Beleidsplan Vergunningen, Toezicht & Handhaving 2020-2024 Gilze en Rijen

Geldend van 27-05-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsplan Vergunningen, Toezicht & Handhaving 2020-2024 Gilze en Rijen

Inhoud

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Kader

2 Missie en visie

3 Doelen en uitgangspunten

3.1 Doelen

3.2 Uitgangspunten

4 Ontwikkelingen

5 Prioriteiten

6 Preventiestrategie

7 Vergunningenstrategie

8 Nalevingsstrategie

9 VTH-organisatie

10 Afstemmingspartners

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Waarom een VTH-beleidsplan?

Voor u ligt het beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (hierna: VTH beleidsplan) 2020-2024 van de gemeente Gilze en Rijen. Het VTH beleid is verplicht op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en beschrijft de keuzes die wij maken over de uitvoering van de vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH taken) van de regels voor de fysieke leefomgeving. Het VTH beleidsplan biedt inzicht in onze missie en visie, doelen en uitgangspunten, prioriteiten en welke strategieën wij hanteren voor het uitvoeren van de taken. Onderliggend document moet in samenhang worden gezien met het Bijlagenboek. Daar waar nodig wordt in dit document verwezen naar de uitgebreide toelichting in het Bijlagenboek.

1.2 Kader

Wat is het kader van het VTH beleidsplan?

Het VTH beleid ziet op de VTH-taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving. Het beleid ziet niet op de VTH-taken die door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) en de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (VRMWB) worden uitgevoerd. Zij hebben hun eigen beleids- en uitvoeringsstukken. Ook ziet het beleid niet op de openbare orde taken en verkeersovertredingen.

Zie hoofdstuk 2 Bijlagenboek.

2 Missie en visie

Wat is onze missie en visie?

Missie

Met het uitvoeren van onze VTH-taken werken wij samen met onze partners, burgers en bedrijven aan het bereiken en in stand houden van een veilige, gezonde en duurzame fysieke leefomgeving en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Visie

  • 1.

    Vergunningen, Toezicht en Handhaving zijn onze instrumenten waarmee we:

  • 2.

    Eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven stimuleren.

  • 3.

    Rechtszekerheid en -gelijkheid waarborgen.

  • 4.

    Naleefgedrag van burgers en bedrijven bevorderen.

  • 5.

    Integraal (breed) vraagstukken benaderen en hierin adviseren.

  • 6.

    Goed in kunnen schatten waar, welke risico’s zich voor kunnen doen.

  • 7.

    Duidelijkheid geven over ons gevoerde beleid.

  • 8.

    In verbinding komen, zijn en blijven met onze burgers, bedrijven en instanties.

  • 9.

    Initiatieven en ontwikkelingen mogelijk maken.

  • 10.

    Effectief en efficiënt (‘Slim’) handelen.

3 Doelen en uitgangspunten

Zie paragraaf 2.3 Bijlagenboek.

3.1 Doelen 

Wat zijn onze doelen?

  • 1.

    We beheersen en verbeteren de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving en faciliteren ontwikkelingen waar mogelijk. De focus ligt op veiligheid en duurzaamheid.

  • 2.

    Wij zijn dienstverlenend.

  • 3.

    Onze producten voldoen aan de wettelijke eisen en dragen bij aan een kwalitatieve leefomgeving.

  • 4.

    De kosten van VTH staan in verhouding tot de gestelde doelen.

* Welke activiteiten wij daarvoor verrichten en hoe wij dat meten leest u in het Bijlagenboek.

3.2 Uitgangspunten

Wat zijn onze uitgangspunten?

  • Vergunningen

    Toezicht

    Handhaving

    • 1.

      We werken vanuit vertrouwen, nabijheid en eigenaarschap.

    • 2.

      We communiceren in Heldere Taal.

    • 3.

      We beoordelen en behandelen gelijke gevallen op gelijke wijze.

    • 4.

      We blijven op een constructieve manier in (persoonlijk) contact met aanvragers.

    • 5.

      We beoordelen initiatieven op basis van zorgvuldigheid en hanteren het ‘ja, mits’-principe en denken mee binnen de mogelijkheden.

    • 6.

      We toetsen aan de hand van een risicomatrix.

    • 7.

      Aanvragen worden zo snel mogelijk afgehandeld en in ieder geval binnen de beslistermijnen.

    • 8.

      We kennen onze omgeving (burgers, bedrijven, gebieden, gebouwen etc.) zo goed mogelijk.

    • 1.

      We werken vanuit vertrouwen, nabijheid en eigenaarschap.

    • 2.

      We communiceren in Heldere Taal.

    • 3.

      We beoordelen en behandelen gelijke gevallen op gelijke wijze.

    • 4.

      We voeren het toezicht integraal uit.

    • 5.

      We blijven op een constructieve manier in (persoonlijk) contact met de gecontroleerde.

    • 6.

      De wijze en diepgang van het toezicht is afhankelijk van de risico’s van de betreffende activiteit.

    • 7.

      Het toezicht voeren we ‘slim’ uit: doelmatig, efficiënt en effectief.

    • 8.

      Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct opgetreden.

    • 9.

      We kennen onze omgeving (burgers, bedrijven, gebieden, gebouwen etc.) zo goed mogelijk.

    • 10.

      Het (naleef-)gedrag is van invloed op de controlefrequentie. Goed (naleef-)gedrag wordt beloond.

    • 1.

      Als niet tot een andere oplossing kan worden gekomen dan gaan wij handhaven.

    • 2.

      We werken vanuit vertrouwen, nabijheid en eigenaarschap.

    • 3.

      We communiceren in Heldere Taal.

    • 4.

      We beoordelen en behandelen gelijke gevallen op gelijke wijze.

    • 5.

      Handhavingsverzoeken worden (ongeacht de prioriteit) met voorrang opgepakt.

    • 6.

      Besluiten op handhavingsverzoeken worden binnen de beslistermijnen genomen.

    • 7.

      We blijven op een constructieve manier (persoonlijk) in contact met de overtreder.

    • 8.

      Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct opgetreden.

    • 9.

      We kennen onze omgeving (burgers, bedrijven, gebieden, gebouwen etc.) zo goed mogelijk.

    • 10.

      Als we een handhavingstraject hebben ingezet, wordt deze ook afgemaakt.

    • 11

      Het (naleef-)gedrag van overtreder is van invloed op de begunstigingstermijn.

4 Ontwikkelingen

Wat staat er op de agenda?

  • 1.

    Omgevingswet (stelselherziening)

  • 2.

    Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (private kwaliteitsborging)

  • 3.

    Energietransitie en klimaatadaptatie

5 Prioriteiten

Waar leggen wij de focus op?

Zie paragraaf 2.4 Bijlagenboek.

Landelijk

  • 1.

    Milieu

  • 2.

    Veiligheid

  • 3.

    Klimaat, energie en duurzaamheid

Bouwen

  • 1.

    Brandveiligheid

  • 2.

    Constructieve veiligheid

  • 3.

    Nieuwbouw

  • 4.

    Bouwwerken die zonder omgevingsvergunning gebouwd worden.

  • 5.

    Bouwwerken met omgevingsvergunning met een bouwsom van meer dan €150.000,-

  • 6.

    Slopen

  • 7.

    asbest (particulier)

  • 8.

    sloopveiligheid

Gebruik (bestemmingsplan)

  • 1.

    Onrechtmatige bewoning

  • 2.

    Duurzaam gebruik

  • 3.

    Veiligheid

Monumenten

  • 1.

    Beschermde (rijks)monumenten

6 Preventiestrategie

Preventiestrategie voor vergunningverlening

Hoe sturen we een vergunningaanvraag? (zie paragraaf 3.2 Bijlagenboek)

Eerste aanspreekpunt

  • 1.

    Informatie op gemeentewebsite

  • 2.

    Vergunningencheck op Omgevingsloket

  • 3.

    Beantwoorden van vragen

Vooroverleg en principeverzoek

  • 1.

    Toetsen van een conceptaanvraag op haalbaarheid

Preventiestrategie voor toezicht en handhaving

Hoe voorkomen we dat we bij overtredingen over moeten gaan tot handhaving? (zie paragraaf 4.2 Bijlagenboek)

  • 1.

    Communicatie, voorlichting en afstemming

  • 2.

    Informeren, voorlichten en afstemmen.

7 Vergunningenstrategie

Hoe toetsen wij vergunningaanvragen? (zie hoofdstuk 3 Bijlagenboek)

Risicogericht toetsen

De diepgang van de toetsing van aanvragen is afhankelijk van de risico’s van de gevraagde activiteit.

Via vaste toetsingskaders

Voor het behandelen en beoordelen van aanvragen hanteren wij vaste toetsingskaders. Deze kaders komen voort uit de wet en/of ons vastgestelde beleid.

8 Nalevingsstrategie

Hoe bereiken we naleving en wat is de rol van handhaving? (zie hoofdstuk 4 Bijlagenboek)

Toezichtstrategie

Hoe houden we toezicht?

Risicogericht toezicht

De frequentie en diepgang van toezicht is afhankelijk van de prioriteit.

Centraal staat:

  • 1.

    Brand- en constructieve veiligheid

  • 2.

    Opbouwen van vertrouwen

Sanctiestrategie

Hoe treden we op bij overtredingen?

  • 1.

    Landelijke Handhavingsstrategie

  • 2.

    Wij passen de landelijke handhavingsstrategie toe.

  • 3.

    Gelijke monniken, gelijke kappen

  • 4.

    Zelfde handhaving tegenover andere overheidsorganisaties.

Handhavingsverzoeken worden met voorrang opgepakt. Wij zetten zoveel mogelijk in op mediation in gevallen waarin dat mogelijk is.

Gedoogstrategie

Wanneer en hoe zien we van handhaven af?

Landelijk beleid ‘Grenzen aan gedogen’

Voorwaarden van gedogen:

  • 1.

    overmachtsituaties of overgangssituaties

  • 2.

    uitzonderingsgevallen + belangenafweging

  • 3.

    schriftelijk

  • 4.

    op verzoek

  • 5.

    persoons- en/of zaaksgebonden

  • 6.

    schenden gedoogvoorwaarden is handhaven

9 VTH-organisatie

  • 1.

    De VTH-organisatie heeft een plek in de ABG-organisatie (ambtelijke gefuseerd middels een gemeenschappelijke regeling sinds 2016) in het fysiek domein.

  • 2.

    De afdelingen en uitvoering van de VTH-taken zijn gescheiden.

  • 3.

    Voor calamiteiten zijn wij buiten kantooruren bereikbaar. Dit geldt alleen voor ernstige storingen die grote overlast veroorzaken of gevaarlijke situaties opleveren.

  • 4.

    Voor milieuklachten zijn wij via de OMWB ook buiten kantooruren bereikbaar.

  • 5.

    Klachten worden volgens de klachtenprocedure behandeld.

  • 6.

    Jaarlijks werken we in een uitvoeringsprogramma de specifieke Wabo VTH-taken uit en kennen we de benodigde capaciteit toe.

  • 7.

    De benodigde financiële middelen worden opgenomen in de begroting(en).

  • 8.

    Jaarlijks wordt de kritieke massa geëvalueerd.

