloopschaal. Aan hen kan de uitloopschaal structureel worden toegekend, vindt bevordering naar de uitloopschaal plaats in twee stappen.

  • 2.

    Toelage speciale functie-eisen wordt via een uitsterfconstructie afgebouwd. Dit betekent dat andere medewerkers dan degenen die deze toelage thans ontvangen hiervoor niet meer in aanmerking komen. Medewerker die de toelage nu hebben behouden die. Bij de invoering van het nieuwe functiewaarderingssysteem (mogelijk van de VNG, wordt nog besproken in BOR/BGO) wordt nagegaan of deze speciale eisen normaal opgenomen kunnen worden in de beloning.

  • 3.

    De vergoeding van de bodes wordt buiten de harmonisatie gehouden. Deze vergoeding bestaat uit onregelmatigheidstoeslag, inconveniënten en beschikbaarheid. Dit heeft geleid tot een vast bedrag van C233,36 bruto per maand.

  • 4.

    De pensioengratificatie, waarbij de ambtenaar de dienst met pensioen verlaat een gratificatie gelijk aan de bruto bezoldiging over anderhalve maand ontvangt, komt te vervallen. In plaats van deze Leerdamse regeling wordt een pensioengratificatie toegekend aan die medewerker van Gieessenlanden, Leerdam en Zederik die tot zijn 65e jaar of langer doorwerkt. De gratificatie is gelijk aan de bruto bezoldiging van één maand. Voor Leerdam geldt voor die medewerkers die op 1-1-2011 60 jaar of ouder zijn een overgangsregeling. Voor de medewerkers die op 1 januari 2011 jonger zijn dan 60 jaar geldt geen overgangsrecht.

  • 5.

    Overgangsrecht geldt voor die medewerkers die nu meer reiskosten woon-werkverkeerontvangen dan de aanspraak in de nieuwe regeling. Het overgangsrecht duurt 4 jaar, waarin het verschil in reiskosten in 4 jaar wordt afgebouwd (1e jaar 100%, 2e jaar 75%, 3e jaar 50%, 4e jaar 25%).

Bijlage II: regeling reiskostenvergoeding voor de GLZ-gemeenten.

Samenwerkende gemeenten Giessenlanden, Leerdam en Zederik

De colleges van Giessenlanden, Leerdam en Zederik;

gelet op de bepalingen in hoofdstuk 18 (artikel 18:1:8) van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst;

besluiten:

vast te stellen de navolgende

REGELING REISKOSTENVERGOEDING GEMEENTEN Giessenlanden, Leerdam en Zederik

Algemeen

Artikel 1

Begripsbepaling

Deze regeling is van toepassing op medewerkers in dienst van de gemeenten Giessenlanden, Leerdam en Zederik met een aanstelling vallende onder de bepalingen van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst GLZ.

Artikel 2

Wie komt in aanmerking?

De regeling is van toepassing op medewerkers die:

  • a)

    reizen van het woonadres naar de standplaats; onder standplaats wordt verstaan: de locatie of locaties waar de werkzaamheden volgens een vast rooster worden uitgevoerd;

  • b)

    in het kader van hun functie dienstreizen of studiereizen maken;

  • c)

    voor de medewerkers van gemeentewerken (buitendienst) geldt de afstand van het woonadres naar de gemeentelijke werkplaats;

  • d)

    een vast of tijdelijk dienstverband hebben met genoemde gemeenten;

  • e)

    een stageovereenkomst hebben met deze gemeente, tenzij betrokkene een openbaar vervoerkaart heeft waarmee reizen gemaakt kunnen worden;

  • f)

    als oproepkracht werkzaam zijn;

  • g)

    niet tot de vrijwilligers van de gemeentelijke brandweer behoren.

Woon - werkverkeer

Artikel 3

Vergoeding

  • 1.

    Iedere medewerker heeft recht op een maandelijkse vergoeding in de dagelijkste maken reiskosten woon-werkverkeer naar de standplaats. Pont- en/of veergelden worden niet vergoed.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt vastgesteld op basis van het aantal te rijden kilometers per dag. Het aantal dagen waarop gemiddeld per maand wordt gewerkt is voor een fulltimer vastgesteld op 17,8.

  • 3.

    Medewerkers die de afstand woon-werkverkeer afleggen met openbaar vervoer, kunnen indien de werkelijke kosten hoger zijn dan de vergoeding die zij op basis van lid 2 van dit artikel ontvangen- tegen inlevering van de vervoersbewijzen (o.a. een maandkaart, uitgaande van een 5-daagse werkweek) in aanmerking komen voor vergoeding van de volledige kosten voor openbaar vervoer 2e klasse. Bij de berekening ervan wordt uitgegaan van de meest efficiënte (kortste of snelste) route. Vergoeding van deze kosten is onbelast.

