Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012

Geldend van 20-07-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012

Agendapunt 11.

Vergadering

d.d. 2 juli 2012.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 juni 2012;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Paragraaf 2. Bereik van de verordening

Artikel 2. Compensatiebeginsel

Artikel 3. Beoordelen beperkingen

Artikel 4. Voorwaarden voor verstrekking

Artikel 5. Algemene afwijzingsgronden

Paragraaf 3. Procedures

Artikel 6. Scheiding aanmelding en aanvraag

Artikel 7. Aanmelding voor een gesprek

Artikel 8. Het gesprek

Artikel 9. Het verslag

Artikel 10. De aanvraag

HOOFDSTUK 2. FINANCIELE DREMPEL

Artikel 11. Financiële drempel bij Wmo-voorzieningen voor het wonen in een geschikt huis

HOOFDSTUK 3. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 12. Het maken van een afweging

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 13. Wonen in een schoon en leefbaar huis

Artikel 14. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 15. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Artikel 16. Thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 17. Wonen in een geschikt huis

Artikel 18. Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 19. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 20. De mogelijkheid om regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

HOOFDSTUK 4. VERSTREKKINGSMOGELIJKHEDEN WMO-VOORZIENINGEN

Paragraaf 1. Verstrekkingswijzen van Wmo-voorzieningen

Artikel 21. Mogelijke verstrekkingswijzen

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 22. Voorwaarden

Artikel 23. Inhoud beschikking

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 24. Voorwaarden

Artikel 25. Overwegende bezwaren

Artikel 26. Inhoud beschikking

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 27. Voorwaarden

Artikel 28. Inhoud beschikking

HOOFDSTUK 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

Artikel 29. Eigen bijdrage of eigen aandeel

Artikel 30. Voorzieningen zonder eigen bijdrage of eigen aandeel

HOOFDSTUK 6. PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 31. Beslistermijn

Artikel 32. Advisering

Artikel 33. Samenhangende afstemming

Artikel 34. Voorwaarden

Artikel 35. Wijzigingen in de situatie

Artikel 36. Opschorting

Artikel 37. Intrekking

Artikel 38. Terugvordering en verhaal van schade

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 39. Onbenoemde situaties

Artikel 40. Hardheidsclausule

Artikel 41. Het besluit

Artikel 42. Indexering

Artikel 43. Overgangsbepaling

Artikel 44. Evaluatie

Artikel 45. Inwerkingtreding

Artikel 46. Citeertitel

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Lid 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

b. het college

Het college van burgemeester en wethouders.

c. het besluit

Het besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen wat jaarlijks als uitvloeisel van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen door het college wordt vastgesteld. Hierin zijn opgenomen tarieven, normen, inkomensgrenzen en dergelijke.

d. Algemene Maatregel van Bestuur

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning zoals vastgesteld door het rijk, de AMvB conform artikel 15 lid 3 van de wet.

e. compensatieplicht

De algemene plicht van het college om personen met beperkingen door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot deelname aan het normale maatschappelijke verkeer.

f. het normale maatschappelijke verkeer

Alle activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale contacten.

g. zelfredzaamheid

Het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om zelf, dan wel met behulp van de sociale omgeving of de vrijwillige mantelzorg, voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

h. ICF

International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF), gepubliceerd door de World Health Organization (WHO). Dit is een raamwerk van classificaties die tezamen een gestandaardiseerd begrippenapparaat vormt voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. Het is een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.

i. psychosociaal probleem

Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijke verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

j. beperkingen

De moeilijkheden die een persoon ondervindt in de zelfredzaamheid en participatie tijdens het uitvoeren van activiteiten passend bij het normale maatschappelijke verkeer.

k. persoon met beperkingen

Een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische, psychische en psychosociale problemen aantoonbare beperkingen ondervindt bij de zelfredzaamheid en participatie tijdens het uitvoeren van activiteiten passend bij het normale maatschappelijke verkeer.

l. aanvrager

Een persoon die op basis van beperkingen, als mantelzorger of als gemachtigde voor een ander, een aanmelding of een aanvraag doet. Met deze aanmelding of aanvraag uit deze persoon de behoefte aan compensatie ter bevordering van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren.

m. belanghebbende

Een persoon met beperkingen die door het college gecompenseerd wordt middels de inzet van een Wmo-voorziening.

n. gebruikelijke zorg

de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Het protocol gebruikelijke zorg, opgenomen in het besluit, is van toepassing.

o. de aanmelding

De mededeling van een persoon met beperkingen aan het college dat hij problemen ondervindt op grond waarvan hij in principe verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

p. het gesprek

Het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van:

  • 1)

    De beperkingen en de gevolgen daarvan.