10 Afstemmingpartners

Wie zijn onze afstemmingspartners? (zie paragraaf 4.6 Bijlagenboek)

  • 1.

    Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

  • 2.

    Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

  • 3.

    Pronvincie Noord-Brabant

  • 4.

    Politie

  • 5.

    Openbaar Ministerie

  • 6.

    Belastingdienst

  • 7.

    Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

  • 8.

    Dierenbescherming

  • 9.

    Controudetwern

  • 10.

    Inspectie SZW

Bijlagenboek Beleidsplan Vergunningen, Toezicht & Handhaving 2020-2024

Inhoud

1 Inleiding. 2

1.1 Aanleiding. 2

1.2 Kader. 2

2 Missie en visie. 3

3 Doelen en uitgangspunten. 4

3.1 Doelen. 4

3.2 Uitgangspunten. 5

4 Ontwikkelingen. 5

5 Prioriteiten. 7

6 Preventiestrategie. 8

7 Vergunningenstrategie. 8

8 Nalevingsstrategie. 10

9 VTH-organisatie. 12

10 Afstemmingpartners. 13

1 Afkortingenlijst. 2

2 Inleiding. 3

2.1 Hardheidsclausule. 3

2.2 Kader. 3

2.2.1 Wet VTH.. 3

2.2.2 Wabo-taken. 4

2.2.3 Verordening kwaliteit VTH.. 5

2.2.4 Kwaliteitscriteria 2.1 en 2.2. 5

Strategisch beleidskader. 8

2.3 Doelen en activiteiten. 8

2.4 Prioritering. 10

2.4.1 Landelijke prioriteiten. 10

2.4.2 Prioriteiten vergunningverlening. 10

2.4.3 Prioriteiten toezicht en handhaving. 11

2.4.4 Niet-Wabo taken. 12

Operationeel beleidskader. 14

3 Vergunningenstrategie. 14

3.1 Inleiding. 14

3.2 Preventiestrategie. 14

3.3 Toetsstrategie. 14

3.3.1 Meldingen. 16

3.3.2 Reguliere en uitgebreide procedure. 18

3.3.3 Strategie intrekken omgevingsvergunning. 24

4 Nalevingsstrategie. 26

4.1 Inleiding. 26

4.2 Preventiestrategie. 26

4.3 Toezichtstrategie. 26

4.3.1 Algemene werkwijze. 26

4.3.2 Toezicht tijdens de realisatiefase. 27

4.3.3 Toezicht tijdens de gebruiksfase. 29

4.3.4 Werkwijze handhavingsverzoeken. 30

4.4 Sanctiestrategie. 31

4.4.1 Algemene werkwijze. 31

4.4.2 Handhavingsinstrumenten. 34

4.5 Gedoogstrategie. 35

4.6 Afstemming werkzaamheden. 36

5 Bijlagen. 40

1 Afkortingenlijst

In het beleid worden de volgende afkortingen gebruikt:

  • ABRvS

    Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

    APV

    algemene plaatselijke verordening

    Awb

    Algemene wet bestuursrecht

    Bor

    Besluit omgevingsrecht

    College van B&W

    College van burgemeester en wethouders

    iTP

    integraal toezichtprotocol

    LHS

    Landelijke handhavingsstrategie

    LTB

    Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012

    Mor

    Ministeriële regeling omgevingsrecht

    OBM

    omgevingsvergunningen beperkte milieutoets

    OMWB

    Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

    Ov

    Omgevingsvergunning

    VRMWB

    Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

    VROM

    ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

    VTH

    Vergunningverlening, toezicht en handhaving

    Wabo

    Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

    Wet Bibob

    Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur

    Wro

    Wet ruimtelijke ordening

2 Inleiding 

Voor u ligt het bijlagenboek van het beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) 2020-2024 van de gemeente Gilze en Rijen. Het VTH beleid beschrijft de keuzes die wij, het college van burgemeester en wethouders, maken over de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de regels voor de fysieke leefomgeving. Het beleid biedt inzicht in welke taken prioriteit hebben, welke doelen wij onszelf stellen en welke strategieën wij hebben ontwikkeld voor het uitvoeren van de taken.

Wat is het onderscheid met het vorige beleid?

De ambtelijke organisaties van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen zijn per 1 januari 2016 gefuseerd. Er is een gezamenlijk beleidskader ontwikkeld. Daar waar noodzakelijk is op onderdelen een eigen invulling gegeven. Het vorige beleid was van 2016 tot 2020. Er is een aantal verschillen met het vorige beleid.

  • 1.

    Het vorige beleid ging alleen over de toezicht en handhaving; vergunningverlening was nog niet opgenomen. In dit beleidsplan is vergunningverlening wel opgenomen.

  • 2.

    De risicomatrix is enerzijds uitgebreid en anderzijds beperkt. De uitbreiding bestaat uit het meer volledig in beeld brengen van de (deelaspecten van de) Wabo-taken, omdat de wet dit verplicht stelt (zie paragraaf 2.2). De beperking is dat de openbare orde taken die voortvloeien uit onder andere de Opiumwet, drank- en horecawet, gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening niet zijn opgenomen. Ook ziet het beleid niet op het toezicht op verkeersovertredingen. Zie paragraaf 2.4.4 voor meer informatie. Uiteraard kosten deze taken wel capaciteit naast de Wabo-taken.

Enkele opmerkingen vooraf….

  • 1.

    Waar gesproken wordt over ‘hij’ kan vanzelfsprekend ook ‘zij’ gelezen worden.

  • 2.

    Waar gesproken wordt over ‘wij’ bedoelen we het college van burgemeester en wethouders.

2.1 Hardheidsclausule

Wij handelen in beginsel overeenkomstig het VTH-beleidsplan. Er is echter een uitzondering, namelijk tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (artikel 4:84 Awb). Als wij afwijken van de beleidsregel dan ligt daar een zorgvuldige belangenafweging en gemotiveerde beslissing aan ten grondslag.

2.2 Kader

Het VTH-beleidsplan is geschreven binnen een (verplicht) kader. In deze paragraaf wordt dat kader besproken.

2.2.1 Wet VTH

Op 14 april 2016 is de Wet verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (wet VTH) in werking getreden.[1] Deze wet heeft onder andere tot doel om de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken te verbeteren.[2] Doordat meer dan 500 instanties betrokken zijn bij de uitvoering van het omgevingsrecht ging dit ten koste van de kwaliteit. Er was namelijk sprake van versplintering van informatie. Ook zochten de instanties elkaar niet op.[3] 

2.2.2 Wabo-taken

De Wet VTH heeft betrekking op de wabo-taken. Het gaat dan om de bestuursrechtelijke vergunning-, toezicht- en handhavingstaken die wij op basis van artikel 5.1 van de Wabo hebben en de daaraan aangehaakte omgevingsvergunningen uit lokale verordeningen. Wij zijn het bevoegd gezag. Het ambtelijk apparaat dat deze besluiten uitvoert of hierover adviseert wordt gevormd door de gemeente of een werkorganisatie (ABG-organisatie) en de omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s. Hieronder wordt voor de duidelijkheid gesproken over ‘gemeente’ en ‘omgevingsdienst’.

Basistakenpakket en verzoektaken: OMWB

De omgevingsdiensten zijn met de komst van de Wet VTH in het leven geroepen om het basistakenpakket[4] namens de aangesloten overheden uit te voeren. Het gaat dan om milieutaken, zoals ten aanzien van geluid, bodem, water, lucht en natuur. Het basistakenpakket komt neer op de uitvoering van milieutoezicht, de voorbereiding van omgevingsvergunningen milieu en omgevingsvergunningen beperkte milieutoets (OBM), de beoordeling van meldingen en het voorbereiden van handhavingsbeschikkingen ten aanzien van bedrijven die onder het basistakenpakket vallen. Daarnaast zijn ook enkele niet-inrichtingsgebonden (NIG) taken zoals asbestverwijdering, ketengericht toezicht aan het basistakenpakket toegevoegd.

De Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) voert voor ons de basistaken uit. Zij doen dit nagenoeg geheel in mandaat (zie bijlage 7). Voor de basistaken heeft de OMWB het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2018 Regio Midden- en West-Brabant opgesteld dat is vastgesteld door de deelnemers van de OMWB (zie bijlage 5 en 6). Het gemeenschappelijke uitvoeringskader beschrijft de algemene uitgangspunten en de strategieën die door de OMWB worden gehanteerd bij de uitvoering van de VTH-milieutaak (vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied) voor de gemeenten in de regio Midden- en West-Brabant.

Risicogericht werken en programmeren is hierbij het centrale uitgangspunt. De OMWB en de deelnemers maken de beweging van taakgericht naar probleem- en risicogericht werken: ‘van vinken naar vonken’. Dit houdt in dat de OMWB en de deelnemers op grond van een risicoanalyse inhoudelijke keuzes maken en de beschikbare middelen inzetten waar de risico’s voor veiligheid, gezondheid, milieu en leefbaarheid hoger zijn. Op grond van deze analyse wordt in dit uitvoeringskader een risicozwaarte toegekend aan de branches die onder de VTH-taak van de OMWB vallen. Het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader wordt als hulpmiddel gebruikt voor het opstellen van de werkprogramma’s van de deelnemers voor het uitvoeren van zowel de basistaken als de verzoektaken.

Wij voeren de VTH taken voor de activiteiten bouw, ruimtelijke ordening en monumenten in beginsel zelf uit. Wij kunnen de omgevingsdienst ook opdracht geven om taken uit te voeren die niet behoren tot het basistakenpakket. Bijvoorbeeld indien de omgevingsdienst op bepaalde onderdelen meer expertise heeft. Dit heten verzoektaken. Deze verzoektaken zien overigens niet alleen op wabo VTH taken. Dit kunnen ook advies en onderzoekstaken op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling zijn.

2.2.3 Verordening kwaliteit VTH

Op 8 mei 2017 heeft de gemeenteraad de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht (verordening VTH) vastgesteld. De verordening gaat uit van een brede verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies voor kwaliteit. Dat wil zeggen dat als vertrekpunt wordt genomen dat alle taken van het college van B&W op grond van de Wabo en de betrokken wetten, onderwerp van de verordening vormen. Het gaat dan om de thuistaken, basistaken en verzoektaken. Het uitgangspunt zijn de kwaliteitscriteria 2.1 en sinds 1 juli 2019 ook de kwaliteitscriteria 2.2 (wijzigingen ten aanzien van de kritieke massa).

2.2.4 Kwaliteitscriteria 2.1 en 2.2

Kwaliteitscriteria voor de uitvoering van de VTH-taken en bevoegdheden door de betrokken bestuursorganen vormen het eerste fundament van het nieuwe VTH-stelsel.[5] De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van de VTH-taken door gemeenten en provincies in het omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen.[6] De criteria gaan over proces, inhoud (eisen aan het proces) en kritieke massa (omvang en kwaliteit van uitvoerend personeel).

De Kwaliteitscriteria 2.1 uit 2012 stellen eisen aan het te doorlopen proces. Dit ziet niet alleen op het proces zelf, maar ook welke eisen per stap worden gesteld (inhoud). Voor een uitgebreide uitleg wordt nadrukkelijk verwezen naar de Kwaliteitscriteria 2.1 uit 2012. Zie de beleidscyclus (big-8)[7] zoals in de Kwaliteitscriteria 2.1 is weergegeven en een korte toelichting erop.