  • 4.

    De maandelijkse vergoeding wordt op grond van het bepaalde over de onbelaste vergoedingvoor woon-werkverkeer in het ''Handboek Loonheffingen” (een uitgave van de Belastingdienst) vastgesteld op 0,19 per kilometer.

  • 5.

    De vaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer wordt verstrekt op basis van de volgende gegevens:

  • a.

    het aantal werkdagen per jaar is 260;

  • b.

    het gemiddeld aantal dagen in verband met kortstondige afwezigheid (bijv. vakantie, verlof of ziekte) bedraagt 46;

    De maximaal toegestane onbelaste reiskostenvergoeding op jaarbasis bedraagt:

    260 minus 46 x totale reisafstand x € 0,19 (peildatum 1 januari 2011).

  • 6.

    De maximale vergoeding reiskosten woon-werkverkeer is gebaseerd op maximaal 25 kilometer enkele reis.

  • 7.

    Bij een vrijwillige verhuizing naar een ander woonadres, bij wijziging van het rooster of van destandplaats wordt de reiskostenvergoeding woon-werkverkeer herberekend en opnieuw vastgesteld op basis van lid 4 of van lid 3.

  • 8.

    De reiskostenvergoeding woon-werkverkeer wordt stopgezet na 4 weken -met ingang van de 5e week- aaneengesloten afwezigheid (bij ziekte, buitengewoon verlof en onbetaald verlof). Indien de medewerker zijn werkzaamheden weer hervat zal er een nacalculatie plaatsvinden.

Artikel 4

Nieuw in dienst tredend personeel

  • 1.

    Een medewerker die voor het eerst bij genoemde gemeenten in dienst treedt heeft de keus tussen blijven wonen waar hij/zij woont dan wel te verhuizen naar één van de GLZ-gemeenten.

  • 2.

    Indien de medewerker als bedoeld onder lid 1 van dit artikel te kennen geeft te willen verhuizen, dan wordt dit vastgelegd in de benoemingsbrief. Verhuizing dient dan plaats te vinden binnen een termijn van één jaar na indiensttreding.

  • 3.

    De termijn van één jaar als bedoeld in lid 2 van dit artikel kan met dezelfde termijn worden verlengd indien betrokkene er niet in slaagt geschikte woonruimte te vinden binnen de vastgestelde termijn van één jaar.

  • 4.

    Ter overbrugging van de periode die de medewerker als bedoeld onder lid 1 noodzakelijkerwijs heen en weer moet reizen tussen zijn/haar woonplaats en zijn/haar werkplaats, ontvangt hij/zij een vergoeding in de dagelijks te maken reiskosten woon-werkverkeer conform het gestelde in artikel 3, lid 4.

  • 5.

    Bij verhuizing is het bepaalde in hoofdstuk 18 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Na de verhuizing geldt voor de medewerker een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer op basis van artikel 3, lid 4, van deze regeling.

  • 7.

    Geeft de medewerker direct bij indiensttreding te kennen niet te willen verhuizen, dan geldt de vergoedingsregeling als bedoeld in artikel 3, lid 4. Voor de medewerker vervalt hiermee het recht op een verhuiskostenvergoeding.

Dienst- en studiereizen

Artikel 5

Vergoeding

  • 1.

    Indien een medewerker als gevolg van de uitoefening van die dienst een dienst- of studiereis maakt en noodzakelijkerwijs kosten moet maken, worden deze kosten vergoed op basis van hetgeen hierna is bepaald.

  • 2.

    Indien een dienst- of studiereisreis gemaakt wordt naar een plaats waar zich (ook) een NS- of busstation bevindt, wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van het openbaar vervoer.

  • 3.

    Bij elke dienst- of studiereis dient het aantal kilometers waarop de reiskosten woon-werkverkeer zijn berekend (tot een maximum van 25 kilometer enkele reis) in mindering te worden gebracht op het totaal aantal te declareren kilometers van het afgelegde reistraject.

  • 4.

    De dienstleiding verstrekt vooraf toestemming voor het maken van de dienstreis.

  • 5.

    De reiskosten voor dienstreizen of studiereizen gemaakt met het openbaar vervoer worden volledig vergoed. Een door de direct leidinggevende getekende declaratie met vervoersbewijzen moet worden ingediend bij de salarisadministratie.

  • 6.