  • 2)

    De te bereiken resultaten.

  • 3)

    De te kiezen oplossingen:

    • ·

      Binnen de eigen mogelijkheden.

    • ·

      Via inzet van het eigen netwerk.

    • ·

      Via de inzet van algemene voorzieningen.

    • ·

      algemeen gebruikelijke voorzieningen.

    • ·

      (Wettelijk) voorliggende voorzieningen.

    • ·

      Wmo-voorzieningen waaronder collectieve voorzieningen.

q. de aanvraag

Het op schrift gesteld verzoek, voorzien van een legitieme ondertekening, van een persoon met beperkingen om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

r. algemene voorziening

Een voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder hiervoor een aanvraagprocedure te moeten doorlopen.

s. algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking. Dus ook door anderen gebruikt wordt, in de winkel te koop is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten. Voor een nadere uitwerking van wat wordt verstaan onder algemeen gebruikelijk wordt verwezen naar het besluit.

t. (wettelijk) voorliggende voorziening

Een voorziening die al in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is, of op grond van een andere wettelijke bepaling verkregen kan worden en bedoeld is voor iedereen die daar behoefte aan heeft. De persoon met beperkingen zal eerst een beroep moeten doen op de aanwezige voorliggende voorzieningen, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden, voordat een beroep op de Wmo wordt gedaan.

u. Wmo-voorziening

Een voorziening die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, door het college, individueel wordt aangeboden omdat alle voorliggende oplossingen onvoldoende compenserend blijken.

v. collectieve voorziening

Een Wmo-voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk gebruikt kan worden.

w. voorziening in natura

Een Wmo-voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom of als persoonlijke dienstverlening.

x. persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura of een vorm van persoonlijke dienstverlening.

y. financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet gemaximeerd, bedoeld om een Wmo-voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

z. eigen bijdrage

Een door de belanghebbende verschuldigde bijdrage in de kosten bij verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget.

aa. eigen aandeel

Een door de belanghebbende verschuldigde bijdrage in de kosten bij verstrekking van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

Lid 2.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader omschreven worden, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Lid 3.

Overal waar in deze tekst de mannelijke vorm staat, kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen.

Paragraaf 2. Bereik van de verordening

Artikel 2. Compensatiebeginsel

Lid 1.

Het college heeft de algemene verplichting om personen met beperkingen een alternatief te bieden, zodanig dat de gevolgen van die beperkingen zoveel mogelijk worden opgeheven, daarbij uitgaande van de zelfredzaamheid. Hierbij is het functioneren van iemand, die geen Wmo-voorzieningen nodig heeft, norm voor de hoogte en de mate waarin gecompenseerd wordt, evenals voor de aard van de compensatie. Voor het bepalen van welke voorliggende oplossingen dan wel Wmo-voorzieningen voldoende compenserend zijn, wordt aangesloten bij het begrippenkader van de ICF en de persoonlijke (leef)situatie.

Lid 2.

Het compensatiebeginsel is van toepassing op:

  • a.

    Het ondersteunen van personen met beperkingen, mantelzorgers en vrijwilligers.

  • b.

    Het bevorderen van deelname aan het normale maatschappelijke verkeer.

  • c.

    Het verstrekken van Wmo-voorzieningen ten behoeve van personen met beperkingen.

Lid 3.

Het college kan aan een persoon met beperkingen Wmo-voorzieningen verstrekken, die hem zoveel mogelijk in staat stellen:

  • a.

    Een huishouden te voeren.

  • b.

    Een woning normaal te gebruiken.

  • c.

    Zich te verplaatsen in en om de woning.

  • d.

    Zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.

  • e.

    Zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen.

  • f.

    Andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het normale maatschappelijke verkeer.

Lid 4.

Bij het bepalen van de noodzaak tot compensatie houdt het college rekening met persoonskenmerken, behoeften van de persoon met beperkingen, de omstandigheden waarin de persoon met beperkingen verkeert en de capaciteit van de persoon met beperkingen om uit oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

Artikel 3. Beoordelen beperkingen

Lid 1.

Bij het beoordelen van de beperkingen van de aanvrager wordt - waar mogelijk - het begrippenkader van de ICF gehanteerd als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan een Wmo-voorziening in een individuele situatie vast te stellen.

Lid 2.

In gevallen waarin het begrippenkader van de ICF niet of niet in voldoende mate voorziet, wordt aansluiting gezocht bij andere begrippenkaders, zoals ICD-10 en

DSM-IV-TR.

