Regeling vervallen per 20-07-2012

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2010

Geldend van 04-03-2010 t/m 19-07-2012

Intitulé

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2010

V E R O R D E N I N G

individuelevoorzieningen

maatschappelijke ondersteuning

Gilze en Rijen 2010

vastgesteld d.d. 22 februari 2010

Verordening WMO Gilze en Rijen 2010

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 januari 2010;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

b e s l u i t:

vast te stellen de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

    • b.

      Algemene voorziening: een voorziening die door een private partij of van overheidswege, al dan niet tegen een reële vergoeding, wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een veelal beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en compenserende oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

    • c.

      Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

    • d.

      Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen: het door het college op grond van deze verordening vastgestelde besluit waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze verordening.

    • e.

      Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

    • f.

      Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

    • g.

      Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

    • h.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

    • i.

      Huisgenoot: iedere persoon met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

    • j.

      Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen compenserende oplossing biedt;

    • k.

      Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

    • l.

      Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

    • m.

      Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

    • n.

      Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

    • o.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen te stellen regels van toepassing zijn;

    • p.

      Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

    • q.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • r.

      Woning: Woning als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

    • s.

      Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om zelf, dan wel met behulp van de sociale omgeving of de vrijwillige mantelzorg, voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Beperkingen op aanspraak

  • 1. Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten in vergelijking met andere compenserende voorzieningen, als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen individuele voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Gilze en Rijen;

    • c.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • d.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten of op grond van de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

    • e.

      indien de voorziening kan worden geleverd, vervangen of gerepareerd krachtens een garantiebepaling, een verzekering of een onderhoudscontract.

    • f.

      indien een algemene voorziening beschikbaar is die in de situatie van de aanvrager een toereikende compensatie biedt.

    • g.

      indien het een voorziening betreft waaraan voor een persoon als de aanvrager geen meerkosten zijn verbonden.

    • h.

      indien de aanvrager als gevolg van eigen keuzen niet of onvoldoende zelfredzaam is en hij dit, gelet op zijn beperkingen, had kunnen voorzien.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1. Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 2.2. Voorziening in natura

Bij de verstrekking van een voorziening in natura is de verkrijger gehouden de voorwaarden in acht te nemen, die gelden op grond van de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst die is gesloten tussen de leverancier en de aanvrager resp. de gemeente en de aanvrager.

Artikel 2.3. Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden eventuele toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen in de beschikking opgenomen.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt:

1º aan de aanvrager die recht heeft op een individuele voorziening;

2º indien hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan.

  • b.

    de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen;

  • c.

    de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen;

  • d.

    bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget is de verkrijger gehouden de voorwaarden in acht te nemen, die gelden op grond van de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Gilze en Rijen die is gesloten tussen de gemeente en de aanvrager.

    • 2.

      In een beschikking tot toekenning van een persoonsgebonden budget worden de omvang en de looptijd ervan vastgesteld.

    • 3.

      Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

    • 4.

      Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

    • 5.

      Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van het kalenderjaar waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

  • a.

    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

  • b.

    een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

  • c.

    een overzicht van de salarisadministratie;

volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen opgenomen.

  • 6.

    Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

  • 7.

    Een persoonsgebonden budget wordt niet verstrekt aan de persoon die naar het oordeel van het college niet in staat is het budget op een verantwoorde wijze te beheren. Een persoonsgebonden budget wordt in ieder geval niet verstrekt aan de persoon:

    • a.

      die verkeert in staat van faillissement als bedoeld in de Faillissementswet;

    • b.

      die twee of meer schulden heeft waarvoor geen betalingsregeling is getroffen;

    • c.

      die wegens schuldenproblematiek wordt begeleid door Maatschappelijk Werk, de Kredietbank of een hiermee vergelijkbare dienstverlenende instantie;

    • d.

      ten aanzien waarvan door de rechter een schuldsanering is vastgesteld op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • e.

      die onder curatele is gesteld, tenzij de curator zich bereid verklaart het persoonsgebonden budget te beheren;

    • f.

      wiens goederen onder bewind zijn gesteld, tenzij de bewindvoerder zich bereid verklaart het persoonsgebonden budget te beheren;

    • g.

      ten aanzien van wie misbruik of oneigenlijk gebruik van het persoonsgebonden budget is vastgesteld;

    • h.

      die naar het oordeel van het college, gelet op in de persoon gelegen factoren, naar verwachting niet in staat zal zijn het budget op een verantwoorde wijze te beheren.