Aan de hand van de beleidscyclus is het onderliggende beleid geschreven.

De strategische cyclus is grofweg gezegd de denk-fase (theorie). Welke prioriteiten en doelen stellen wij onszelf op basis van de ons beschikbare gegevens (rapportage en evaluatie) ten aanzien van de VTH-taken (strategisch beleidskader)? Hoe gaan wij de VTH-taken uitvoeren (operationeel beleidskader)?

De operationele cyclus is de doen-fase (praktijk). Het uitvoeren van wat is uitgedacht in de strategische cyclus. De voorbereiding ziet op het hebben van protocollen en werkinstructies, de wijze van interne en externe afstemming. Het uitvoeren van de VTH-taken ziet op het hebben van voldoende voorzieningen deze taken goed te kunnen vervullen. En monitoren is noodzakelijk om de juiste gegevens te verzamelen om te kunnen sturen (is het bijv. noodzakelijk om nog toezicht te houden als x controles worden uitgeoefend op prioriteit zeer hoog, terwijl er nooit overtredingen zijn?).

De planning en control fase is de afstemming tussen denken en doen. Is wat we hebben uitgedacht (strategische cyclus) ook praktisch uitvoerbaar (operationele cyclus)? Voldoet de organisatie aan de randvoorwaarden (zie de kwaliteitscriteria welke dat zijn)? Hebben we voldoende capaciteit en financiële middelen om de gestelde doelen te realiseren? Voldoet het uitvoerend personeel aan de eisen om de VTH-taken uit te voeren (kritieke massa)? Ons uitvoeringsprogramma en onze evaluatie van de kritieke massa staan hierin centraal.

Het beleid en het uitvoeringsprogramma dienen regelmatig te worden geëvalueerd (rapportage en evaluatie). Uit de evaluatie blijkt of de risicoanalyse (die de prioriteiten bepalen) en de doelen moeten worden aangepast (strategische cyclus). Dat heeft weer zijn weerslag in de operationele cyclus. In de operationele cyclus kan blijken dat de strategische cyclus weer dient te worden aangepast. De één vindt dus zijn weerslag in de ander en vice versa. Er dient met andere woorden continu aan de knoppen gedraaid te worden. Zoals met elke keten geldt, is die zo sterk als de zwakste schakel. Als dus één onderdeel van de beleidscyclus zwak wordt uitgevoerd, dan heeft dat effect op de gehele keten. De BIG-8 is dus nooit af, maar dient een goed gesmeerde machine te zijn die continu aan verbetering onderhevig is.  

Strategisch beleidskader

2.3 Doelen en activiteiten

De doelen moeten SMART zijn (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) en volgens de Verordening kwaliteit VTH in ieder geval zien op dienstverlening, uitvoeringskwaliteit en financiën (artikel 4 lid 2). De doelen moeten meetbaar zijn om risicogericht te kunnen sturen. Dit zijn de indicatoren (hoe meet/verifieer je het doel?). Om te meten moet er gemonitord worden. Momenteel gebeurt dit beperkt en veelal kwantitatief en niet kwalitatief. Op het moment van schrijven wordt een nieuw digitaal systeem aanbesteed om dit beter te monitoren. Naar verwachting kunnen we dit systeem vanaf 2021 inrichten.

In het jaarlijks uitvoeringsprogramma werken we de doelen en bijbehorende activiteiten uit.

  • We beheersen en verbeteren de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving en faciliteren ontwikkelingen waar mogelijk. De focus ligt op veiligheid en duurzaamheid.

  • 1.

    Met veiligheid willen wij het gevoel van veiligheid vergroten, de burger meer inzicht verschaffen in de veiligheidssituatie, het naleefgedrag vergroten en het aantal meldingen, incidenten en slachtoffers beperken.

  • 2.

    Duurzaamheid ziet toe op het zo zuinig mogelijk omgaan met energie door inrichtingen en het zo duurzaam mogelijk bouwen van woningen.

  • Activiteiten

    Indicatoren

    Ten aanzien van bouwwerken toetsen en houden we toezicht op brand- en constructieve veiligheid.

    Percentage dat de omgevingsvergunning wil uitvoeren en uitvoert volgens de brand- en constructieve veiligheidsvoorschriften.

    We houden samen met de brandweer integraal risicogericht toezicht.

    Percentage toezichtzaken waarbij integraal toezicht met de brandweer is geweest.

    We houden toezicht op de brandveiligheid van gebouwen.

    Percentage door toezichthouder verrichte controles op brandveilig gebruik.

    We houden toezicht op de veiligheid op recreatieparken.

    Percentage constateringen op recreatieparken van overtredingen van voorschriften uit het bestemmingsplan (bijv. afstand tussen objecten) en het Bouwbesluit gericht op veiligheid.

    We houden toezicht op panden / opstallen die niet voor bewoning bestemd / geschikt zijn.

    Percentage constateringen op panden die in strijd met het bestemmingsplan (zonder omgevingsvergunning) worden gebruikt.

    We toetsen vergunningaanvragen die betrekking hebben op woningen en bedrijven < 40m3 aardgas per jaar gebruiken op het criterium dat er geen aardgasaansluiting is.

    Percentage vergunningaanvragen die voldoen aan het criterium dat er geen aardgasaansluiting is.

    We zien erop toe dat bedrijven/instellingen met een verbruik > 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas of een equivalent ervan, voldoen aan de informatieplicht van energiebesparende maatregelen.

    Percentage constateringen waaruit blijkt dat bedrijven/instellingen voldaan hebben aan de informatieplicht.

    We zien erop toe dat bedrijven/instellingen met een verbruik > 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas of een equivalent ervan, maatregelen hebben genomen om energie te besparen (energiebesparingsplicht).

    Percentage gedane constateringen (uit controles of informatieplichten) waaruit blijkt dat bedrijven/instellingen energie besparen.

    We zien toe op het juist toepassen van landschappelijke inpassing bij bouwprojecten.

    Percentage landschapsplannen die in de praktijk zijn gerealiseerd.

Dienstverlening

Dienstverlening ziet op de manier waarop en de snelheid waarmee wij met belanghebbenden omgaan. De activiteiten die wij daarvoor verrichten zien op de mate van bereikbaarheid, terugkoppeling, snelheid, betrouwbaarheid en duidelijkheid.

  • Wij zijn dienstverlenend.

    Activiteiten

    Indicatoren

    Wij besluiten op aanvragen om omgevingsvergunning binnen beslistermijnen.

    Percentage besluiten op aanvragen om omgevingsvergunning die binnen de beslistermijn zijn genomen.

    Wij besluiten op verzoeken in het kader van handhaving binnen de beslistermijnen.

    Percentage besluiten op aanvragen in het kader van handhaving die binnen de beslistermijn zijn genomen.

    Wij schrijven in Heldere Taal.

    Percentage brieven die aan de eisen van Heldere Taal voldoen (begrijpelijkheid, leesbaarheid, duidelijkheid). Steekproefsgewijze meting via een interne audit. Dit pakken we op in 2020 en verder.

Uitvoeringskwaliteit

  • Onze producten voldoen aan de wettelijke eisen en dragen bij aan een kwalitatieve leefomgeving.

    Activiteiten

    Indicatoren

    Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving stellen we (een handboek met) werkprocessen en protocollen op en/of actualiseren deze.

    Actueel (handboek met) werkprocessen en protocollen.

    We evalueren de kritieke massa aan de hand van de actuele kwaliteitscriteria en nemen zo nodig actie om te voldoen aan de kwaliteitscriteria.

    Jaarlijkse evaluatie kritieke massa conform de Verordening kwaliteit VTH van toepassing zijnde kwaliteitscriteria.

    We integreren het Integraal toezichtprotocol (iTP) in onze werkprocessen. We betrekken daarbij de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

    In 2021 hebben we onze werkprocessen aangepast.

    We zetten een intern audit systeem op en voeren deze in waarbij besluiten in het kader van de wabo VTH-taken kunnen worden getoetst aan de eisen van de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zie ook kwaliteitscriteria 14.6.

    Systeem interne audit is in 2023 opgezet en ingevoerd.

Financiën

  • De kosten van VTH staan in verhouding tot de doelen.

    Activiteiten

    Indicatoren

    In het uitvoeringsprogramma nemen wij met inachtneming van de doelen en prioriteiten de concrete activiteiten ten aanzien van de wabo VTH-taken en de daarvoor benodigde capaciteit op.

    De benodigde capaciteit ten aanzien van de wabo VTH-taken is opgenomen in het uitvoeringsprogramma.

    We nemen de benodigde personele en financiële middelen ten aanzien van de VTH wabo-taken op in de begroting.

    De benodigde personele en financiële middelen voor de wabo VTH-taken en (uitgewerkte) en opgepakte doelen zijn opgenomen in de begroting.

    We rekenen leges bij vergunningverlening. (NB Deze dekken de kosten van vergunningverlening niet.)

    Inkomsten leges. Deze staan in de begroting.

2.4 Prioritering

2.4.1 Landelijke prioriteiten 

  • 1.

    Milieu

  • 2.

    Veiligheid

  • 3.

    Klimaat, energie en duurzaamheid

2.4.2 Prioriteiten vergunningverlening

Wij moeten alle omgevingsvergunningaanvragen en meldingen in behandeling nemen. Op basis van een risicoanalyse mogen we wel prioriteiten en verschillen in diepgang van toetsing aanbrengen.[8] Zie hiervoor paragraaf 3.3.2.3. De prioriteiten van vergunningverlening hebben we vastgesteld aan de hand van een risicomatrix (zie bijlage 2).

Prioriteit zeer hoog

  • 1.

    Aanvraag ov activiteit bouwen van een bouwwerk met een bouwsom van meer dan €150.000,-.

  • 2.

    Aanvraag ov activiteit ‘beschermde rijksmonumenten’

  • 3.

    Melding activiteit ‘slopen met asbest’ (particulier)

Prioriteit hoog

  • 1.

    Aanvraag ov activiteit bouwen van een bouwwerk met een bouwsom van minder dan €150.000,-.

  • 2.

    Aanvraag ov activiteit ‘gebruik / bouwen in strijd met bestemmingsplan’

  • 3.

    Aanvraag ov activiteit ‘slopen bouwwerken op grond van bestemmingsplan of erfgoedverordening’

Prioriteit midden

  • 1.

    Aanvraag ov activiteit ‘op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken’

Prioriteit laag

  • 1.

    Aanvraag ov activiteit ‘uitvoeren van een werk of werkzaamheden’

  • 2.

    Melding activiteit ‘slopen (sloop>10m3)’

  • 3.

    Aanvraag ov activiteit ‘(wijzigen) aanleg weg’

  • 4.

    Aanvraag ov activiteit ‘een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen’

  • 5.

    Aanvraag ov activiteit ‘(doen) vellen van een houtopstand’

2.4.3 Prioriteiten toezicht en handhaving

De prioriteiten van toezicht en handhaving hebben we vastgesteld aan de hand van een risicoanalyse (zie bijlage 3). In paragraaf 4.3 (toezichtstrategie) is te zien welke mate van toezicht wij uitoefenen per prioriteit.

Prioriteit zeer hoog

  • 1.