Artikel 4. Voorwaarden voor verstrekking

Lid 1.

Een Wmo-voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is.

  • b.

    De te verstrekken Wmo-voorziening als voldoende compenserend is aan te merken en daarnaast de goedkoopste oplossing is.

  • c.

    Deze in overwegende mate op het individu is gericht (maatwerk).

  • d.

    Indien er geen of onvoldoende voorliggende oplossingen zijn.

  • e.

    De kosten van de compensatie – met uitzondering van de hulp bij het huishouden - in redelijke verhouding staan tot de staat van de woonruimte dan wel de resterende technische levensduur van het object.

Lid 2.

In afwijking van hetgeen in lid 1 sub a is bepaald, kan een Wmo-voorziening ook voor een kortere periode worden verstrekt, mits deze tijdelijke verstrekking voor het individu op dat moment strikt noodzakelijk is en de inzet leidt tot het te bereiken resultaat.

Lid 3.

Bij het compenseren van beperkingen, die een persoon ondervindt, wordt rekening gehouden met de keuzes die de persoon maakt in het leven. Hierbij mag verwacht worden dat de persoon rekening houdt met de beperkingen die horen bij zijn individuele omstandigheden.

Artikel 5. Algemene afwijzingsgronden

Lid 1.

Geen Wmo-voorziening wordt toegekend:

  • a.

    Indien niet voldaan wordt aan de in deze verordening genoemde voorwaarden.

  • b.

    Indien de noodzakelijke verstrekking algemeen gebruikelijk is.

  • c.

    Indien op grond van enig andere (wettelijke) regeling aanspraak op de noodzakelijke verstrekking bestaat.

  • d.

    Indien de persoon met beperkingen feitelijk niet woonachtig is in de gemeente Gilze en Rijen.

  • e.

    Indien, naar het oordeel van het college, de beperkingen van een persoon niet van dien aard zijn dat er tot compensatie moet worden overgegaan.

  • f.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze maatregel noodzakelijk was en voldoet aan de bepaling in lid 1 sub a. van dit artikel.

  • g.

    Voor zover een soortgelijke voorziening eerder is verstrekt en deze voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die de persoon met beperkingen zijn toe te rekenen.

  • h.

    Indien de noodzakelijke verstrekking kan worden geleverd, vervangen of gerepareerd krachtens een garantiebepaling, een verzekering of een onderhoudscontract.

  • i.

    Indien een passende en betaalbare voorliggende oplossing beschikbaar is die in de situatie van de persoon met beperkingen een toereikende compensatie biedt.

  • j.

    Voor zover er geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de Wmo-voorziening wordt aangevraagd;.

  • k.

    Indien de persoon met beperkingen als gevolg van eigen keuzes niet of onvoldoende zelfredzaam is en hij dit, gelet op zijn beperkingen, had kunnen voorzien.

Paragraaf 3. Procedures

Artikel 6. Scheiding aanmelding en aanvraag

Lid 1.

Aan een aanvraag voor een Wmo-voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

  • a.

    De aanvraag afkomstig is van een persoon met beperkingen die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan.

  • b.

    De aanvraag afkomstig is van een persoon met beperkingen die al eerder een gesprek heeft gevoerd, maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of een gewijzigd te bereiken resultaat.

  • c.

    De persoon met beperkingen of het college daarom verzoekt.

Lid 2.

Indien de persoon met beperkingen aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid onder a en b.

Artikel 7. Aanmelding voor een gesprek

Lid 1.

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch worden gedaan door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het normale maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren.

Lid 2.

Zo spoedig mogelijk na aanmelding wordt een afspraak voor een gesprek gemaakt of een bericht verzonden waarbij een termijn gesteld wordt.

Artikel 8. Het gesprek

Lid 1.

Het gesprek wordt bij voorkeur gevoerd bij de persoon met beperkingen thuis om op die wijze zo integraal mogelijk de omstandigheden van die persoon in relatie tot de ondervonden beperkingen inzichtelijk te maken.

Lid 2.

Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van een gespreksformulier, waarin de relevante aandachtspunten zijn opgenomen.

Lid 3.

Indien van belang voor een totale inventarisatie van de omstandigheden kan het college besluiten naast de persoon met beperkingen eveneens personen uit het sociale netwerk uit te nodigen voor het gesprek.

Artikel 9. Het verslag

Lid 1.

  • a.

    Het gespreksformulier als bedoeld in artikel 4 lid 2 wordt in het bijzijn van de persoon met beperkingen ingevuld en door alle deelnemers aan het gesprek voor akkoord getekend.

  • b.

    Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag.

Lid 2.

