Regeling vervallen per 31-12-2007

Beleidsplan integrale jeugdgezondheidszorg 2004-2007

Geldend van 04-09-2003 t/m 30-12-2007

Intitulé

Beleidsplan integrale jeugdgezondheidszorg 2004-2007

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Concept

Beleidsplan Integrale Jeugdgezondheidszorg 2004 - 2007

van

De gemeenten die deel uitmaken van de gezondheidsregio's III en IV

(de regio's Midden-Brabant en Noordoost-Brabant, samenvallend met het werkgebied van de GGD Hart voor Brabant)

GGD Hart voor Brabant

Stichting Thuiszorg Brabant Noord-Oost

Thuiszorg Regio 's-Hertogenbosch

Thebe Jeugdgezondheidszorg

's-Hertogenbosch, mei 2003

Verantwoordelijk voor het beleidsplan is de Stuurgroep Integrale Jeugdgezondheidszorg

0 - 19 jaar. Deze bestaat uit de volgende personen.

Mw. E. de Jonge, portefeuillehouder volksgezondheid gemeente 's-Hertogenbosch

Dhr. A. Peeters, portefeuillehouder volksgezondheid gemeente Cuijk

Mw. I. Scheifes – Coenen, portefeuillehouder volksgezondheid gemeente Gilze en Rijen.

Dhr. P. van der Velpen, directeur GGD Hart voor Brabant

Dhr. J. Adema, voorzitter Raad van bestuur Stichting Thuiszorg Brabant Noord-Oost

Dhr. J. Caris, voorzitter Raad van bestuur Stichting Thuiszorg regio 's-Hertogenbosch

Dhr. W. Corsten, voorzitter Raad van bestuur Thebe Jeugdgezondheidszorg

______________________________________________________________________

mei 2003 Inhoudsopgave

pagina

1 Inleiding 5

2 Op weg naar integrale jeugdgezondheidszorg 7

3 Integrale jeugdgezondheidszorg vanaf 2003 11

1 Kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg 11

2 Integrale jeugdgezondheidszorg 13

3 Bestuurlijke vormgeving 15

4 Financiën 15

5 Beleidsvoorstellen 16

4 Plan van aanpak 19

1 Stap 1: visievorming en formulering van doelstellingen 19

2 Stap 2: de organisatie van het beleidsproces 19

3 Stap 3: Implementatie van het beleid 20

Bijlagen

Bijlage 1 Voornaamste wijzigingen van de Wcpv, in relatie tot de integrale jeugdgezondheidszorg 25

Bijlage 2 Landelijke ontwikkelingen ten behoeve van de implementatie van

de integrale jeugdgezondheidszorg 27

Bijlage 3 Convenant instelling Stuurgroep Integrale JGZ -9 maanden tot 19 jaar 29

Bijlage 4 Visie integrale openbare Jeugdgezondheidszorg 33

1. Inleiding

Het jaar 2003 is een belangrijk jaar geweest voor de jeugdgezondheidszorg (JGZ). De wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV) is per 1 januari 2003 van kracht geworden. Dit betekent onder meer dat gemeenten de bestuurlijke verantwoordelijkheid hebben gekregen voor de jeugdgezondheidszorg voor alle jeugdigen van 0 tot 19 jaar. Voortaan spreken we van integrale jeugdgezondheidszorg. Thuiszorgorganisaties en GGD’en zullen intensiever gaan samenwerken, onder regie van de gemeenten.

In de regio’s Midden- en Noordoost-Brabant (gezondheidsregio’s III en IV) omvat de integrale jeugdgezondheidszorg nog meer dan met de wijziging van de WCPV is vastgelegd. Jeugdgezondheidszorg begint al vóór de geboorte; met preventie kan immers niet vroeg genoeg worden begonnen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de JGZ voorlichting geeft over de gevolgen van alcohol, roken en drugs tijdens de zwangerschap. Vanaf het eerste levensjaar volgt de JGZ de lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling van de kinderen. Deze brede preventieve taak houdt in dat naast meten, wegen en inenten ook ondersteuning van ouders bij de opvoeding tot het standaardaanbod van de JGZ behoort. Naarmate de kinderen ouder worden, richt de JGZ zich meer direct op hen. Het stimuleren van sport en preventie van alcohol en druggebruik zijn thema’s die in de adolescentie spelen.

Omdat de ontwikkeling van jeugdigen een continu proces is, streven thuiszorgorganisaties en GGD een integrale jeugdgezondheidszorg na. In eerste instantie gaat de aandacht uit naar de verticale keten tussen kraamzorg, thuiszorg en GGD. Er worden afspraken gemaakt over de overdracht van gegevens en afstemming van werkwijzen. Net zo belangrijk is de horizontale keten, dat wil zeggen de samenwerking met andere instanties die zich op jeugdigen richten: onderwijs, jeugd- en jongerenwerk en jeugdzorg. Ook samenwerking met de gezondheidszorg behoort tot de horizontale keten. Zowel de verticale als de horizontale keten zal de komende jaren worden versterkt, zodat er over enkele jaren gesproken kan worden van Integrale JGZ. De stappen die worden gezet om dit doel te bereiken, worden beschreven.

De gemeenten in de regio’s Midden- en Noordoost-Brabant hebben samen met de GGD Hart voor Brabant en de thuiszorgorganisaties Thebe, Thuiszorg regio ’sHertogenbosch en Thuiszorg Brabant Noord-Oost een Stuurgroep Integrale JGZ –9 maanden tot 19 jaar ingesteld. De Stuurgroep is sinds december 2001 verantwoordelijk voor de voorbereidingen van de integrale jeugdgezondheidszorg. Bij de instelling van de Stuurgroep is een convenant gesloten tussen de betrokken partijen. Daarin is onder meer vastgelegd dat onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep een beleidsplan zal worden opgesteld. Dit beleidsplan, waarin beschreven staat welke stappen in de periode 2004-2007 worden gezet op weg naar een integrale JGZ, ligt nu voor u.

Het beleidsplan is een gezamenlijk plan van alle convenantpartijen Op hoofdlijnen wordt in de volgende hoofdstukken beschreven hoe de vier uitvoerende instellingen hun beleid zullen integreren, waarbij de gemeenten een sturende rol vervullen. Het beleidsplan geeft de richting aan voor de toekomst. De uitwerking van dit beleid zal worden beschreven in jaarplannen en activiteitenplannen. Daarbij functioneert het beleidsplan als een toetssteen.

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontwikkelingen op weg naar integrale jeugdgezondheidszorg en van de rollen van de convenantpartijen. Tevens wordt in dit hoofdstuk de gezamenlijke visie van deze partijen weergegeven: aan welke voorwaarden moet worden voldaan om te komen tot een integrale jeugdgezondheidszorg?

Hoofdstuk 3 bevat, op basis van deze visie, een schets van de ontwikkelingen voor de komende jaren. Voor de verschillende onderdelen van de visie worden voorstellen gedaan voor het beleid voor de periode 2004-2007.

Het beleidsplan besluit met een plan van aanpak in het vierde hoofdstuk. De stappen in dit plan dienen als leidraad voor de activiteiten die de komende tijd gericht zijn op het tot stand brengen van de integrale jeugdgezondheidszorg.

Op weg naar integrale jeugdgezondheidszorg

In de jeugdgezondheidszorg (JGZ) worden momenteel belangrijke veranderingen voorbereid en geïmplementeerd. De essentie van die veranderingen is dat er één integrale jeugdgezondheidszorg komt. Er mag dus geen breuk meer zijn tussen enerzijds de ouder- en kindzorg (OKZ) voor nul- tot vierjarigen en anderzijds de jeugdgezondheidszorg voor schoolgaande kinderen en jeugdigen tot 19 jaar. Om dat te bereiken voeren gemeenten vanaf 1 januari 2003 de regie over de gehele jeugdgezondheidszorg. Op die datum treedt ook de wijziging in van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) in werking. Het doel van de collectieve preventie is: gezondheidswinst behalen voor zoveel mogelijk mensen. De JGZ is een zeer belangrijk aspect van de collectieve preventie. Bij de wijziging van de wet is er daarom veel aandacht uitgegaan naar de JGZ. Voor de voornaamste wijzigingen verwijzen wij naar bijlage 1.

Ter voorbereiding op een integrale jeugdgezondheidszorg hebben GGD Hart voor Brabant en drie thuiszorgorganisaties, te weten Thebe, Thuiszorg regio ’sHertogenbosch en Thuiszorg Brabant Noord-Oost, samen met de gemeenten in hun werkgebied een Stuurgroep Integrale JGZ ingesteld en een convenant ondertekend, om gestalte te geven aan de integrale uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. In het convenant, ondertekend op 19 december 2001, hebben de partijen zich het volgende ten doel gesteld:

te komen tot een afgestemde jeugdgezondheidszorg voor kinderen en jeugdigen van -9 maanden tot 19 jaar;

zich hierbij te laten leiden door de visie dat een evenwichtige en gezonde ontwikkeling van de jeugdigen niet alleen het fundament legt voor hun toekomst, maar ook het fundament vormt voor de kwaliteit en vitaliteit van onze toekomstige samenleving;

een fasering en onderscheid aan te brengen tussen de verticale integratie (gestroomlijndeJGZ en afstemming op prenatale zorg en kraamzorg) en de horizontale integratie (samenwerking met andere instellingen, gericht op het welzijn van de jeugd);

te gaan werken volgens een concreet kwaliteitssysteem waarbij output en ketenkwaliteit belangrijke uitgangspunten zijn.

Positionering partijen : gemeenten, GGD en thuiszorginstellingen

Hoewel partijen samen in het convenant doelen hebben geformuleerd, hebben gemeenten een andere verantwoordelijkheid in de samenwerking dan de GGD en de thuiszorgorganisaties. In het convenant is o.a. het volgende overeengekomen:

de Stuurgroep is (…) verantwoordelijk voor het tot stand komen van een beleidsplan (…). De Stuurgroep legt dit beleidsplan ter bespreking en advisering voor aan de drie portefeuillehoudersoverleggen, waarna besluitvorming kan plaatsvinden op het niveau van de 30 gemeenten (zoals vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur van de GGD), met ruimte voor besluitvorming bij de thuiszorg.

