Regeling vervallen per 01-11-2015

Treasurystatuut gemeente Giessenlanden

Geldend van 01-10-2009 t/m 31-10-2015

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Giessenlanden

Zaaknummer : 09-4076 - 2166De raad van de gemeente Giessenlanden;Gelezen het raadsvoorstel van 18 augustus 2009;Overwegende, dat het gewenst is het Treasurystatuut op onderdelen aan te passen;Gelet op artikelen 156 en 212 van de Gemeentewet, artikel 13 van de Financiële verordening gemeente Giessenlanden en de wet Fido/Ruddo;b e s l u i t:vast te stellen het Treasurystatuut gemeente Giessenlanden.

Hoofdstuk I Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • -

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

  • -

    Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

  • -

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot twee jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van twee jaar of langer.

Hoofdstuk II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Hoofdstuk III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur.

Hoofdstuk IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Hoofdstuk V Kredietisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door

    • -

      daarbij uitsluitend producten met een vastrentende waarde of minimaal een hoofdsomgarantie te hanteren zoals: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten.

    • -

      Producten waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd is. Bij het aangaan van een garantieproduct is op voorhand duidelijk wat de kosten zijn van het voortijdig beëindigen van het contract.

    • -

      Beleggingsfondsen die voorkomen op de zogenaamde Witte Lijst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningrijkrelaties of voldoen aan de bepalingen zoals vastgelegd in (de Handreiking bij) de Wet Fido/Ruddo. Het betreft hier (breed gespreide) beleggingsfondsen in vastrentende waarden, waarvan de onderliggende beleggingen (obligaties e.d.) elk voldoen aan de Wet Fido.

    • -

      Als de rating van een van de hierboven genoemde financiële ondernemingen tijdens de looptijd van een uitzetting daalt tot onder het in artikel 6 genoemde ratingniveau zal beoordeeld worden of de belegging wordt beëindigd

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Hoofdstuk VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

      • -

        Instellingen met een solvabiliteitsratio van 0%.

      • -

        Financiële ondernemingen met ten minste een AA-minusrating afgegeven door tenminste 2 ratingbureau’s.

    • b.

      Teneinde kredietrisico’s te spreiden gelden de volgende bepalingen:

      • -

        Er wordt uitsluitend belegd in landen en ondernemingen van die landen die onderdeel uitmaken van de EER (alsmede hun toezichthouder) en een landenrating hebben van minimaal AA toegekend door ten minste 2 ratingbureaus.

      • -

        Ratings dienen afgegeven te zijn door 2 toegestane ratingbureaus. Toegestane ratingbureaus zijn Standard & Poors, Moody’s en Fitch IBCA .

      • -

        Deposito’s inclusief geldmarktfondsen met een maximale looptijd van 3 maanden minimaal gespreid over 2 financiële instellingen of een beheerder waarbij aandacht wordt gegeven aan de diversificatie van beleggingen.

      • -

        Beleggingen (langer dan 3 maanden) worden minimaal gespreid over 2 financiële instellingen of een beheerder waarbij aandacht wordt gegeven aan de diversificatie van beleggingen.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Hoofdstuk VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 3 jaar.

Hoofdstuk VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid.

Hoofdstuk IX Gemeentefinanciering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN).

  • 4.

    De gemeente vraagt schriftelijke offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

Hoofdstuk X Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4,5 en 6 genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De gemeente vraagt schriftelijkeoffertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

Hoofdstuk XI Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 5 jaar beoordeeld.

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Hoofdstuk XII Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Hoofdstuk XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldo- en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn producten met een vastrentende waarde of minimaal een hoofdsomgarantie, zoals rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten.

  • 5.

    Bij het uitzetten van gelden korter dan twee jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan, met inachtneming van de geformuleerde maximumbedragen.

  • 6.

    De gemeente vraagt schriftelijke offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd langer dan één maand.

  • 7.

    De gemeente vraagt schriftelijke offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd tot en met één maand.

  • 8.

    Na aanbesteding, conform de voorwaarden zoals genoemd onder 6 en 7, kan een langdurig contract worden aangegaan.

Hoofdstuk XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd in artikel 15.

  • 2.

    De bevoegdheden zijn vastgelegd in artikel 16.

  • 3.

    Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe).

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere treasurytransactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

Hoofdstuk XV Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;

·Het vaststellen van de treasuryparagraaf in begroting en jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

·Het uitvoeren van de niet aan het college van B&W overgedragen treasuryactiviteiten.

Raadscommissie

·Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad.

Het college van B&W

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

·Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties (voor zover de Gemeenteraad dit niet aan zich heeft voorbehouden);

·Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

De portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De gemeentecontroller

·Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Hoofd afdeling Middelen

·Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

·Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

·Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

·Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

·Het opstellen van de rentevisie.

Leiding organisatie

·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling Middelen met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

·Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Middelen;

Beheerder financiën

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het hoofd afdeling Middelen;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

·Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de gemeentecontroller;

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de aan de gemeentelijke administratie;

De externe accountant

·Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Hoofdstuk XVI Bevoegdheden

Artikel 16.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegde functionaris

(1e autorisatie)

Bevoegde functionaris

(2e autorisatie)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Beheerder financiën

Hoofd afdeling Middelen

2.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Beheerder financiën

Hoofd afdeling Middelen

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Beheerder financiën

Hoofd afdeling Middelen

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Hoofd afdeling Middelen

Gemeentecontroller

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Hoofd afdeling Middelen

Gemeentecontroller

Risicobeheer

6.Het afsluiten van derivatentransacties

Hoofd afdeling Middelen

Portefeuillehouder Financiën

Financiering en uitzetting

7.Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Gemeentecontroller

College van B&W

8.Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Hoofd afdeling Middelen

Gemeentecontroller

9.Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut.

Hoofd afdeling Middelen

Gemeentecontroller

10.Het beleggen in garantieproducten

Hoofd afdeling Middelen

College van B&W

11.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

12.Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

XVII Informatievoorziening

Artikel 17.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Budgethouders

Beheerder financiën

2.Liquiditeitenplanning

Beheerder financiën

College van B&W

3.Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Hoofd afdeling Middelen

Gemeenteraad

4.Evaluatie treasuryactiviteiten in Treasuryparagraaf van het jaarverslag bij de rekening

Hoofd afdeling Middelen

Gemeenteraad

5.Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via rapportage

Hoofd afdeling Middelen

Gemeenteraad

6.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Beheerder financiën

Derden

7.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

College van B&W

Provincie

Hoofdstuk XVII Slotbepalingen

Artikel 18.

  • 1.

    Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

  • 2.

    Het treasurystatuut dat op 26 januari 2006 is vastgesteld met ingangsdatum 1 februari 2006 vervalt met ingang van 1 oktober 2009.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Treasurystatuut gemeente Giessenlanden".

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente

Giessenlanden van 24 september 2009.

De griffier,

mevr. drs. N.C. Both

De voorzitter,

mevr. E. Boot

Officiele inhoudsopgave