Indien er na het gesprek een verslag wordt gemaakt bevat dit onder andere:

  • a.

    Een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem zoals ervaren door de persoon met beperkingen.

  • b.

    De mogelijkheden en onmogelijkheden die de persoon met beperkingen heeft ondanks het vastgestelde probleem of beperking.

  • c.

    De resultaten die de persoon met beperkingen wil bereiken gelet op de in hoofdstuk 4 van de verordening omschreven aspecten.

  • d.

    De mogelijkheden die de persoon met beperkingen heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van eigen (financiële) mogelijkheden, gebruikelijke zorg, mantelzorg, de inzet van het eigen netwerk, burenhulp, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of andere (wettelijk) voorliggende voorzieningen, de inzet van de eigen financiële capaciteit als bedoeld in artikel 4 lid 2 van de wet, dan wel enige andere toepasbare oplossing.

Lid 3.

Na het gevoerde gesprek kan een persoon met beperkingen middels het gespreksformulier een aanvraag indienen voor een Wmo-voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Artikel 10. De aanvraag

Lid 1.

De aanvraag van een Wmo-voorziening kan schriftelijk of digitaal plaatsvinden en dient te worden voorzien van een handtekening (Awb).

Lid 2.

Indien een verzoek voor een Wmo-voorziening telefonisch binnenkomt en het telefonische contact geen aanleiding geeft tot het versturen van een aanmeldingsformulier dan wel het inplannen van het gesprek wordt een aanvraagformulier toegezonden. De aanvraag is pas officieel als het formulier ondertekend retour ontvangen is.

Lid 3.

Indien het gesprek heeft geleid tot een aanvraag en er een ondertekend gespreksformulier aanwezig is, kan dit formulier beschouwd worden als aanvraagformulier.

Lid 4.

Als datum voor de ingediende aanvraag wordt de ontvangstdatum van het ondertekende verzoek voor een Wmo-voorziening gehanteerd.

HOOFDSTUK 2. FINANCIELE DREMPEL

Artikel 11. Financiële drempel bij Wmo-voorzieningen voor het wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Voor een voorziening voor het wonen in een geschikt huis waarvan de kosten minder bedragen dan het in het besluit vastgestelde drempelbedrag wordt geen persoonsgebonden budget, financiële tegemoetkoming verleend dan wel een daarmee vergelijkbare voorziening in natura verstrekt. De aan te schaffen voorziening wordt voor iemand, die geen beroep doet op ondersteuning vanuit de wet, in een financieel vergelijkbare positie, tot het reguliere aanschaffingspatroon gerekend. Deze financiële drempel is van toepassing per kalenderjaar.

Lid 2.

Op het moment dat de kosten voor een voorziening voor het wonen in een geschikt huis het plafondbedrag overschrijden, wordt het verhuisprimaat opgelegd. De hoogte van dit plafondbedrag wordt door het college vastgelegd in het besluit.

Lid 3.

Voor een voorziening voor het wonen in een geschikt huis zal de financiële zelfredzaamheid van de persoon met beperkingen worden aangesproken in de kosten en realisatie van de noodzakelijke voorziening. De wijze waarop deze financiële zelfredzaamheid wordt vastgesteld is door het college vastgelegd in het besluit.

HOOFDSTUK 3. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 12. Het maken van een afweging

Lid 1.

Bij de beoordeling welke Wmo-voorziening noodzakelijk is, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de aanvrager. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Lid 2.

Bij de vaststelling welke Wmo-voorziening noodzakelijk is, wordt eerst beoordeeld of er algemene, (wettelijke) voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar zijn die tevens financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn.

Lid 3.

Naast de in deze verordening vastgestelde bepalingen, die kunnen leiden tot het niet verlenen van ondersteuning als bedoeld in de wet, zijn er op een aantal resultaatgebieden, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 paragraaf 2 van de verordening, aanvullende uitsluiting- of weigeringgronden van toepassing. Hiervoor wordt verwezen naar het besluit.

Lid 4.

Bij het compenseren van beperkingen vanuit de Wmo ligt het primaat van de verstrekking bij een collectieve voorziening.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 13. Wonen in een schoon en leefbaar huis

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken en sanitaire ruimten.

Lid 2.

Indien de persoon met beperkingen een of meer huisgenoten heeft die in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, wordt ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorziening verstrekt.

Lid 4.

Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan, indien geen enkele andere oplossing passend blijkt, een Wmo-voorziening getroffen worden in de vorm van hulp bij het huishouden eventueel met ondersteuning bij de organisatie van het huishouden. Het leveren van maatwerk is in deze leidend.

