Regeling vervallen per 04-03-2010

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-07-2004 t/m 03-03-2010

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet;

Artikel 2

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

HOOFDSTUK 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 - Toeslagen

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande vanaf 23 jaar en de alleenstaande ouder vanaf 21 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande vanaf 23 jaar en de alleenstaande ouder vanaf 21 jaar in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      eigen meerderjarige kinderen;

    • b.

      personen die door de belanghebbende worden verzorgd, of personen die voor de belanghebbende zorgen en waarbij er een medische en/of sociale noodzaak voor deze verzorging bestaat.

HOOFDSTUK 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 4 - Verlaging gehuwden

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen.

  • 2. Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 - Verlaging woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan geen woonkosten verbonden zijn.

Artikel 6 - Toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt:

    • a.

      0 procent van de gehuwdennorm indien het een thuisinwonende alleenstaande van 21 of 22 jaar betreft;

    • b.

      5 procent van de gehuwdennorm indien het een niet-thuiswonende alleenstaande van 21 of 22 jaar betreft en in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • c.

      10 procent van de gehuwdennorm indien het een niet-thuisinwonende alleenstaande van 21 of 22 jaar betreft en in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2. De vorige leden zijn niet van toepassing ten aanzien van een belanghebbende op wie artikel 5 van toepassing is.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

HOOFDSTUK 4. Slotbepalingen

Artikel 8 - Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 9 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 10 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004.

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 14 juni 2004.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier, de voorzitter,

mr. J.W. Timmermans drs. R.H. Roep

Algemene toelichting

Relatie met de WWB

De inkomenspolitiek is voorbehouden aan het Rijk. In de WWB wordt de hoogte van de uitkeringen vastgesteld op dezelfde wijze zoals dat in de Abw gebeurde. De raad dient op grond van artikel 30 van de WWB een verordening vast te stellen waarin de toeslagen en de verlagingen van de landelijk vastgestelde bijstandsnormen worden geregeld.

Landelijk worden voor een drietal categorieën de normen vastgesteld, te weten:

de alleenstaande, zijnde 50% van het minimumloon;

de alleenstaande ouder, zijnde 70% van het minimumloon;

de gehuwde zijnde 100% van het minimumloon.

Door middel van een verordening regelt de raad de verhoging met een toeslag van maximaal 20% of de verlaging met maximaal 20%. De hoogte van de toeslag of verlaging is afhankelijk van het feit of de klant hogere of lagere algemeen noodzakelijke kosten heeft dan waarin zijn bijstandsnorm voorziet tengevolge van het niet of niet geheel kunnen delen van de woonlasten met een ander.

Uitgangspunten

Eén van de uitgangspunten van de WWB is vereenvoudiging van de regelgeving. Het ware daarom wenselijk om dat ook voor het verlagen en verhogen van de norm toe te passen. In de thans voorgestelde verordening wordt aan dit uitgangspunt volledig voldaan, waarbij de toepassing in het verleden het bestaansrecht heeft bewezen. De verordening wijkt in essentie niet wezenlijk af van de verordening, die onder de Algemene bijstandswet gold.

Vanuit de diverse cliëntenraden en cliëntenbelangenorganisaties in het land zijn signalen gekomen om de rechtspositie van bijstandsgerechtigden niet te verslechteren. Bij het tot stand komen van deze verordening is er voor gezorgd dat bijstandsgerechtigden er niet op achteruit gaan. Er is dan ook geen overgangsregeling nodig.

Net als onder de Abw is uitsluitend leeftijd en de leef- en woonsituatie bepalend voor de hoogte van de toeslag en de verlaging. De toeslagenverordening is een uitwerking van het idee dat de hoogte van de bestaanskosten afhankelijk is van het wel of niet kunnen delen van woonkosten. De uitkering wordt verlaagd, of een toeslag bedraagt minder dan een maximale toeslag, indien een gezin of persoon slechts een gedeelte van de woonkosten dient te betalen.

Een ander toepassingscriterium geldt voor 21- en 22 jarigen. De verordening dient hier vooral te regelen dat deze personen bij werkloosheid geen netto uitkering ontvangen die meer bedraagt dan het voor hen geldende netto minimumloon.

Categorieën

Omdat de verordening een categoriaal karakter dient te hebben (artikel 30 WWB) is in de verordening aangegeven welke categorieën op basis van leeftijd en woningdeling kunnen worden beschreven. De verordening kent de volgende 3 categorieën:

  • 1.

    21- en 22 jarigen;

  • 2.

    personen of gezinnen die de woning delen met minstens één meerderjarige die niet in de bijstand is inbegrepen

  • 3.

    personen of gezinnen die een woning bewonen waaraan geen woonkosten zijn verbonden.

Ten aanzien van de tweede categorie bestaan er 2 uitzonderingen:

  • 1.

    Indien de meerderjarige een eigen kind is, is er geen sprake van woningdeling in de zin van de verordening

  • 2.

    Indien de meerderjarige zorg behoeft, of zelf verzorgt, is er geen sprake van woningdeling in de zin van de verordening.

Hardheidsclausule

De hardheidsclausule voorziet in situaties waarin de verordening niet heeft voorzien. Tevens kan de hardheidsclausule als een anti-cumulatiebepaling gelden, indien een persoon tegelijkertijd in meerdere categorieën valt. De hardheidsclausule regelt individuele gevallen, en is dus bij een uitstek geschikt als een instrument voor maatwerk.

