Regeling vervallen per 01-01-2019

Financiële verordening Molenlanden 2019

Geldend van 31-12-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Financiële verordening Molenlanden 2019

De raden van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard

(ieder binnen de eigen bevoegdheid);

gelezen het voorstel van de gezamenlijke colleges van Giessenlanden en Molenwaard (ieder binnen de eigen bevoegdheid) over bovenstaand onderwerp;

overwegende dat het van belang is dat de per 1 januari 2019 te vormen gemeente Molenlanden bij haar start beschikt over gelijke voorschriften op het punt van het beheersen van de financiële processen van de gemeente Molenlanden;

gelet op artikel 212 Gemeentewet;

besluiten vast te stellen

de Financiële verordening Molenlanden 2019

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • afdeling: organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie;

  • inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • uitgaven: totaal van de lasten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • bruto schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva;

  • netto schuld: bruto schuld min de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak;

  • taakveld: eenheden conform de definities van het BBV;

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • investeringen: duurzame goederen waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;

  • weerstandratio: vrije besteedbare administratieve en stille reserves versus omvang financiële risico’s;

  • bouwgrond in exploitatie: gronden in eigendom van een gemeente, waarvoor de raad een grondexploitatiecomplex en een grondexploitatiebegroting heeft vastgesteld;

  • economische activiteit: iedere activiteit bestaande uit het aanbieden van goederen en/of diensten op een bepaalde markt;

  • MPG-V: Meerjaren Perspectief Grond- en Vastgoedtransacties.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling

De raad ontvangt bij aanvang van iedere raadsperiode ter vaststelling een voorstel inhoudende:

  • een programma-indeling en een paragraafindeling binnen de kaders van het BBV;

  • de taakvelden van ieder programma;

  • de paragrafen;

  • per programma en per paragraaf de relevante (beleids)indicatoren.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De indeling van de begroting wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Op basis van de programma-indeling wordt een beleidsprogramma door het college opgesteld en door de raad vastgesteld.

  • 2.

    De rubricering van de financiële begroting en jaarrekening geschiedt op basis van taakvelden.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe en lopende investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de projecten van het MPG-V.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kadernota

  • 1.

    Het college biedt uiterlijk de eerste helft van juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    De raad stelt in de kadernota vast:

    • de financiële uitgangspunten waaronder het budget voor onvoorziene uitgaven;

    • de kaders voor de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen;

    • het inflatiepercentage voor de overige opbrengsten;

    • de parameters voor de actualisatie van het MPG-V.

Artikel 5. Autorisatiebeleid begroting en investeringsbudgetten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting, de baten en de lasten per programma, de onttrekkingen aan voorzieningen en de investeringskredieten.

  • 2.

    De raad geeft bij de begrotingsbehandeling aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Het college is gemachtigd bij nieuwe projecten/ ontwikkelingen ongedekte uitgaven te doen tot maximaal € 100.000 en legt hierover achteraf in de Zomernota, Eindejaarsnota en /of Jaarstukken verantwoording af.

  • 4.

    Niet-bestede delen van exploitatiebudgetten lopende het begrotingsjaar worden niet overgeheveld naar het volgende jaar.

  • 5.

    Lopende investeringsbudgetten kunnen maximaal twee jaar administratief zonder raadsbesluit worden doorgeschoven naar het volgende jaar zonder dat daar een raadsbesluit voor nodig is. Als het college dit investeringsbudget langer wil doorschuiven dan vraagt het college de raad hiertoe te besluiten bij het vaststellen van de jaarstukken.

  • 6.

    Van investeringsbudgetten vanaf € 500.000 wordt binnen 6 maanden na oplevering een (financiële) eindrapportage door het college vastgesteld.

Artikel 6. Zomernota

  • 1.

    Het college informeert de raad naar de stand en inzichten per 1 juni over de financiële afwijkingen van ieder programma, de ontwikkeling van het totale saldo van de baten en de lasten, de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves en het daarmee samenhangende begrotingsresultaat.

  • 2.

    Het college informeert over de stand van de lopende investeringskredieten per 1 juni.

  • 3.

    Het college informeert via de Zomernota over beleidsmatige ontwikkelingen.

  • 4.

    In de Zomernota worden afwijkingen overeenkomstig artikel 5.3 (= achteraf) op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en nadelige afwijkingen op investeringskredieten toegelicht.

  • 5.

    De raad stelt de Zomernota (inclusief samenhangende begrotingswijziging) vast.

Artikel 7. Eindejaarsnota

  • 1.