Artikel 14. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden richt zich op de aanwezigheid van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen.

Ook het noodzakelijk opwarmen en aanreiken van maaltijden kan hieronder vallen. Het aanschaffen van boodschappen is algemeen gebruikelijk.

Lid 2.

Indien de persoon met beperkingen een of meer huisgenoten heeft dan wel andere personen in zijn sociale netwerk, die beschikbaar en in staat zijn de boodschappen, het bereiden/opwarmen en het aanreiken van de maaltijden als bedoeld in lid 1 over te nemen. Of voor zover de aanvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorziening verstrekt.

Lid 4.

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een Wmo-voorziening worden getroffen ten behoeve van het doen van boodschappen (voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen) evenals het opwarmen en aanreiken van maaltijden. Het leveren van maatwerk is in deze leidend.

Artikel 15. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van gewassen, al dan niet gestreken, opgevouwen of opgehangen kleding. De aanschaf van kleding is algemeen gebruikelijk.

Lid 2.

Indien de persoon met beperkingen een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorzieningen verstrekt.

Lid 4.

Met het oog op het beschikken over schone en draagbare kleding kan een Wmo-voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de was.

Artikel 16. Thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor de in het huishouden aanwezige kinderen.

Lid 2.

Indien de persoon met beperkingen een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn de zorg voor aanwezige kinderen over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover de persoon met beperkingen gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden of advisering door instellingen in het kader van jeugdzorg, die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en in lid 2 en lid 3 van dit artikel genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorziening verstrekt.

Lid 5.

Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een Wmo-voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – ondersteunen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

Artikel 17. Wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden is het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

Lid 2.

Voor zover de persoon met beperkingen kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Lid 3.

Bij de beoordeling wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het tijdig inspelen op mogelijke verminderde geschiktheid van de woning als gevolg van achteruitgang van fysieke mogelijkheden vanwege de leeftijd van aanvrager dan wel het aanwezige ziektebeeld. De eigen verantwoordelijkheid voor het leven is in deze van belang.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en lid 3 en lid 4 van dit artikel genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorzieningen verstrekt.

Lid 5.

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een Wmo-voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid

van de woning.

Artikel 18. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de keuken, woonkamer, slaapvertrek(ken), sanitaire ruimten, berging, tuin of het balkon te kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Lid 2.

Voor zover de persoon met beperkingen gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool dan wel een andere soortgelijke voorziening, die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorziening verstrekt.

Lid 4.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een Wmo-voorziening worden getroffen voor dagelijks zittend gebruik binnen de in lid 1 beoogde ruimten.

Artikel 19. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het doen van boodschappen, het bezoeken van familie, kennissen en het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke, culturele en religieuze activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving. Tot de directe woon- en leefomgeving wordt verstaan het gebied rond de woning tot en met de eigen dorpskern.

Lid 2.

Voor zover de persoon met beperkingen gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool dan wel een andere soortgelijke voorziening, collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur of andere in de gemeente aanwezige collectieve vervoersmogelijkheden, die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorziening verstrekt.

Lid 4.

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een Wmo-voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen binnen de in lid 1 beoogde woon- en leefomgeving.

Artikel 20. De mogelijkheid om regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke, culturele of religieuze activiteiten

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Onder regionaal wordt verstaan de omgeving voor zover die zich niet verder uitstrekt dan vijf zones gelijk aan het openbaar vervoer.

Lid 2.

Voor zover de persoon met beperkingen gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties, die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 3.

Voor zover de in artikel 12 lid 2 van deze verordening en in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar, financieel haalbaar, bruikbaar en voldoende compenserend zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen Wmo-voorzieningen verstrekt.

Lid 4.

Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben als bedoeld in lid 1 kan een Wmo-voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

HOOFDSTUK 4. VERSTREKKINGSMOGELIJKHEDEN WMO-VOORZIENINGEN

Paragraaf 1. Verstrekkingswijzen van Wmo-voorzieningen

Artikel 21. Mogelijke verstrekkingswijzen

Lid 1.

Het college kan een Wmo-voorziening verstrekken in de volgende vormen:

  • a.

    Een verstrekking in natura.

  • b.

    Een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding.

  • c.

    Een financiële tegemoetkoming.

Lid 2.

Het college stelt in het besluit vast in welke situaties een Wmo-voorziening wordt verstrekt in natura, als een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming.

Lid 3.

Indien het college keuzevrijheid biedt, heeft een persoon met beperkingen, bij de verstrekking van een Wmo-voorziening de keuze tussen:

  • a.

    een verstrekking in natura;

  • b.

    een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Lid 4.

