Regeling vervallen per 01-08-2011

Notitie Wet Inburgering Gilze en Rijen:Beleidskader en plan van aanpak

Geldend van 09-02-2007 t/m 31-07-2011

Intitulé

Notitie Wet Inburgering Gilze en Rijen:Beleidskader en plan van aanpak

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding p.2

  • 1.

    1 Achtergrond p.2

  • 1.

    2 Knelpunten rondom de invoering p.2

  • 2.

    Wat betekent de Wet Inburgering op hoofdlijnen? P. 3

  • 2.

    1 Wie is inburgeringsplichtig? P.3

  • 2.

    2 Wat houdt de rol van de gemeente in? P.5

  • 2.

    3 Normatief stelsel van bekostiging p. 7

  • 3.

    Wat zijn de consequenties voor Gilze en Rijen? P. 9

  • 3.

    1 Financiële gevolgen voor Gilze en Rijen p. 9

  • 3.

    2 Potentiële groep inburgeringsplichtigen:

    bestandsvergelijking p.9

  • 3.

    3 Visie, prioriteitsstelling en regionale samenwerking p.10

  • 3.

    4 Stappenplan voor implementatie en uitvoering p. 12

3.4.1 Doel p.12

3.4.2 Interne partijen p.13

3.4.3 Externe partijen p.13

3.4.4 vraagstelling p.13

3.4.5 Fasering aanpak p.14

4.Conclusie p. 15

Appendix: het inburgeringsexamen p.15 Bijlage: format uitvoeringsplan

1.Inleiding

1.1 Achtergrond

Met ingang van 1 januari 2007 is de Wet Inburgering (WI) van kracht. Deze wet legt voor (in principe) alle ‘vreemdelingen’ die rechtmatig in Nederland verblijven of tot Nederland worden toegelaten de plicht op, om met succes het inburgeringsexamen af te leggen. Dit examen omvat zowel een taal- als een maatschappelijk georiënteerd onderdeel. Ter voorbereiding kan een inburgeringstraject worden gevolgd. In voorliggende notitie wordt de grote lijn van de wet neergezet, en de meer specifieke gevolgen voor de Gemeente Gilze en Rijen. Ook wordt een gefaseerd plan van aanpak voorgesteld voor de implementatie en uitvoering van de inburgering nieuwe stijl. De wet, die de inburgering van (in principe) alle ‘vreemdelingen’ borgt, gaat veel verder dan de vorige wet van 1998 (Wet integratie nieuwkomers, of WIN 1998). Er zijn twee belangrijke verschillen:

Tegelijk met de aanscherping van het verplichtend karakter, krijgt de gemeente een zwaardere taak toebedeeld. Anders dan de huidige meer globale regiefunctie wordt de gemeente de spil waar alles om draait. De gemeente moet zorgen dat iedere inburgeraar door goede informatie wordt bereikt. Bovendien moet de gemeente de inburgeringsplicht actief handhaven. Tot slot heeft de gemeente een sleutelrol in het aanbieden van inburgeringstrajecten De gemeente moet alle belangrijke aspecten ten aanzien van handhaving en regelgeving vastleggen in een verordening.

Voor ‘gezinsvormers’ en ‘gezinsherenigers’ start de inburgering al in het land van herkomst waar reeds een eerste toets moet worden afgelegd (Examen Buitenland). Dit verplicht voortraject vloeit voort uit de per 15 maart 2006 ingevoerde Wet Inburgering Buitenland.

1.2 Knelpunten rondom de invoering

Zoals bekend is de wet niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Afgezien van de aangescherpte politieke stellingname is er veel discussie geweest over de rechtmatigheid van de wet, een reden waarom een eerdere versie onder druk van de Raad van Staate is aangepast. Deze aanpassing komt de uitvoerbaarheid niet ten goede. Naast talloze bepalingen zijn er namelijk even zoveel uitzonderingen van toepassing. Naast de regeldichtheid verhoogt ook de financieringsmethodiek onnodig de moeilijkheidsgraad (zie paragraaf 3). De belangrijkste aanpassing houdt in dat de bepaling dat oudkomers met een Nederlands paspoort de inburgeringsplicht kan worden opgelegd, wordt ingetrokken. Voor deze groep is parallel met de Wet Inburgering de Regeling Vrijwillige Inburgering bedacht, waarmee toch op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan het inburgeringstraject. De regeling spreekt van “inburgeringsbehoeftig” in plaats van inburgeringsplichtig.

1.3 Beleidsvrijheid en lokaal bestuur?

Wat blijft er voor het gemeentebestuur nog over om naar eigen inzicht lokaal beleid te voeren? Weinig. De gemeente kan prioriteiten stellen ten aanzien van de verschillende in te burgeren doelgroepen en op basis hiervan een gefaseerd inburgeringsplan opstellen. Iets minder makkelijk is het inbedden van het inburgeringsbeleid in breder verband. Het gemeentebestuur kan op basis van eigen visie het inburgeringsbeleid invlechten in (b.v.) het beleid voor brede school, sociale activering, sociale integratie, jeugdbeleid, etc. Ook de relatie met de Wet Werk en Bijstand (WWB) ligt voor de hand (relatie met reïntegratietraject). De wet nodigt uit tot regionale samenwerking. Dit kan schaalvoordelen opleveren. Het college van B&W heeft in dit opzicht op 24 oktober 2006 voorgesorteerd op regionale synergie en gekozen om met de Gemeente Tilburg samen te werken. Deze aspecten komen meer uitvoerig terug in het navolgende: in paragraaf 2 wordt de wet uit de doeken gedaan, gevolgd door paragraaf 3 waarin de consequenties zijn verwoord voor de uitvoering in de gemeente Gilze en Rijen. In de laatste paragraaf wordt in de conclusie de balans opgemaakt.

  • 2.

    Wat betekent de Wet Inburgering op hoofdlijnen?

  • 2.