Ook in het proces van het opstellen van het beleidsplan hebben gemeenten een andere rol en verantwoordelijkheid .

Werkwijze in relatie tot positie

De positie die gemeenten vanaf 2003 innemen ten aanzien van de integrale jeugdgezondheidszorg vereist dat zij starten met het formuleren van doelen en beoogde effecten van de integrale jeugdgezondheidszorg. Dat is de eerste stap in het proces van de totstandkoming van dit gezamenlijke beleidsplan. De gemeenten sturen immers de integrale jeugdgezondheidszorg aan. De Stuurgroep Integrale JGZ heeft in december 2001 een visie op de integrale jeugdgezondheidszorg vastgesteld. De gemeentelijke inbreng hierin is gestuurd vanuit de gemeentelijke kaders voor het jeugdgezondheidsbeleid (zie hierna).

De tweede stap in dit proces is de vertaling van deze visie door de instellingen in een gezamenlijk beleid, dat vervolgens zal worden vertaald in jaarwerkplannen per gemeente.

Integrale jeugdgezondheidszorg als onderdeel van integraal lokaal beleid

Wat willen gemeenten bereiken met de integrale jeugdgezondheidszorg? Deze vraag kan slechts worden beantwoord door de jeugdgezondheidszorg te plaatsen in het brede kader van enerzijds het jeugdbeleid en anderzijds het gemeentelijk gezondheidsbeleid.

Met het jeugdbeleid beogen gemeenten dat jeugdigen als zelfstandige burgers kunnen deelnemen aan de maatschappij. Kerndoelen daarin zijn: een evenwichtige emotionele balans, zorgzelfstandigheid, maatschappelijke en sociaal culturele zelfstandigheid en economische zelfstandigheid.

Met het lokale gezondheidsbeleid beogen gemeenten om gezondheidswinst te behalen en de kwaliteit van leven te vergroten. Meer in het bijzonder stellen de gemeenten zich ten doel dat verschillen in gezondheid op basis van een verschillende sociaal-economische achtergrond van mensen worden verkleind.

De doelen van de integrale jeugdgezondheidszorg liggen dan ook in het verlengde van de doelen van het jeugdbeleid en het gezondheidsbeleid. Het aanbod van de jeugdgezondheidszorg moet een bijdrage leveren aan het realiseren van die kerndoelen van het jeugdbeleid en het gezondheidsbeleid. Het beleid van instellingen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg, is een operationalisering van de gemeentelijke doelen. Van belang is dat de operationalisering niet per instelling afzonderlijk gebeurt, maar in gezamenlijkheid door de GGD en thuiszorginstellingen, onder regie van gemeenten. De verschillende activiteiten moeten een totaalaanpak vormen.

Uitgangspunten convenantpartijen

De visie op jeugdgezondheidszorg van de Stuurgroep Integrale JGZ gaat uit van een gezonde ontwikkeling van jeugdigen en het recht van elk kind op het genot van de grootst mogelijke gezondheid, zoals bepaald in het VN verdrag inzake de rechten van het kind. Om dit te bereiken moet de jeugdgezondheidszorg aan een aantal voorwaarden voldoen op de volgende punten:

a) goede kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg,

b) afspraken over de rollen van gemeenten en uitvoerende instellingen bij de totstandkoming van een integrale aanpak,

c) een goede samenwerking tussen GGD, Thuiszorg en andere instellingen op het gebied van jeugdbeleid en jeugdzorg.

a) Kwaliteit jeugdgezondheidszorg

Definitie van gezondheid

Bij de jeugdgezondheidszorg wordt uitgegaan van de definitie van gezondheid van de WHO: ‘gezondheid is een toestand van compleet lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekten en gebreken’. De drie genoemde componenten van de gezondheid worden in onderling verband gezien.

Optimaal bereik

Jeugdgezondheidszorg wordt aangeboden aan ieder kind en aan alle ouders, zonder dat daar een hulpvraag aan voorafgaat. Het is dus preventieve zorg, die een vrijwel volledig bereik moet hebben.

Signaleren en begeleiden risicokinderen

De jeugdgezondheidszorg heeft de taak tijdig risicokinderen op te sporen. Daarbij wordt gekeken naar verschillende aspecten van gezondheid (zoals benoemd in de definitie van de WHO). Door het nagenoeg totale bereik verkeert de jeugdgezondheidszorg daarvoor in een goede positie. Voor risicokinderen is er een aanbod dat is afgestemd op hun behoeften. Zonodig worden deze kinderen doorverwezen, bijvoorbeeld naar de jeugdhulpverlening.

Volgen van de ontwikkeling

Kinderen worden longitudinaal gevolgd op lichamelijk, motorisch, communicatief en sociaal-emotioneel gebied; de verzamelde informatie is een belangrijke basis voor collectieve activiteiten.

Aanbod laten aansluiten op de vraag

De producten en activiteiten van de jeugdgezondheidszorg worden getoetst aan maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften. Waar nodig worden activiteiten bijgesteld.

b) Rollen van gemeente, GGD en Thuiszorg

De 29 gemeenten in Midden- en Noordoost-Brabant dienen volgens de Stuurgroep Integrale JGZ een sterkere regierol te krijgen. De gemeenten moeten aansturen op het bevorderen van een integrale aanpak in de jeugdgezondheidszorg. De gemeenten voelen zich niet alleen verantwoordelijk voor de JGZ van 0- tot 19-jarigen, maar ook voor de prenatale zorg (-9 maanden) vanwege de samenhang met de JGZ. Verder wordt gehecht aan een goede afstemming tussen de onderdelen van het Basistakenpakket JGZ, het uniforme deel en het maatwerkdeel. De gemeenten kunnen bovendien gebruik maken van een pluspakket, een aanbod ter aanvulling op het Basistakenpakket. Afstemming is ook van belang om de samenhang in het totale jeugdbeleid te bevorderen. De gemeenten stimuleren de samenwerking tussen de betrokken instellingen.

c) Samenwerking

Op verschillende manieren dient te worden samengewerkt, zowel binnen de jeugdgezondheidszorg als tussen jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg.

Verticale samenwerking

De thuiszorgorganisaties en de GGD voeren gezamenlijk de jeugdgezondheidszorg uit voor alle kinderen en jeugdigen vanaf -9 maanden tot 19 jaar. Door de onderlinge samenwerking wordt ‘verticale integraliteit’ nagestreefd. Er wordt gewerkt volgens een kwaliteitssysteem waarbij output en ketenkwaliteit belangrijke uitgangspunten zijn. De uitvoerende organisaties adviseren de gemeenten met betrekking tot de beleidsontwikkeling.

Horizontale samenwerking

Thuiszorgorganisaties en GGD streven ook naar samenwerking met andere instellingen in de ‘jeugdketen’, zoals kinderopvang, peuterspeelzalen, maatschappelijk werk, onderwijs, sociaal cultureel werk en jeugdzorg. Dit gebeurt bijvoorbeeld in lokale netwerken, zoals buurtnetwerken. Gemeenten vervullen hierbij een stimulerende rol. Samenwerking op horizontaal niveau omvat ook de relatie met de eerstelijnsgezondheidszorg, verloskundigen en huisartsen en met medische specialisten. Er moeten bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden over doorverwijzingen en uitwisseling van informatie.

Aansluiting tussen JGZ en jeugdzorg

Het streven naar een samenhangende zorg voor jeugdigen overstijgt de grenzen van gemeenten en van de regio. De Stuurgroep Integrale JGZ is ook van mening dat de (preventieve) jeugdgezondheidszorg moet aansluiten op de (curatieve) jeugdzorg waar de provincie voor verantwoordelijk is. Gemeenten en provincie moeten daarom gezamenlijk een ketenbenadering nastreven. Tussen de uitvoerende instellingen zijn al contacten gelegd die samenwerking en afstemming moeten bevorderen.

Implementatie van de Integrale Jeugdgezondheidszorg

Door de wijziging van de Wcpv per 1 januari 2003 is niet van het ene op het andere moment een Integrale Jeugdgezondheidszorg ontstaan. In ieder geval zal het jaar 2003 een overgangsjaar zijn. Op landelijk niveau moet er nog het een en ander gebeuren voordat op regionaal en lokaal niveau het Basistakenpakket JGZ kan worden ingevoerd. Zo is er nog geen duidelijkheid over de contactmomenten, de vaste tijdstippen waarop artsen of verpleegkundigen de kinderen zien. In oktober 2002 heeft de Expertgroep contactmomenten hierover advies uitgebracht, maar het Platform JGZ moet zich nog over dit advies uitspreken voordat het kan worden bekrachtigd.

De regio’s Midden- en Noordoost-Brabant wachten de landelijke ontwikkelingen niet passief af. Het afgelopen jaar is hard gewerkt aan afstemming van activiteiten van de drie thuiszorgorganisaties en de GGD Hart voor Brabant. Deze ontwikkeling moet in 2003 worden doorgezet om te komen tot integrale jeugdgezondheidszorg. In het volgende hoofdstuk worden de beleidslijnen uitgezet voor de komende jaren.

Integrale jeugdgezondheidszorg vanaf 2003

Bij het formuleren van beleidsvoornemens gaan we uit van de visie van de Stuurgroep Integrale JGZ (zie bijlage 4). Aspecten die hierbij aan de orde komen zijn: de kwaliteit van de JGZ (3.1), de samenwerking tussen partijen om te komen tot een integrale jeugdgezondheidszorg (3.2), de bestuurlijke vormgeving (3.3) en de financiering van de JGZ (3.4). In dit hoofdstuk geven we een beschrijving van de stand van zaken bij het begin van 2003; daaruit worden per onderwerp conclusies getrokken voor het beleid voor de komende jaren.