  • 1.

    Een Wmo-voorziening kan worden verleend:

    • a.

      In eigendom.

    • b.

      In bruikleen.

    • c.

      In huur.

    • d.

      Als persoonlijke dienstverlening.

  • 2.

    Ongeacht het gestelde in artikel 21 lid 1 en artikel 21 lid 4 sub a wordt een Wmo-voorziening in eerste instantie altijd in bruikleen verstrekt aan de aanvrager.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 22. Voorwaarden

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager respectievelijk de gemeente en de aanvrager van toepassing.

Artikel 23. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    Welke de te treffen Wmo-voorziening is en voor welk te bereiken resultaat deze verstrekking geldt.

  • b.

    De motivatie voor deze verstrekking.

  • c.

    Wat de duur van de verstrekking is.

  • d.

    Hoe en door welke leverancier of dienstverlener de voorziening in natura verstrekt wordt.

  • e.

    Of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • f.

    Voorwaarden waaronder de Wmo-voorziening wordt verstrekt (die gelden op grond van de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of de dienstverleningsovereenkomst die gesloten is tussen de leverancier en de belanghebbende respectievelijk de gemeente en de belanghebbende).

  • g.

    De informatieplicht van belanghebbende ten aanzien van relevante wijzigingen van omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de verstrekte Wmo-voorziening.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 24. Voorwaarden

Lid 1.

Een persoongebonden budget wordt alleen verstrekt:

  • a.

    aan de belanghebbende die recht heeft op een Wmo-voorziening

  • b.

    indien hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan.

Lid 2.

De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie door de persoon met beperkingen verkrijgbare goedkoopst compenserende voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor kosten van onderhoud en reparatie, zoals vastgelegd in het besluit.

Lid 3.

De wijze waarop het persoongebonden budget wordt vastgesteld is door het college vastgelegd in het besluit.

Lid 4.

De voorwaarden bij verstrekking van een persoongebonden budget, waaronder de regels omtrent besteding, uitbetaling en verantwoording zijn nader uitgewerkt in het besluit.

Artikel 25. Overwegende bezwaren

Het college legt in het besluit vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren, zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 26. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een Wmo-voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.

  • b.

    De motivatie voor deze verstrekking.

  • c.

    Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

  • d.

    Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is.

  • e.

    Welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • f.

    Welke gevolgen het niet nakomen van de regels bedoeld onder lid 1 sub 4 heeft.

  • g.

    Voorwaarden waaronder de Wmo-voorziening wordt verstrekt.

  • h.

    De informatieplicht van belanghebbende ten aanzien van relevante wijzigingen van omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de verstrekte Wmo-voorziening.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 27. Voorwaarden

Lid 1.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming geldt er geen keuzevrijheid. Dit betreft te allen tijde een geldbedrag.

Lid 2.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming kan voor de Wmo-voorzieningen verschillend worden vastgesteld. Het college legt in het besluit de kaders voor de financiële tegemoetkomingen vast.

Lid 3.

De geldende voorwaarden bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming, waaronder de regels omtrent besteding, uitbetaling en verantwoording zijn nader uitgewerkt in het besluit.

Artikel 28. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een Wmo-voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    Voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is.

  • b.

    De motivatie voor deze verstrekking.

  • c.

    De duur van de verstrekking.

  • d.

    Of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • e.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming.

  • f.

    Aan wie de financiële tegemoetkoming uitbetaald wordt.

  • g.

    Op welke wijze er verantwoording afgelegd dient te worden.

  • h.

    Voorwaarden waaronder de Wmo-voorziening wordt verstrekt.

  • i.

    De informatieplicht van belanghebbende ten aanzien van relevante wijzigingen van omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de verstrekte Wmo-voorziening.

HOOFDSTUK 5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

Artikel 29. Eigen bijdrage of eigen aandeel

Lid 1.

Bij het verstrekken van Wmo-voorzieningen in natura of als persoonsgebonden budget, is de persoon met beperkingen een eigen bijdrage verschuldigd. Het college legt in het besluit de gemeentelijke kaders voor de hoogte van de eigen bijdrage vast.

Lid 2

Bij het verstrekken van een Wmo-voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt een eigen aandeel geheven. Het college legt in het besluit de hoogte van dit eigen aandeel vast.

Lid 3.

De eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel kan enkel opgelegd worden aan de persoon met beperkingen die in aanmerking is gebracht voor een Wmo-voorziening.

Lid 4.

Er wordt geen eigen bijdrage geïnd bij een persoon met beperkingen jonger dan 18 jaar die in aanmerking is gebracht voor een Wmo-voorziening. Dat is op grond van artikel 15 lid 1 van de wet niet geoorloofd.