    1 Wie is inburgeringsplichtig?

De wet legt de plicht tot inburgering vast voor alle vreemdelingen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar, die rechtmatig in Nederland verblijven, dan wel worden toegelaten (voor een niet-tijdelijk doel). Van deze categorie moet echter een groot aantal worden uitgesloten; de volgende groepen worden uitgezonderd van de inburgeringsplicht:

  • q

    Personen die ten minste 8 jaar gedurende de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben verbleven of personen die nog leerplichtig zijn;

  • q

    Personen met voldoende diploma’s en certificaten ;

  • q

    Personen die in aanvulling op de leerplicht een opleiding volgen waarvan de afronding leidt tot een diploma of certificaat (zie voetnoot1);

  • q

    Personen uit een land van de EU/EER of Zwitserland;

  • q

    Oudkomers met een Nederlands paspoort;

  • q

    Oudkomers ouder dan 60 jaar;

Het gemeentelijk aanbod van inburgeringsvoorzieningen richt zich in de Wet Inburgering op 4 categorieën vreemdelingen. Dit betekent dat de gemeente zich binnen de groep inburgeringsplichtigen met name moet toeleggen op de volgende prioritaire doelgroepen:

  • A.

    Asielgerechtigden;

  • B.

    Geestelijk bedienaren (o.a. imams);

  • C.

    Uitkeringsgerechtigden;

  • D.

    Oudkomers zonder inkomsten (uit arbeid dan wel uitkering);

Wat houdt de rol van de gemeente ten aanzien van deze groepen in? Vooruitlopend op paragraaf 2.2 waarin de rol van de gemeente meer specifiek wordt weergegeven, kan worden gezegd, dat de gemeente verplicht is om een inburgeringstraject aan te bieden aan de categorieën C en D (asielgerechtigden en geestelijk bedienaren). Dit betekent dat de gemeente hiervoor trajecten of cursussen moet inkopen. Voor categorie A en B geldt dat de gemeente naar eigen prioriteit een trajectaanbod mag aanbieden. Uiteraard geldt voor alle groepen (A t/m D) de handhavingsplicht voor de gemeente. Van belang is dat het Rijk financiële middelen beschikbaar stelt voor het trajectaanbod van alle genoemde prioritaire doelgroepen. Inburgeraars die buiten deze categorieën vallen (zie tabel 2), moeten hun inburgeringstraject zelf betalen! In paragraaf 2.3 volgt nadere uitleg over de bekostiging van de inburgering en de financiële aspecten. N.B.: de in de inleiding gemaakte opmerking dat oudkomers met een Nederlands paspoort (genaturaliseerden) geen inburgeringsplicht kan worden opgelegd, geldt uiteraard ook voor bovengenoemde prioritaire doelgroepen. Dit houdt in dat van hen alleen een vrijwillige inburgering kan worden verlangd. Wèl laat het Rijk toe dat deze vrijwillige trajecten worden gefinancierd met de rijksbijdrage. In tabel 1 t/m 3 worden de verschillende categorieën inburgeraars schematisch weergegeven.

Tabel 1: Inburgeringsplichtigen: Doelgroepen van het inburgeringsbeleid

Doelgroep

Handhaven

inburgerings

plicht?

Trajectaanbod gemeente?

Financiering?

Inburgerings-

termijn

Niewkomers en oudkomers?

Uitkeringsgerechtigden

ja

Gemeente mag een traject aanbieden (alleen in combinatie met een WWB-voorziening)

Rijksbijdrage / eigen bijdrage

Max.5 jaar

Oudkomers/nieuwkrs

Oudkomers zonder inkomsten

ja

Gemeente mag een traject aanbieden

Rijksbijdrage / eigen bijdrage

Max. 5 jaar

oudkomers

Asielgerechtigden

ja

Gemeente is verplicht een traject aan te bieden

Rijksbijdrage / eigen bijdrage

Max. 5 jaar

Nieuw- en oudkomers

Geestelijk bedienaren

ja

Gemeente is verplicht een traject aan te bieden

Rijksbijdrage /

eigen bijdrage

Max. 5 jaar

Nieuw- en oudkomers

In tabel 1 zijn de prioritaire doelgroepen opgenomen. De gemeente zal zich voornamelijk moeten richten op deze groepen inburgeraars. In tabel 2 zijn de resterende groepen inburgeringsplichtigen weergegeven. In de praktijk zullen eerst de prioritaire doelgroepen gefaseerd worden opgeroepen om de inburgering te starten, en daarna pas de overige inburgeraars (anders dan bij oudkomers zijn nieuwkomers echter verplicht om meteen in te burgeren).

Tabel 2: Overige inburgeringsplichtigen

Groep

Handhaven

Inburgerings-

plicht?

Trajectaanbod gemeente?

Financiering?

Inburgerings-

termijn

Nieuwkomers

En oudkomers?

Nieuwkomers (gezins-

vormers en gezins-

herenigers)

ja

nee

Zelf betalen

Max. 3,5 jaar

Nieuwkomers

Overige nieuwkomers

ja

nee

Zelf betalen

Max. 3,5 jaar

Nieuwkomers

Oudkomers met inkomen uit arbeid

ja

nee

Zelf betalen

Max. 5 jaar

Oudkomers

In tabel 3 is de groep in beeld gebracht die onder de Regeling Vrijwillige Inburgering geschaard kan worden (de groep genaturaliseerde oudkomers die vrijwillig mag inburgeren). Zoals gezegd geldt kan de gemeente hier geen inburgeringsplicht opleggen. Wel wordt de gemeente gestimuleerd deze groep de aandacht te geven en te begeleiden naar inburgeringstrajecten.

Tabel 3: ‘Inburgeringsbehoeftigen’

Groep

Handhaven

Verplicht?

Trajectaanbod gemeente?

Financiering?

Inburgerings-

termijn

Nieuwkomers

En oudkomers?

Uitkeringsgerechtigden

nee

mag

Rijksbijdrage

Richtlijn: 5 jaar

Oudkomers

Oudkomers zonder inkomsten

nee

mag

Rijksbijdrage

Richtlijn: 5 jaar

Oudkomers

Oudkomers met inkomsten uit arbeid

nee

Niet

Zelf bekostigen

Richtlijn: 5 jaar

Oudkomers

In de volgende paragraaf worden de nieuwe taken van de gemeente uitvoeriger toegelicht. In het voorafgaande is de rol van de gemeente als handhaver en als aanbieder van trajecten al kort aan de orde geweest.

Wat houdt de rol van de gemeente in?