1 Kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg

Gezondheid: Zorg voor lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn

Uitgaande van de definitie van gezondheid moet breed ingezet worden om de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg te verbeteren. Naast de aandacht voor de fysieke ontwikkeling van kinderen en voor mogelijke medische problemen is er binnen de jeugdgezondheidszorg ook veel aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Bij ouders neemt de behoefte aan professionele ondersteuning bij de opvoeding toe. Opvoedingsondersteuning levert een bijdrage aan het sociale welzijn van jeugdigen.

Hoewel in het uniforme deel van het Basistakenpakket JGZ opvoedingsondersteuning niet expliciet wordt genoemd, is het een essentieel onderdeel van het aanbod van de thuiszorginstellingen. Opvoedingsondersteuning is speerpunt van beleid en moet dit ook blijven. Het gaat hier om het leren van basale vaardigheden die voor alle ouders van belang zijn. Dit behoort tot de primaire preventie en dient dus onderdeel te zijn van het uniforme deel. De thuiszorgorganisaties zullen daarom streven naar zo veel mogelijk efficiency bij het uniforme deel van het Basistakenpakket, zodat ruimte wordt gecreëerd voor deze primaire preventieve activiteiten.

Daarnaast wordt opvoedingsondersteuning gegeven wanneer beginnende of lichte opvoedingsproblemen zijn gesignaleerd. In dat geval spreken we van secundaire preventie. De zorg vanuit de JGZ kan geboden worden in de vorm van activiteiten binnen het maatwerkdeel van het Basistakenpakket JGZ, zoals huisbezoeken of een spreekuur voor opvoedingsvragen of activiteiten waarvoor extra financiering nodig is, het zogenaamde pluspakket.

Meer in het algemeen geldt dat de vierde productgroep van het Basistakenpakket JGZ ‘Voorlichting, advies, instructie en begeleiding’ weinig duidelijk is omschreven. In het uniforme deel is alleen de wettelijk verplichte voorlichting opgenomen. Door de GGD en de thuiszorgorganisaties zal de ruimte binnen deze productgroep benut worden voor preventieve activiteiten, met name individuele voorlichting. Voorbeelden van thema’s waarover voorlichting wordt gegeven in het uniforme deel zijn: veiligheid, verzorging, voeding en opvoeding. Groepsgerichte voorlichting maakt deel uit van het maatwerkdeel of het pluspakket.

Voor de vijfde productgroep ‘Beïnvloeding gezondheidsbedreigingen’ geldt dat de thuiszorgorganisaties vooral op een individueel gerichte manier aandacht besteden aan gezondheidsbedreigingen in het tweede milieu, dat wil zeggen op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Populatiegerichte aandacht voor gezondheidsbedreigingen in het eerste en tweede milieu dient verder te worden ontwikkeld. Hiervoor zullen de uitvoerende organisaties, thuiszorgorganisaties en GGD, in onderling overleg voorstellen uitwerken.

Optimaal bereik

Het bereik van de thuiszorgorganisaties en de GGD is hoog. De thuiszorgorganisaties bereikten in 2001 ongeveer 98% van de zuigelingen en rond de 90% van de peuters. De opkomst bij de JGZ van de GGD was 91% voor kinderen in groep 2 van de basisschool

(5-jarigen); 96% voor groep 7 van de basisschool (10-jarigen) -onder meer doordat consult vaak op school plaatsvindt- en 84% voor het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs (±14-jarigen). Hoewel de percentages bereikte kinderen hoog zijn, blijft het optimaliseren van het bereik een aandachtspunt. De ervaring leert namelijk dat het moeilijker is een groot bereik te realiseren onder sociaal-economisch zwakkere groepen waar relatief veel risicokinderen voorkomen. De afgelopen jaren zijn initiatieven genomen om het bereik onder deze ouders te vergroten, bijvoorbeeld door de implementatie van het protocol ‘bewaking bereik’, waarbij ouders die zonder kennisgeving niet verschijnen op het consultatiebureau actief worden benaderd.

Het aantal contactmomenten is het grootst in de eerste levensperiode, het werkterrein van de thuiszorginstellingen. Het optimaliseren van het bereik in de eerste levensjaren biedt daarom goede kansen om op een effectieve manier te interveniëren, gericht op het behalen van gezondheidswinst.

Signaleren en begeleiden van risicokinderen

Definitie

Om risicokinderen te kunnen signaleren, moet duidelijk zijn welke kinderen als zodanig aangemerkt moeten worden. Er is een bruikbare regionale definitie van risicokinderen, opgesteld door de thuiszorgorganisaties en de GGD gezamenlijk. Hierin worden de risicofactoren benoemd en wordt beschreven hoe geregistreerd wordt en hoe -indien nodig- verwezen wordt. Een landelijke definitie van risicokinderen is nog in ontwikkeling. Doordat er echter regionaal afspraken zijn gemaakt over registratie, zijn de conclusies op basis van deze registraties bruikbaar bij het bepalen van het JGZ-beleid door de gemeenten.

Instrumenten

De thuiszorgorganisaties en de GGD gebruiken diverse screeningsinstrumenten voor de vroegtijdige onderkenning van diverse stoornissen. Enkele voorbeelden zijn de screening op PKU/CHT/AGS, hepatitis B, gehoorscreeningen, opsporen van diverse lichamelijke afwijkingen en logopedisch onderzoek. Ook op landelijk niveau worden instrumenten ontwikkeld. Recentelijk is bijvoorbeeld een VTO-taalscreeningsinstrument ontwikkeld vanuit de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg (LVT). Naar verwachting zal dit op korte termijn landelijk beschikbaar gesteld worden. Voor sommige aspecten van de ontwikkeling van kinderen zijn nog geen goede screeningsinstrumenten ontwikkeld. Voor vroegtijdige onderkenning is het van belang dat zulke instrumenten landelijk worden ontwikkeld, beheerd en geëvalueerd voor alle instellingen op het terrein van de jeugdgezondheidszorg.

Aanbod

De drie thuiszorgorganisaties werken sinds 2002 volgens een regionaal protocol vroegsignalering spraak-taalontwikkelingsstoornissen. Ouders worden op het consultatiebureau geïnformeerd over de spraak-taalontwikkeling van hun kind en over het belang van de peuterspeelzaal. Verder besteden de thuiszorgorganisaties aandacht aan mogelijke interventies en verwijzingen. Hierdoor kunnen achterstanden op jonge leeftijd worden gesignaleerd en krijgen kinderen zonodig begeleiding of worden ze doorverwezen. Op de langere termijn kan gebruik gemaakt worden van een landelijk protocol / model voor de spraak-taalontwikkeling. Om te bepalen waar bij de signalering en begeleiding van risicokinderen de prioriteiten liggen, zal de lokale overheid duidelijke keuzes moeten maken.

Volgen van de ontwikkeling van kinderen

Monitoring van de ontwikkeling van groepen kinderen is bij de thuiszorgorganisaties nu nog onvoldoende mogelijk, doordat er veelal nog wordt gewerkt met papieren dossiers. Automatisering van de registratie is nu in ontwikkeling. De afgelopen jaren is gewerkt aan verbetering van de procedure, onder meer in het kader van de Tijdelijke regeling vroegsignalering (Trv). Vanaf medio 2002 is de registratie deels geautomatiseerd. De GGD kan anno 2003 al wel de ontwikkeling van groepen kinderen monitoren. Dit gebeurt op basis van vragenlijsten. De monitoring zal de komende tijd moeten worden vervolmaakt. Er wordt een pilot-project gestart om te komen tot elektronische registratie. Verdere automatisering van de registratie is een voorwaarde om overzichten te kunnen produceren van de gezondheidstoestand van bepaalde groepen kinderen, zoals risicokinderen of kinderen in een bepaalde wijk.

Aanbod laten aansluiten op de vraag

Het aanbod van de jeugdgezondheidszorg moet optimaal aansluiten op de behoeften van jeugdigen en ouders. Bij het samenstellen van het aanbod moet de inbreng van de klant zoveel mogelijk worden benut. Uitgangspunt hierbij blijft dat de JGZ onderdeel is van de openbare gezondheidszorg, waarvan het aanbod geldt voor de totale bevolking en dus grotendeels onafhankelijk is van specifieke individuele behoeften. Om de garantie te bieden van een gestandaardiseerd aanbod is immers op landelijk niveau het Basistakenpakket JGZ vastgesteld. Meer vraaggestuurd werken mag bovendien niet betekenen dat de deskundigheid van de hulpverlener geen rol meer speelt in het bepalen van een mogelijke interventie of actie. Idealiter wordt er dus niet uitsluitend vraag- of aanbodgericht gewerkt, maar ‘dialooggericht’. Voor het overgrote deel gebeurt dit reeds. De komende jaren moeten manieren gevonden worden om de cliënten meer invloed te geven op het aanbod.

Om goed te kunnen aansluiten bij de behoefte van de bevolking is epidemiologisch onderzoek gewenst. Om vast te stellen of cliënten tevreden zijn met het aanbod, is onderzoek nodig: klanttevredenheidsonderzoek en onderzoek op het terrein van mogelijke interventies. In 2002 is een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd voor de JGZ 0-4 jaar in de gehele provincie Noord-Brabant. Dergelijk onderzoek zou ook landelijk uitgevoerd kunnen worden. Ook de GGD heeft zeer recent een klanttevredenheidsonderzoek laten uitvoeren.

2 Integrale jeugdgezondheidszorg

Afgezien van het streven naar een uniforme werkwijze, hebben we het nog nauwelijks gehad over integrale jeugdgezondheidszorg. In hoeverre is er anno 2002 al sprake van verticale en horizontale samenwerking binnen de jeugdgezondheidszorg in Midden- en Noordoost-Brabant?