Lid 5.

De omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt berekend aan de hand van het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB). Dit bedrag wordt vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

Lid 6.

Indien de Wmo-voorziening in de vorm van persoonlijke dienstverlening dan wel in bruikleen verstrekt wordt, wordt ongeacht de verstrekkingvorm (in natura of een persoonsgebonden budget) gedurende de gehele looptijd van de Wmo-voorziening een eigen bijdrage in rekening gebracht.

Lid 7.

Indien de Wmo-voorziening in eigendom verstrekt is wordt, ongeacht de verstrekkingswijze, gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage dan wel een eigen aandeel in rekening gebracht, met in achtneming van de looptijd van de Wmo-voorziening en (met een maximum van) de vastgestelde waarde van deze voorziening.

Lid 8.

De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt niet opgelegd voor zover er binnen twee jaar na verstrekking van een Wmo-voorziening geen beschikking dan wel voorlopige beschikking tot vaststelling van de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel is afgegeven door het CAK. Het is wel mogelijk om een eigen bijdrage op te leggen vanaf het moment dat het verzuim ontdekt wordt.

Lid 9.

Bij de belanghebbende die op 1 juli 2012 in het bezit is van een Wmo-voorziening en bij wie nog geen eigen bijdrage dan wel eigen aandeel wordt geïnd, mag er met inachtneming van het gestelde in lid 8 van dit artikel niet eerder dan drie maanden na de datum van de beschikking tot oplegging van een eigen bijdrage of eigen aandeel, tot inning worden overgegaan.

Artikel 30. Wmo-voorzieningen zonder eigen bijdrage of eigen aandeel

Lid 1.

Er wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel opgelegd voor de rolstoelvoorzieningen, met uitzondering van sportrolstoelen.

Lid 2.

Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd voor de collectieve vervoersvoorziening omdat bij gebruikmaking van collectief vervoer de persoon met beperkingen al bijdraagt in de kosten.

Lid 3. Er wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel opgelegd als de persoon met beperkingen of diens partner op basis van een indicatie Zorg met Verblijf is opgenomen in een AWBZ-instelling. Er wordt dan al een eigen bijdrage Zorg met Verblijf geïnd.

HOOFDSTUK 6. PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 31. Beslistermijn

Lid 1.

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt maximaal 8 weken.

Lid 2.

Als het gaat om een Wmo-voorziening waarvoor (bouwkundige) offertes opgevraagd moeten worden, vervalt het gestelde in het eerste lid. Er wordt dan een redelijke termijn van 13 weken gehanteerd.

Artikel 32. Advisering

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde Wmo-voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

  • a.

    Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

  • b.

    Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundige(n) te doen bevragen of onderzoeken. Deze deskundige kan zowel een gemeentelijke indicatiesteller zijn als een extern persoon of een (onafhankelijke) adviesinstantie, als onder lid 2 van dit artikel nader te noemen.

Lid 2.

Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen deskundige om advies indien:

  • a.

    Het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een Wmo-voorziening heeft gehad c.q met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 8 is gevoerd.

  • b.

    Het handelt om een aanvraag van een persoon die wel eerder een Wmo-voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 8 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd, dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een Wmo-voorziening of de soort van Wmo-voorziening kunnen beïnvloeden.

  • c.

    De gevraagde Wmo-voorziening (naar verwachting) om medische redenen wordt afgewezen.

  • d.

    De aanvraag gericht is op een Wmo-voorziening waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het besluit te boven gaan.

  • e.

    Het college dat gewenst vindt.

Lid 3.

Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functioning, Disability and Health, de zogenaamde ICF classificatie.

Lid 4.

De persoon met beperkingen is verplicht aan het college of de door het college aangewezen deskundige die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Lid 5.

Indien de persoon met beperkingen zonder afmelding niet aanwezig is bij het gesprek of de afspraak voor nader onderzoek zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, zal het college de door de deskundige in rekening gebrachte kosten ten laste brengen van hem, tenzij deze persoon (achteraf) kan aantonen dat er een gegronde reden was voor zijn afwezigheid.

Artikel 33. Samenhangende afstemming

Het college legt in het besluit regels vast over de wijze waarop verkrijging van een Wmo-voorziening samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de persoon met beperkingen.

Artikel 34. Voorwaarden

Het college verbindt aan het verstrekken van Wmo-voorzieningen voorwaarden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde Wmo-voorziening (het te bereiken resultaat van de verstrekking).

Artikel 35. Wijzigingen in de situatie

Lid 1.

