Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen

Geldend van 10-04-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening

Hoofdstuk II

Toegang

Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek

Artikel 2.2 Gesprek

Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek

Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening

Artikel 2.5 Aanvraag persoonsgebonden Budget

Artikel 2.6 Inhoud beschikking

Artikel 2.7 Advisering

Hoofdstuk III

Algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Algemene voorziening

Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers

Hoofdstuk IV

Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening

Artikel 4.2 Regels voor pgb

Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor Hulp bij het Huishouden

Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen

Artikel 4.7 Weigeringsgronden en voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen

Hoofdstuk V

Bijdragen

Artikel 5 Regels voor bijdrage in kosten voor maatwerkvoorzieningen

Hoofdstuk VI

Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Artikel 6.2 Onderzoek kwaliteit geleverde zorg persoonsgebonden budget

Hoofdstuk VII

Kwaliteit en klachten

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Artikel 7.4 Klachtenregeling

Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk VII

Inspraak

Artikel 8 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Artikel 8 a. Right to challenge

Hoofdstuk IX

Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Artikel 9.2 Voorwaarden

Artikel 9.3 Besluit en/of beleidsregels

Artikel 9.4 Indexering

Artikel 9.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Artikel 9.6 Inwerkingtreding en citeertitel

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

  • b.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen;

  • d.

    Besluit: het door het college op grond van deze verordening vast te stellen Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Gilze en Rijen waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze verordening;

  • e.

    bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • f.

    cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • g.

    college: College van burgemeester en wethouders;

  • h.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • i.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • j.

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • k.

    ingezetene: cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Gilze en Rijen

  • l.

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • m.

    melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • n.

    onverwijld: in ieder geval binnen drie werkdagen;

  • o.

    persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • p.

    persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

  • q.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliёnt een sociale relatie onderhoudt;

  • r.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • s.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • t.

    woonvoorziening: roerende zaak dan wel bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning of voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten;

  • u.

    ZZP-er: zelfstandige zonder personeel.

Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening

  • 1. Deze verordening richt zich op personen:

    • a.

      die hun woonplaats hebben in Gilze en Rijen, en

    • b.

      die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben of

    • c.

      die, al dan niet woonachtig in Gilze en Rijen, als mantelzorger ondersteuning aan een inwoner van Gilze en Rijen bieden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft opvang en beschermd wonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.2. van de wet op ingezetenen van Nederland die in Gilze en Rijen ondersteuning zoeken.

  • 3. Wanneer de doelgroep te maken heeft met meervoudige domeinoverstijgende problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet, draagt het college zorg voor een goede afstemming van de ondersteuning.

Hoofdstuk II Toegang

Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek

  • 1. Een hulpvraag kan vormvrij (schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch) door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of telefonisch en informeert de cliënt over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3. van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 4. De cliënt of degene die namens hem de melding doet wordt gewezen op de mogelijkheid zich tijdens het onderzoek te laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of een cliëntondersteuner.

  • 5. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 6. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 7. Het college brengt de cliënt op hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 2.2 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Bij het onderzoek wordt gebruik gemaakt van de methode van vraagverheldering, met toepassing van de regionaal ontwikkelde instrumenten ‘quickscan’ en ‘integrale vraaganalyse’;

  • 3. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in 2.3.2, tweede lid, van de wet aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, met de cliënt besluiten af te zien van het gesprek.

Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 5. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.2 lid 4.

  • 2. Een cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient te worden voorzien van een handtekening.

  • 3. Indien een verzoek voor een maatwerkvoorziening telefonisch binnenkomt en het telefonisch contact geen aanleiding geeft tot het inplannen van een gesprek, wordt een aanvraagformulier toegezonden. De aanvraag is pas officieel als het formulier ondertekend retour ontvangen is.

  • 4. Indien het gesprek heeft geleid tot een aanvraag en er een ondertekend gesprekformulier aanwezig is, kan dit formulier door het college beschouwd worden als aanvraagformulier.

  • 5. Professionals kunnen in het belang van een cliënt een advies uitbrengen ten behoeve van een aanvraag. Zij kunnen niet namens een cliënt een aanvraag indienen (Wel melding van een hulpvraag).

Artikel 2.5 Aanvraag persoonsgebonden budget

In aanvulling op artikel 2.4 omvat een aanvraag voor een persoonsgebonden budget in elk geval:

  • a.

    De te treffen maatwerkvoorziening en het beoogde doel;

  • b.

    De voorgenomen uitvoering daarvan;

  • c.

    De kwalificaties van de uitvoering, en;

  • d.

    Een motivering waarom een cliënt een persoonsgebonden budget wenst.

Artikel 2.6 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening geeft het college in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en geeft het college tevens aan hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 2.7 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijk hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip op een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 2.2 is gevoerd.

    • b.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 2.2 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      Het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt de cliënt hier van op de hoogte gebracht.

Hoofdstuk III Algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Algemene voorziening

  • 1. Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners van de gemeente Gilze en Rijen of voor een specifieke doelgroep, en is rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers

Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Hoofdstuk IV Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

I op eigen kracht;

II met gebruikelijke hulp;

III met mantelzorg;

IV met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

V met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, of;

VI met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,en/of

b.

ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

I op eigen kracht;

II met gebruikelijke hulp;

III met mantelzorg;

IV met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

V met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, of;

VI met algemene voorzieningen.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 4.2 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 4. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

    • a.

      een zaak:

      op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

    • b.

      hulp bij het huishouden:

      • 1°.

        hbh1 door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2°.

        hbh2 door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder of waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist: op basis van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 3°.

        hbh 1 en 2 door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 70% van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      individuele begeleiding:

      • 1°.

        individuele begeleiding uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2°.

        individuele begeleiding uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 70% van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • d.

      groepsbegeleiding en dagbesteding:

      • 1°.

        dagbesteding uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht in dienst van een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief voor dergelijke begeleiding uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon dat zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2°.

        uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 70% % van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • e.

      kortdurend verblijf en respijtzorg:

      • 1°.

        met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht in dienst van een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief voor dergelijke begeleiding uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon dat zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2°.

        met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst van een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief dat voor dergelijke begeleiding uitgevoerd door een daartoe opgeleide beroepskracht zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 3°.

        uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 70% van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • f.

      vervoer van en naar de dagbesteding:

      op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief, uitgaande van de dichtst bij de woning van de cliënt gelegen geschikte dagbestedingslocatie en rekening houdende met eventuele beperkingen die het reizen met bepaalde vormen van het openbaar vervoer door de cliënt belemmeren;

    • g.

      taxi- en rolstoeltaxivervoer: op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief, uitgaande van maximaal 1500 kilometers per jaar;

    • h.

      een autoaanpassing:

      op basis van de kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier;

    • i.

      verhuishulp:

      op basis van de kostprijs van de verhuizing die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente contracteerde verhuizer en rekening houdende met de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende verhuizer.

Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

  • 1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en die verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling zal alleen plaatsvinden indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen te boven gaat.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

  • 1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare algemene voorziening of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de cliënt kan leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden

  • 1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt één of meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen in het kader van gebruikelijke zorg.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen

  • 1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als hij

  • a. feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

  • b. beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

  • c. niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiele dakloosheid op kunnen heffen.

  • 2. In aanvulling op artikel 4.1 kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang als deze

  • a. slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

  • b. 18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

  • c. geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien. Het college kan nadere regels stellen.

  • 3. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

  • a. hij een psychiatrische aandoening heeft, en

  • b. er voor hem sprake is van een noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, en

  • c. hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen

  • 4. Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot beschermd wonen.

Artikel 4.7 Weigeringsgronden en voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen

  • 1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:

  • a. als met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

  • b. als de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

  • c. als de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

  • d. als de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

  • e. als het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

  • f. als deze niet in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie:

  • a. als deze niet langdurig noodzakelijk is;

  • b. als de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Gilze en Rijen.

  • 3. Het college verstrekt geen woonvoorziening:

  • a. als de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • c. als het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • d. als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

  • e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de weigering van een pgb.

Hoofdstuk V Bijdragen

Artikel 5.1 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van:

  • a.

    huishoudelijke hulp toelage, ter hoogte van € 10,00 per uur;

  • b.

    collectief vervoer, ter hoogte van het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

Artikel 5.2 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel een pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2. De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3. De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 4. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door CAK vastgesteld en geïnd.

  • 5. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Hoofdstuk VI Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c.

    de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

  • e.

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking

van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Als het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.

  • 6.

    Als het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.

  • 7.

    Als het recht op een voorziening in de vorm van een PGB is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen of verrekenen

Artikel 6.2 Onderzoek kwaliteit geleverde zorg persoonsgebonden budget

Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Hoofdstuk VII Kwaliteit en klachten

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

  • a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en

  • c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1°.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2°.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      eis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudende instantie aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende instantie.

  • 3. De toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening. 

Artikel 7.4 Klachtenregeling

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

Hoofdstuk VIII Inspraak

Artikel 8 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Artikel 8a Right to challenge

  • 1. Het college wijst de ingezetene actief op de mogelijkheid initiatieven te ontplooien die het uitvoeren van taken van het college op grond van de wet betreffen, zoals vastgelegd in artikel 2.6.7 van de wet.

  • 2. Het college biedt ingezetenen en maatschappelijke initiatieven minimaal eenmaal per jaar de mogelijkheid tot intekening op de uitvoering van (delen van) de in lid 1 genoemde taken;

    het college legt deze mogelijkheid vast in de inkoopprocedure en/of contracten van voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning.

  • 3. Ingezetenen en maatschappelijke initiatieven kunnen alleen taken van het college op grond van de wet overnemen als zij zich organiseren in een rechtspersoon en een plan overleggen.

  • 4. In het plan, zoals bedoeld in lid 3, staat beschreven welke resultaten beoogd worden, op welke wijze de continuïteit is gegarandeerd en hoe aan de kwaliteitseisen zoals beschreven In artikel 7.1 van de verordening wordt voldaan.

  • 5. Het plan, zoals bedoeld in lid 3, dient door ten minste 3 ingezetenen te zijn ondertekend.

  • 6.

    • Het college wijst een of meerdere onafhankelijke organisaties aan die zorg draagt/dragen voor:

    a. ondersteuning van de ingezetenen en maatschappelijke initiatieven gedurende de onderzoeksfase en de uitvoering van de taken;

    b. ondersteuning bij de verantwoording aan het college van de realisatie van het plan, zoals bedoeld in lid 3;

    c. de afhandeling van klachten;

    d. de beoordeling van de initiatieven, zoals bedoeld in lid 1.

  • 7. Het college maakt het besluit op de aanvraag voor een initiatief, zoals bedoeld in lid 1, binnen 14 dagen openbaar en informeert de gemeenteraad hierover.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.2 Voorwaarden

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 9.3 Besluit en/of beleidsregels

Het college stelt een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen en/of beleidsregels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van de (financiële) verstrekkingen en over de omvang van de eigen bijdrage.

Artikel 9.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen indexeren. In het Besluit is opgenomen voor welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12 maanden de index berekend wordt.

Artikel 9.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2015 onder de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012, geschiedt op grond van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 9.6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Gilze en Rijen 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 15 december 2014.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier, de voorzitter,
mr. J.W. Timmermans dr. A.J.W. Boelhouwer