De gemeente moet 3 taken gaan vervullen voor het uitvoeren van de Wet Inburgering:

Per functie wordt in het navolgende aangegeven hoe deze moet dan wel kan worden opgevat.

Ad a) De gemeente als informatieverstrekkerDe gemeente heeft de plicht om alle potentiële inburgeraars te informeren over de rechten en de plichten die verbonden zijn aan de inburgering. Bovendien moet de gemeente de inburgeraar wegwijs maken in het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen (of trajecten). De wijze waarop de gemeente haar inburgeraars van passende informatie voorziet moet worden vastgelegd in de verordening. De gemeente kan wel zelf een gradatie kiezen bij de invulling van haar informatieplicht. Een lichte opvatting in deze betekent dat alleen de folders van de campagne van het Rijk worden uitgestald. Wel moet een frontoffice worden ingericht (loket inburgering). Naast deze algemene informatiefunctie moeten inburgeraars ook gericht worden benaderd. Volgens een gefaseerd plan kan de gemeente de inburgeraars gericht aanschrijven. Oudkomers mogen gefaseerd worden opgeroepen (gemeente bepaalt zelf op welk moment, afhankelijk van eigen visie en prioriteit). Naast het versturen van informatie over rechten en plichten, moet de gemeente een beschikking sturen op basis waarvan kan worden gehandhaafd. Nieuwkomers mogen niet gefaseerd worden opgeroepen: meteen op het moment dat inschrijving in het gemeentelijk basisbestand plaatsvindt, wordt de gemeente geacht een brief te sturen met informatie over de inburgering en de aankondiging dat betreffende binnen 3,5 of 5 jaar moet slagen voor het inburgeringsexamen. Bovendien moet binnen 6 weken een intakegesprek worden gevoerd.

Ad b) De gemeente als handhaver

In samenhang met het verstrekken van informatie heeft de gemeente de taak om de inburgeringsplicht op te leggen en te handhaven. Dit houdt in dat op het moment dat de gemeente aan een (potentiële) inburgeringsplichtige schriftelijk bekend maakt, dat diegene inburgingsplichtig is, de termijn start binnen welke het examen daadwerkelijk met goed gevolg moet zijn afgelegd: maximaal 3,5 jaar voor gezinsvormers of gezinsherenigers en maximaal 5 jaar voor de overige inburgeringsplichtigen. Voor oudkomers wordt de informatie voorzien van een beschikking, voor nieuwkomers volstaat een schriftelijke bevestiging van de inburgeringsplicht (is reeds wettelijk bepaald). Het proces van handhaven, en het controleren van de voortgang van het inburgeringsproces verloopt volgens een aantal stappen:

1.Intake

Iemand wordt opgeroepen voor een intakegesprek. Naast al eerder verzonden informatie wordt de inburgeringsplichtige ter plekke geïnformeerd over de mogelijkheden. Afhankelijk van de doelgroep (zie bovenstaande tabellen 1 t/m 3) wordt óf een gemeentelijk traject aangeboden óf moet de inburgeringsplichtige zelf op zoek naar een aanbieder van een inburgeringsvoorziening (= trajectaanbod);

2.voortgangscontrole

Na 6 maanden moet de inburgeringsplichtige worden opgeroepen voor een voortgangscontrole.

3.3e contactmoment

Het gemeentebestuur bepaalt zèlf het derde contactmoment, bijvoorbeeld aan het einde van het inburgeringstraject.

Stelsel van belonen en bestraffen

De bepalingen rondom de handhaving dienen te worden vastgelegd in de verordening. Indien in strijd wordt gehandeld met de verordening dienaangaande, kan het gemeentebestuur een boete opleggen aan de in gebreke blijvende inburgeringsplichtige (maximale bedragen):

  • §

    € 250,- voor het niet verschijnen voor het intakegesprek (‘licht feit’);

  • §

    € 500,- voor het niet behalen van het inburgeringsexamen of het geen medewerking verlenen aan de uitvoering van de aangeboden inburgeringsvoorziening (‘zwaar feit’);

  • §

    € 1.000,- voor het wederom niet behalen van het inburgeringsexamen na vaststelling van een nieuwe termijn (maximaal 2 jaar) door het gemeentebestuur waarin het inburgeringsexamen alsnog behaald dient te worden (zwaar feit).

Indien de inburgeringsplichtige het examen niet haalt kan de gemeente er ook voor kiezen om:

  • 1.

    de termijn te verlengen waarin het examen behaald dient te worden, indien de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft ter zake van het niet behaald examen;

  • 2.

    ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen, indien op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen geconcludeerd kan worden dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is te slagen voor het examen.

Indien daadwerkelijk het examen met goed gevolg is afgelegd, is een ‘positieve prikkel’ van toepassing voor de inburgeraars die geen aanbod van de gemeente krijgen en het inburgeringstraject zelf bekostigen. De inburgeraar die namelijk binnen 3 jaar voor het inburgeringsexamen slaagt, heeft recht op een vergoeding. Er bestaan 2 soorten vergoedingen. Indien van een erkende inburgeringsvoorziening gebruik is gemaakt, kan een vergoeding in de onkosten worden betaald van maximaal € 3.000,- (maximaal 70% van de onkosten). Indien dit niet het geval is, wordt een forfaitaire vergoeding van € 650,- betaald. De gemeente legt de boetes op, de Informatiebeheergroep is door het Rijk aangewezen als instantie om de vergoedingen uit te keren (de informatiebeheergroep krijgt bij de inburgering meerdere functies toebedeeld).

Ontheffing van de inburgeringsplicht

Het gemeentebestuur kan in uitzonderlijke gevallen ontheffing verlenen van de inburgeringsplicht:

  • a.

    bij lichamelijke of psychische belemmeringen of een verstandelijke handicap;

  • b.

    indien iemand niet in staat wordt geacht tot het halen van het examen, ondanks het gegeven dat hiervoor veel inspanningen zijn verricht door betreffende inburgeraar.