Verticale integraliteit

Aansluiting kraamzorg en JGZ

De verticale samenwerking begint met een goede aansluiting tussen kraamzorg en jeugdgezondheidszorg. Voor zover de kraamzorg is ondergebracht bij de thuiszorgorganisaties is de overdracht goed geregeld. Er is een uniform dossier en er wordt gezamenlijk deelgenomen aan netwerken en aan scholing. Dit betekent dat voor 80 tot 85 procent van de kinderen de aansluiting goed is geregeld. Voor de overige kinderen is dat nog niet zo. Er is geen sluitende overdracht tussen particuliere kraamzorg of gezinnen zonder kraamzorg en de jeugdgezondheidszorg. Ook wordt de overdracht belemmerd door het ontbreken van een waterdicht kindvolgsysteem. De particuliere kraamzorg en de jeugdgezondheidszorg stemmen hun voorlichtingsmateriaal nog niet op elkaar af.

Aansluiting JGZ 0-4 en JGZ 4-19

Het bevorderen van de continuïteit binnen de integrale jeugdgezondheidszorg is een aandachtspunt voor de komende jaren. Inmiddels zijn wel afspraken gemaakt over de overdracht van de JGZ-dossiers. Deze zijn meestal vastgelegd in protocollen. Terugrapportages en feedbackmechanismen moeten worden ingevoerd.

Afstemming aanbod

Naast een betere overdracht is afstemming gewenst in de werkwijzen van beide typen instellingen. Bestaande protocollen kunnen beter op elkaar worden afgestemd en er zou meer afstemming moeten komen in het beleid ten aanzien van gezondheidsbedreigingen in bepaalde wijken. Waar protocollen nog ontbreken dienen ze te worden ontwikkeld. In het algemeen geldt dat medewerkers van GGD Hart voor Brabant en thuiszorgorganisaties behoefte hebben aan meer kennis van elkaars mogelijkheden. Dat is een voorwaarde om effectief gebruik te maken van elkaars expertise.

Organisatorische randvoorwaarden

Het personeelsbeleid van de GGD Hart voor Brabant en de thuiszorginstellingen dient op elkaar afgestemd te worden. Dat geldt voor de taakinvulling van de verschillende functiegroepen, voor scholing en personeelsbeleid. Een andere organisatorische randvoorwaarde is dat er een gezamenlijk accommodatiebeleid dient te komen.

Horizontale integraliteit

Samenwerking binnen jeugdbeleid

De jeugdgezondheidszorg zal een belangrijke plaats krijgen binnen het lokale jeugdbeleid. Samenwerking met voorschoolse voorzieningen, scholen, politie en jeugdhulpverlening zal structureler plaatsvinden. De afgelopen jaren is geïnventariseerd welke vormen van samenwerking er bestaan en zijn structurele samenwerkingsvormen gestart, bijvoorbeeld met de peuterspeelzalen. Ook is de deelname aan buurtnetwerken in gang gezet. In de nabije toekomst moet de jeugdgezondheidszorg zich bezinnen op de investeringen in de samenwerking en het beoogde rendement. Dit moet leiden tot een stroomlijning van de ketenzorg.

Binnen de regio wordt gewerkt aan het versterken van de ketenbenadering en worden afspraken gemaakt. Een voorbeeld daarvan is het Convenant preventief jeugdbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch Gemeente, thuiszorg, GGD en verscheidene welzijns- en onderwijsorganisaties hebben gezamenlijke afspraken gemaakt over het jeugdbeleid.

Aansluiting op jeugdzorg en gezondheidszorg

Het streven naar een integrale aanpak gebeurt niet alleen binnen het lokale jeugdbeleid. Volgens de Stuurgroep Integrale JGZ is een betere aansluiting van de jeugdgezondheidszorg op de curatieve jeugdzorg en de gezondheidszorg nodig, zowel in de eerstelijn als de tweedelijn. Het laatste is bijvoorbeeld van belang omdat JGZ-artsen in de toekomst rechtstreeks kunnen doorverwijzen bij een aantal omschreven aandoeningen. Afstemming tussen instellingen, gemeenten en provincie moet op een eenduidige manier worden geregeld. Ook hiervoor zijn inmiddels stappen gezet met de afsluiting van het convenant tussen Bureau Jeugdzorg, GGD, GGZ en Thuiszorg. Een ander voorbeeld zijn de afspraken die in verschillende subregio’s met ziekenhuizen zijn gemaakt.

3 Bestuurlijke vormgeving

Vanuit de visie op integrale jeugdgezondheidszorg, vastgelegd door de Stuurgroep Integrale JGZ, zullen de gemeenten een gemeenschappelijk beleid bepalen. Voorop staan hierbij de inhoudelijke doelstellingen. Vanuit hun regierol zullen gemeenten aansturen op een integrale benadering. De jeugdgezondheidszorg krijgt een plaats in de keten van het gemeentelijke jeugdbeleid en het gezondheidsbeleid. De doelen van de integrale jeugdgezondheidszorg liggen dan ook in het verlengde van de doelen van het jeugdbeleid en het gezondheidsbeleid (zie ook hoofdstuk 2).

Tevens moeten afspraken gemaakt worden over de bestuurlijke aansturing van de jeugdgezondheidszorg. De Stuurgroep Integrale JGZ heeft twaalf uitgangspunten geformuleerd, waar verschillende opties voor de aansturing aan kunnen worden getoetst. De bestuurlijke aansturing moet aan de volgende vereisten voldoen:

Leidt tot integrale aansturing van JGZ 0-19 jaar.

Waarborgt het landelijk basispakket en maakt individuele keuzemogelijkheden

gemeenten mogelijk.

Geeft duidelijke verdeling van verantwoordelijkheid voor regie en uitvoering.

Beperkt bestuurlijke drukte.

Biedt de mogelijkheid dat gemeenten JGZ direct kunnen inzetten in het kader van het acuut optreden (bijvoorbeeld bij traumatische gebeurtenissen).

Biedt gemeenten mogelijkheden tot direct ingrijpen als de uitvoering niet volgens afspraken plaatsvindt (vanwege monopoliepositie van uitvoerende organisaties).

Zorgt dat financiële kaders voor integrale jeugdgezondheidszorg door gemeenten worden bepaald.

8 Eventuele (des)integratiekosten moeten leiden tot meer opbrengst.

Horizontale integratie van beleid met jeugdzorg moet worden gestimuleerd in afstemming met provincie en rijksoverheid.

Dient ‘BTW-proof’ te zijn (BTW-afdracht moet worden voorkomen).

Maakt het mogelijk dat 29 gemeenten ten aanzien van de bestuurlijke aansturing van de integrale jeugdgezondheidszorg samenwerken.

De wettelijke taak van de gemeente (zie nieuwe Wcpv) dient in de bestuurlijke constructie verankerd te worden

Deze twaalf uitgangspunten fungeren als leidraad voor de werkgroep Integrale JGZ. Medio 2003 wordt een werkconferentie georganiseerd. Centraal staat daarin de samenwerking op inhoud tussen thuiszorg en GGD, om een integrale JGZ van -9 maanden tot 19 jaar te bevorderen. Dat de inhoud voorop wordt gesteld, is een consequentie van de visie dat de vorm waarin de JGZ wordt georganiseerd moet volgen uit de inhoud. Uitgangspunt bij de werkconferentie is het ‘netwerkdenken’: wederzijdse afhankelijkheid van de lokale overheid en de organisaties die de jeugdgezondheidszorg uitvoeren. In vervolg op de werkconferentie zullen in de loop van het jaar 2003 voorstellen worden geformuleerd hoe er vanuit de inhoud gewerkt kan worden aan de integratie van de jeugdgezondheidszorg.

4 Financiën

De gemeenten krijgen de beschikking over het volledige budget voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Voor het uniforme deel van het Basistakenpakket JGZ krijgen de gemeenten vanaf 2003 een specifieke uitkering, de Rsu (Regeling specifieke uitkering). Dit is een aanvulling op de middelen die al beschikbaar zijn in het gemeentefonds voor de JGZ voor 4- tot 19-jarigen. De Rsu is in eerste instantie bedoeld voor de JGZ voor 0- tot 4-jarigen. De gemeenten in Midden- en Noordoost-Brabant stellen de Rsu-uitkering voor 2003 daarom volledig ter beschikking van de thuiszorgorganisaties.

Behalve de Rsu worden sinds 1 januari 2003 extra middelen toegevoegd aan het gemeentefonds die met name bedoeld zijn voor het maatwerkdeel van het Basistakenpakket JGZ voor 0- tot 4-jarigen. De hoogte van dit bedrag is gebaseerd op het bedrag van de Tijdelijke regeling vroegsignalering (Trv) die vanaf 2001 werd toegekend en op 1 januari 2003 is beëindigd. Anders dan ten tijde van de Trv, toen de financiering via coördinerende gemeenten verliep, krijgt elke gemeente de beschikking over een eigen budget. Op regionaal niveau kan het totaalbedrag afwijken van het Trv-budget. Voor de gemeenten in de regio’s Midden- en Noordoost-Brabant is het totaal aan middelen die aan het gemeentefonds worden toegevoegd lager dan het totaalbedrag aan Trv-middelen in 2002.

Naast de activiteiten die thuishoren in het Basistakenpakket JGZ kunnen gemeenten in de regio ervoor kiezen om gebruik te maken van een aanvullend aanbod, het pluspakket. Hiervoor worden andere middelen ingezet dan de Rsu en de voormalige Trv-middelen.

Projectgroep financiën

In opdracht van de werkgroep Integrale JGZ in Midden- en Noordoost-Brabant onderzoekt een projectgroep financiën de mogelijkheden om te komen tot een integrale kostprijssystematiek. De projectgroep vertaalt de financiële gevolgen van de landelijke ontwikkelingen naar de organisaties en de gemeenten in de regio. Inmiddels is een model ontwikkeld met de producten en kostprijzen van één van de thuiszorgorganisaties, Thuiszorg Brabant Noord-Oost. Dit model is vervolgens toegepast op de andere thuiszorgorganisaties en de GGD. Dankzij dit model kunnen de vier JGZ-organisaties in de toekomst één offertesystematiek hanteren. De gemeenten kunnen dan qua kostprijs goed vergelijkbare producten kiezen in het maatwerkdeel en het pluspakket.