    · In strijd met ov bouwen van een bouwwerk met een bouwsom van meer dan €150.000,-.

  • 2.

    Zonder ov bouwen van een bouwwerk met een bouwsom van minder dan €150.000,-.

  • 3.

    Zonder ov bouwen van een bouwwerk met een bouwsom van meer dan €150.000,-.

  • 4.

    Zonder ov in strijd met ruimtelijke regels ‘(onrechtmatige) bewoning of woningsplitsing’

  • 5.

    In strijd met ruimtelijke regels handelen zodra ‘afloop instandhoudingstermijn en termijn tijdelijke ontheffing / beschikking / (vergunningsvrije) mantelzorgwoningen’

  • 6.

    Zonder ov of instandhoudingsplicht ‘wijzigen, slopen of in afwijking verbouwen beschermd monument’

  • 7.

    Activiteit met melding ‘particuliere sloop met asbest’

  • 8.

    Activiteit zonder melding ‘particuliere sloop met asbest’

Prioriteit hoog

  • 1.

    In strijd met ov bouwen van een bouwwerk met een bouwsom van minder dan €150.000,-.

  • 2.

    Zonder ov uitvoeren van ‘landschappelijke inpassingen’

  • 3.

    Zonder ov in strijd met de ruimtelijke regels ‘bedrijfsmatige activiteiten op een perceel verrichten’

  • 4.

    In strijd met ov of instandhoudingsplicht ‘wijzigen, slopen of in afwijking verbouwen beschermd monument’

  • 5.

    In strijd met ov slopen van bouwwerken

  • 6.

    Zonder ov ‘kappen van bomen / houtopstand’

Prioriteit midden

  • 1.

    In strijd met ov ‘realiseren / uitvoeren landschappelijke inpassingen’

  • 2.

    In strijd met ov bouwen of in gebruik hebben van ‘bouwwerken of gronden’

  • 3.

    Slopen in strijd met ‘bouwbesluit, bestemmingsplan’

  • 4.

    In strijd met ov ‘uitvoeren of aanbrengen handelsreclame’

Prioriteit laag

  • 1.

    In strijd met ov uitvoeren van een werk of werkzaamheden ‘overige aanlegactiviteiten’

  • 2.

    Gebruik gronden / bouwwerken in strijd met ‘voorbereidingsbesluit / verklaring Minister of Provinciale Staten’

  • 3.

    Sloopactiviteiten met sloopmelding

  • 4.

    In strijd met ov ‘uitweg maken, hebben of veranderen of het gebruik daarvan veranderen’

  • 5.

    Zonder ov ‘uitweg maken, hebben of veranderen of het gebruik daarvan veranderen’

  • 6.

    In strijd met ov ‘kappen bomen / houtopstand’

2.4.4 Niet-Wabo taken

De gemeente is uiteraard niet alleen bezig met de uitvoering van de Wabo-taken. De gemeente heeft ook niet-Wabo taken. Dit zijn veelal openbare orde taken, waarbij de burgemeester bevoegd gezag is en waarmee het ambtelijk apparaat belast is met de uitvoering. Te denken valt onder andere aan:

  • 1.

    art. 13b Opiumwet (sluiting drugspanden);

  • 2.

    algemene plaatselijke verordening;

  • 3.

    drank- en horecawet; en

  • 4.

    in mindere mate de gemeentewet (art. 172-174a).

Taken van openbare orde hebben afhankelijk van de omstandigheden van het geval en na een zorgvuldige afweging in de meeste gevallen een hoge prioriteit. Deze taken worden dan ook naast de Wabo-taken met hoge prioriteit met voorrang opgepakt. Er zal worden bezien of op een later moment ook ten aanzien van deze taken een risicomatrix wordt opgesteld.

Daarnaast wordt er ook gecontroleerd op verkeersovertredingen. Het gaat dan veelal om fout parkeren. Dit toezicht wordt uitgeoefend door de buitengewoon opsporingsambtenaren voor de Officier van Justitie (Openbaar Ministerie). Vanzelfsprekend ziet het beleid daar niet op, maar nemen deze taken wel capaciteit in beslag.

Verwezen wordt naar de beleidsstukken die bestaan omtrent deze onderwerpen. Denk onder andere aan het integraal veiligheidsbeleid en het Damoclesbeleid.

Operationeel beleidskader

3 Vergunningenstrategie

3.1 Inleiding

De vergunningenstrategie beschrijft als onderdeel van de operationele beleidscylcus onze werkwijze(n) die wij hanteren om de taken van de Wabo uit te voeren. De belangrijkste taken ten aanzien van vergunningen zijn de volgende:

  • 1.

    het voeren van een vooroverleg voorafgaand aan de definitieve aanvraag;

  • 2.

    het in behandeling nemen van vergunningaanvragen en deze verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken;

  • 3.

    het in behandeling nemen en afhandelen van meldingen;

  • 4.

    het verlenen van ontheffingen/afwijkingen ruimtelijke regels;

  • 5.

    het behandelen en beantwoorden van vragen over vergunningvrij bouwen; en

  • 6.

    het behandelen en beantwoorden van informatieverzoeken.

De strategie voor vergunningen is uitgesplitst in de preventiestrategie en een toetsstrategie.

3.2 Preventiestrategie

De preventiestrategie ziet op het informeren van burgers, bedrijven en instanties over de geldende wet- en regelgeving. In principe wordt een ieder geacht de wet te kennen, maar in de praktijk weten we dat niet iedereen elke regel kent. De gemeente heeft mede in het kader van de dienstverlening een aantal wegen openstaan die dit probleem kunnen ondervangen.

Eerste aanspreekpunt

Allereerst is informatie te vinden op de website van de gemeente. Daarnaast is er ook het landelijke Omgevingsloket waarin initiatiefnemers een vergunningcheck kunnen doen. Tot slot beantwoordt de gemeente vragen per telefoon en per e-mail.

Vooroverleg en principeverzoek

Via het vooroverleg en principeverzoek kunnen initiatiefnemers een concept aanvraag indienen. Het cluster Ruimtelijke Ontwikkeling behandelt het principeverzoek en het cluster vergunningverlening behandelt het vooroverleg. Beide instrumenten hebben tot doel om na te gaan of een voorgenomen activiteit mogelijk is of mogelijk kan worden gemaakt. Het principeverzoek wijkt in zoverre van het vooroverleg af dat het principeverzoek altijd een activiteit bevat die in strijd is met het bestemmingsplan. Wij worden gevraagd om een principebesluit te nemen. Beide middelen stellen een initiatiefnemer in de gelegenheid om de haalbaarheid van een concept aanvraag na te gaan zonder veel kosten te maken en het plan al tot in detail uit te hoeven werken. Uiteraard staat het partijen altijd vrij om een omgevingsvergunning aan te vragen en de formele procedure te bewandelen. Hieruit volgen de officiële besluiten waartegen bezwaar en beroep open staat.

3.3 Toetsstrategie

Zodra een formele aanvraag wordt ingediend wordt de toetsstrategie ingezet. In de meeste gevallen is er sprake van een gebonden beschikking. Dit betekent dat de wet- en regelgeving duidelijke criteria stelt aan het verlenen dan wel weigeren van een omgevingsvergunning. Een voorbeeld is het toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (art. 2.1 lid 1 sub a Wabo). Het toetsingskader is te vinden in art. 2.10 van de Wabo. Een voorbeeld van een vrije beschikking is het bouwen of gebruiken in strijd met het bestemmingsplan (art. 2.1 lid 1 sub c Wabo). Het toetsingskader is te vinden in art. 2.12 van de Wabo. In dat geval moet er sprake zijn van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Wat dat precies is ligt ter beoordeling aan het bevoegd gezag. De wijze van het indienen van een aanvraag, de voorbereidingsprocedures, de besluitvorming en de termijnen zijn wettelijk vastgelegd en geven dus een beperkte vrijheid in de wijze van uitvoering.

In de Awb en de Wabo zijn de procedures te vinden en hiermee dan ook de basis. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen een aanvraag om omgevingsvergunning die conform de reguliere of uitgebreide procedure moet worden behandeld en meldingen.

  • Aanvraag om omgevingsvergunning reguliere procedure

    Binnen maximaal 8 weken moet een besluit op de aanvraag genomen worden. Eenmalig mag de beslistermijn met 6 weken worden verlengd. Bij gefaseerde aanvragen zijn verschillende termijncombinaties mogelijk. Bij de aanvraag van meervoudige (deel-) activiteiten is de deelactiviteit met de langste beslistermijn bepalend.

    Wordt er binnen genoemde termijn geen besluit genomen dan is er sprake van een vergunning van rechtswege.

    Aanvraag om omgevingsvergunning uitgebreide procedure

    Binnen maximaal 26 weken moet een besluit op de aanvraag genomen worden. Eenmalig mag de beslistermijn met 6 weken verlengd worden. Bij gefaseerde aanvragen zijn verschillende termijncombinaties mogelijk. Bij de aanvraag van meervoudige (deel-)activiteiten is de deelactiviteit met de langste beslistermijn bepalend.

    De termijn van 26 weken betreft een termijn van orde. Er kan geen vergunning van rechtswege ontstaan. Wel treedt dan de wet dwangsom in werking. Het is aan de aanvrager om daar wel of geen beroep op te doen.

    Meldingen (sloop, milieu en gebruik)

    De melding kan door het bevoegd gezag niet geweigerd worden. Daarnaast is de beslissing tot acceptatie van de melding géén besluit als bedoeld in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hiertegen staan dan ook geen rechtsmiddelen zoals bezwaar open.

    Nadere voorwaarden

    Het stellen van nadere voorwaarden (na een melding) is een besluit in de zin van de Awb. Formeel geldt dit ook voor het opleggen van maatwerkvoorschriften. Op grond van artikel 7.1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) behoort dat echter tot de (basis)taken van de omgevingsdienst en valt daarmee buiten de reikwijdte van dit beleid.

Casemanager of vergunningverlener

Bij de vergunningverlening werken wij met een casemanager. De casemanager is verantwoordelijk voor het afhandelen van aanvragen en meldingen van een initiatief, wat tevens het bewaken van overzicht over lopende procedures omvat, de voortgang/termijnbewaking en het uitzetten van adviesverzoeken bij interne en externe adviseurs. De casemanager is ook het aanspreekpunt voor de aanvrager/melder en is verantwoordelijk voor het informeren van de aanvrager/melder. Kortom de casemanager vervult een centrale rol in het vergunningenproces.

3.3.1 Meldingen

Diverse vergunningstelsels zijn de afgelopen jaren vervangen door een systeem van meldingen, zoals de melding Activiteitenbesluit of de meldingen brandveilig gebruik en slopen uit het Bouwbesluit. Bij meldingen gaat de wetgever er vanuit dat voor bepaalde activiteiten kan worden volstaan met een mededeling aan het bevoegd gezag. Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit inderdaad meldingsplichtig is en of de melding volledig is ingediend. Een inhoudelijke beoordeling van de melding is vastgelegd door de wetgever. Het accent van de taken van de gemeente met betrekking tot meldingen verplaatst zich daarom naar het uitvoeren van toezicht.

Werkwijze melding

Wij hanteren de volgende algemene werkwijze voor de behandeling van een melding:

  • 1.

    Intake:

    • 1.