Ad c) De gemeente die faciliteert

De gemeente faciliteert voor een aantal categorieën het inburgeringstraject. De gemeente organiseert in dat geval het aanbod (inkoop trajecten bij gecertificeerde instellingen). Zoals gezegd richt de gemeente zicht tot de prioritaire doelgroepen. De gemeente kan of moet (afhankelijk van de categorie, zie bovenstaande tabel 1 t/m 3 op pagina 3) hiervoor een aanbod doen. Het gemeentelijk aanbod kan worden bekostigd vanuit de rijksbijdrage. Wel is een eigen bijdrage van de deelnemer van toepassing. Ook voor vrijwillige inburgeraars die parallel met de inburgeringsplichtigen tot de prioritaire categorieën kunnen worden gerekend, kan de gemeente een inburgeringstraject aanbieden. Voor de inburgeringsplichtigen die géén aanbod van de gemeente krijgen (en dus niet tot de prioritaire doelgroepen worden gerekend) geldt het in de wet vastgelegde principe van eigen verantwoordelijkheid, zelf betalen dus. Hiervoor zijn geen collectieve middelen vrijgemaakt. Wèl bestaat de mogelijkheid om op eigen verzoek een rentedragende lening bij de Informatiebeheergroep aan te vragen . Bovendien kan zoals eerder vermeld, aanspraak op een vergoeding worden gemaakt, indien binnen 3 jaar het inburgeringstraject met succes wordt afgerond.

Nieuw is dat de gedwongen winkelnering met de regionale opleidingscentra wordt verbroken. Nieuwe gecertificeerde aanbieders mogen namelijk eveneens een traject aanbieden.

Resumerend zijn de volgende categorieën te onderscheiden:

gemeente moet een aabod doen voor de asielgerechtigden en geestelijk bedienaren (m.u.v. oudkomers met Nederlands paspoort);

gemeente mag een aanbod doen voor uitkeringsgerechtigden en oudkomers zonder inkomsten

gemeente mag een aanbod doen aan oudkomers met Nederlands paspoort (inburgeringsbehoeftigen, op vrijwillige basis) voor zover het om prioritaire doelgroepen gaat;

overige inburgeringsplichtigen die niet ‘prioritair’ zijn (bijvoorbeeld oudkomers met baan) moeten hun inburgeringstraject zelf bekostigen en bepalen zelf op welke wijze de voorbereiding op het examen plaatsvindt. Zij kunnen hiervoor evt. een rentedragende lening afsluiten bij de Informatiseringsbank. Bovendien kan deze groep rekenen op een premie indien men binnen drie jaar slaagt voor het inburgeringsexamen.

Combinatietraject uitkeringsgerechtigden

Speciale aandacht verdient de prioritaire doelgroep uitkeringsgerechtigden. De gemeente mag voor deze groep een aanbod doen. Hier wordt gekozen voor een combinatietraject. Dit is een koppeling van inburgering aan het reïntegratietraject Wet Werk en Bijstand.

Het rijk werkt aan nadere criteria waaraan de inburgeringstrajecten moeten voldoen. Voor wat betreft het taalonderdeel geldt dat inburgeringsplichtigen mondeling op A2-niveau moeten kunnen communiceren, en op A1-niveau schriftelijk (betreft bepaalde standaarden voor de moeilijkheidsgraad waarbij A2 correspondeert met een hoger niveau dan A1).

2.3 Normatief stelsel van bekostiging

Het rijk heeft de gemeente een indicatief voorschot toegekend. Tegelijk is een normatief ingewikkeld bekostigingsstelsel van toepassing dat afhankelijk van de prestatie een normatieve vergoeding mogelijk maakt. Vóór 21 november 2006 heeft de gemeente als voorstel voor de invulling van het voorschot een inschatting aan het ministerie van Justitie kenbaar gemaakt van het aantal te handhaven inburgeraars en te handhaven inburgeringsplichtigen. In december volgt nader bericht over het voorschot en de beoordeling van de ambitie van de gemeente. Pas in het eerste kwartaal van 2007 volgt een bericht over het akkoord van het gemeentelijk plan. Echter is de kans zeer gering dat het ministerie het plan afkeurt, vermits wordt gekozen voor inburgeraars uit de prioritaire doelgroepen. De financiering geldt voor drie jaar! Vaststelling van de financiële bijdrage vindt plaats in etappes: 30% na afronding van de betreffende trajecten en 70% nadat examens zijn afgelegd. Uiteraard moet de gemeente een ordentelijke financiële administratie kunnen opdiepen en desgevraagd verantwoording kunnen afleggen.

De rijksbijdrage kan worden ingezet voor de informatiefunctie, de handhavingsfunctie en de functie van het faciliteren van de trajecten. Voor iedere functie geldt een normvergoeding, in onderstaande tabel verduidelijkt.

Tabel 4: het stelsel van bekostiging (zie ook tabel 1 t/m 3)

Componenten van de rijksbijdrage

Waarvoor bedoeld?

Normbedrag(maximale rijksbijdrage per prestatie)

Indicatief Voorschot rijksbijdrage Gilze en Rijen (voor 2007 t/m 2009)

Vast deel

Informatiefuncie

Geen

€ 3.362,-

Prestatiedeel

Indien gemeente èn handhaaft èn trajectaanbod doet

€ 4.235,- (voor combitraject inburgering met re-integratie WWB);

€ 6.180,- (voor bekostiging van inburgeringstraject zónder WWB.

€ 224.109,-

Variabel deel

Indien gemeente handhaaft en géén aanbod doet (wèl moet hiervan het aanbod geestelijk bedienaren worden bekostigd)

€ 310,- per handhaving

€ 3.614,-

Wat kan er uit het voorschot rijksbijdrage 2007 t/m 2009 worden bekostigd?

Naast het informeren, het handhaven en het aanbieden van trajecten, moet voor het jaar 2007 rekening worden gehouden met 2 kostenposten:

  • 1.

    de financiering van trajecten van de oude inburgeringswet (WIN): deze lopende trajecten mogen in 2007 nog bekostigd worden met de rijksbijdrage van de nieuwe inburgeringswet;

  • 2.