    Het college informeert de raad naar de stand en inzichten per 1 oktober over de financiële afwijkingen door middel van de Eindejaarsnota ten aanzien van ieder programma, de ontwikkeling van het totale saldo van de baten en de lasten, de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves en het daarmee samenhangende begrotingsresultaat.

  • 2.

    Het college informeert de raad bij de Eindejaarsnota naar de stand van de lopende investeringskredieten per 1 oktober.

  • 3.

    In de Eindejaarsnota worden afwijkingen overeenkomstig artikel 5.3 (= achteraf) op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en nadelige afwijkingen op investeringskredieten toegelicht.

  • 4.

    De raad stelt de Eindejaarsnota (inclusief samenhangende begrotingswijziging) vast.

Artikel 8. Meerjarig projectenprogramma (MPG-V)

  • 1.

    Het college informeert de raad 2 keer per jaar over de over de voortgang en ontwikkelingen van de MPG-V projecten en 1 keer per jaar over financiële stand van zaken van deze projecten.

  • 2.

    Het college actualiseert 1 keer per jaar de kredieten van het MPG-V, wijzigt op grond hiervan via de eindejaarsnota de begroting.

  • 3.

    Het college vraagt vaststelling van het MPG-V aan de raad.

  • 4.

    Het college informeert per project over de financiële risico’s, de eindwaarden en de netto contante waarden en de te nemen (voordelige en nadelige) resultaten.

  • 5.

    Het college informeert over de ontwikkeling van de weerstandsratio van het totale MPG-V.

  • 6.

    Het college informeert de raad via het MPG-V over het totaal aan lopende risico’s en de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt.

  • 7.

    Via het MPG-V worden afwijkingen per project ten opzichte van het lopende MPG-V vanaf € 50.000 toegelicht.

Artikel 9. Informatieplicht

Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van:

  • 1.

    aankoop van vastgoed waarvan de voorgenomen aankoopwaarde € 100.000 of meer bedraagt of 15% hoger is ten opzichte van de marktwaarde ligt;

  • 2.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties vanaf € 100.000.

Artikel 10. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 11. Afschrijvingsbeleid

  • 1.

    De waardering van activa en de daarop van toepassing zijnde afschrijvingstermijnen e.d. blijven als gevolg van de gemeentelijke herindeling per 1 januari 2019 ongewijzigd.

  • 2.

    De economische levensduur van een activum wordt als basis voor de afschrijvingstermijn van het betreffende activum gehanteerd.

  • 3.

    Investeringen in materieel en immaterieel actief worden lineair op basis van de verwachte (resterende) levensduur afgeschreven.

  • 4.

    De afschrijving start volgend op het jaar van investeren.

  • 5.

    Voor gebouwen en accommodaties wordt één termijn van lineair afschrijven gehanteerd.

  • 6.

    Op grond wordt niet afgeschreven.

  • 7.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 8.

    Bijdragen in juridische en economische eigendom van derden worden niet geactiveerd.

  • 9.

    Duurzame goederen met een aanschafwaarde kleiner dan € 15.000 worden niet geactiveerd.

  • 10.

    Activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening.

  • 11.

    Het college heeft de bevoegdheid om binnen de gestelde interval zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen de exacte afschrijvingstermijn te bepalen.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    De raad stelt een nota reserves en voorzieningen vast

  • 2.

    Het uitgangspunt is een zo beperkt mogelijk aantal bestemmingsreserves.

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten, overhead, betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. Het voorgaande is ook van toepassing voor de kostprijzen van rechten en heffingen.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de afschrijvingslasten van de in gebruik zijnde activa, de rentelasten van deze activa overeenkomstig artikel 14 lid 10 en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Salariskosten en inhuur derden die direct een aan een nieuwe investerings-(project) zijn toe te rekenen worden geactiveerd.

  • 4.

    Rentetoerekening over eigen reserves en voorzieningen vindt niet plaats en maakt geen deel uit van de kostprijzen zoals onder lid 1 en 2 begrepen. De verwachte betaalde rente op leningen maakt deel uit van de kostprijzen. Behoudens het rente% voor de onderdelen waarop VPB heffing van toepassing is, wordt het rentepercentage op een half procent afgerond.

  • 5.

    Kosten van overhead worden toegerekend aan investeringen in de buitenruimte, rioleringen en grondexploitaties. Deze doorberekening is gebaseerd op de capaciteitsinzet per grondexploitatie/ complex/ investering en een voorcalculatorische opslag (%) of doorbelasting van de overhead. Ook ingeval bij inhuur van derden wordt dezelfde opslag voor overhead toegepast.

  • 6.

    De omvang van de door te belasten overhead aan investeringen en projecten en een eventueel daaruit voortvloeiend opslag% voor overhead op de kosten van de personele inzet wordt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting bepaald.