      Inboeken en zo nodig digitaliseren van de melding, registeren melding in backoffice applicatie(s), door administratie toekennen aan casemanager;

    • 2.

      Toets volledigheid:

      • 1.

        Toets melding aan de indieningsvereisten (volledigheid melding); een onvolledige sloopmelding is geen melding, bij de milieumelding en melding brandveilig gebruik is er wel de mogelijkheid tot aanvulling van een incomplete melding (casemanager);

      • 2.

        Toets inhoud:

        • 1.

          Is voldoende aannemelijk dat de melding overeenkomt met het werkelijk (voorgenomen) gebruik of de (voorgenomen) uitvoering van werken? Het betreft een uiterst globale schouwing op basis van opleiding en ervaring.

        • 2.

          De ingediende gegevens worden verder niet inhoudelijk getoetst, tenzij wettelijk voorgeschreven. Indien wettelijk voorgeschreven: (specialistische) toetsing en advisering door casemanager en/of andere interne en of externe adviseur(s) m.b.t. alle relevante beoordelingskaders.

        • 3.

          Globale beoordeling of mogelijk nadere voorwaarden nodig zijn.

        • 4.

          Publiceren melding, waarmerken stukken en verzending bevestiging ontvangst acceptatie (administratie).

Toetsing

De criteria voor de volledigheid en eventuele inhoudelijke toets van een melding staan in de betreffende wettelijke voorschriften of lokale verordening(en). In deze paragraaf staan wij stil bij de beoordeling van enkele ‘bijzondere’ meldingen.

Melding Activiteitenbesluit

Voor veel inrichtingen is geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu meer nodig. Er kan worden volstaan met een melding. Meldingen ten aanzien van de basistaken handelt de omgevingsdienst af. (Milieu)meldingen die niet onder het basistakenpakket vallen sturen wij ter beoordeling door naar de OMWB. Bij een melding activiteitenbesluit zet onze administratie de melding als adviesverzoek door naar de OMWB. De door de administratie vergunningverlening aangewezen casemanager toetst de gemelde activiteiten aan het geldende bestemmingsplan. Als blijkt dat de melding niet voldoet aan het bestemmingsplan stuurt de casemanager de uitkomst hiervan naar de OMWB. In alle ABG gemeenten is mandaat verleend aan de OMWB om deze te behandelen. De uitvoering ervan ligt vast in het “Gemeenschappelijk Uitvoeringskader” van de OMWB.

Sloopmelding

Met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is voor gebouwen en bouwwerken en het verwijderen van asbesthoudende materialen geen omgevingsvergunning voor de activiteit slopen meer nodig. Wel geldt een meldingsplicht, die niet valt onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In het Bouwbesluit zijn de procedurele voorschriften voor het indienen van een sloopmelding opgenomen, alsmede de gegevens en bescheiden die bij de melding verstrekt moeten worden (indieningsvereisten).

Als blijkt dat de melding niet volledig is stellen wij de aanvrager daarvan in kennis en moet de aanvrager een nieuwe melding doen met de juiste stukken. De melding mag niet worden aangevuld.

Particuliere asbestsloopmeldingen worden geheel door de administratie behandeld.

Bedrijfsmatige asbest sloopmeldingen sturen wij naar de OMWB. De OMWB beoordeelt de sloopmelding en zorgt voor de correspondentie richting aanvrager. De administratie krijgt hiervan een afschrift voor het dossier en zorgt voor de bekendmaking.

Is er sprake van een bouwkundige sloop gecombineerd met asbestverwijdering dan beoordeelt de OMWB het asbestdeel en adviseert ons. De toegewezen casemanager beoordeelt de bouwkundige sloop en zorgt samen met het advies van de OMWB voor bericht naar de aanvrager. De administratie handelt het dossier dan verder af, waarmerkt de stukken, verzend en publiceert.

Mogelijk heeft de sloopmelding gevolgen voor archeologie als dat bepaald is in het bestemmingsplan of voor de Flora- en fauna. Het is niet zo dat wij dat als voorwaarden aan de melding mogen verbinden. Wij wijzen de aanvrager daar dan wel op in een brief.

Melding brandveilig gebruik c.q. gebruiksmelding

In het Bouwbesluit zijn de procedurele voorschriften voor het indienen van een gebruiksmelding opgenomen, alsmede de gegevens en bescheiden die bij de melding verstrekt moeten worden (indieningsvereisten).

Bij een melding brandveilig gebruik wordt door de casemanager de melding als adviesverzoek doorgezet naar de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (VRMWB). In afwijking van de algemene werkwijze toetst de VRMWB (i.p.v. de casemanager) of de melding volledig is. Vervolgens toetst de VRMWB op basis van de geldende wet- en regelgeving het adviesverzoek inhoudelijk, in die zin dat er beoordeeld wordt of er sprake is van onveilige situaties. De VRMWB adviseert in de regel binnen 10 werkdagen na het adviesverzoek melding brandveilig gebruik. Wij nemen het advies van de VRMWB over, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van de advisering. Indien het op basis van de melding niet aannemelijk is dat het voorgenomen gebruik voldoende brandveilig is, stellen wij nadere voorwaarden.

Nadere voorwaarden bij meldingen

Op basis van een ontvangen melding kan het nodig zijn dat wij nadere voorwaarden moeten stellen. Het gaat dan om een besluit in de zin van de Awb. Het stellen van nadere voorwaarden is aan de orde bij meldingen activiteitenbesluit, sloopmeldingen en meldingen brandveilig gebruik.

Nadere voorwaarden aan een melding Activiteitenbesluit

Aan een melding kunnen nadere voorschriften gesteld worden. De OMWB heeft mandaat om deze op te leggen en te behandelen. Als het gaat over strijdig gebruik met andere regels werken wij met OMWB samen.

Nadere voorwaarden sloopmelding

Wij kunnen na ontvangst van een sloopmelding nadere voorwaarden aan het slopen opleggen. In principe zijn de procedurele en inhoudelijke voorschriften van het Bouwbesluit toereikend om de uitvoering van sloopwerkzaamheden verantwoord te laten plaatsvinden. In het algemeen zullen wij dan ook geen noodzaak zien om na een sloopmelding nadere voorwaarden te stellen. Voor het incidentele geval dat dit toch nodig blijkt te zijn, is maatwerk aan de orde en beoordelen wij het specifieke geval op zich.

Nadere voorwaarden brandveilig gebruik

Ook wanneer een gebruiksmelding nodig is, moet het gebruik van het bouwwerk voldoen aan de geldende wet en regelgeving (Bouwbesluit). Wanneer het voorgenomen gebruik beoordeeld naar de uitgangspunten van het Bouwbesluit niet voldoende brandveilig wordt geacht, kunnen wij na een gebruiksmelding nadere voorwaarden aan het brandveilig gebruik van dat bouwwerk stellen. Omdat de algemene eisen uit het Bouwbesluit 2012 in het algemeen voldoende zijn om het brandveilig gebruik te waarborgen, zullen wij in de meeste gevallen geen noodzaak zien om nadere voorwaarden op te leggen. In die specifieke gevallen waarin deze noodzaak wel aan de orde is, is er sprake van maatwerk. Hiervan is voornamelijk sprake bij bijeenkomstgebouwen met een hoge personenbezetting zoals cafés, discotheken, zalencentra en restaurants. De nadere voorwaarde zal dan vaak betrekking hebben op het maximaal aantal personen dat tegelijk in (een deel van) het gebouw aanwezig mag zijn, veelal een gebruiksbeperking genoemd. Net zoals bij de inhoudelijke advisering over brandveilig gebruik volgen wij in deze in beginsel het advies van de VRMWB.

Wijziging nadere voorwaarden

Op verzoek van de melder of indien een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten het bouwwerk die bij de beoordeling van de melding een rol hebben gespeeld dit noodzakelijk maakt, kunnen wij de nadere voorwaarden wijzigen. Hierbij wordt de wettelijke procedure gevolgd. Ook hier geldt dat wij in beginsel beslissen op basis van het advies van de VRMWB.

3.3.2 Reguliere en uitgebreide procedure

Indien het gaat om een omgevingsvergunning bepaalt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke procedure van toepassing is. Dit is of de reguliere procedure of de uitgebreide procedure. Welke (voorbereidings)procedure moet worden gevolgd hangt af van welke omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

Werkwijze aanvragen om omgevingsvergunning

Bij de reguliere en uitgebreide procedure bestaat de algemene werkwijze samengevat uit de onderstaande stappen. Opgemerkt wordt dat stap 4 (ontwerpbesluit) enkel betrekking heeft op de uitgebreide procedure. Deze stap is daarom cursief gedrukt.

  • 1.

    Intake:

  • 1.

    Inboeken en eventueel digitaliseren van de aanvraag, registeren aanvraag in backoffice applicatie(s) door administratie.

  • 2.

    Publiceren aanvraag en verzending bevestiging ontvangst (administratie).

  • 3.

    Toekennen aan casemanager.

  • 4.

    De Wabo casemanager omgevingsvergunningen bepaalt:

    • 1.

      bevoegd gezag;

    • 2.

      uitgebreide of reguliere procedure;

    • 3.

      meervoudige of enkelvoudige aanvraag.

  • 1.

    Toets ontvankelijkheid:

  • 1.

    Toets aanvraag aan de indieningsvereisten (volledigheid aanvraag) en mogelijkheid tot aanvulling van een incomplete aanvraag (casemanager).

  • 2.

    Controleren of Wet natuurbescherming aanhaakt en de daarvoor benodigde documenten aanwezig zijn. Zo nodig verzoek om verklaring van geen bedenkingen aanvragen bij bevoegde gezag (casemanager).

  • 3.

    Controleren of Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) met bijbehorende beleid van toepassing is. Zo nodig aanvrager aanvullend het Bibob-formulier laten invullen (casemanager).

    • 1.

      Toets inhoudelijk:

  • 1.

    (Specialistische) toetsing en advisering door casemanager en/of andere interne en of externe adviseurs m.b.t. alle relevante beoordelingskaders.

    • 1.

      Ontwerpbesluit:

  • 1.

    Opstellen ontwerpbesluit (casemanager) en publiceren (administratie);

  • 2.

    Afhandelen van eventuele zienswijze(n) door juridisch medewerker.

    • 1.

      Besluitvorming:

  • 1.

    In concept opstellen omgevingsvergunning met eventuele voorwaarden of voorschriften, collegiale toets.

  • 2.

    Administratief in orde maken van besluit en toezendbrief, opstellen legesbrief, waarmerken stukken en verzenden omgevingsvergunning (inclusief administratieve afwikkeling).

  • 3.

    Publiceren omgevingsvergunning (administratie).

Toetsing: ontvankelijkheid

Alle vergunningaanvragen moeten aan een aantal wettelijke indieningsvereisten voldoen. Het gaat o.a. om algemene eisen die op iedere aanvraag van toepassing zijn, zoals informatie over de aanvrager, de locatie van het project en de inhoud van het project. Daarnaast kent elk soort vergunningaanvraag zijn eigen specifieke eisen die terug zijn te vinden in de bijbehorende wet- en regelgeving, zoals de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor), het Activiteitenbesluit, Bouwbesluit en Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Wij controleren de indieningsvereisten aan de hand van checklists. Bij de meer complexe aanvragen worden deze toegevoegd aan het zaakdossier.