    Van de volwasseneducatie mag uit de zogenaamde WEB (Wet educatie Beroepsonderwijs) de kosten van lopende trajecten NT2 (niveau 1 en 2) eveneens worden gedekt met de rijksbijdrage. Het gaat om de kosten van lopende cursussen bij de regionale opleidingscentra. Dit geldt alleen voor het jaar 2007 waarvoor een overgangsregeling van kracht is! De exacte financiële invulling wordt nader uitgewerkt in paragraaf 3.1

Eigen bijdrage

De gemeente kan de deelnemers van het gemeentelijk aanbod van inburgeringsvoorzieningen een eigen bijdrage opleggen van € 270,-. Het Rijk verwacht dat 15% hiervan niet inbaar is. Het Rijk heeft bij de versleuteling van haar bijdrage rekening gehouden met de eigen bijdrage, maar de gemeente Tilburg geeft aan dat de wet een dergelijke bijdrage niet verplicht (de gemeente Tilburg ziet af van deze bijdrage).

Synergie en stapelen van middelen

Afhankelijk van de beleidsvisie en de wijze van inbedding van het inburgeringsbeleid in groter verband, kunnen aanvullende middelen inzetten, bijvoorbeeld in de al genoemde combitrajecten WWB-inburgering (inzet van middelen uit de WWB). De Web-middelen (voor volwasseneducatie) mogen na de invoering van de Wet Inburgering alleen worden ingezet voor mensen die niet-inburgeringsplichtig zijn (echter wordt hier een uitzondering gemaakt voor de analfabete inburgeringsplichtigen).Na invoering van de WI kunnen inburgeringsplichtigen met educatiemiddelen een analfabetiseringstraject volgen bij het ROC, voorafgaand aan of in combinatie met een inburgeringstraject

3. Wat zijn de consequenties voor Gilze en Rijen?

In deze paragraaf wordt de vertaalslag gelegd naar de locale situatie in Gilze en Rijen: wat moet er gebeuren, met welke financiële en personele inzet, wie moet er worden betrokken, welke variaties en gradaties zijn er denkbaar? Hoe kan synergie worden verkregen met flankerende beleidsterreinen? Welke prioriteiten stelt het gemeentebestuur en wanneer worden welke inburgeraars benaderd? Niet alle vragen kunnen worden beantwoord: een gefaseerde projectaanpak zal verder invulling geven aan de implementatie en uitvoering van de wet.

Het Rijk heeft de gemeente Gilze en Rijen een verplichting opgelegd voor 9 handhavingsbeschikkingen in de periode 2007 t/m 2009 wat betekent dat de gemeente in ieder geval een gelijk aantal oudkomers moet handhaven. Het gaat hier alleen om oudkomers waarvoor geen gemeentelijk aanbod van toepassing is.Gilze en Rijen kent 742 vreemdelingen. Van dit getal moeten bovengenoemde uitzonderingen nog in mindering worden gebracht.

3.1 Financiële gevolgen voor Gilze en Rijen 2007 t/m 2009 (tranche 2007!!)

ONDERDEEL

BATEN

LASTEN (prognose)

SALDO

Kosten aantal lopende WIN-trajecten (kosten ROC)

€ 56.000,-

€ 56.000,-

p.m.

Kosten NT 2 (WEB overgangsregeling)

p.m.

p.m.

p.m.

Informatiefunctie

€ 3.362,-

p.m.

p.m.

Trajectkosten aanbod gemeente

€ 224.109,- (€ 6.180 maal aantal regulier inurgeringstrajecten + € 4.235,- maal aantal combitrajecten).*

N.B: de gemeente mag een eigen bijdrage per deelnemer vragen van €270,-.!

€ 154.970.-

(12 asielgerechtigden, 10 uitkeringsgerechtigden oudkomers, 10 oudkomers zonder inkomsten)

€ 13.139,-

Handhavingskosten

€ 3.614,- (€ 310,- maal aantal handhavingen)

€ 930,-

€ 2.684,-

TOTAAL

€ 231.085 (+ evt. eigen bijdrage deelnemers)

p.m

p.m

* N.B.; het bedrag van € 224.109,- is gebaseerd op de combinatie aanbod en handhaven (of prestatiedeel, die ook tabel 4).

Afhankelijk van het ambitieniveau van de gemeente en de fasering van het aantal trajecten kan bovenstaande tabel nader worden ingevuld. Dit is een van de acties die zal plaatsvinden binnen de verdere gefaseerde projectaanpak. De prioriteitstelling (welke groepen eerst inburgeren?) volgt in paragraaf 3.2.

3.2 Potentiële groep inburgeringsplichtigen: bestandsvergelijking

Één van de lastige vragen is: hoe kan de potentiële doelgroep worden achterhaald? Het gaat in Gilze en Rijen om bruto 742 vreemdelingen die potentieel inburgeringsplichtig zijn. Hier moet zoals gezegd een aantal van worden uitgezonderd. Dit vereist een nogal gegoochel met digitale bestanden. De gemeentelijke GBA-en WWB-bestanden alleen zijn onvoldoende geschikt om een lijst te kunnen produceren die zuiver op de graat is. Het WWB-bestand opgesplitst naar uitkeringsrechtigde vreemdeling tussen 16 en 65 geeft echter een goede indicatie van deze prioritaire doelgroep. Maar hoe vind je de oudkomers met inkomsten? De enige mogelijkheid lijkt het bruto-bestand categoriaal te strippen zodat uiteindelijk deze groep overblijft. Ook kunnen geestelijk bedienaren waarvan bekend is dat zij een openbare functie vervullen worden benaderd. Er is reeds contact gelegd met de Informatiseringsbank. Deze instelling heeft de taak om de gemeente van bestanden te voorzien van potentieel inburgeringsplichtigen. Voorgesteld wordt om de volgende strategie te voeren:

  • 1.

    analyse van het WWB-bestand evt. in samenhang met het GBA-bestand;

  • 2.

    opvragen van het bestand potentieel inburgeringsplichtigen bij de Informatiebeheergroep (in december kan een geanonimiseerd bestand beschikbaar worden gesteld, dat in januari ingevuld met persoonsgegevens wordt opgevolgd).