5 Beleidsvoorstellen

Ter afsluiting van dit hoofdstuk worden hieronder de beleidsvoornemens gepresenteerd die voortvloeien uit de bespreking van de stand van zaken en de knelpunten in de vorige paragrafen.

Kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg

1 Opvoedingsondersteuning

De aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind dient te worden versterkt, zowel door de thuiszorginstellingen als door de GGD. Basale opvoedingsondersteuning dient een plaats te krijgen in het uniforme deel van het Basistakenpakket; ondersteuning naar aanleiding van signalering in het maatwerkdeel of het pluspakket. [NB: deze formulering moet nog worden aangepast, voordat het beleidsplan definitief wordt vastgesteld; het Platform JGZ heeft op 14 mei toegezegd dat het vóór 1 juli a.s. een richtlijn zal opstellen met betrekking tot de contactmomenten, op basis van het advies van de Expertgroep.]

2. Bereik

Initiatieven om een zo hoog mogelijk bereik te realiseren worden

gecontinueerd. Extra aandacht gaat hierbij uit naar moeilijk bereikbare ouders, met name uit de sociaal-economisch zwakkere groepen. Om te kunnen volgen hoe het percentage kinderen dat wordt bereikt zich de komende jaren ontwikkelt, moet op korte termijn overeenstemming worden bereikt over de definitie van bereik.

3. Signaleren en begeleiden van risicokinderen

Het signaleren en begeleiden van risicokinderen gebeurt aan de hand van de regionale notitie die hiervoor is vastgesteld. Hierbij zullen de werkwijzen van GGD en thuiszorgorganisaties op elkaar worden afgestemd. De GGD en thuiszorgorganisaties zullen een beroep doen op landelijke organisaties (GGD Nederland en LVT) om samen met beroepsverenigingen en gespecialiseerde instellingen zoals universiteiten of het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW), te werken aan de verdere ontwikkeling van screeningsinstrumenten voor een vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsstoornissen, met name op het gebied van spraak-taalontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling. Verder zal er bij deze organisaties op worden aangedrongen om protocollen en standaarden te ontwikkelen en te beheren, voorzover deze nog ontbreken.

4. Volgen van de ontwikkeling van kinderen

Voor zover de registratie nog handmatig wordt verricht, dient deze te worden geautomatiseerd. Om te komen tot elektronische registratie wordt een pilot-project gestart. De projectgroep registratie en monitoring zal hiertoe het initiatief nemen. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van hetgeen op landelijk niveau is ontwikkeld door de landelijke werkgroep Registratie, Monitoring en Elektronisch dossier JGZ.

5. Aansluiting vraag en aanbod

De instellingen streven ernaar het aanbod van de JGZ optimaal te laten aansluiten bij de vraag, rekening houdend met het uitgangspunt dat de JGZ onderdeel is van de openbare gezondheidszorg en dat het aanbod grotendeels is vastgelegd in het Basistakenpakket JGZ.

Integrale jeugdgezondheidszorg

6. Verticale integraliteit

De overdracht van gegevens tussen kraamzorg en JGZ 0-4 en tussen JGZ 0-4 en JGZ 4-19 dient te worden verbeterd. Hiertoe zal afstemmingsoverleg worden gevoerd tussen thuiszorgorganisaties, GGD en particuliere kraamzorg. Bij de GGD en de thuiszorgorganisaties worden werkwijzen geïnventariseerd om te komen tot uniformering van de werkwijzen. Het personeelsbeleid en het accommodatiebeleid van de GGD en de thuiszorgorganisaties zal op elkaar worden afgestemd.

7. Horizontale integraliteit

Binnen het jeugdbeleid zal de ketenbenadering de komende jaren worden versterkt. Hiertoe maken GGD en thuiszorgorganisaties afspraken met andere instellingen op het terrein van het jeugdbeleid. Er wordt gebruik gemaakt van de recente ervaringen die zijn opgedaan bij de uitvoerende instellingen. Ook over de aansluiting met de curatieve jeugdzorg en gezondheidszorg maken GGD en thuiszorgorganisaties afspraken met de betreffende instellingen.

Bestuurlijke vormgeving

8.Uitgaande van de twaalf uitgangspunten van de Stuurgroep Integrale JGZ zullen gemeenten met de uitvoerende instellingen afspraken maken over de bestuurlijke aansturing van de JGZ. Hierbij wordt zo mogelijk gebruik gemaakt van goede voorbeelden uit de praktijk.

Financiën

9De uitvoerende organisaties, GGD en thuiszorgorganisaties, zullen in de toekomst een uniforme kostprijs- en offertesystematiek hanteren.

In het volgende hoofdstuk presenteren we het plan van aanpak voor de komende jaren. De beleidsvoornemens die hierboven staan vermeld, komen daar terug in het tijdpad voor de periode 2004-2007.

Plan van aanpak

In het vorige hoofdstuk is uiteengezet wat de huidige situatie is wat betreft de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg, het werken aan een integrale aanpak, de bestuurlijke vormgeving en de financiering van de jeugdgezondheidszorg. Voor deze thema's zijn tevens beleidsvoornemens geformuleerd. De volgende vraag is: hoe worden deze beleidsvoornemens vertaald in activiteiten? Die vraag wordt beantwoord in dit laatste hoofdstuk.

Achtereenvolgens komen drie stappen aan de orde: stap 1 is de visievorming en het bepalen van beleidsdoelstellingen, stap 2 de organisatie van het beleidsproces en stap 3 de implementatie van het beleid. De uitwerking van deze stappen is gebaseerd op de handreiking van de VNG voor het tot stand brengen van integrale jeugdgezondheidszorg.

Het proces is al in gang gezet in 2001. De activiteiten die behoren bij de eerste twee stappen zijn grotendeels al uitgevoerd. Om een compleet beeld te geven van het proces worden alle drie de stappen in dit hoofdstuk beschreven.

1 Stap 1: visievorming en formulering van doelstellingen

De Stuurgroep Integrale JGZ heeft in december 2001 de visie vastgesteld op de integrale jeugdgezondheidszorg. In hoofdstuk 2 is deze visie op hoofdlijnen besproken; in bijlage 4 is de visie integraal opgenomen. Deze visie vormt het uitgangspunt voor de beleidsvoornemens die in het vorige hoofdstuk staan genoemd. Dit beleidsplan wordt door de Stuurgroep voorgelegd aan de drie portefeuillehoudersoverleggen van de gemeenten in de regio. Besluitvorming hierover zal plaatsvinden op het niveau van alle gemeenten samen. Op lokaal niveau zal de regionale visie worden geconcretiseerd of worden aangevuld.

2 Stap 2: de organisatie van het beleidsproces

De volgende stap is het verdelen van taken en verantwoordelijkheden binnen de integrale jeugdgezondheidszorg. Met het instellen van de Stuurgroep Integrale Jeugdgezondheidszorg is deze verantwoordelijkheid eind 2001 opgepakt op regionaal niveau. Verder is er een regionale Werkgroep Integrale JGZ die de Stuurgroep ondersteunt. Om het beleid met betrekking tot enkele centrale thema’s voor te bereiden heeft de Stuurgroep projectgroepen ingesteld. Er zijn vier projectgroepen: voor financiën, voor bestuurlijke vormgeving en aansturing, voor spraak en taal en voor registratie en automatisering.

De werkzaamheden van de projectgroepen zijn vooral gericht op het tot stand brengen van verticale integratie, dat wil zeggen een ononderbroken jeugdgezondheidszorg voor 0- tot 19-jarigen. De komende jaren zal ook worden gewerkt aan horizontale integratie, het tot stand brengen van een samenhangende ‘ketenzorg’. De gemeenten zullen hiervoor op lokaal niveau hun verantwoordelijkheid nemen. De jeugdgezondheidszorg krijgt een plaats binnen de vierjaarlijkse lokale nota gezondheidsbeleid.

Voor de gemeenten is het van belang dat ze goed inzicht krijgen in het aanbod van de GGD en de thuiszorgorganisaties. Met de GGD onderhouden de gemeenten al regelmatige contacten, onder meer om het lokale aanbod vast te stellen. Vanaf 1 januari 2003 vindt ook structurele communicatie plaats tussen gemeenten en thuiszorgorganisaties. De wijze waarop dit gebeurt is vastgelegd in het communicatiemodel dat in opdracht van de Stuurgroep Integrale JGZ is opgesteld. De thuiszorgorganisaties stellen per gemeente een relatiebeheerder aan die met de gemeenten vaststelt wat het (verplichte) uniforme deel is en afspraken maakt over hun keuze aan maatwerkproducten en eventuele producten in het pluspakket. Vanaf 2004 zullen thuiszorg en GGD één gezamenlijk JGZ-overleg voeren met elk van de 29 gemeenten in het werkgebied.

3 Stap 3: implementatie van het beleid

In de periode tot en met 2007 worden de beleidsvoornemens uit het beleidsplan uitgewerkt in activiteitenplannen. Aanvankelijk in werkplannen per instelling, later in één gezamenlijk plan. Op regionaal niveau behoudt de Stuurgroep hierbij een belangrijke rol. De Stuurgroep volgt de ontwikkelingen en beoordeelt of de voorgestelde termijnen haalbaar zijn danwel moeten worden bijgesteld. Zoals gezegd is door de wijziging van de Wcpv vooral het lokale beleidsniveau belangrijker geworden. Uiteindelijk zullen de gemeenten de regie voeren over de jeugdgezondheidszorg. De gezamenlijke instellingen werken het regionale beleid op lokaal niveau uit in jaarplannen.

In overleg met de GGD en de thuiszorgorganisaties worden afspraken gemaakt over de monitoring van de jeugdgezondheidszorg. Hiermee kan worden vastgesteld in hoeverre het beleid wordt geïmplementeerd en de geplande activiteiten zijn uitgevoerd. Verder kan met epidemiologisch onderzoek de gezondheidstoestand van jeugdigen worden gevolgd. Bij de monitoring zal gebruik gemaakt kunnen worden van het integraal dossier JGZ.