  • 7.

    De werkelijke geschatte personele inzet (inclusief inhuur derden) vermeerdert met een voorcalculatorische doorbelasting, eventueel opslag-%, voor overhead wordt aan projecten / investeringen doorbelast.

  • 8.

    Een bijstelling van de voorcalculatorische doorbelasting, eventueel opslag-%, voor overhead op basis van de feitelijke ontwikkeling van de overheadkosten vindt niet plaats.

  • 9.

    De geplande capaciteitsinzet wordt per project ten behoeve van de projectraming door de projectleider/budgethouder bepaald en jaarlijks bij de zomernota en de volgende begroting geactualiseerd.

  • 10.

    Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang verstrekt het college aan de raad een voorstel waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege de aanwezigheid van een publiek belang versterkt het college aan de raad een voorstel waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang versterkt het college aan de raad een voorstel waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsvoorstellen met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 16. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de leges en begraafrechten.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de 8 jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

Artikel 17. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het aantrekken en / of het uitzetten van middelen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • c.

      het aantrekken en / of uitzetten van geldmiddelen gebeurt vanaf 1 januari 2019 uitsluitend bij Nederlandse financiële instellingen met minimaal een AA rating of andere overheden.

    • d.

      lopende transacties per 1 januari 2019 worden ten aanzien van kredietrisico’s beoordeeld en indien wenselijk (af)gekocht.

  • 2.

    Het college stelt uitvoeringsregels voor de financiering en regels voor de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op. Het college legt deze vast in een besluit Treasurystatuut.

Artikel 18. Beleid inzake garantiestelling/ uitgegeven geldleningen

  • 1.

    Garantieverlening en uitgegeven geldleningen dienen te passen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren, het gemeentelijke beleid en moeten een publieke taak of het algemeen belang dienen.

  • 2.

    Het college toetst de financiële positie van de aanvrager, vraagt indien mogelijk zakelijke zekerheden en stelt voorwaarden op om de financiële positie van de aanvrager gedurende looptijd te kunnen monitoren.

  • 3.

    Het college legt verantwoording af over alle garanties en uitgegeven geldleningen via de planning- en controlcyclus.

  • 4.

    Het college stelt uitvoeringsregels voor gemeentegaranties en uitgegeven geldleningen vast.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 19. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de berekening van het rentepercentage en rentelasten voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 14, tweede en achtste lid;

  • b.

    afschrijvingen, toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen en eventuele compensabele BTW;

  • c.

    de toerekenbare overheadkosten;

  • d.

    alle overige lasten welke in heffingen en rechten worden verrekend;

  • e.

    de omvang en de bestemming van een voor- of nadelig saldo.

Artikel 20. Paragraaf Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • c.

    de rentevisie voor de komende vier jaar;

  • d.

    het renteresultaat op het taakveld treasury.

Artikel 21. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Daarnaast verschaft de paragraaf inzicht in de dekkingsgraad van het weerstandsvermogen (= weerstandsratio) en de ontwikkeling van de financiële ratio’s zoals solvabiliteit, bruto en netto schuldquote

  • 2. Het weerstandsvermogen duidt de risico’s per gemeenschappelijke regeling en het aandeel van het afgedekte deel voor de gemeente Molenlanden.

  • 3. De paragraaf meldt overeenkomstig artikel 8 lid 4 de financiële risico’s en financiering hiervan.

  • 4. De raad stelt een nota weerstandsvermogen & risicobeheersing vast.

Artikel 22. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de voortgang van het geplande onderhoud.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte en gebouwen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor wegen, verkeersvoorzieningen en straatmeubilair, openbare verlichting, groenvoorzieningen, watergangen, oeverbescherming, begraafplaatsen, speelvoorzieningen, sportparken, bruggen en duikers, gebouwen en overige voorzieningen aangaande de openbare ruimte. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 23. Paragraaf Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

Artikel 24. Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van art. 15 van het BBV op.

  • 2. De basis voor de verbonden partijen zijn de algemene normen van goed bestuur. Het betreft de vijf normen: transparantie, democratische verantwoording, effectiviteit en efficiency; vraaggerichtheid; governance.

  • 3. Het college toetst een nieuw op te richten verbonden partij aan de algemene normen van goed bestuur. Daarbij zijn 8 selectiecriteria leidend:

    • a.

      kwaliteit;

    • b.

      relevante ervaring;

    • c.

      efficiency- schaalvoordeel;

    • d.

      risicospreiding;

    • e.

      bestuurskracht;

    • f.

      effectiviteit,

    • g.

      kennisvoordeel, en

    • h.

      katalysatorfunctie

  • 4. De gemeentelijke inspanning is erop gericht dat de planning- & controlcyclus van de gemeenschappelijke regeling optimaal aansluit op de gemeentelijke planning- & controlcyclus.