3.3 Visie, prioriteitsstelling en regionale samenwerking

Helaas biedt de wet weinig speelruimte voor de gemeente. Toch is het raadzaam om voor zover mogelijk en vooral waar wenselijk te streven naar synergie met bestaand sociaal beleid. Het gegeven dat het Rijk komende jaren grof heeft bezuinigd op het WWB-budget voor kleinere gemeenten zoals Gilze en Rijen, kan worden aangegrepen om vooral de doelgroep uitkeringsgrechtigden actief te benaderen, zodat hier voor Gilze en Rijen naast het feit dat deze groep sneller kan worden geholpen, budgettair voordeel onstaat door het stapelen van middelen. Bovenstaande tabel geeft aan dat de exacte financiële gevolgen gissen blijft. Het aantal in te burgeren personen moet derhalve zorgvuldig worden gepland en gefaseerd op het moment dat er een heldere bestandsanalyse is verricht en duidelijk is hoe groot de groep bestaande inburgeraars is (de lopende trajecten waarvan de kosten uit het indicatief voorschot moeten worden betaald).

Gilze en Rijen heeft de keuze gemaakt om voor wat betreft het inkopen van trajecten mee te liften met de gemeente Tilburg (B&W-besluit 24 oktober 2006), uiteraard vanwege het schaalvoordeel. Er is echter nog niet duidelijk welke exacte gevolgen hieraan verbonden zijn. Ook dit zal nader in de projectaanpak worden uitgewerkt. Naast het inkopen van trajecten zal ook ten aanzien van de beleidsvisie aansluiting worden gezocht bij Tilburg. Dit betekent dat net als Tilburg Gilze en Rijen de aanpak die uit de wet voortvloeit te ééndimensionaal en te sectoraal acht: ook de wederkerigheid van sociale integratie en de bredere inbedding in sociaal beleid is van belang. Bovendien moeten vreemdelingen positief worden bejegend met de nadruk op kansen creëren. Tegelijk moet het ambitieniveau worden afgestemd op de schaalgrootte, in dat opzicht is het raadzaam om juist van Tilburg af te wijken en eigen (haalbare) prioriteiten te stellen. Ook de DGGO-gemeenten hebben een verzoek tot samenwerking neergelegd. Ook hier is de richting nog weinig duidelijk. In dit opzicht is een pragmatische aanpak raadzaam (hoe kan het snelst resultaat worden behaald?).

In het collegeprogramma 2006-2010 springt een aantal onderdelen in het oog die voor de implementatie van de wet inburgering mogelijk van belang zijn:

§VVE (Voor- en vroegschoolse educatie) / brede school

VVE handelt over taal- en ontwikkelingsstimulering van peuters en kleuters. De praktijk leert dat de effectiviteit van dergelijke programma’s hoger ligt indien ook de ouders worden betrokken. Het is derhalve raadzaam te onderzoeken of inburgeringstrajecten hieraan gekoppeld kunnen worden (zowel qua locatie als wat inhoud betreft). Dit geldt ook voor de brede school, die eveneens beoogt dwarsverbanden te leggen tussen school, ontwikkeling van leerlingen en de relatie met buitenschoolse aspecten. Mogelijk kan de inburgering ook hier een plek krijgen, te meer dat ouders gemotiveerd raken in relatie tot de leeromgeving van hun kinderen;

§Relatie met instellingen: dwarsverbanden

Niet alleen zelforganisaties zijn van belang bij het verdere traject. Wellicht kan ook een koppeling worden gelegd met de centralisatie van welzijnsvoorzieningen. Dit kan een mogelijkheid zijn om inburgeringscursussen te localiseren waar ook niet-inburgeraars vertoeven (wellicht kan hen een ondersteunende taak worden toebedeeld).

§Integratiebeleid

Niet in de laatste plaats is de visie op het integratievraagstuk van belang. In het collegeprogramma wordt gesteld dat: “In ons integratiebeleid gaan we uit van wederzijds respect. We willen de integratie van allochtonen verder verbeteren door het actief aangaan en bevorderen van de dialoog.”

§Minimabeleid

De evaluatie van het minimabeleid toont aan dat er nog altijd een groot non-bereik is: een groep die met de bestaande instrumenten niet wordt bereikt. Juist deze groep heeft extra ondersteuning nodig, zo wordt verondersteld, hier kan vanuit meerdere invalshoeken (inburgering + armoedebeleid) dezelfde doelgroep actiever worden benaderd als het gaat om inburgering, het zoeken naar werk, en het bieden van (indien nodig) materiële ondersteuning.

§Volwasseneducatie / sociale activering

Ook de relatie met volwasseneducatie kan van belang zijn. Volwasseneducatie richt zich na de invoering van de wet Inburgering alleen op de niet-inburgeringsplichtigen. Ook hier kunnen dwarsverbanden, ‘elkaar ondersteunen’ en het stimuleren van de dialoog een rol spelen. Het inburgeringstraject kan gekoppeld worden aan andere trajecten op het gebied van sociale participatie.

§Sportbeleid en verenigingen: dialoog opzoeken

Indien inburgeraars worden opgeroepen voor een intake zou tegelijk informatie overhandigd kunnen worden over ( o.a.) sportverenigingen in de gemeente. Het college streeft naar een grotere deelname van Nederlanders van buitenlandse komaf bij verenigingen. Een dergelijke stap zal de gewenste dialoog in de hand werken.

§Het organiseren van de loketfunctie(s)

De informatiefunctie van de wet Inburgering moet verder gestalte worden gegeven. Ook hier kan gedacht worden aan het koppelen aan overige loketfuncties (WMO/gemeentebalie etc) of het organiseren van een inburgeringsspreekuur. Er moet ook omgekeerd worden gedacht: niet alleen de informatie over inburgering is van belang maar tegelijk ontstaat de gelegenheid om diverse informatie aan te kunnen bieden aangaande de mogelijkheden in de gemeente.

In paragraaf 3.3 wordt de verdere aanpak omschreven. Het gaat dan om een projectmatige aanpak aangaande de verdere implementatie en uitvoering. In lijn van bovenstaande gelden de volgende uitgangspunten:

Uitgangspunten implementatie en uitvoering Wet Inburgering

  • I.

    De verplichte elementen van de wet worden in de verdere aanpak prioriteit gegeven, pas dan wordt het ambitieniveau verder aangescherpt (groeimodel);

  • II.

    In het organiseren van de loketfunctie wordt eerst de gemeentebalie als optie onderzocht;

  • III.

    Bovenstaande visie is leidend voor het groeimodel;

  • IV.