Evaluatie

Tegen het einde van de vierjarige periode waarvoor het beleidsplan geldt, zal worden vastgesteld welke resultaten zijn geboekt. Om de resultaten van deze evaluatie nog te kunnen benutten voor het opstellen van plannen voor de volgende vierjarige periode, wordt de evaluatie eind 2006 uitgevoerd. Voor sommige onderdelen van het beleidsplan kan de evaluatie al eerder plaatsvinden.

Tijdpad

In de periode tot en met 2007 wordt stap voor stap toegewerkt naar een Integrale Jeugdgezondheidszorg. Daarbij worden de stappen doorlopen die in dit hoofdstuk zijn beschreven.

Een belangrijke ontwikkeling is het integreren van het overleg over het aanbod van de JGZ. Met ingang van 2004 zullen de relatiebeheerders van de GGD en de thuiszorgorganisaties gezamenlijk overleg gaan voeren met de gemeenten over het JGZ-aanbod. Het jaar daarop is er een gezamenlijk JGZ-aanbod van GGD en thuiszorgorganisaties. In de contacten met de gemeenten vertegenwoordigen de relatiebeheerders niet alleen hun eigen instelling, maar maken ze afspraken over het integrale aanbod van de jeugdgezondheidszorg voor 0- tot 19-jarigen.

In het navolgende schema wordt van de beleidsvoornemens uit paragraaf 3.5 vermeld in welke periode ze verwezenlijkt moeten worden. Zoals hiervoor al vermeld zal eind 2006 geëvalueerd worden wat de resultaten zijn.

Beleidsvoorstellen

Initiatief

looptijd

Kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg

opvoedingsondersteuning

bereik

signaleren en begeleiden van risicokinderen

volgen ontwikkeling kinderen

aansluiting vraag en aanbod

GGD en Thuiszorgorganisaties

GGD en Thuiszorgorganisaties

projectgroep risicokinderen

projectgroep registratie en automatisering

GGD en thuiszorgorganisaties

2004

2004 - 2007

2004

2004 - 2007

2004 - 2007

Integrale jeugdgezondheidszorg

verticale integraliteit

horizontale integraliteit

GGD en thuiszorgorganisaties

gemeenten

2004 - 2005

Bestuurlijke vormgeving

afspraken over bestuurlijke vormgeving

gemeenten

2004

Financiën

uniforme kostprijssystematiek

projectgroep financiën

BIJLAGEN

Bijlage 1:

Voornaamste wijzigingen van de Wcpv, in relatie tot de integrale jeugdgezondheidszorg

wettelijke verankering van het Basistakenpakket JGZ;

meer nadruk op de regiefunctie van de gemeente;

mogelijkheid om JGZ te laten uitvoeren door GGD en thuiszorginstellingen.

Verankering van het Basistakenpakket JGZ

Door de invoering van het Basistakenpakket JGZ wordt vastgelegd welke activiteiten tot de JGZ behoren, zoals al in 1996 is aanbevolen door de commissie versterking collectieve preventie (commissie Lemstra). Binnen het Basistakenpakket wordt onderscheid gemaakt tussen een uniform deel en een maatwerkdeel. Het uniforme deel dient overal in Nederland op dezelfde wijze te worden ingevuld. Alle activiteiten die daarin worden beschreven, worden in alle gemeenten uitgevoerd. Er kunnen wat dit betreft geen regionale of lokale prioriteiten worden gekozen. De uitvoering van het uniforme deel van het Basistakenpakket wordt bekostigd uit het gemeentefonds en een aanvullende specifieke uitkering. Deze uitkering bestaat uit het status aparte budget dat via de AWBZ wordt uitgekeerd (landelijk een bedrag van circa € 176.500.000) en een aanvullend bedrag (landelijk € 16.000.000). In oktober 2002 is de Regeling specifieke uitkering JGZ (Rsu) in de staatscourant gepubliceerd. Het definitieve bedrag per gemeente is in januari 2003 bekend gemaakt. In de week daarna hebben de gemeenten de uitkering voor 2003 ontvangen.

Het maatwerkdeel van het Basistakenpakket dient geheel gefinancierd te worden uit het gemeentefonds. Het gemeentefonds is hiertoe aangevuld met de gelden die voorheen ter beschikking werden gesteld voor de Tijdelijke regeling vroegsignalering. Deze regeling is vervallen op 1 januari 2003, maar het budget blijft structureel beschikbaar voor de JGZ.

Gemeentelijke taken

De gemeente is bestuurlijk verantwoordelijk voor de collectieve preventie en dus ook voor de lokale jeugdgezondheidszorg. Die verantwoordelijkheid heeft de gemeente al sinds 1989, toen de Wcpv van kracht werd. Wat betreft de JGZ gold die verantwoordelijkheid tot nu toe alleen voor de zorg voor 4- tot 19-jarigen, maar met de wetswijziging ook voor de preventieve zorg voor zuigelingen en peuters, ofwel de ouder- en kindzorg.

De bestuurlijke verantwoordelijkheid houdt in dat de gemeente de lokale jeugdgezondheidszorg regisseert en dus een integrale uitvoering van de activiteiten moet bevorderen. Elke gemeente kan keuzes maken voor de invulling van het maatwerkdeel van het Basistakenpakket JGZ. Bovendien initieert de gemeente afstemming tussen de JGZ en andere instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en het jeugdbeleid.

Uitvoering door GGD en thuiszorgorganisaties

Sinds 1989 is de gemeente al verantwoordelijk voor de JGZ voor 4- tot 19-jarigen die wordt uitgevoerd door de GGD’en. De ouder- en kindzorg wordt in bijna alle gemeenten uitgevoerd door thuiszorgorganisaties. Om gebruik te kunnen blijven maken van de expertise van deze instellingen, kunnen zij vanaf 2003 naast de GGD activiteiten binnen de JGZ uitvoeren. Samenwerking tussen beide uitvoerende organisaties is daarbij onontbeerlijk.

Bijlage 2:

Landelijke ontwikkelingen ten behoeve van de implementatie van de integrale jeugdgezondheidszorg

Contactmomenten

Een belangrijke kwestie is het vaststellen van de contactmomenten, de vaste tijdstippen waarop artsen of verpleegkundigen de kinderen zien. In oktober 2002 is hierover advies uitgebracht door de Expertgroep contactmomenten. De Expertgroep heeft voorgestellen gedaan voor de leeftijden waarop er contact moet zijn tussen kinderen en jeugdgezondheidszorg en ook over de professionals die daarbij betrokken moeten zijn: artsen, verpleegkundigen en/of assistenten. In de zorg voor kinderen tot vier jaar zouden volgens de Expertgroep het aantal standaard-contactmomenten moeten verminderen ten behoeve van de indicatiezorg op maat. Het advies wordt voorgelegd aan het Platform JGZ. Tot nu toe is nog geen reactie op het advies gegeven (stand van zaken april 2003).

Modelsubsidiebesluit

De VNG heeft een modelsubidiebesluit opgesteld dat gemeenten als richtlijn kunnen gebruiken voor de subsidiëring van thuiszorgorganisaties. Eind oktober 2002 is dit subsidiebesluit toegestuurd aan alle gemeenten. In het subsidiebesluit wordt bepaald dat de subsidie wordt verstrekt op aanvraag van de thuiszorgorganisaties. Die aanvraag betreft zowel het uniforme als het maatwerkdeel van het Basistakenpakket JGZ. De VNG adviseert gemeenten om in januari een voorschot te verlenen aan de thuiszorgorganisaties, om te voorkomen dat er een gat ontstaat in de financiering. Thuiszorgorganisaties moeten jaarlijks vóór 1 april aan de gemeente verantwoording afleggen over de besteding van de subsidie. Er wordt gevraagd om in deze verantwoording te rapporteren voor elk van de productgroepen van het Basistakenpakket JGZ.

Monitoring en registratie

De werkgroep Registratie Monitoring en Elektronisch dossier [zie handreiking] concludeert in haar eindrapport dat geïnvesteerd moet worden in een gemeenschappelijke taal en een gemeenschappelijke infrastructuur voor de automatisering. Het rapport bevat praktische tips om dit te bereiken.

Platform JGZ

Het Platform JGZ is een feit. Het bestaat uit onafhankelijke deskundigen uit de drie 'geledingen' van de JGZ: gemeenten, GGD en Tthuiszorg. Het Platform heeft de taak om de implementatie van het Basistakenpakket JGZ te begeleiden en om de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg te bewaken. Het Platform zal daartoe toetsingscriteria opstellen. Een andere taak van het platform is om de wetenschappelijke onderbouwing van het Basistakenpakket JGZ te bevorderen. Op grond van zijn bevindingen kan het Platform adviseren om het Basistakenpakket JGZ te actualiseren. Voorstellen van het Platform worden besproken in een breed samengestelde klankbordgroep. Deze klankbordgroep zal ook ontwikkelingen en problemen signaleren vanuit de praktijk die voor het Platform informatief zijn bij het uitwerken van voorstellen.

Task force JGZ

Er is een Task Force JGZ ingesteld die ingeschakeld kan worden bij problemen met de implementatie van de integrale JGZ. Gemeente, GGD of Thuiszorg kunnen de hulp van deze Task Force inroepen.

Bijlage 3:

Convenant instelling Stuurgroep Integrale JGZ –9 maanden tot 19 jaar

Partijen:

De gemeenten die deel uitmaken van de gezondheidsregio’s III en IV (de regio’s Midden-

Brabant en Noordoost-Brabant, samenvallend met het werkgebied van de GGD Hart voor Brabant), vertegenwoordigd door de heer P. Schriek (voorzitter van het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur van de GGD Hart voor Brabant).

GGD Hart voor Brabant, vertegenwoordigd door de heer drs. P. van der Velpen,

directeur.