Artikel 2.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening krachtens hoofdstuk 3 is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • b.

    een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;

Artikel 3.2 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

  • b.

    problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden geen of onvoldoende compensatie biedt of niet beschikbaar is.

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden

1.De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1: 0 tot en met 2 uur per week;

Klasse 2: 2,1 tot en met 4 uur per week;

Klasse 3: 4,1 tot en met 7 uur per week;

Klasse 4: 7,1 tot en met 10 uur per week;

Klasse 5: 10,1 tot en met 13 uur per week;

Klasse 6: 13,1 tot en met 16 uur per week.

  • 2.

    Wanneer het aantal uren van klasse 6 niet toereikend is, kunnen aanvullende uren worden toegekend.

  • 3.

    In de beschikking aan belanghebbende worden de uurtarieven vermeld.

Artikel 3.5 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een woonvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.2 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan

voor de in artikel 4.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening geen of onvoldoende compensatie biedt of niet beschikbaar is.

Artikel 4.3 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 4.1 genoemde voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten indien de woning niet op voldoende compenserende wijze is aan te passen;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 4.4 Aanspraak op woonvoorzieningen

1.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan

voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 4.

    Van het primaat van de verhuizing als bedoeld in lid 1 wordt afgezien, indien de noodzakelijke aanpassingskosten beneden een bedrag liggen, dat is opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen.

  • 5.

    Een persoon, die in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding, maar besluit niet te verhuizen en op eigen kosten zijn woning adequaat aan te passen, kan voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen, die gelijk is aan het bedrag dat bedoeld wordt in lid 4.

Artikel 4.5 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan. Deze bepaling geldt voor zowel mensen met een eigen woning als verhuurders van woningen die bereid zijn de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning.

Artikel 4.6 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, AWBZ-instellingen inclusief verzorgingshuizen, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Tevens is deze bepaling van toepassing op stacaravans op kampeerterreinen en kamers, deel uitmakende van een zelfstandige woning, die worden (onder-)verhuurd en centra waar asielzoekers en statushouders conform de Vreemdelingenwet 2000 verblijven.

Artikel 4.7 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte tot een maximumbedrag. Dit bedrag is vastgelegd in het Besluit financiële bijdragen maatschappelijke ondersteuning.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de belanghebbende de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.

Artikel 4.8 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte.

Artikel 4.9 Kosten van huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan een door het college vast te stellen bedrag is aangepast op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten of op grond van het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 4.10 Beperkingen

  • 1. De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt afgewezen indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen, het verbreden van toegangsdeuren,, drempelhulpen of vlonders, opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw, de aanleg van een traplift, overige voorzieningen die door de gehandicapte noodzakelijkerwijs gebruikt worden om de normale woonfuncties uit te oefenen;

    • d.

      het een vergoeding voor de kosten van verhuizing en inrichting betreft en de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen

    • e.

      de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

  • 3. Geen bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt toegekend indien ten aanzien van de aanvrager een indicatie tot verblijf in een AWBZ-instelling is afgegeven en aanvrager ervoor kiest deze AWBZ-zorg thuis te ontvangen.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid blijft buiten toepassing indien de aanvrager verhuist naar een woning die, gelet op de beperkingen, als meest geschikt kan worden aangemerkt.

Artikel 4.11 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, de door de aanpassing ontstane meerwaarde aan het college te restitueren.

Artikel 4.12 Beperking zeer dure woonvoorzieningen

Woonvoorzieningen waarvan de totale kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning vastgesteld bedrag worden niet verleend.

Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    toegang tot het collectief vraagafhankelijk vervoer tegen verlaagd tarief;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 5.2 Het recht op een vervoersvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken

en sprake is van een zelfstandige vervoersbehoefte.

Artikel 5.3 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer een collectief vervoerssysteem geen of onvoldoende compensatie biedt of niet beschikbaar is.

Artikel 5.4 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,75 maal de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gilze en Rijen, voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 5.5 Omvang in gebied

Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Hoofdstuk 6 Verplaatsingsvoorzieningen

Artikel 6.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoelvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • b.

    een sportvoorziening.

Artikel 6.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen of een onvoldoende compenserende oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan maximaal eenmaal per drie jaar voor de in artikel 6.1, onder c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportvoorziening, evenals hulpmiddelen voor de sportvoorziening, onmogelijk maken;

    • b.

      de sportvoorziening wordt aangewend voor sportbeoefening in verenigingsverband.

Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2, lid 1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen

Artikel 7.1. Gebruik aanvraagformulier

  • 1. Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier;

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag op een andere wijze worden ingediend indien de situatie van de belanghebbende of het spoedeisende karakter hiertoe aanleiding geven.

Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. Deze deskundigen kunnen zowel daarvoor opgeleide gemeentelijke indicatiestellers als externe personen zijn, als onder 2 nader te noemen;

  • 2. Het college kan aan een onafhankelijke externe organisatie op niveau van een arts om advies vragen indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening naar verwachting om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door het college aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 7.3 Samenhangende afstemming

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 7.4 Voorwaarden

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 7.5 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.6 Opschorting

  • 1. Indien de belanghebbende de voor het behoud van een verleende voorziening van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleend aan het onderzoek schort het college het recht op de voorziening op vanaf de dag van het verzuim.

  • 2. Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigen hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

  • 3. Als de belanghebbende het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, beëindigt het college na het verstrijken van deze termijn de voorziening met ingang van de eerste dag waarover het recht op de voorziening is opgeschort.

  • 4. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van de herziening af te zien.

Artikel 7.7 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • c.

      de omstandigheden zijn gewijzigd en, indien deze gewijzigde omstandigheden zich op het moment van de aanvraag hadden voorgedaan, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • d.

      de omstandigheden zijn gewijzigd en hierdoor de noodzaak tot compensatie is vervallen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien:

    • a.

      de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden;

    • b.

      de in de toekenningsbeschikking genoemde gebruiksduur nog niet is verstreken en de met het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming aangekochte voorziening geen of geen toereikende compensatie meer biedt of door de aanvrager niet meer kan worden gebruikt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten worden ingetrokken, indien blijkt dat de belanghebbende 2 jaar na de toekenning niet daadwerkelijk is verhuisd.

  • 4. In de in de leden 1 en 2 onder b bedoelde gevallen dient de verstrekte voorziening te worden gerestitueerd binnen 6 weken nadat de intrekkingsbesluit aan betrokkene is meegedeeld.

Artikel 7.9 Terugvordering

  • 1. Ingeval een besluit tot toekenning van een voorziening is ingetrokken kan een op basis daarvan ten onrechte uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3. Ingeval een besluit tot toekenning van een persoonsgebonden budget is ingetrokken, terwijl aanvrager het persoonsgebonden budget reeds heeft aangewend voor de aankoop van een voorziening, dan kan het college volstaan met de terugvordering van deze voorziening.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

Artikel 8.1 Hardheidsclausule en onvoorziene situaties

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet neemt het college een besluit.

    Artikel 8.2 Vaststellen Besluit

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen (Besluit WMO Gilze en Rijen) nadere regels vast over de uitvoering van deze verordening.

    Artikel 8.3 Indexering

    Het college indexeert jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen geldende bedragen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

    Artikel 8.4 Evaluatie

    • 1.

      Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

    • 2.

      Eenmaal per jaar zal over de uitvoering van de in deze verordening genoemde voorzieningen een evaluatie plaatsvinden.

    Artikel 8.5 Inwerkingtreding

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking met ingang van 4 maart 2010.

    • 2.

      De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, vastgesteld op 19 september 2006, wordt ingetrokken.

    • 3.

      Voor personen die krachtens een indicatiebesluit op 28 februari 2010 recht hebben op hulp bij het huishouden blijft artikel 3.4 van de verordening bedoeld in het tweede lid van kracht tot de datum waarop een nieuw indicatiebesluit van kracht wordt.

    • 4.

      De artikelen 3.6 en 3.7 van de verordening bedoeld in het tweede lid blijven van kracht tot het moment waarop het college beleidsregels met betrekking tot de aanspraak op een maaltijdvoorziening of personenalarmering, en de hiermee samenhangende subsidiëring, heeft vastgesteld.

    • 5.

      Voor personen die op 28 februari 2010 krachtens een eerder genomen besluit toegang hebben tot het collectief vraagafhankelijk vervoer blijft artikel 5.4 van de verordening bedoeld in het tweede lid van kracht tot de datum waarop een nieuw indicatiebesluit van kracht wordt.

    Artikel 8.6 Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gilze en Rijen 2010 (Verordening Wmo 2010).

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van;

    22 februari 2010

    DE RAAD VOORNOEMD,

    de griffier, de voorzitter,

    mr. J.W. Timmermans drs. R.H. Roep