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de WWB niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB ook de verordening moet worden gewijzigd.

Voor het gebruik van het begrip gehuwdennorm is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de WWB zelf wordt gegeven in artikel 21 onder c. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimumloon.

Artikel 2

Eerste lid: Personen, jonger dan 21 jaar, en personen vanaf 65 jaar hebben een gegarandeerde bijstandsnorm. Dat houdt in dat de bijstandsnorm voor deze categorieën onafhankelijk van de woonsituatie is bepaald. Zij vallen daarom buiten de reikwijdte van de verordening.

Tweede lid: In artikel 18, eerste lid, van de WWB is de individuele vaststelling van het recht op bijstand verankerd. Hier wordt nog eens bevestigd dat dit principe van individuele beoordeling boven de categoriale bepalingen van de verordening gaan. Op basis van deze bepaling is het mogelijk om de bijstandsnorm inclusief een toeslag te verlagen, bijvoorbeeld bij het opleggen van een administratieve maatregel.

HOOFDSTUK 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 - Toeslagen

Eerste lid: Alleenstaanden vanaf 23 jaar en alleenstaande ouders vanaf 21 jaar die de woonkosten niet kunnen delen hebben van rechtswege recht op de maximale toeslag. Deze is, eveneens van rechtswege, bepaald op 20 procent van de gehuwdennorm (of het wettelijk minimumloon).

Tweede lid: Alleenstaanden vanaf 23 jaar en alleenstaande ouders vanaf 21 jaar die de woonkosten kunnen delen hebben lagere bestaanskosten. De toeslag bedraagt dan niet meer de maximale toeslag, maar wordt gehalveerd tot 10 procent van de gehuwdennorm.

Derde lid: In twee gevallen wordt niet uitgegaan van het kunnen delen van de woonlasten. Indien de inwonende persoon een eigen meerderjarig kind is, is er geen sprake van woningdeling in de zin van de verordening. Dit geldt eveneens indien de inwonende persoon zorg behoeft, of aan de bijstandsgerechtigde zorg geeft.

Het begrip zorgbehoevend is niet nader gedefinieerd in deze verordening, om een individuele beoordeling mogelijk te maken. Wel is het zeker dat er voor de zorg een medische en/of sociale noodzaak moet bestaan. Een dergelijke situatie doet zich in ieder geval voor als de bijstandsgerechtigde of de inwonende persoon door de zorg in de woning kan blijven wonen.

HOOFDSTUK 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 4 - Verlaging gehuwden

De wetgever heeft er voor gekozen om de bijstandsnorm voor gehuwden gelijk te stellen aan het maximum, te weten het wettelijk minimumloon. De bijstandsuitkering voor gehuwden kan daarom niet worden bijgesteld door middel van toeslagen, maar kan alleen worden geregeld door middel van verlagingen. Indien er geen sprake is van woningdeling, dan blijft de bijstandsnorm van rechtswege gelijk aan het wettelijk minimumloon. In dat geval vindt er geen toeslag en geen verlaging plaats, zodat deze situatie buiten de verordening valt.

Eerste lid: In dit lid wordt geregeld dat gehuwden die de woonkosten kunnen delen een verlaging van de bijstandsnorm krijgen van 10 procent van de gehuwdennorm.

Tweede lid: Ook voor gehuwden waarbij een derde hoofdverblijf in de woning heeft gelden de uitzonderingsbepalingen zoals die voor alleenstaanden en alleenstaande ouders zijn beschreven in lid 3 van het vorige artikel.

Artikel 5 - Verlaging woonsituatie

Indien een persoon of gezin lagere algemeen noodzakelijke kosten heeft als gevolgd van de woonsituatie, dan wordt de norm, inclusief een eventuele toeslag, verlaagd met 20 procent van de gehuwdennorm. Een dergelijke situatie kan zich voordoen in het geval een woning wordt gekraakt, maar ook indien een onderhoudsplichtige de woonlasten geheel op zich neemt zodat de bijstandsgerechtigde geen woonkosten heeft.

Artikel 6 - Toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

Het moet voorkomen worden dat de netto bijstandsuitkering van 21 en 22 jarige alleenstaanden meer bedraagt dan het netto minimumloon of een studietoelage ingevolge de WSF.

Eerste lid: Er wordt geen toeslag gegeven aan een 21 of 22-jarige alleenstaande die bij zijn of haar ouders inwoont. Indien deze alleenstaande uitwonend wordt, maar wel woonkosten kan delen, dan wordt een toeslag van 5 procent van de gehuwdennorm verstrekt. Indien woningdeling niet mogelijk is, dan wordt een toeslag van 10 procent van de gehuwdennorm verstrekt.

Tweede lid: Indien een 21 of 22 jarige alleenstaande geen woonlasten heeft, dan wordt in ieder geval geen toeslag toegekend. Per saldo wordt aan deze alleenstaande een uitkering toegekend, gelijk aan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, zonder toeslag, maar met een verlaging van 20 procent van de gehuwdennorm.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Om onvoorziene situaties te regelen, of om onbedoelde situaties van klaarblijkelijke hardheid op te lossen, is gekozen voor een hardheidsclausule. Onwenselijke situaties kunnen op deze manier via maatwerk worden opgelost. Uiteraard geeft deze mogelijkheid tevens de verplichting om per geval na te gaan of er zich een situatie voordoet waarbij de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. De hardheidsclausule zal uitsluitend in bijzondere situaties kunnen worden toegepast.