  • 1.

    Werkwijze

Aan de hand van de checklists bekijken wij of alle benodigde informatie aanwezig is, om zo een oordeel te kunnen geven over de vergunningaanvraag. Dit gebeurt in de hoofdregel door de casemanager. De uitzonderingen hierop zijn:

  • 1.

    de activiteit “brandveilig gebruik” waarbij de VRMWB de ontvankelijkheidstoets uitvoert; en

  • 2.

    de activiteit “milieu” waarbij de OMWB de ontvankelijkheidstoets uitvoert.

Complexere aanvragen met de activiteit bouwen (nieuwbouw woningen en bedrijven) laten wij veelal door een adviesbureau waar wij afspraken mee hebben gemaakt, toetsen.

Als wij oordelen dat de vergunningaanvraag ontvankelijk is, nemen wij deze in behandeling. Als de aanvraag niet-ontvankelijk blijkt te zijn, kunnen wij de indiener om aanvullende informatie vragen om de aanvraag compleet te maken.

  • 1.

    Termijn

De Awb kent geen termijn waarbinnen de gemeente aanvullende gegevens op mag vragen. Tot op de laatste dag van de beslistermijn mogen wij dus nog aanvullende stukken opvragen. Wel gaat direct na ontvangst van de gegevens (of deze nu juist zijn of niet) de beslistermijn weer ‘lopen’. Vanuit het oogpunt van voornamelijk dienstverlening streeft de gemeente er echter naar om zo spoedig mogelijk (binnen 5 tot 10 werkdagen) na ontvangst van de aanvraag eventuele aanvullende stukken op te vragen.

Toetsing: inhoudelijke criteria

De criteria die bepalen of wij een omgevingsvergunning voor een bepaalde activiteit moeten verlenen of weigeren staan genoemd in de betreffende wettelijke voorschriften of lokale verordening(en). Bij enkele criteria is sprake van (enige) beoordelingsruimte en/of beleidsvrijheid. Hieronder gaan wij per activiteit nader in op de toetsingscriteria en het niveau van toetsing.

Activiteit “bouwen van een bouwwerk” – art. 2.1 lid 1 sub a Wabo

Op deze activiteit is de reguliere procedure van toepassing. De beoordeling bestaat uit een toets aan het bestemmingsplan, redelijke eisen van welstand, de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit (artikel 2.10 Wabo). In bepaalde gevallen is een (aanvullende) Bibob-toets aan de orde.

  • 1.

    Bestemmingsplan

De planologische regeling voor het grondgebied van de gemeente ligt vast in bestemmingsplannen, dan wel beheersverordeningen, waarbij eventuele voorbereidingsbesluiten (tijdelijk) van kracht kunnen zijn. In de bestemmingsplannen staan de criteria vermeld waaraan bouwwerken en gebruik moeten voldoen. Beoordeling van aanvragen vindt integraal plaats op basis van de eisen zoals opgenomen in het bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit. Indien blijkt dat de activiteit niet voldoet aan de regels wordt beoordeeld of hiervan afgeweken kan worden met de activiteit “gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan” zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder c van de Wabo. Voor de invulling van dat onderdeel verwijzen wij dan ook naar die betreffende activiteit.

Op basis van het bestemmingsplan kan een archeologisch onderzoeksrapport vereist zijn. De toets archeologie lichten wij nader toe bij de activiteit “beschermde monumenten/objecten of gebieden”- artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder f Wabo, art. 2.2, lid 1 aanhef en onder b en artikel 2.2, lid 2 Wabo.

  • 1.

    Redelijke eisen van welstand

Bouwplannen die voldoen aan de regels van het bestemmingsplan of waarvoor mogelijk kan worden afgeweken van die regels toetsen wij aan redelijke eisen van welstand. Voor deze toets maken wij gebruik van de gemeentelijke welstandsnota. In deze nota staan de welstandscriteria.

  • 1.

    Bouwverordening

De gemeentelijke bouwverordening bevat een afwijkingsmogelijkheid op het verbod tot bouwen op verontreinigde grond, in die zin dat wij voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen verbinden. Dit in het geval dat wij op grond van de in de bouwverordening genoemde onderzoeksresultaten of saneringsplan(nen) van oordeel zijn dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt. In de regel zal dit zich niet veelvuldig voordoen. Voor het incidentele geval dat dit toch nodig blijkt te zijn, is maatwerk aan de orde en beoordelen wij het specifieke geval op zich.

  • 1.

    Bouwbesluit (BB):

Het niveau van toetsing aan het Bouwbesluit vindt plaats aan de hand van de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2017 (LTB). Zo stemt het toetsingsniveau voor type bouwwerken met een hoge prioriteit overeen met het toetsniveau in de LTB.

Soms zijn er redenen om uitzonderingen te maken op de voorschriften van het Bouwbesluit. In die gevallen verlenen wij een ontheffing of is er sprake van gelijkwaardigheid. Op deze bijzondere gevallen gaan wij hieronder in.

  • 1.

    Ontheffing geluidshinder

Op basis van het Bouwbesluit kan het college ontheffing verlenen van de dagwaarden en de daarbij behorende maximale blootstellingsduur waarbinnen bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Wij hebben hier geen specifiek beleid voor opgesteld. Wij zien in beginsel geen noodzaak om van het bepaalde in het Bouwbesluit af te wijken. Voor het incidentele geval dat dit toch nodig blijkt te zijn is maatwerk aan de orde en beoordelen wij het specifieke geval op zich.

  • 1.

    Beoordeling gelijkwaardigheid

Kenmerkend voor het Bouwbesluit is dat het de voorschriften voor de bouw koppelt aan prestatie-eisen voor het desbetreffende onderdeel. Het komt voor dat onderdelen van een bouwplan niet voldoen aan die prestatie-eis, maar wel aan wat met een voorschrift wordt beoogd. Er is dan sprake van gelijkwaardigheid van de voorgestelde oplossing. Wij kunnen in die gevallen afwijken van een voorschrift, mits de gelijkwaardigheid naar onze beoordeling voldoende wordt aangetoond. Er moet dan wel echte gelijkwaardigheid zijn, dat wil zeggen dat de oplossing ‘tenminste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met de (…) gestelde voorschriften’ (Bouwbesluit 2012, artikel 1.3). Anders gezegd moet de aanvrager aantonen dat op een andere wijze aan het voorschrift wordt voldaan. Dit kan bijvoorbeeld door:

  • 1.

    het overleggen van erkende kwaliteitsverklaringen;

  • 2.

    een wetenschappelijke publicatie;

  • 3.

    een onderwerp uit de uitgave van BIM Media: ‘Vragen, antwoorden en gelijkwaardigheid Bouwbesluit 2012’ waarbij gelijkwaardigheid een rol speelt;

  • 4.

    de ‘Handreiking gelijkwaardige oplossingen’ van het Ministerie van BZK die is opgesteld door de voormalige werkgroep gelijkwaardigheid van de Vereniging Stadswerk Nederland;

  • 5.

    een publicatie van de Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften;

  • 6.

    de methode ‘Beheersbaarheid van Brand’ in het geval van brandcompartimenten die de maximaal toegestane grenswaarde overschrijden.

Bij gelijkwaardigheidsvraagstukken kan de lokale situatie een belangrijke rol spelen. Bij brandveiligheidsvraagstukken is onder meer de ligging en bereikbaarheid van het gebouw en ook de capaciteit van de lokale brandweer relevant voor de beoordeling van een voorgestelde gelijkwaardige oplossing. Dit is maatwerk waarbij een net zo veilige situatie moet worden gerealiseerd als met de geldende regelgeving is bedoeld. Daarom kan het zo zijn dat een gelijkwaardige oplossing in verschillende situaties anders moet worden benaderd. De gemeente heeft, vooral ook als het gaat over veiligheid, wettelijk een belangrijke rol en moet een zorgvuldige overweging maken om al dan niet akkoord te gaan met een gelijkwaardige oplossing.

Bij complexe materie vragen wij advies aan de deskundigen. Voor brandveiligheidsvraagstukken heeft de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant een grote rol. In de hoofdregel nemen wij het advies van de deskundige over, tenzij wij concrete aanknopingspunten hebben voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van de advisering.

  • 1.

    Bibob-toets

De Wet bevordering integriteit beoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft het gemeentebestuur een instrument om zich te beschermen tegen het risico dat zij onbewust criminele activiteiten, personen of samenwerkingsverbanden faciliteert. Denk hierbij aan het witwassen van zwart geld en het gebruik van crimineel geld in reguliere ondernemingen. De Wet Bibob geeft een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze te kunnen maken en biedt een weigering- en/of intrekkingsgrond, waarop onder andere vergunningen en ontheffingen kunnen worden geweigerd. Binnen het toepassingsbereik van de Wet Bibob vallen onder andere Drank- en Horecavergunningen, APV-exploitatievergunningen en Wabo-vergunningen (bouwen en milieu).

Voor de in het Bibob-beleid aangewezen gevallen voert de gemeentelijke APV medewerker aan de hand van het daarvoor bestemde formulier en conform het beleid de Bibob-toets uit.

Activiteit “uitvoeren werk of werkzaamheden”/ (wijzigen) aanleg weg - artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder b & artikel 2.2, lid 1 aanhef en onder d Wabo

In het bestemmingsplan is aangegeven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken- geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, danwel het (wijzigen) van de aanleg van een weg vereist is en welke toetscriteria daarvoor gelden. Een dergelijk ‘aanlegvergunningenstelsel’ in een bestemmingsplan is er op gericht een bestemming te beschermen tegen de uitvoering van werken en werkzaamheden die daarin mogelijk niet passen. Op deze activiteiten is de reguliere procedure van toepassing. De beoordeling vindt integraal plaats op basis van de eisen zoals opgenomen in het bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit en waar aan de orde de APV. Indien de aanvraag niet voldoet aan deze eisen stellen wij waar mogelijk voorwaarden aan de vergunning om alsnog te kunnen voldoen aan de eisen. Is dit niet mogelijk dan weigeren wij de aanvraag.

Op basis van het bestemmingsplan kan een archeologisch onderzoeksrapport vereist zijn. De toets archeologie lichten wij nader toe bij de activiteit “beschermde monumenten/objecten of gebieden”- artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder f Wabo, artikel 2.2, lid 1 aanhef en onder b & artikel 2.2, lid 2 Wabo.

Activiteit “gebruik in strijd met bestemmingsplan” - artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder c Wabo

De planologische regeling voor het grondgebied van de gemeente ligt vast in bestemmingsplannen, waarbij eventuele voorbereidingsbesluiten (tijdelijk) van kracht kunnen zijn. In de bestemmingsplannen staan de criteria vermeld waaraan bouwwerken en gebruik moet voldoen. Ook wordt in het bestemmingsplan aangegeven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken- geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden vereist is en welke toetscriteria daarvoor gelden. Wij toetsen een activiteit volledig aan het bestemmingsplan.