    Er wordt gezocht naar inventiviteit en dwarsverbanden, Gilze en Rijen is geen voorstander van een louter ééndimensionale sectorale invulling van de wet in de enge zin;

  • V.

    De uitvoerende taken van de inburgering worden door SOZA ingevuld (uiteraard rekening houdend met beschikbare personele capaciteit);

  • VI.

    Beleidsmatige verankering ligt bij zowel Sociale Zaken als Onderwijs en Welzijn (er moet wel één primair verantwoordelijk persoon worden aangewezen);

  • VII.

    Er wordt net als Tilburg afgezien van de eigen bijdrage van € 270,- (inburgeraars die geen gemeentelijk traject krijgen aangeboden). Een eigen bijdrage is niet in lijn met het streven om personen positief te motiveren

  • VIII.

    Trajecten moeten laagdrempelig in de eigen omgeving aangeboden kunnen worden;

  • IX.

    Er wordt gekozen voor een vast quotum aan trajecten en handhavingen zonder overschrijding van de rijksbijdrage.

Prioritering

In lijn met Tilburg wordt voorgesteld om de volgende criteria te handhaven voor het bepalen van prioriteit:

  • ¨

    leeftijd (jongere inburgeraars boven oudere)

  • ¨

    Soort verblijfstitel en aard verblijfsduur (eerst de asielgerechtigden met een tijdelijke verblijfstitel, verblijfstitel voor onbepaalde tijd wordt in een latere fase verleend;

  • ¨

    Ouderlijk gezag over minderjarige kinderen (als criterium voor hoge prioriteit)

Voorgesteld wordt om in globale zin de volgende prioritering te handhaven:

Doelgroepen inburgeraars

prioriteit

asielgerechtigden / geestelijk bedienaren

1

nieuwkomers

1

Win lopende trajecten

1

NT2 (overgangsregeling)

2

uitkeringsgrechtigden

3

Oudkomers zonder inkomsten

3

Overig inburgeringsplichtig- / behoeftig

4

3.4 Stappenplan voor implementatie en uitvoering

in deze paragraaf staat de HOE-vraag centraal: hoe kan invulling worden gegeven aan het inburgeringsproces in Gilze en Rijen? Welke stappen moeten hiertoe worden genomen en wie moet er op welke manier worden betrokken? Voorgesteld wordt om te kiezen voor een gefaseerde projectaanpak.

3.4.1 Doel

Het doel is tweeledig:

  • 1.

    Realiseren van een uitvoeringsplan waarin exact staat hoeveel inburgeraars van welke categorie per wanneer een aanbod wordt gedaan of ‘gehandhaafd’. Tevens wordt aangegeven hoe de informatiefunctie wordt ingericht, op welke manier en onder welke voorwaarden de trajecten worden ingekocht, en hoe de werkprocessen worden georganiseerd. Natuurlijk wordt op basis hiervan de exacte financiële gevolgen in kaart gebracht;

  • 3.

    Opstellen van een Verordening inburgering waarin alle relevante aspecten en bepalingen aangaande de functies van de gemeente ten aanzien van de inburgering zijn ingevuld.

3.4.2. Interne partijen

werkgroep inburgering (voorstel: komt éénmaal per maand bijeen en ad hoc indien nodig):

  • -

    SOZA (‘trekker’)

  • -

    Welzijn en Onderwijs (mede beleidsverantwoordelijk en vanuit bestaande functie inburgering)

  • -

    Communicatie;

  • -

    Financiën (op afroep)

  • -

    Bestuursondersteuning/Juridische Zaken

  • -

    Gemeentebalie

  • -

    Atomatisering (op afroep)

Overig intern: consulenten SOZA en (beleids)medewerkers Onderwijs en Welzijn, medewerkers gemeentebalie.

3.4.3.Externe partijen

  • -

    zelforganisaties

  • -

    instellingen op het gebied van welzijn, educatie e.a.

  • -

    Gemeente Tilburg (waar wenselijk ook samenwerken met Dongen/Oisterwijk)

  • -

    Informatiebeheergroep

  • -

    COA

3.4.4 Vraagstelling

De volgende vragen moeten worden beantwoord:

  • -

    Waar kan de informatiefunctie worden ondergebracht

  • -

    Waar wordt het casemanagement inburgering ondergebracht

  • -

    Welke personele en financiële consequenties vloeien hieruit voort?

  • -

    Welke doelgroepen en in welke aantallen worden wanneer een aanbod gedaan en/of de inburgeringsplicht opgelegd?

  • -

    Op welke wijze kan beleidssynergie worden gerealiseerd en/of kostenbesparing?

  • -

    Hoe kunnen digitale bestanden geschikt worden gemaakt voor het bepalen van de potentiële groep inburgeringsplichtigen / inburgeringsbehoeftigen?

  • -

    Op welke wijze kan de inburgering systematisch worden geïntegreerd in de werkprocessen?

3.4.5 Fasering aanpak

a. INVENTARISATIEFASE

TAAK

VERANTWOORDELIJKE PARTIJ

TERMIJN

Bestandsvergelijking en inzicht krijgen in doelgroep (ook in samenhang met WWB)

SOZA

januari 2007

Bepalen van de doelgroepen en de in te burgeren aantallen

SOZA/WELZIJN

februari 2007

Afspraken met Tilburg maken en voorwaarden stellen over trajectinkoop

SOZA

januari 2007

In- en externe communicatie over de nieuwe wet

COMMUNICATIE

Januari 2007

In kaart brengen van de lopende trajecten en trajecten overgangsgregeling

b. ONTWIKKELFASE

Inbedden in bestaand beleid en beleid voor integratie

Organiseren van de infofunctie

SOZA/GEMEENTE-BALIE/COM-MUNICATIE

maart 2007

Bepalen van personele en financiële consequenties

maart 2007

Opstellen van de verordening (zie modelverordening)

SOZA

maart 2007

Organiseren van deskundigheidsbevordering consulenten

april 2007

Uitvoeringsplan

SOZA

april 2007

Het ontwikkelen en invoeren van werkprocessen en aanpassing administratieve organisatie

SOZA

april/mei 2007

C. IMPLEMENTATIE- EN UITVOERINGSFASE

Oproepen eerste inburgeraars/aanbieden eerste trajecten/handhavingsbeschik-

kingen

april 2007

Nieuwkomers meteen oproepen!