Degene aan wie volgens deze verordening een Wmo-voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een Wmo-voorziening.

Lid 2.

Na toekenning van een Wmo-voorziening op grond van deze verordening, is het college bevoegd de persoon met beperkingen op te roepen of hem schriftelijk om informatie te vragen. Dit om vast te stellen of de omstandigheden, die hebben geleid tot toekenning van de Wmo-voorziening, ongewijzigd zijn.

Artikel 36. Opschorting

Lid 1.

Het college schort de beslistermijn op indien:

  • a.

    De aanvrager of de belanghebbende die voor de beoordeling van het recht op een Wmo-voorziening van belang zijnde gegevens of de gevraagde bewijsstukken niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt.

  • b.

    De aanvrager of de belanghebbende onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek.

Lid 2.

Het college doet mededeling van de opschorting aan de aanvrager / de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door het college te stellen termijn het verzuim te herstellen.

Lid 3.

Als de aanvrager / de belanghebbende het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn wordt:

  • a.

    De aanvraag door het college buiten behandeling gesteld dan wel afgewezen, daar het recht niet objectief kan worden vastgesteld.

  • b.

    Het recht op een Wmo-voorziening geheel of gedeeltelijk ingetrokken. Dit onderdeel wordt nader uitgewerkt in artikel 37 van deze verordening.

Artikel 37. Intrekking

Lid 1.

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    Niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de Wmo-voorziening of volgens deze verordening.

  • b.

    De voorwaarden gesteld in de bruikleenovereenkomst niet worden nageleefd.

  • c.

    De Wmo-voorziening is verstrekt op grond van gegevens waarvan gebleken is, dat die zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de juiste en volledige gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • d.

    De omstandigheden van de belanghebbende zijn gewijzigd en indien deze gewijzigde omstandigheden speelden op het moment van de aanvraag, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • e.

    De omstandigheden zijn gewijzigd en hierdoor de noodzaak tot compensatie is vervallen.

Lid 2.

Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan naast het gestelde in lid 1 van dit artikel tevens worden ingetrokken indien:

  • a.

    Blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • b.

    De in de toekenningsbeschikking genoemde verstrekkingsduur nog niet is verstreken en de met het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming aangekochte Wmo-voorziening geen of geen toereikende compensatie (meer) biedt of door belanghebbende niet meer wordt of kan worden gebruikt.

Artikel 38. Terugvordering en verhaal van schade

Lid 1.

In geval een besluit op grond van artikel 37 is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds verstrekte Wmo-voorziening in natura van de persoon met beperkingen worden teruggevorderd.

Lid 2.

Indien het recht op een Wmo-voorziening op grond van artikel 37 is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

Lid 3.

Indien een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget abusievelijk ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan de persoon met beperkingen is uitbetaald, kan dit worden teruggevorderd.

Lid 4.

Ingeval een besluit tot toekenning van een persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming is ingetrokken, terwijl belanghebbende het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming reeds heeft aangewend voor de aankoop van een Wmo-voorziening, kan het college volstaan met de terugvordering van deze voorziening.

Lid 5.

Eventuele schade aan een in bruikleen toegekende Wmo-voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de bruikleenovereenkomst, worden verhaald op de bruiklener.

Lid 6.

In geval een in bruikleen verstrekte Wmo-voorziening als gevolg van verwijtbare gedragingen van de persoon met beperkingen niet meer aanwezig is, kan de (rest)waarde van deze voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener.

Lid 7.

Alle ingevolge deze verordening terug te vorderen bedragen kunnen vanaf het moment dat de persoon van wie wordt teruggevorderd in gebreke is gesteld worden verhoogd met de wettelijke rente.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 39. Onbenoemde situaties

In gevallen waarin de verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 40. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 41. Het besluit (Beleidsregels / Uitvoeringsrichtlijnen)

Het college stelt het Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen vast. In dit besluit kan het college nadere regels vaststellen.

Artikel 42. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk Besluit Wmo geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van de Statistiek.

Artikel 43. Overgangsbepaling

Op een verplichting tot betalen van een geldsom aan of door het college, die is vastgesteld of ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel 44. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt in overeenstemming met de cyclus van het beleidsplan Wmo geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast.

Artikel 45. Inwerkingtreding

Lid 1.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 20 juli 2012.

Lid 2.

Met ingang van de in lid 1 van dit artikel genoemde datum wordt de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gilze en Rijen 2010, vastgesteld op 22 februari 2010, ingetrokken.

Artikel 46. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2012".

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 2 juli 2012.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier, de voorzitter,

mr. J.W. Timmermans A.F.W. Osterloh