Als een aanvraag niet voldoet aan de regels in het bestemmingsplan kan voor de in de Wabo genoemde gevallen en voorwaarden hiervan worden afgeweken. Hierbij geldt dat voor het voormalige projectbesluit (art. 2.1 lid 1, onder c, in samenhang met art. 2.12 lid 1, onder a, onder 3°) de uitgebreide (voorbereidings)procedure moet worden gevolgd. In de overige gevallen is op deze activiteit de reguliere procedure van toepassing. Voor het afwijken van het bestemmingsplan hanteert de gemeente de volgende werkwijze:

  • 1.

    Voldoet de activiteit aan de in het bestemmingsplan genoemde mogelijkheden en criteria c.q. voorwaarden om van de regeling in het bestemmingsplan af te wijken, dan verlenen wij hier in beginsel medewerking aan.

  • 2.

    Voor de overige gevallen beoordelen wij per geval of van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Omdat vaak maatwerk aan de orde is kiezen wij ervoor geen specifieke regeling op te stellen. Criteria die bij de beoordeling tot afwijken een rol kunnen spelen zijn aspecten als omvang en aard van de activiteit, de ruimtelijke impact van de activiteit op de omgeving, de ruimtelijke inpassing, de lokale situatie, archeologische-, cultuurhistorische-, landschappelijke- en natuurlijke waarden, milieuaspecten, waterhuishouding, parkeren en externe veiligheid.

  • 3.

    Wekelijks bespreekt de casemanager Wabo de afwijkingen met cluster RO. Het standpunt wordt gedeeld met de portefeuillehouder. Bij akkoord verlenen wij medewerking.

  • 4.

    Verklaring van geen bedenkingen

In de uitgebreide procedure is in bepaalde gevallen een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen. Deze gevallen zijn benoemd in het Besluit omgevingsrecht.

In bepaalde gevallen is geen verklaring van geen bedenkingen nodig. Daarvoor is door de gemeenteraad een lijst opgesteld. De gemeenteraad hanteert voor het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen geen specifiek beleid of criteria, maar beoordeelt ieder geval op zich. Het gaat hier om maatwerk.

Activiteit “brandveilig gebruik” - artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder d Wabo

Op aanvragen voor de activiteit “brandveilig gebruik” is de uitgebreide procedure van toepassing. De casemanager zet de aanvraag als adviesverzoek door naar de VRMWB, die de aanvraag toets aan de geldende wet- en regelgeving. De VRMWB adviseert over de volledigheid van de aanvraag, de inhoudelijke beoordeling en het opnemen van eventuele voorwaarden en/of voorschriften. De diepgang van de advisering is bepaald in het LTB. De VRMWB adviseert in de regel binnen 20 werkdagen op vergunningaanvragen “brandveilig gebruik”.

Wij nemen het advies van de VRMWB in beginsel over, tenzij wij concrete aanknopingspunten hebben voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van de advisering.

Activiteit “milieu” - artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo

De vergunningplichtige (milieu) inrichtingen of mijnbouwwerken behoren tot de basistaken van de omgevingsdienst en vallen daarmee buiten de reikwijdte van dit beleid. Wij verwijzen daarvoor naar het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader voor de basistaken.

Op 1 juli 2017 is het gewijzigde Besluit Omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. Het Bor is een uitvoeringsbesluit van de wet VTH. De wet VTH en het Bor geven een juridische basis voor het bestaan, het functioneren en de basistaken van de omgevingsdiensten. Het Bor heeft een wettelijke, verplichtende status met betrekking tot het basistakenpakket en het vaststellen van uniform uitvoeringsbeleid. Daaronder ook begrepen welke voorbereidingshandelingen een omgevingsdienst heeft te verrichten. Het nemen van een besluit is een taak van het bevoegd gezag, tenzij dit aan de dienst is gemandateerd. Er is aan de OMWB mandaat verleend voor het nemen van besluiten.

Activiteit “beschermde monumenten/objecten of gebieden”- artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder f

Wabo, artikel 2.2, lid 1 aanhef en onder b & artikel 2.2, lid 2 Wabo

Voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van (rijks)monumenten of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van (rijks)monumenten is vaak een omgevingsvergunning nodig. Er zijn twee categorieën monumenten:

  • 1.

    rijksmonumenten, welke worden beschermd door de Erfgoedwet (artikel 2.1 Wabo); en

  • 2.

    gemeentelijke monumenten/objecten of gebieden (artikel 2.2 Wabo), welke worden beschermd door de gemeentelijke Erfgoedverordening. Het kan dan o.a. gaan om bouwwerken aangewezen als monument, beschermde stads- en dorpsgezichten, archeologische verwachtingswaarden, groenmonumenten en/of cultuurhistorische waarden.

Voor handelingen die een wijziging inhouden van een rijksmonument is of de reguliere procedure of de uitgebreide procedure van toepassing. Dit is afhankelijk van de werkzaamheden.

Wij vragen advies aan de Stichting Advisering Monumenten & Ruimtelijke Kwaliteit Brabant.

Bij de uitgebreide procedure vraagt de gemeente zowel aan de gemeentelijke monumentencommissie als ook aan de Rijksdienst voor Cultureel erfgoed advies. Is het monument buiten de bebouwde kom gelegen, dan vraagt de gemeente tevens advies aan de provincie, officieel het College van Gedeputeerde Staten.

De beslissing op de aanvraag voor deze activiteiten baseren wij op deze advisering. In de hoofdregel geldt dat wij het advies overnemen, tenzij wij concrete aanknopingspunten hebben voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van de advisering.

  • 1.

    Toets archeologie

Bij de uitvoering van projecten moet soms een archeologisch onderzoeksrapport worden ingediend. Archeologische onderzoeksrapporten worden altijd getoetst. De toetsing wordt uitgevoerd door een deskundige op gebied van archeologie (hiervoor huurt de gemeente regioarcheologe Regio-West-Brabant voor in).

Activiteit “Slopen” - artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder g en h & artikel 2.2, lid 1 aanhef en onder c Wabo

Op grond van de Wabo is het verboden om een bouwwerk te slopen zonder omgevingsvergunning met de activiteit “slopen op grond van ruimtelijke regels”. Hiermee wordt bedoeld slopen in geval het bestemmingsplan dit verbiedt en slopen in een door het Rijk (artikel 2.1 Wabo), provincie of gemeente (artikel 2.2 Wabo) aangewezen beschermd stads- en dorpsgezicht. Dit laatste is echter niet van toepassing. De reguliere procedure is in deze van toepassing.

Vaak is voor deze activiteit van belang dat aannemelijk moet worden gemaakt dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. De toetsingskaders voor aanvragen om sloopvergunning zijn dus vooral gelegen in de vorm van indieningvereisten (Ministeriële regeling omgevingsrecht) en wat is bepaald in bestemmingplannen of voorbereidingsbesluiten. Deze toetsen wij volledig.

Volledigheidshalve merken wij op dat de regels voor het slopen van gebouwen en bouwwerken, inclusief de verwijdering van asbesthoudende materialen, niet vallen onder het stelsel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hiervoor is een systeem van meldingen opgenomen in het Bouwbesluit 2012.

Activiteit “(doen) vellen van een houtopstand” - artikel 2.2, lid 1 aanhef en onder g Wabo

Het toetsingskader voor deze zogenaamde kapvergunning is opgenomen in de APV. Het betreft een reguliere procedure. De volledigheidstoets voert de Wabo casemanager uit. De inhoudelijke toets voert een deskundige van afdeling Openbare Ruimte uit aan de hand van geldende (lokale) wet- en regelgeving. Het gaat om een volledige toetsing.

Strategie intrekken omgevingsvergunning

Het intrekken van omgevingsvergunningen is geregeld in art. 2.33 Wabo. In het eerste lid van dat artikel staan de gevallen waarin het bevoegd gezag verplicht is om tot gehele intrekking van de omgevingsvergunning over te gaan. In het tweede lid staan de gevallen waarin het bevoegde gezag tot gehele of gedeeltelijke intrekking kan overgaan. Samengevat:

  • 1.

    lid 1: verplicht, gehele intrekking

  • 2.

    lid 2: facultatief, gehele of gedeeltelijke intrekking.

Deze moet worden onderscheiden van de intrekking van een omgevingsvergunning als sanctie. Voor zover de intrekking is bedoeld als sanctie is art. 5.19 Wabo van toepassing en niet art. 2.33.[9]

Verplichte intrekking

De verplichte intrekking ziet onder andere op van rechtswege verleende omgevingsvergunningen indien deze activiteit ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben (art. 2.33 lid 1 sub e Wabo). We onderzoeken eerst of de nadelige gevolgen kunnen worden ondervangen door het wijzigen van de voorschriften van de omgevingsvergunning (art. 2:31 lid 1 sub c Wabo).

Facultatieve intrekking

In bepaalde gevallen kunnen wij de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken. In dit geval hebben we discretionaire ruimte.

Werkwijze

De intrekking dient volgens de regels van de Awb te geschieden. Dit betekent dat wij eerst een voornemen tot intrekking van de omgevingsvergunning sturen. Dit doen we zowel bij de verplichte als de facultatieve intrekking. De vergunninghouder kan zijn zienswijze indienen.

 

4 Nalevingsstrategie

4.1 Inleiding 

De nalevingsstrategie geeft als onderdeel van de operationele beleidscyclus aan op welke wijze en met inzet van welke instrumenten naleving van de regelgeving worden bereikt. Net zoals bij vergunningen hebben we bij toezicht en handhaving ook een preventiestrategie (zie paragraaf 4.2). De nalevingsstrategie omvat de toezichtstrategie (zie paragraaf 4.3), sanctiestrategie (zie paragraaf 4.4) en gedoogstrategie (zie paragraaf 4.5).

4.2 Preventiestrategie

De preventiestrategie wordt ingezet om handhaving te voorkomen en te bevorderen dat burgers en bedrijven uit zichzelf de regels naleven.

Communicatie, voorlichting en afstemming

Communicatie, voorlichting en afstemming zijn centrale begrippen. De toezichthouder is hierbij in veel gevallen het eerste aanspreekpunt. De kwaliteit van controles kan verder worden verbeterd door ontwikkeling van deskundigheid en vaardigheden van de toezichthouders. De kwaliteit zal nog verder verbeteren door de inzet van nieuwe technieken en digitale hulpmiddelen. Het investeren in mensen en middelen zal, ondanks de bezuinigingen, nodig blijven.

4.3 Toezichtstrategie

Onder ‘toezicht’ wordt verstaan ‘het controleren of, en in hoeverre, wet- en regelgeving wordt nageleefd’. Het toezicht ziet dus op de naleving van de bepalingen van het omgevingsrecht. Er dient daarbij onderscheid te worden gemaakt tussen het toezicht tijdens de realisatiefase en het toezicht tijdens de gebruiksfase. Toezicht tijdens de realisatiefase is het toezicht op een activiteit die met een omgevingsvergunning wordt gerealiseerd (bijvoorbeeld de bouw van een schoolgebouw of dakkapel). Toezicht tijdens de gebruiksfase is het toezicht op al reeds gerealiseerde bouwwerken, maar ook open erven en/of terreinen (bijvoorbeeld een al bestaand restaurant of een recreatieterrein).

4.3.1 Algemene werkwijze

De algemene werkwijze van toezichthouders is de volgende.