Thuiszorg Midden-Brabant, ten deze vertegenwoordigd door de heer W. Corsten,

voorzitter van de Raad van Bestuur.

Thuiszorg regio ’s-Hertogenbosch, ten deze vertegenwoordigd door de heer dr. J. Caris,

voorzitter van de Raad van Bestuur.

Thuiszorg Brabant Noord-Oost, ten deze vertegenwoordigd door de heer J. Adema,

voorzitter van de Raad van Bestuur.

Overwegende:

dat het kabinet in november 2000 een besluit heeft genomen over de toekomstige

positionering van de jeugdgezondheidszorg voor 0- tot 19-jarigen;

dat het genoemde besluit de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de uitvoering vanhet jeugdgezondheidsbeleid voor 0- tot 19-jarigen bij de gemeenten legt;

dat het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg voor 0- tot 19-jarigen zal worden

verankerd in de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv);

dat het basispakket met ingang van 1 januari 2003 voor het maatwerkdeel zal worden gefinancierd via het gemeentefonds;

dat het basispakket met ingang van 1 januari 2003 voor het uniforme deel gedurende 3

jaar zal worden gefinancierd op grond van een specifieke regeling;

dat de jgz 0- tot 4-jarigen bij de thuiszorg onderdeel uitmaakt van de OKZ -9 maanden tot

4 jaar.

Stellen zich ten doel:

te komen tot een afgestemde jeugdgezondheidszorg in de leeftijd van “-9 maanden tot 19

jaar” in de gezondheidsregio’s III en IV;

zich hierbij te laten leiden door de visie dat een evenwichtige en gezonde ontwikkeling

van de jeugdigen niet alleen het fundament legt voor hun toekomst, maar ook het

fundament vormt voor de kwaliteit en vitaliteit van onze toekomstige samenleving;

een fasering en onderscheid aan te brengen tussen de:

zogenaamde verticale integratie: een gestroomlijnde jeugdgezondheidszorg waarbij tevens een optimale afstemming met bijvoorbeeld prenatale zorg en kraamzorg gerealiseerd is en de

zogenaamde horizontale integratie, waarbij de samenwerking en afstemming met alle andere instellingen en partijen die ook actief betrokken zijn op het welzijn van de jeugd, van belang is.

Met name de horizontale integratie is van belang voor de regierol die de gemeenten hebben op het terrein van het preventieve jeugdbeleid, waarbij de instellingen een coördinerende taak hebben;

te gaan werken volgens een concreet kwaliteitssysteem waarbij output en ketenkwaliteit belangrijke uitgangspunten zijn.

Komen als volgt overeen:

gemeenten, GGD Hart voor Brabant en Thuiszorginstellingen stellen een Stuurgroep in die tot taak krijgt om de besluitvorming aan de kant van de gemeenten voor te bereiden ten aanzien van het tot stand brengen van integrale jeugdgezondheidszorg “-9 maanden tot 19 jaar" in de gezondheidsregio’s III en IV;

de Stuurgroep bestaat uit:

- drie gemeentelijke vertegenwoordigers; uit elk van de drie

portefeuillehoudersoverleggen één; (één van de drie gemeentelijke

vertegenwoordigers is tevens voorzitter van de Stuurgroep);

directeur GGD;

voorzitters Raden van Bestuur van de drie genoemde Thuiszorginstellingen;

de Stuurgroep werkt in opdracht van de drie portefeuillehoudersoverleggen c.q. de 30

betrokken gemeenten (vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur van de GGD).

Hierbij dient er rekening mee te worden gehouden dat de vertegenwoordigers van de

Thuiszorginstellingen zelfstandige rechtspersoonlijkheid bezitten en derhalve gehouden

zijn aan een ander en eigen besluitvormingstraject;

de Stuurgroep is verantwoordelijk voor het in beeld brengen en analyseren van de

landelijke ontwikkelingen op het terrein van de totstandkoming van een integrale

jeugdgezondheidszorg “-9 maanden tot 19 jaar” en de vertaling hiervan naar het eigen werkgebied cq. de gezondheidsregio’s III en IV. De Stuurgroep brengt op basis hiervan in

eerste instantie adviezen uit aan de 30 betrokken gemeenten;

de Stuurgroep is verantwoordelijk voor het organiseren van werkconferenties die tot doel hebben alle betrokkenen van dezelfde informatie te voorzien voor wat betreft de achtergronden en inhoud van het landelijk beleid, de knelpunten in de huidige situatie,

het landelijk basispakket, de relatie van de huidige pakketten met het landelijk

basispakket en van voorstellen om te komen tot een integrale jeugdgezondheidszorg in

de leeftijd van -9 maanden tot 19 jaar;

de Stuurgroep is, mede op basis van de resultaten van de werkconferenties,

verantwoordelijk voor het tot stand komen van een beleidsplan voor de beleidsperiode 2003 – 2006 en een communicatieplan.

de Stuurgroep legt dit beleidsplan ter bespreking en advisering voor aan de drie

portefeuillehoudersoverleggen, waarna besluitvorming kan plaatsvinden op het niveau van de 30 gemeenten (zoals vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur van de GGD), met ruimte voor besluitvorming bij de thuiszorg;

de Stuurgroep zal gedurende het totale traject beoordelen of de in het communicatieplan

voorgestelde termijnen al dan niet moeten worden bijgesteld;

de Stuurgroep zal zich laten bijstaan door een (ambtelijke) werkgroep waarin de drie

geledingen uit de Stuurgroep vertegenwoordigd zijn en waarin de gemeenten eveneens de voorzittersrol vervullen.

Kosten:

Ervan uitgaande dat de gemeenten extra middelen krijgen om de landelijke besluitvorming inzake de integrale jeugdgezondheidszorg te implementeren, zullen de kosten die de Stuurgroep maakt bij de uitvoering van voornoemde werkzaamheden in eerste instantie hieruit worden gedekt. Mocht dit niet het geval zijn, verklaren partijen zich verantwoordelijk voor het gezamenlijk dragen van de (resterende) kosten, elke partij voor eenderde deel van de totale kosten.

's-Hertogenbosch, 19 december 2001

__________________________

Schriek, voorzitter Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur van de GGD Hart voor Brabant

__________________________

drs. P. van der Velpen, directeur GGD Hart voor Brabant

__________________________

W.J.M. Corsten, voorzitter Raad van Bestuur Thuiszorg Midden-Brabant

__________________________

dr. G.J. Caris, voorzitter Raad van Bestuur Thuiszorg regio 's-Hertogenbosch

__________________________

J.W. Adema, voorzitter Raad van Bestuur Thuiszorg Brabant Noord-Oost

Bijlage 4:

Visie integrale openbare Jeugdgezondheidszorg

Vastgesteld in de vergadering van de Stuurgroep Integrale JGZ op 19 december 2001

Achtereenvolgens komen aan de orde

Algemene visie

Inhoudelijke overwegingen

Visie op rollen

Visie op samenwerking

Voor de tekst is gebruik gemaakt van een aantal documenten. Deze zijn vermeld in het literatuuroverzicht.

Algemene visie

Een evenwichtige en gezonde ontwikkeling van de jeugdige legt niet alleen het fundament voor zijn toekomst, maar vormt ook het fundament voor de kwaliteit en de vitaliteit van onze toekomstige samenleving. Door het ratificeren van het VN Verdrag voor de Rechten van het kind is Nederland ook voor het domein van de jeugdgezondheidszorg verplichtingen aangegaan. Zo wordt het recht van het kind erkend op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en heeft Nederland zich onder meer verplicht om preventieve gezondheidszorg en begeleiding voor ouders te ontwikkelen.

Karakteristiek voor de jeugdgezondheidszorg is dat het een onderdeel is van openbare gezondheidszorg. De jeugdgezondheidszorg wordt aan ieder kind en aan alle ouders aangeboden, zonder dat er een geformuleerde hulpvraag aanwezig is. Naast individuele activiteiten is collectieve preventie een belangrijk domein van de openbare jeugdgezondheidszorg.

De jeugdgezondheidszorg draagt bij aan het verkleinen van de gezondheidsverschillen in Nederland en legt een belangrijke basis voor een goede gezondheid in het hele verdere leven. De bijdrage van jeugdgezondheidszorg zal effectief, efficiënt en op kwalitatief hoogwaardige wijze plaatsvinden.

In de visie op integrale jeugdgezondheidszorg wordt uitgegaan van een benadering van de mens in relatie tot zijn omgeving, waarbij de vraag van de cliënt centraal staat.

De lichamelijke, geestelijke en maatschappelijke componenten worden steeds in onderling verband gezien. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat ieder mens, ieder gezin, in principe zelf verantwoordelijk is voor de eigen gezondheid en het functioneren van het eigen gezin. Bij kinderen is deze verantwoordelijkheid natuurlijk beperkt en zijn de ouders primair verantwoordelijk. Dit zelfvermogen van, in ieder geval de ouder / verzorger, wordt vergroot door het aanvullen van kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van verzorging en opvoeding.

Inhoudelijke overwegingen

Uitgangspunt voor de jeugdgezondheidszorg zijn de rechten van het kind, vastgelegd in het door de Verenigde Naties overeengekomen verdrag inzake de rechten van het kind.

Feitelijke realisatie van de brede definitie van gezondheid, opgesteld door de WHO ('gezondheid is een toestand van compleet lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekten en gebreken') vraagt om integrale jeugdgezondheidszorg met aandacht voor het fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden. De jeugdgezondheidszorg neemt in dit kader een prominente plaats in.

De jeugdgezondheidszorg richt zich op preventieve zorg voor kinderen en hun ouders / verzorgers, gevraagd en ongevraagd.

De jeugdgezondheidszorg is maximaal toegankelijk voor kinderen en hun ouders / verzorgers.

De jeugdgezondheidszorg richt zich op kinderen en ouders / verzorgers in een normale ontwikkelings- en opvoedingssituatie en met normale vragen en problemen. (Onder normaal wordt verstaan een gewone opvoedingssituatie en opvoedingsspanning).