    Indien reizen met openbaar vervoer als ondoelmatig kan worden beschouwd, wordt een vergoeding per gereden kilometer verstrekt. Ook hier geldt dat een door de direct leidinggevende getekende declaratie kan worden ingediend bij de salarisadministratie.

  • 7.

    De vergoeding voor dienstreizen is gebaseerd op de Reisregeling Binnenland en bedraagt per kilometer € 0,37 bruto, waarvan € 0,18 belast.

  • 8.

    De verblijfskosten (maaltijdvergoedingen) worden vergoed tot het maximum van de door het Rijk gehanteerde vergoedingsnormen.

  • 9.

    Studiereizen, die niet met het openbaar vervoer worden gemaakt, worden vergoed op basis van artikel 5 lid 7.

  • 10.

    Onder studiereizen wordt verstaan alle reizen die in verband met het deelnemen aan een opleiding, studie, cursus, training, workshop, themabijeenkomsten, seminars of congres worden gemaakt.

Intrekking

Artikel 6

Intrekking

De "Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer gemeente Zederik", zoals vastgesteld op 7 oktober 2008 wordt, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de ''Regeling reiskosten woon-werkverkeer. voor de GLZ-gemeenten", ingetrokken.

De "Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer gemeente Giessenlanden", zoals vastgesteld op 10 juni 2008 wordt, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de "Regeling reiskosten woon-werkverkeer voor de GLZ-gemeenten", ingetrokken.

De "Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer gemeente Leerdam", zoals vastgesteld op 20 mei 2008 wordt, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de "Regeling reiskosten woon-werkverkeer voor de GLZ-gemeenten", ingetrokken.

Slotbepaling

Artikel 7

Ingangsdatum

  • a.

    De "Regeling reiskostenvergoeding woon-werkverkeer gemeente voor de GLZ-gemeenten" treedt in werking met ingang van 1 april 2011.

  • b.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling reiskostenregeling voor de GLZ-gemeenten".

Toelichting

Artikel 2

Voor de meeste medewerkers geldt dat zij hun werkzaamheden uitoefenen op een vaste locatie. Bij die medewerkers die in het kader van hun functie volgens een vast rooster op meerdere locaties werkzaam zijn dan de locatie van de gemeente waarin zijn dienst zijn, worden de reiskosten woon-werk per locatie berekend.

Artikel 3

Voor de berekening van de reisroute wordt uitgegaan van de kortste route. Aanpassingen van het rooster, wijziging in het woonadres en wijziging in de locatie waar men geregeld werkt, dienen bijtijds te worden doorgegeven en leiden tot aanpassing van de reiskostenvergoeding woon-werk.

Het onbelast vergoeden van reiskosten woon-werk vindt plaats op basis van de richtlijnen van de Belastingdienst. De fiscus gaat uit van 214 werkdagen per jaar. De maximale maandelijkse reisvergoeding bedraagt per 1-4-2011: 214 x 50 km x 0,19 :12 = € 169,42 bij een rooster van 5 dagen per week.

Artikel 5

Het vergoeden van verblijfskosten en dienstreizen vindt plaats op basis van de vergoedingsnomen van het Rijk. Wijzigingen daarin worden automatisch gevolgd en staan vermeld op het reisdeclaratieformulier. Als geen bewijsstukken van gemaakte verblijfskosten, van reizen gemaakt met het openbaar vervoer of van parkeerkosten kunnen worden overlegd, worden die kosten niet vergoed. Parkeerkosten gemaakt in de gemeenten Giessenlanden, Leerdam en Zederik worden niet vergoed, omdat er voldoende vrije/niet betaalde parkeerplaatsen voorhanden zijn. Parkeerkosten gemaakt tijdens dienstreizen buiten de GLZ gemeenten komen voor vergoeding in aanmerking, na overlegging van een betalingsbewijs of bonnetje.

BIJLAGE III: REGELING PIKETDIENST CRISISBEHEERSING GLZ

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. Piketfunctionaris

De ambtenaar die conform artikel 2 is aangewezen om deel te nemen aan deze piketdienst.

2. Piketdienst

Het buiten de normale werktijden bereikbaar en beschikbaar zijn voor werkzaamheden in het kader van de crisisbeheersing, zowel op lokaal, interlokaal, regionaal als interregionaal niveau overeenkomstig het Rampenplan van de gemeenten GLZ en de Gecodrdineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure (GRIP) Zuid-Holland Zuid. Binnen de piketdienst wordt onderscheid gemaakt tussen 3 verschillende diensten, te weten:

  • 1.

    GRIP 1

    Piketdienst ten behoeve van een functie in het CoPI (commando plaats incident) welke is gesitueerd nabij een incident, waar de piketfunctionaris zich binnen 30 minuten na alarmering dient te melden.