D. EVALUATIEFASE

SOZA

December 2007

4.Conclusie

Per 1 januari 2007 is de Wet Inburgering van kracht. Deze wet legt voor een groot deel van de ‘vreemdelingen’ de plicht op om te slagen voor het inburgeringsexamen. Het is aan de gemeente om deze plicht te handhaven. Naast de informatieplicht heeft de gemeente een rol in het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen De wet is moeilijk uitvoerbaar en kent talloze uitzonderingsbepalingen. Gilze en Rijen kiest voor een pragmatische aanpak in overeenstemming met de beperkte schaalgrootte: eerst wordt prioriteit gegeven aan de plicht van de wet, vervolgens wordt gekeken naar de groep ‘uitkeringsgerechtigden’ en ‘inburgeraars met ouderlijk gezag’. Dit laat onverlet dat voor een bredere inbedding van de inburgering wordt gekozen met aandacht voor mogelijkheden en het organiseren van de dialoog tussen inburgeraars en niet-inburgeraars. Het Rijk heeft een indicatief voorschot toegekend waarvan de status pas kan worden ingeschat nadat is bepaald hoeveel trajecten en handhavingen worden ingezet.

Appendix: het inburgeringsexamen (bron www.handreikingingburgeringgemeenten.nl)

Taalvaardigheid

Voor nieuwkomers die zich vrijwillig in beginsel permanent in Nederland willen vestigen, is de norm van het inburgeringsexamen op het niveau A2 conform het Europese Raamwerk voor moderne Vreemde Talen (CEFR) vastgesteld. Dit geldt voor alle taalvaardigheden: spreken, luisteren, gespreksvaardigheden, lezen en schrijven.

Het niveau A2, stelt ook de commissie-Franssen, is het minimaal noodzakelijk om te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. Men kan zich dan redelijk redden in de directe omgeving. De inburgeringsplichtige kan in korte zinnen iets zeggen over werk, achtergrond, familie en vrije tijdsbesteding. Zijn uitspraak is verstaanbaar, maar mogelijk wel met een duidelijk accent.

Voor de oudkomers is de norm voor de mondelinge vaardigheid eveneens op A2 bepaald, maar voor schriftelijke vaardigheden wordt niveau A1 gevraagd. Verreweg de meeste communicatie vindt mondeling plaats. Een minimaal niveau van A2 is dan noodzakelijk. Omdat oudkomers vaak laag opgeleid of zelfs analfabeet zijn, worden minder hoge eisen aan de schriftelijke vaardigheden gesteld. Voor hen zou het leren lezen en schrijven in het Nederlands een (te) grote inspanning zijn, terwijl ook zij het examen moeten kunnen halen.

In overeenstemming met het advies van de commissie-Franssen wordt het voor de asielmigranten onder de nieuwkomers haalbaar geacht om binnen een termijn van 5 jaar het niveau van A2 voor schriftelijke en mondelinge vaardigheden te halen. Nieuwkomende gezinsvormers en –herenigers hebben in het land van herkomst al een basisexamen inburgering afgelegd, op niveau A1min. Zij hebben daarmee aangetoond al een zekere taalvaardigheid te hebben. Voor hen geldt een termijn van 3,5 jaar. Voor oudkomers is de termijn ook gesteld op 5 jaar.

Kennis Nederlandse samenleving Naast taalvaardigheden moet de inburgeringsplichtige ook kennis over de Nederlandse samenleving verwerven. Hiervoor wordt een examenprogramma vastgesteld met een beschrijving van de examenstof en van de wijze van toetsing en beoordeling. Het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving zal voor iedere inburgeringsplichtige op hetzelfde niveau worden afgenomen. Hierbij wordt uiteraard ook rekening gehouden met de lagere vereiste schriftelijke talvaardigheden van oudkomers.

De inburgeringsplichtigen moeten bij het onderdeel KNS kunnen aantonen dat ze kennis van en inzicht in de Nederlandse samenleving hebben. Bij het opstellen van de eindtermen voor KNS zijn acht verschillende domeinen onderscheiden:

  • ·

    werk en inkomen;

  • ·

    omgangsvormen, waarden en normen;

  • ·

    wonen;

  • ·

    gezondheid en gezondheidszorg;

  • ·

    geschiedenis en geografie;

  • ·

    instanties;

  • ·

    staatsinrichting en rechtsstaat;

  • ·

    onderwijs en opvoeding.

Het uitgangspunt is dat inburgeringsplichtigen niet alleen kennis hebben van de Nederlandse samenleving, maar ook inzicht in voor hen relevante situaties. Binnen de domeinen worden situaties beschreven die belangrijk zijn voor het volwaardig deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Deze situaties samen vormen de basis van de opgaven zoals die kunnen worden opgenomen in het examen KNS.

KNS heeft een plaats gekregen in het centrale deel van het examen.

1.Visie en wijze van inbedding sociaal beleid (inclusief doelen)

In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de inburgering wordt gekoppeld of ingebed in het overig sociaal beleid en sociale integratie en welke partijen op welke manier worden betrokken in welke projecten of uitvoeringspraktijken.

2.Gradatie inburgering, gekozen variant, prioritering en maximeren trajecten?

In deze paragraaf wordt verduidelijkt voor welke gradadtie van inburgering wordt gekozen met welke prioriteiten.

3.Aantallen per categorie, prognoses

Geeft inzicht in de quota per prioritaire categorie en het moment waarop de inburgeringsplicht wordt opgelegd.

4.Wijze van communicatie en benaderen doelgroepen (inclusief informatie)

Hoe worden doelgroepen benaderd. Hoe is de loketfunctie georganiseerd?

5.Beschrijven van werkprocessen (inclusief informatie) en procedures

Hoe verloopt de procedure van beschikken (of brief sturen) intake, trajectaanbod, interne administratie, verantwoording, automatisering etc.

6.Trajectinkoop

Welke aanbieders zijn in lijn met Tilburg voor welk traject beschikbaar?

7.Financiële gevolgen

Het bekostigingssystematiek toegepast: begroting en verantwoording.