Gedoogbeleid drank- en horecavergunning en exploitatievergunning gemeente Gilze en Rijen

Geldend van 15-07-2008 t/m heden

Intitulé

Gedoogbeleid drank- en horecavergunning en exploitatievergunning gemeente Gilze en Rijen

Gedoogbeleid

drank- en horecavergunning en exploitatievergunning

gemeente Gilze en Rijen

Afdeling Bestuursondersteuning

juni 2008

vastgesteld door het college van B en W op:

1.Aanleiding gedoogbeleid

Om een horecabedrijf te mogen uitoefenen is een vergunning vereist. Dat staat in de Drank- en Horecawet. Drank- en horeca-inrichtingen, ook wel natte horeca genoemd, zijn horeca-inrichtingen waar alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt. Op grond van de Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening kan het college van burgemeester en wethouders maatregelen nemen om overtredingen van de wet of van de vergunningvoorwaarden te doen opheffen.

Er zijn situaties denkbaar waarin het gewenst is om gedoogbeleid te hebben voor horeca-inrichtingen. Denk hierbij aan de situatie waarin de horeca-ondernemer verkeert in de periode tussen zijn aanvraag voor een drank- en horecavergunning en de verstrekking ervan. Op dat moment is het noodzakelijk om voor een beperkte periode te gedogen. In deze notitie worden deze situaties en de vorm van gedogen nader beschreven.

2. Situaties waarin gedoogd wordt

Het gemeentebestuur gedoogt in de volgende situaties:

1. Bedrijfsovernames

Op grond van de Drank- en Horecawet heeft een ondernemer een vergunning nodig om een drank- en horeca-inrichting te mogen drijven. De drank- en horecavergunning staat zowel op naam van een persoon/personen als op het adres Dit geldt ook voor de horeca-ondernemer die een bedrijf van een ander overneemt. Bij een bedrijfsovername wisselt de persoon die de inrichting draait en dus moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Volgens de wet moet de gemeente binnen drie maanden na het indienen van de vergunningaanvraag daarop een besluit nemen.

Uit zakelijk oogpunt maar ook uit ethisch oogpunt, is het niet wenselijk dat het bedrijf gedurende deze periode gesloten blijft. Immers, er dan bedrijfsschade ontstaan, doordat de "loop eruit gaat". Op die grond de voortzetting van de exploitatie gedoogd worden. Dit ontslaat de ondernemer uiteraard niet van de verplichting om in een zo vroeg mogelijk stadium een aanvraag voor een drank- en horecavergunning in te dienen.

Meestal is met de behandeling van een aanvraag voor een drank- en horecavergunning veel tijd gemoeid. Dit is het geval, omdat de aanvrager zelden de benodigde informatie meteen geheel compleet aanlevert (bijvoorbeeld als de aanvrager volgens de Wet Bibob aanvullende informatie moet verstrekken) en omdat de gemeente bij diverse instanties advies voor het verstrekken van de vergunning aanvraagt.

2. Nieuwe aanvraag van dezelfde ondernemer

Op grond van de Drank- en Horecawet heeft een ondernemer een vergunning nodig om een drank- en horeca-inrichting te mogen drijven. Het voorkomen dat een bepaald gegeven in de vergunning wijzigt, maar de ondernemer dezelfde blijft. Dit is onder andere het geval als de inrichting wordt verbouwd of als er een andere leidinggevende in de inrichting komt werken. Ook in dat geval is het niet wenselijk dat de inrichting gesloten wordt. De vergunning dient in dat geval slechts aangepast te worden aan de feitelijke situatie. Tijdens de behandeling van de vergunningaanvraag het college deze situatie tijdelijk gedogen.

3. Inhaalslag exploitatie-vergunningen

Op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vastgesteld 14-11-2007) heeft een horeca-ondernemer een exploitatievergunning nodig. Voor natte horeca (bedrijven die alcohol schenken) loopt deze aanvraag gelijk met de aanvraag voor een drank- en horecavergunning. Voor droge horeca (gericht op eten zoals cafetaria’s, shoarmatenten en dergelijke) moet een aparte vergunningscyclus doorlopen worden.

Horecabedrijven in winkels waarbij de horeca een nevenactiviteit is en horecabedrijven in zorginstellingen en musea hebben geen exploitatie-vergunning nodig.

De gemeente Gilze en Rijen heeft nooit werk gemaakt van het uitreiken van exploitatievergunningen. Op dit moment draait geen enkele inrichting met een exploitatievergunning. 2008 zal als overgangstermijn worden gezien waarin een inhaalslag wordt gemaakt voor alle droge horeca. De bedrijven die reeds in bezit zijn van een drank- en horecavergunning, kunnen wachten met hun aanvraag voor een exploitatievergunning totdat zij ook een nieuwe aanvraag voor de drank- en horecavergunning moeten doen.