  • 2.

    GRIP 2

    Piketdienst ten behoeve van een functie in het ROT (Regionaal Operationeel Team) welke is gesitueerd in Dordrecht, waar de piketfunctionaris zich binnen 45 minuten na alarmering dient te melden.

  • 3.

    GRIP 3 Piketdienst ten behoeve van een functie in het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) welke is gesitueerd in het gemeentehuis van de incidentgemeente, tenzij de burgemeester van die gemeente anders bepaald. De piketfunctionaris dient zich daar binnen 60 minuten na alarmering te melden.

3. Piketdienstperiode

Een aaneengesloten periode van 7 dagen waarin de functionaris buiten de normale werktijd verplicht is bereikbaar en beschikbaar te zijn binnen de daarvoor afgesproken termijnen om zijn werkzaamheden te verrichten. De piketdienstperiode loopt van maandag 09.00 uur tot de volgende maandag 09.00 uur.

4. Piketrooster

Het rooster welke jaarlijks in onderling overleg wordt opgesteld door de piketfunctionarissen die deelnemen aan de piketdienst, welke loopt van januari tot januari.

5. Piketcluster

Er worden 2 piketclusters onderscheiden:

  • 1.

    Het cluster ten behoeve van GRIP 1 (CoPI) en GRIP 3 (GBT) bestaat uit de gemeenten uit de subregio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden;

  • 2.

    Het cluster ten behoeve van GRIP 2 (ROT) bestaat uit de gemeenten uit de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.

6. Bereikbaarheid

Het te allen tijde bereikbaar zijn door middel van pageralarmering middels de GMC en het telefonisch bereikbaar zijn middels een mobiele telefoon met een responstijd van maximaal 10 minuten.

Artikel 2 Piketfunctionaris

  • 1.

    De piketfunctionaris wordt door het college van B&W aangewezen om deel te nemen aan de piketdienst conform artikel 15:1:10 lid 2c van de CAR/UWO.

  • 2.

    De gemeenten GLZ stelt binnen de subregio Alblasserwaard en Vijfheerenianden een factor 1 aan piketfunctionaris beschikbaar om de piketclusters genoemd artikel 3 te voorzien van voldoende functionarissen.

  • 3.

    Om te voldoen aan het gestelde in lid 2 is het mogelijk bijstand aan te vragen aan een gemeente binnen het piketcluster om een functionaris daartoe mede beschikbaar te stellen.

Artikel 3 Piketcluster

  • 1.

    Het piketcluster ten behoeve van GRIP 1 (CoPI) en GRIP 3 (GBT) bestaat uit de gemeenten uit de subregio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden;

  • 2.

    Het piketcluster ten behoeve van GRIP 2 (ROT) bestaat uit de gemeenten uit de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.

Artikel 4 Taakuitvoering

  • 1.

    De taken die dienen te worden verricht conform het gemeentelijk rampenplan en zoals nader afgesproken binnen de subregio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.

  • 2.

    Voor de taakuitvoering beschikt de piketfunctionaris over een mandaat, welke schriftelijk is vastgesteld door het college van B&W.

  • 3.

    Voor de taakuitvoering krijgt de piketfunctionaris de beschikking over de middelen die hij nodig heeft om zijn taken uit te voeren.

Artikel 5 Geldelijke vergoeding

  • 1.

    Voor het verrichten van de piketdienst ontvangt de piketfunctionaris een geldelijke vergoeding die maandelijks als vaste toelage wordt uitbetaald.

  • 2.

    De piketvergoeding bedoeld in lid 1 wordt afgeleid van de piketdienst vergoeding die conform de CAR/UWO van toepassing is voor de beroepsbrandweer.

  • 3.

    Voor het verrichten van werkzaamheden die worden verricht in het kader van de piketdienst buiten de gebruikelijke werkuren van de piketfunctionaris wordt een overwerkvergoeding betaald conform artikel 3:2 van de CAR/UWO.

  • 4.

    De kilometers die gemaakt worden ten behoeve van de werkzaamheden in het kader van de piketdienst komen in aanmerking voor vergoeding conform de vergoeding voor een dienstreis zoals binnen de gemeente van kracht is.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven afwijken van de bij of krachtens deze regeling gestelde regels.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2009 en kan worden aangehaald als "Regeling piketdienst crisisbeheersing gemeenten GLZ.

Deze regeling is gelijktijdig en identiek door de gemeenten Giessenlanden, Leerdam en Zederik vastgesteld op 1-1-2009.