Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijke boete en handhaving Participatiewet Gilze en Rijen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete en handhaving Participatiewet Gilze en Rijen 2015

Agendapunt 10b.

Vergadering

d.d. 15 december 2014.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 december 2014;

gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Participatiewet en gelet op artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening ouderen gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers en artikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening verrekening bestuurlijke boete en handhaving Participatiewet Gilze en Rijen 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Bestuurlijke boete: een boete die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het Openbaar Ministerie of een rechter kan worden opgelegd. Deze boete heeft een straffend karakter;

  • 2.

    Beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • 3.

    Recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;

  • 4.

    Bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Participatiewet;

  • 5.

    Verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2. Bestuurlijke boete

Hoofdstuk 2.1 Schending inlichtingenplicht

Artikel 2. Niet nakomen van de inlichtingenverplichting en bestuurlijke boete

  • 1. Bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenverplichting op grond van de wet, waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verleend, wordt er een bestuurlijke boete opgelegd ter hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. Indien het benadelingsbedrag lager is dan de minimale boete zoals opgenomen in het Boetebesluit, wordt deze minimale boete opgelegd.

  • 3. Indien het niet, niet tijdig, of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht op grond van de wet niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, dan wordt de minimale boete opgelegd zoals opgenomen in het Boetebesluit.

  • 4. Als er sprake is van een situatie zoals genoemd in lid 3, en er geen sprake is van recidive, kan het college besluiten tot het geven van een waarschuwing in plaats van het opleggen van een bestuurlijke boete.

  • 5. De boete wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het Openbaar Ministerie en blijft definitief achterwege indien ter zake strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, of het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 3. Matigen en afzien van opleggen bestuurlijke boete

  • 1. Het college kan de bestuurlijke boete matigen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een boete als er sprake is van zeer dringende redenen.

Hoofdstuk 2.2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive (alleen P-wet)

Artikel 4. Verrekenen zonder beslagvrije voet bij voldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete de eerste drie maanden zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de eerste van de maand volgend op de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 5. Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf de eerste van de maand volgend op de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, P-wet.

Artikel 6. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 38 en 39 van deze verordening kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:

  • a.

    aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 38 en 39 zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 7. Eerder opgelegde bestuurlijke boete

De artikelen in dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening vande bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, P-wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening.

Hoofdstuk 3. Handhaving: Bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 8. Hoogwaardig handhaven

  • 1. Het voorkomen en bestrijden van uitkeringsfraude dan wel van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet is ingericht naar het landelijk model voor hoogwaardig handhaven.

  • 2. Het college stelt regels met betrekking tot hoogwaardig handhaven waarbij tenminste wordt aangegeven hoe wordt geregeld:

    • a.

      de voorlichting over de regelgeving alsmede de daaraan verbonden gevolgen bij misbruik en oneigenlijk gebruik;

    • b.

      de wijze van verificatie van gegevens en van informatie uitwisseling met derden;

    • c.

      de wijze waarop controles worden uitgevoerd;

    • d.

      de wijze waarop fraude wordt opgespoord en afgehandeld.

Artikel 9. Controle

  • 1. Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering en kan daarbij gebruikmaken van controlemiddelen zoals een heronderzoeksplan, huisbezoeken, risicoprofielen, bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.

  • 2. Het college doet onderzoek naar de reden van de beëindiging van de uitkering en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 10. Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een schending van de inlichtingenplicht leidt tot benadeling van de gemeenten, doet het college aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude.

Artikel 11. Terugvorderen opgespoorde fraudebedragen

Het college stelt regels met betrekking tot herziening, terug- en invordering waarbij tenminste wordt geregeld:

  • a.

    op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de wettelijke bevoegdheid tot herziening, terugvordering en invordering van een verstrekte voorziening;

  • b.

    op welke wijze er geheel of gedeeltelijk van terugvordering dan wel van invordering kan worden afgezien;

  • c.

    met welke frequente heronderzoeken plaats moeten vinden.

Artikel 12. Verhaal

Het college stelt regels op met betrekking tot verhaal op de onderhoudsplicht waarin tenminste wordt geregeld:

  • a.

    op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de wettelijke bevoegdheid tot verhaal;

  • b.

    wanneer en op welke wijze er wordt afgezien van het nemen van een verhaalsbesluit en het invorderen van de te verhalen voorziening;

  • c.

    met welke frequentie heronderzoeken plaats moeten vinden.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Intrekking oude verordeningen

De verzamelverordening WWB 2012, paragraaf 4 en de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 worden ingetrokken.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestuurlijke boete en handhaving Participatiewet Gilze en Rijen 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 15 december 2014.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier, de voorzitter,
mr. J.W. Timmermans dr. A.J.W. Boelhouwer