Het aanbod van de jeugdgezondheidszorg, zowel individueel als collectief, is mede gebaseerd op risicomomenten in de ontwikkeling van kinderen en in de situatie van (aanstaande) ouders.

Door het nagenoeg totale bereik weet de jeugdgezondheidszorg risicokinderen in de bevolking, waaronder verwaarloosde of mishandelde kinderen, tijdig op te sporen.

De jeugdgezondheidszorg heeft een signaleringsfunctie voor de jeugdhulpverlening en speelt signalen door, waardoor acuut ingegrepen kan worden.

De jeugdgezondheidszorg heeft een specifiek aanbod voor risicokinderen en -gezinnen.

De jeugdgezondheidszorg heeft een specifiek aanbod naar aanleiding van signalen en / of vragen.

In het pakket van de jeugdgezondheidszorg moeten voldoende onderzoeksmomenten opgenomen zijn om kinderen verantwoord longitudinaal te volgen en uitspraken te kunnen doen over afwijkingen in de gezondheid en de ontwikkeling van de kinderen. De informatie die op die manier verzameld wordt is een belangrijke basis voor collectieve activiteiten.

De producten en activiteiten van de jeugdgezondheidszorg moeten continu getoetst worden aan maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften en waar nodig worden bijgesteld.

Visie op rollen

Huidige rol gemeenten

De gemeenten zijn op dit moment alleen verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg voor 4-19 jarigen en hebben geen directe bemoeienis met de jeugdgezondheidszorgactiviteiten voor -9 maanden - 4 jarigen van de Thuiszorg. Samenwerking op het terrein van jeugdgezondheidszorg en tussen jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg wordt op dit moment in sterke mate bepaald door de lokale situatie.

Huidige rol Thuiszorg

Vanuit het particuliere initiatief heeft de jeugdgezondheidszorg voor 0- tot 4-jarigen binnen de thuiszorg zich ontwikkeld tot een professionele jeugdgezondheidszorg, gefinancierd door de AWBZ. Daarbij is op grond van historie, lokale omstandigheden en mogelijkheden een aanbod ontwikkeld wat enerzijds in grote lijnen landelijk overeenkomt en anderzijds op onderdelen regionale / lokale verschillen kent, waarbij iedere organisatie beleidsvrijheid heeft.

De jeugdgezondheidszorg richt zich op monitoring, voorlichting, advisering, screening, vaccineren en vroegtijdige opsporing van stoornissen in de ontwikkeling op het lichamelijke, psychische en sociaal-emotionele vlak en adequate verwijzing indien stoornissen en problemen zich voordoen. Gezien de toenemende vragen op pedagogisch gebied richt de jeugdgezondheidszorg van de thuiszorg zich in belangrijke mate op het terrein van opvoedingsondersteuning aan aanstaande ouders en ouders van kinderen tot en met vier jaar met normale opvoedingsvragen en –problemen.

Huidige rol GGD

De GGD werkt vanuit de openbare verantwoordelijkheid voor gezondheid aan een optimale gezondheidssituatie van de jeugd van 4 tot 19 jaar en wel door twee kernfuncties uit te oefenen: preventie en acute zorg. In die zin is de GGD een uitvoeringsorganisatie van de gemeenten.

De jeugdgezondheidszorg heeft als doel dat jeugdigen van 4 tot 19 jaar voor wat gezondheid en ontwikkeling betreft -zowel op lichamelijk als op geestelijk gebied- optimale kansen krijgen. Daarnaast heeft de GGD als expliciete taak het verzamelen van gegevens over de lichamelijke, geestelijke en sociale situatie van de jongeren en het inzichtelijk maken van veranderingen daarin; dit ter ondersteuning van nieuw te ontwikkelen beleid.

Toekomstige rol gemeenten

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de realisatie van de uitvoering van afgestemde jeugdgezondheidszorg voor de periode van 0 tot 19 jaar, maar voelen zich gezien desamenhang met de prenatale zorg ook verantwoordelijk voor de periode van -9 maanden tot 0 jaar. De gemeenten geven, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, sturing aan het proces door het maken van keuzes en het nemen van besluiten. Uitgangspunt daarbij is dat er sprake is van een naadloze aansluiting van de periodes -9 maanden tot 4 jaar en 4 jaar tot 19 jaar. De regierol voor de gemeente houdt o.a. in dat zij de sturing van integrale jeugdgezondheidszorg op zich neemt en zorgdraagt voor een goede afstemming tussen het uniforme deel en het maatwerkdeel van het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor het bevorderen van de samenhang in het totale jeugdbeleid.

Toekomstige rol uitvoeringsorganisaties

Er wordt naar gestreefd om vanaf 2003 in de dertig gemeenten van de regio's Brabant-

Noordoost, 's-Hertogenbosch en Midden-Brabant -vanuit openbare gezondheidszorg en onder regie van de gemeenten- integraal en ononderbroken activiteiten jeugdgezondheidszorg uit te voeren voor de periode van -9 maanden tot 19 jaar. Deze activiteiten worden uitgevoerd vanuit de hiervoor geformuleerde visie op integrale jeugdgezondheidszorg en met inachtneming van de hiervoor geformuleerde inhoudelijke overwegingen. Daarbij zal gewerkt gaan worden volgens een concreet kwaliteitssysteem waarbij output en ketenkwaliteit belangrijke uitgangspunten zijn.

Naast het uitvoeren van activiteiten jeugdgezondheidszorg hebben de organisaties tot taak gemeenten gevraagd en ongevraagd te adviseren en bijdragen te leveren aan de

beleidsontwikkeling bij gemeenten op het terrein van jeugdgezondheidszorg. Daarnaast dienen zij bij te dragen aan het tot stand brengen van de samenhang met andere voorzieningen op lokaal niveau en aan het bevorderen van afstemming tussen die voorzieningen.

Visie op samenwerking

1. Verticale en horizontale samenwerking

Er zijn twee vormen van samenwerking nodig om tot optimale jeugdgezondheidszorg te komen en om samenhang in de jeugdgezondheidszorg te brengen.

Verticale samenwerking

Hierbij gaat het om een naadloze aansluiting van activiteiten op het gebied van de jeugdgezondheidszorg voor jeugd in de leeftijd van -9 maanden tot 19 jaar. Dit betekent dat de gemeenten in de aansturing ervoor moeten zorgen dat de activiteiten naadloos op elkaar aansluiten zodat GGD en Thuiszorg dat in goede samenwerking doen.

Horizontale samenwerking

Dit betreft samenwerking met andere instellingen en partijen die ieder vanuit hun eigen invalshoek werken aan het welbevinden van de jeugd. Partners daarbij zijn onder andere maatschappelijk werk, kinderopvang, peuterspeelzalen, onderwijs, sociaal cultureel werk en bureaus jeugdzorg. Deze samenwerking komt ondermeer tot uiting in buurtnetwerken, maar zou veel verder moeten gaan, bijvoorbeeld door gerichte verwijzingen naar bureau jeugdzorg, maatschappelijk werk, thuiszorg en peuterspeelzalen. De gemeente moet de samenwerking tussen de betrokken partijen bevorderen.

Een bijzondere plaats binnen de horizontale samenwerking nemen verloskundigen en huisartsen in. Verloskundigen staan aan de start van de zwangerschap. Door een goede afstemming met de jeugdgezondheidszorg over de voorbereiding op het ouderschap wordt bereikt dat de preventieve zorg zo vroeg mogelijk start en zo goed mogelijk aansluit op de situatie van (aanstaande) ouders. Huisartsen hebben een essentiële rol binnen de keten van de gezondheidszorg en daarmee ook binnen de keten van de jeugdgezondheidszorg. Het is noodzakelijk dat er goede afspraken zijn met betrekking tot verwijzingen naar de huisarts en dat de huisarts op de hoogte is van het aanbod en de mogelijkheden van de jeugdgezondheidszorg. Daarnaast kan de huisarts signalen doorgeven die door de jeugdgezondheidszorg meegenomen kunnen worden bij ontwikkeling en aanpassing van het aanbod.

De gemeente heeft geen regierol ten aanzien van de samenwerking met verloskundigen en huisartsen, maar kan wel bijdragen aan een goed klimaat en aan voorzieningen waardoor een optimale afstemming wordt bevorderd.

Aansluiting jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg

De gemeente is verantwoordelijk voor preventieve jeugdgezondheidszorg. De provincie is middels de Wet op de Jeugdzorg verantwoordelijk voor curatieve jeugdhulpverlening. Gemiddeld drie procent van de jongeren komt in aanraking met jeugdzorg.

Het provinciale jeugdbeleid en het lokale jeugdbeleid dienen zoveel mogelijk op elkaar aan te sluiten. Gemeenten en provincie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor deze afstemming die plaats vindt in regionale bestuurlijke overleggen.Het is wenselijk toe te werken naar een ketenbenadering waarbij de instellingen aangeven wat hun huidige plaats in de keten is, zodat helder wordt waar overlap is en witte vlekken zitten. In de regio zijn er verschillende initiatieven met Thuiszorg, Bureau Jeugdzorg en GGD met betrekking tot aansluiting tussen preventieve jeugdgezondheidszorg en jeugdhulpverlening / jeugdzorg. Verder treffen instellingen die zich bezighouden met jeugd elkaar in het kader van de Regiovisies en maken daar afspraken over samenwerking en afstemming.

Literatuur

Beleidsnotitie positionering jeugdgezondheidszorg 0 - 19 jaar, VWS, 4 februari 2000.

'Voor nu en later' strategische positionering jeugdgezondheidszorg, discussienota LVT, juni 1999.

Visie ouder- en kindzorg, Zorgnetwerk Land van Cuijk en Noord-Limburg, december 2000.

Deelnota Producten GGD Nieuw-Brabant (deelrapport en bijlagen), 1999.

Convenant instelling Stuurgroep Integrale JGZ -9 maanden tot 19 jaar.