Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2016

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 december 2015;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2016

Artikel 1. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c. en d. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 2. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie, inclusief aanvragen op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c. en d. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 4. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

Artikel 3. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van de kosten voor de activiteit(en);

    • d.

      een begroting van de opbrengsten van de activiteit(en), waaronder ten minste:

  • I. een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteit(en) onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • II. een actueel overzicht van de aanwezige (bestemmings)reserves en voorzieningen inclusief (indien van toepassing) het onderliggende bestedingsplan;

  • III. een opgave van de wijze waarop de aanvrager getracht heeft andere middelen te verzamelen om uitvoering te kunnen geven aan de gewenste activiteit(en) en de mate waarin de aanvrager daarin is geslaagd (bijvoorbeeld contributie of entreegelden).

    e.een overzicht van de wijzen waarop de aanvrager de gewenste activiteiten in samenwerking met andere actoren voornemens is te realiseren;

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten en een opgaaf van de zittende bestuursleden toe aan de aanvraag, alsmede een afschrift van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar zoals die door de penningmeester of accountant zijn opgemaakt en ter goedkeuring en vaststelling zijn aangeboden aan bestuur of leden.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere gegevens te verlangen dan genoemd in het tweede en derde lid indien die andere gegevens voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn. Indien voor het nemen van een beslissing niet alle in het tweede en derde lid genoemde gegevens noodzakelijk zijn kan het college de te overleggen gegevens beperken.

Artikel 5. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die voor een of meer kalenderjaren wordt verstrekt, moet zijn ontvangen op uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie moeten zijn ontvangen tussen 8 en 16 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 6. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 7. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval voor zover de verlening een steunmaatregel zou vormen die in strijd is met artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen, tenzij de subsidie wordt gedekt door een specifieke uitkering van derden die mede is bestemd voor andere gemeenten;

    • b.

      voor zover activiteiten niet in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid, waaronder de Kadernotitie subsidiebeleid 2016-2019 en de subsidieregeling;

    • c.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      de activiteiten al door (andere) overheidsinstellingen worden bekostigd;

    • e.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • f.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de aanvrager niet alle benodigde vergunningen of ontheffingen heeft;

    • i.

      als de aanvrager niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet;

    • j.

      als een eenmalige/incidentele subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die tot de reguliere activiteiten van de aanvrager behoren;

    • k.

      voor zover al subsidie is verstrekt voor dezelfde activiteit;

    • l.

      voor zover activiteiten gericht zijn op het uitdragen van levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;

    • m.

      voor zover bepaalde groepen van deelname aan de activiteiten worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet een nuttig doel wordt gediend, zodat sprake is van ontoelaatbare discriminatie;

    • n.

      voor zover activiteiten gericht zijn op het maken van winst;

    • o.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 8. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 9. Algemene verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

  • a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

  • b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

  • d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 10. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot

  • a. het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht;

  • b. de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de activiteiten voor inwoners met een beperking;

  • c. de inzet bij de activiteiten van personen die onder de zorgplicht van de gemeente vallen in het kader van de Participatiewet.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000,--, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 11. Reserves

Het college kan bij subsidieregeling of in de subsidieovereenkomst bepalingen opnemen over het vormen van reserves.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000,--

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000,-- worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 8 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Binnen twee weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, meldt de aanvrager schriftelijk bij de gemeente of en hoe de activiteiten hebben plaatsgevonden.

  • 3. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 4. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000,-- wordt aanstonds een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 5. Indien de subsidie gezamenlijk is aangevraagd door twee of meer aanvragers gelden de verplichtingen uit dit artikel voor elke aanvrager afzonderlijk.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000,--

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000,-- dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

  • a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

  • b. in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

  • a. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening, die door de penningmeester of accountant is opgemaakt en ter goedkeuring en vaststelling is aangeboden aan bestuur of leden);

  • b. een overzicht in hoeverre vermogen is gevormd;

  • c. indien de subsidie meer bedraagt dan € 100.000,-- een subsidieverklaring van een onafhankelijke accountant (overeenkomstig het door het college vastgestelde protocol) of indien een gesubsidieerde organisatie valt onder de wettelijk verplichte accountantscontrole: een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en een controleverklaring door een onafhankelijk accountant;

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

  • 4. Indien de subsidie gezamenlijk is aangevraagd door twee of meer aanvragers, gelden de verplichtingen uit dit artikel voor elke aanvrager afzonderlijk.

Artikel 14. Subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt vast voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 2. Andere subsidies dan bedoeld in het eerste lid stellen burgemeester en wethouders vast binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 3. De termijn genoemd in het eerste en tweede lid kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidie-ontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 5. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a en b, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 6. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld.

Artikel 15. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 16. Hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1 en 2, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 17. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen wordt ingetrokken.

  • 2.

    a. Voor subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt wordt de subsidie die voor het jaar 2015

  • b.

    is verstrekt voortgezet tot 1 juli 2016.

  • c.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, dienen subsidieaanvragen voor deze activiteiten voor de periode 1 juli 2016 tot 1 januari 2017 uiterlijk voor 1 april 2016 te zijn ontvangen.

  • d.

    In afwijking van artikel 6, eerste lid, beslissen burgemeester en wethouders op de aanvraag als bedoeld onder b. voor 1 juli 2016.

  • e.

    in afwijking van hetgeen hiervoor onder a., b. en c. is vermeld gelden de volgende afwijkende overgangsregelingen voor:

    • i.

      Kunstpodium: zijn aparte afspraken over afbouw gemaakt conform collegebesluiten d.d. 17 december 2013 (BW13.00889) en 8 juli 2014 (BW14.00443).

    • ii.

      Brede School : subsidie loopt van schooljaar tot schooljaar en moet worden aangevraagd voor 1 april 2016. De subsidie voor het schooljaar 2016/2017 wordt onder het nieuwe beleid gebracht.

    • iii.

      Senioren Vereniging Rijen : heeft tijdelijk in 2014/2015 geen subsidie ontvangen. Subsidie voor de periode 1 januari 2016 – 1 juli 2016 overeenkomstig regels voorgaand beleid.

    • iv.

      Lokaal Steunpunt Mantelzorg: heeft tijdelijk geen subsidie ontvangen. Subsidie voor de periode 1 januari 2016 – 1 juli 2016 overeenkomstig regels voorgaand beleid.

  • 3.

    Op subsidiebesluiten die zijn genomen voor 1 januari 2016 en die betrekking hebben op subsidie voor het jaar 2016, blijft de Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 21 december 2015.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier, de voorzitter,
mr. J.W. Timmermans dr. A.J.W. Boelhouwer