Als de horeca-inrichting draait zonder een (exploitatie)vergunning kan bij het college de wens bestaan om bestuursrechtelijk op te treden. Dan moet de situatie aan een aantal voorwaarden voldoen. Volgens vaste jurisprudentie moet het college eerst overwegen of de illegale situatie alsnog legaal gemaakt kan worden. Als dat niet het geval is, moet het college het belang van het opheffen van de illegale situatie afwegen tegen het algemeen of individueel belang van de horeca-exploitant. Daarbij kan blijken, dat er situaties zijn waarbij het wenselijk is om niet op te treden. Er is ook dan sprake van gedogen.

3.Doel gedoogbeleid

Met dit gedoogbeleid biedt het college van burgemeester en wethouders duidelijkheid en rechtszekerheid aan aanvragers van een drank- en horecavergunning en exploitatievergunning. In dit beleid staan namelijk de regels en procedures op grond waarvan het college een horeca-ondernemer de gelegenheid biedt om tijdelijk niet te voldoen aan wettelijke bepalingen. Hiermee wordt willekeur voorkomen.

4. Eisen aan gedogen

Gedogen is alleen aanvaardbaar onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    in uitzonderingsgevallen

  • b.

    mits tevens beperkt in omvang en/of in tijd.

Voorts dient gedogen:

c.slechts expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats

te vinden, alsmede

d.aan controle te zijn onderworpen.

5. Voorwaarden voor gedogen

Burgemeester en wethouders gedogen dat in afwachting van de beslissing op de ingediende vergunning, in de hierboven gestelde situaties de ondernemer alvast begint of doorgaat met de exploitatie van de horeca-inrichting.

De gedoogbeschikking pas worden afgegeven, indien de aanvraag van de vergunning voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    Er mag geen strijd bestaan met de eisen uit de milieu- en ruimtelijke ordeningsregelgeving.

  • ·

    De (nieuwe) eigenaar mag geen strafblad hebben.

  • ·

    Er moet een aanvraag zijn ingediend volgens het wettelijk model inclusief de BIBOB- formulieren.

  • ·

    De aanvraag inclusief de BIBOB-formulieren moeten volledig zijn ingevuld en worden getekend door de aanvrager.

  • ·

    Indien de BIBOB bijlage van de Belastingdienst niet overlegd worden, moet dit niet te wijten zijn aan de aanvrager.

  • ·

    Alle leidinggevenden van het horecabedrijf moeten voldoen aan de ingevolge artikel 8, vierde lid van de Drank- en horecawet gestelde eisen inzake de sociale hygiëne.

  • ·

    Er mogen op voorhand geen twijfels bestaan over de vraag of de leidinggevenden kunnen voldoen aan de bij de wet gestelde moraliteitseisen (strafbladgegevens en dergelijke).

  • ·

    De leidinggevenden moeten tenminste 21 jaar zijn.

  • ·

    Er mogen geen twijfels bestaan, dat de inrichting voldoet aan de inrichtingseisen van de Drank- en Horecawet.

  • ·

    Er bestaan geen twijfels of de horeca-inrichting voldoet aan eisen die de veiligheid van de bezoekers garanderen.

  • ·

    Er bestaan bij de gemeente geen twijfels of de aanvrager anderszins aan de gestelde eisen voor een vergunning voldoet (anders dan volgens de Wet Bibob).

Zijn alle voorgaande beoordelingscriteria positief, dan wordt een schriftelijke gedoogverklaring afgegeven, met als geldigheidsduur maximaal vier maanden. In deze vier maanden beslist het college definitief over de aanvraag.

Het risico blijft aanwezig dat nader onderzoek van de vergunningaanvraag kan tot weigering van de vergunning en tot sluiting van het horecabedrijf. In dat geval stopt op dat moment het gedogen. Gedogen mag immers nooit worden opgevat als een voorlopige vergunning. De ondernemer die dus volledige zekerheid wil hebben, moet de uitslag van de behandeling van de aanvraag afwachten.

6.Gedoogtermijn

Gedogen mag niet langer dan strikt noodzakelijk. Het is dus van belang aan een gedoogverklaring een termijn te stellen. Deze is afhankelijk van de verdere voortgang van het onderzoek (maximaal drie maanden) en eventueel extra onderzoek door het landelijk bureau BIBOB.

Daarnaast wordt in de gedoogverklaring opgenomen dat deze direct wordt ingetrokken, indien degene aan wie de gedoogverklaring is verstrekt zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. Dan moet gekeken worden of de horeca-exploitant nog gebruik maken van de oude vergunning. Indien dat niet het geval is, dient de gemeente over te gaan tot handhaving. Zie daarvoor een separate Handhavingsnota Horeca.

7.Afwijking van gedoogtermijnen en -voorwaarden

Het college van burgemeester en wethouders in bijzondere omstandigheden besluiten om deze beleidsregels ten aanzien van gedoogtermijnen en gedoogvoorwaarden niet toe te passen.

Het college dat doen, indien hij die toepassing ongewenst acht en deze afwijking ten gunste van de van de belanghebbende komt. Dit is de hardheidsclausule.