  • 5. Het college hanteert een beleidsmatige en een financiële toets op de voorstellen van de verbonden partijen.

  • 6. De financiële toets sluit aan op het toetsingskader voor de gemeenschappelijke regelingen op het niveau van Zuid-Holland Zuid.

  • 7. Het college legt jaarlijks een zienswijze op de begroting en een opvatting op de jaarstukken van een gemeenschappelijke regeling via een raadsvoorstel aan de raad voor.

Artikel 25. Paragraaf Grondbeleid en vastgoedbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad en vastgoedvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen ruimtelijke projecten;

    • c.

      de uitvoering van het grondbeleid en het vastgoedbeleid.

  • 2. De raad stelt een raadsbeleidskader grondbeleid vast.

  • 3. De raad stelt een raadsbeleidskader vastgoedbeleid vast.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 26. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c. het verschaffen van inzicht over de uitputting van de toegekende budgetten, investeringskredieten en grondexploitaties en ten dienste van het maken van kostencalculaties;

  • d. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • e. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 27. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten en grondexploitaties;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de interne eenheden/medewerkers over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    een eenduidige kostenverdeling;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 28. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 29. Inwerkingtreding, intrekking oude regeling en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 31 december 2018.

  • 2. Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de Financiële verordening gemeente Giessenlanden en de Financiële verordening 2015 gemeente Molenwaard

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële verordening Molenlanden 2019’.

Ondertekening

Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Giessenlanden,

gehouden op 31 oktober 2018.

de griffier,

mr. A. van Dijk-van den Hoef

de voorzitter,

R.E.C. Reynvaan-Jansen

Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Molenwaard,

gehouden op 31 oktober 2018.

de griffier,

A.J.M. Anthonissen

de voorzitter,

D.R. van der Borg

Bijlage Afschrijvingstermijnenals bedoeld in artikel 11, 11e lid Financiële verordening Molenlanden 2019

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    1 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden

  • b.

    5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling

  • c.

    5 jaar: computerapplicaties

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 15.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    60 jaar: persleiding, drukleiding riolering

  • b.

    50 jaar: gemalen, drukriolering, randvoorzieningen bouwkundig

  • c.

    45 jaar: vrijvervalriolering, putten en kolken

  • d.

    20 jaar: mechanische/elektrische rioolpompen, rioolgemalen en drukriolering

  • e.

    50 jaar: nieuwbouw gebouwen

  • f.

    25 jaar: renovatie, verbouw, bouwkundige aanpassingen gebouwen

  • g.

    40 jaar: restauratie van (kerk-)torens

  • h.

    15 jaar: technische installaties in gebouwen

  • i.

    2 jaar: mobiele telefoons/smartphones

  • j.

    3 jaar: laptops en tablets/notebooks

  • k.

    5 jaar: automatisering hard- en software

  • l.

    15 jaar: inrichting (meubels/stoffering enz.) gemeentelijke gebouwen

  • m.

    10 jaar: vervoermiddelen

  • n.

    10 jaar: materiaal buitendienst (grasmaaiers/zoutstrooiers e.d.)

  • o.

    15 jaar: ondergrondse afvalcontainers

  • p.

    10 jaar: kunstwerken

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    30 jaar: aanleg ‘groene’ sportvelden/banen

  • b.

    30 jaar: aanleg kunstgrasveld

  • c.

    15 jaar: renovatie sportvelden/banen

  • d.

    50 jaar: aanleg/uitbreiding begraafplaatsen (excl. grond)

  • e.

    25 jaar: renovatie begraafplaatsen (alleen bij creëren nieuwe begraafruimte)

  • f.

    25 jaar: wegen, straten, pleinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden

  • g.

    15 jaar: speelvoorzieningen/speeltoestellen

  • h.

    20 jaar: houten walbeschoeiing

  • i.

    40 jaar: stalen/betonnen walbeschoeiing

  • j.

    50 jaar: kademuur

  • k.

    60 jaar: staal/betonnen/composiet bruggen

  • l.

    20 jaar: houten bruggen

  • m.

    25 jaar: plantsoenen/openbaar groen/groenvoorzieningen

  • n.

    10 jaar: straatmeubilair

  • o.

    40 jaar: waterwegen/waterbergingen

  • p.

    20 jaar: openbare verlichting/armaturen

  • q.

    40 jaar: openbare verlichting/lichtmasten