  • Stap 1

    Voorbereiding

     

    De toezichthouder doet het nodige vooronderzoek omtrent de locatie waar hij naartoe gaat. Dit onderzoek wordt gedaan aan de hand van al bestaande gegevens (dossiers, digitale systemen, archief), maar ook door af te stemmen met andere domeinen/clusters. Het volgende wordt onderzocht:

    • 1.

      Wie is eigenaar of zijn de eigenaren van de locatie (grond en bouwwerken)?

    • 2.

      Welk instantie is op de locatie gevestigd of wie is gebruiker van de locatie?

    • 3.

      Welke personen staan ingeschreven in de basisregistratie personen (eventueel afstemmen met burgerzaken)?

    • 4.

      Wat is de bestemming (eventueel afstemmen met ruimtelijke ontwikkeling)?

    • 5.

      Zijn er vergunningen verleend (eventueel afstemmen vergunningverlening)?

    • 6.

      Wat is de toezicht- en handhavingshistorie (eventueel afstemmen met de juristen)?

    • 7.

      Welke regelgeving is van toepassing (bestemmingsplan, omgevingsvergunning, bouwbesluit etc.)?

    • 8.

      Wat is het doel van het onderzoek?

    Stap 2

    Uitvoering

     
    • 1.

      Een toezichthouder deelt de reden van zijn komst mede en toont altijd legitimatiebewijs.

    • 2.

      De toezichthouder voert het benodigde toezicht uit op betreffende locatie, noteert eigen waarnemingen en neemt indien nodig verklaringen op.

    • 3.

      Voor zover mogelijk brengt de toezichthouder de betrokken persoon op de hoogte van de bevindingen en de eventuele consequenties van de bevindingen.

    • 4.

      Daar waar nodig geeft de toezichthouder voorlichting (bijvoorbeeld over actuele ontwikkelingen, gevoerd handhavingsbeleid) en advies.

    Stap 3

    Afwerking

     
    • 1.

      Van het controlebezoek maakt de toezichthouder afhankelijk van het type controle ofwel een notitie in de zaak aan of een controlerapport en constateringsbrief op, conform de daarvoor vastgestelde formats.

    • 2.

      Naar aanleiding van de uitkomsten van zijn bevindingen past de toezichthouder zo nodig het stappenplan behorende bij de sanctiestrategie toe (paragraaf 4.4) en legt de doorlopen stappen en genomen beslissingen vast.

    • 3.

      Indien noodzakelijk koppelt de toezichthouder de betrokkene(n) het resultaat van de controle terug.

4.3.2 Toezicht tijdens de realisatiefase

De realisatiefase is de fase waarin met een omgevingsvergunning een bouwwerk wordt gebouwd. De toezichthouder controleert of volgens de geldende wet- en regelgeving wordt gebouwd. Hij toetst voornamelijk aan het Bouwbesluit 2012. In deze paragraaf is te lezen hoe wij het toezicht tijdens de realisatiefase uitoefenen.

Het integraal toezichtprotocol (iTP) vormt de ondergrens voor de diepgang en frequentie van toezicht tijdens de realisatiefase (kwaliteitscriteria 2.1). Hier maken wij (nog) geen gebruik van.

Type controles

Tijdens de realisatiefase zijn de volgende drie type controles te onderscheiden: administratieve controle, reguliere controle en de eindcontrole.

  • Type controle

    Toelichting

    Reguliere controle

    Controles ter plekke tijdens de uitvoering. Het kan hier gaan om controles met en zonder wachtmoment (waarbij de uitvoerder niet verder kan nadat de controle is uitgevoerd).

    Administratieve controle

    Controle op de naleving van regels / voorschriften zonder fysiek bezoek. Bijvoorbeeld op basis van gegevens aangeleverd door de vergunninghouder en /of (lucht)foto’s.

    Eindcontrole

    Controle ter plekke of op basis van gegevens aangeleverd door de uitvoerder of vergunninghouder / (lucht)foto’s, ter gereedmelding van de realisatiefase.

Controlefrequentie

In de risicomatrix is onderscheid gemaakt naar twee type bouwsommen. Dit sluit aan bij de gegevens die al reeds worden verzameld. Categorie 1 heeft betrekking op relatief eenvoudige bouwwerken bijv. dakkapellen, carport, erkers, woninguitbreiding, garages, stallen, loodsen en dergelijk. Categorie 2 ziet op de complexe projecten, bijv. woningen, kantoren, grote (bedrijfsmatige) stallen en loodsen. De frequentie die wordt genoemd is een gemiddelde. Bij het ene project zijn meer controles nodig dan bij het andere project. Dit is afhankelijk van de (bouwtechnische) complexiteit van het project en of er sprake is van goed naleefgedrag (zie ook hierna het principe opbouwen van vertrouwen).

  • Indeling

    Controlefrequentie

    Categorie 1: < €150.000,-

    Gemiddeld 1x

    Categorie 2: > €150.000,-

    Gemiddeld 4x

categorie 1: bouwkosten t/m € 150.000,- (dakkapellen, carport, erkers, woninguitbreiding, garages, stallen, loodsen ed.);

categorie 2: bouwkosten van € 150.000,- en hoger (woningenbouw, kantoren, grote (bedrijfsmatige) stallen en loodsen, buitencategorie (grote complexen).

Diepgang

De diepgang van toezicht betreft de mate waarin toezicht wordt gehouden op welke aspecten van het Bouwbesluit 2012. Er wordt vooral op de aspecten die betrekking hebben op constructieve veiligheid en brandveiligheid getoetst op het niveau: beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details, dan wel algehele controle van alle onderdelen.

Controles met betrekking tot brandveiligheid en milieu worden integraal met de brandweer (VRMWB) en de omgevingsdienst (OMWB) uitgevoerd.

Tot slot houden we toezicht op basis van het principe opbouwen van vertrouwen. De toezichthouder bepaalt of er meer of minder toezicht kan worden uitgeoefend. Het minimum aan toezicht is dat alle activiteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend minimaal via een (administratieve) eindcontrole worden gecontroleerd.

Controle van aanvullingen op grond van vergunningsvoorwaarden

In een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk kunnen voorschriften zijn opgenomen. Veel voorkomende voorschriften hebben betrekking op het op een later tijdstip indienen van tekeningen en berekeningen. Het betreft dan vooral constructieve tekeningen en berekeningen en installatietechnische tekeningen en berekeningen. In de Mor is het op een later tijdstip indienen van dergelijke zaken wettelijk geregeld.

De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de stukken. De toezichthouder bewaakt de tijdige indiening van de stukken en gaat na of onderdelen niet worden gerealiseerd vóórdat wij de stukken hebben beoordeeld en geaccordeerd. Wanneer vergunningvoorschriften niet worden nageleefd kan de toezichthouder met inachtneming van de interventiematrix van de landelijke handhavingsstrategie de bouw stilleggen (zie paragraaf 4.4.2). De casemanager vergunningverlening of daarvoor aangewezen andere deskundige(n) beoordelen de in te dienen stukken op basis van de toetsstrategie.

4.3.3 Toezicht tijdens de gebruiksfase 

Toezicht tijdens de gebruiksfase bestaat uit het toezicht op gerealiseerde bouwwerken met of zonder omgevingsvergunning, het gebruik daarvan en het gebruik van open erven en/of terreinen. Hiervoor onderscheiden wij de volgende typen controles.

  • Type controle

    Toelichting

    Routinematig toezicht

    Systematisch toezicht op eenzelfde object, bedrijf of wijk, waarbij de controlefrequentie jaarlijks (opnieuw) wordt bepaald. De controlefrequentie is afhankelijk van prioriteit en naleefgedrag (vindt alleen plaats bij gebruiksmeldingen/vergunningen en milieuactiviteiten).

    Objectgericht toezicht

    Toezicht op bestaande objecten en/of bouwwerken en percelen tijdens de gebruiksfase in het kader van tijdelijkheid of het bestemmingplan.

    Projectmatig toezicht

    (Thematische) toezicht dat plaatsvindt in het kader van vooraf benoemde projecten of een projectmatige aanpak vergt.

    Surveillance / schouw

    Het al dan niet integraal toezicht houden op een object of gebied (bijv. recreatieparken) door het in kaart brengen van mogelijke overtredingen, knelpunten en/of risico’s.

    Administratief toezicht

    Toezicht op wet- en regelgeving zonder fysiek bezoek. Administratief toezicht bestaat onder andere uit: luchtfoto’s, eigen gegevens, internetonderzoek etc.

    Toezicht n.a.v. verzoek om handhaving

    Toezicht naar aanleiding van een verzoek om handhaving door (een) belanghebbende(n). Deze moeten ongeacht prioriteit behandeld worden.

    Toezicht op klachten en meldingen

    Toezicht naar aanleiding van klachten en meldingen van burgers. Deze worden conform de toezichtprioriteiten behandeld.

    Ongewoon voorval

    Controles naar aanleiding van een calamiteit.

    Signaal toezicht

    De toezichthouder geeft een signaal door aan de bevoegde instantie als een geconstateerde overtreding buiten zijn expertise en of bevoegdheid valt.

Mate van toezicht

De mate van toezicht wordt gekoppeld aan de prioriteit die aan de activiteit wordt toegekend. In paragraaf 2.4 zijn de activiteiten en prioriteiten te zien. De toegekende prioriteit is bepalend voor de mate waarin wij toezicht uitvoeren. Bij een (heel) hoge prioriteit voeren wij actief toezicht uit en krijgt de afhandeling van signalen voorrang op andere werkzaamheden. Bij een gemiddelde prioriteit handelen wij signalen af afhankelijk van de aard en omvang van de klacht (denk aan beschikbare capaciteit en op dat moment bestaande werkdruk) en kunnen wij via het uitvoeringsprogramma planmatig toezicht uitvoeren. Bij een lage prioriteit voeren wij passief toezicht uit. Dit betekent dat wij primair alleen reageren op verzoeken om handhaving en signalen waarbij acuut ingrijpen is vereist. Mocht dat niet het geval zijn informeren wij betrokkenen daarover. Signalen en meldingen kunnen wel worden gebruikt om de informatiepositie over de problematiek op te bouwen. Deze informatie kan (op termijn) alsnog aanleiding zijn om handhavend op te treden. Signalen met een lage prioriteit kunnen ook worden gebundeld en tijdens specifiek geplande thema-, doelgroep- of gebiedsgericht toezicht worden opgepakt. Conform de geldende wet- en regelgeving pakken wij handhavingsverzoeken altijd op.

  • rioriteit

    Hoe houden we toezicht?

    HEEL HOOG

    Het toezicht op het naleven van de regels vindt proactief plaats op basis van het jaarlijks uitvoeringsprogramma.

    Er wordt actief gezocht naar overtredingen met prioriteit heel hoog, via waarnemingen ter plaatse en bureaucontroles (advertenties, luchtfoto’s e.d.).

    Meldingen en klachten krijgen voorrang op andere werkzaamheden.

    HOOG

    Het toezicht op het naleven van de regels vindt actief plaats op basis van het jaarlijks uitvoeringsprogramma.

    Meldingen en klachten krijgen voorrang op andere werkzaamheden.

    MIDDEN

    Het toezicht is of actief of passief.

    Het toezicht vindt planmatig op/in een specifiek thema, doelgroep of gebied plaats (uitvoeringsprogramma).

    Meldingen en klachten worden afhankelijk van aard en omvang afgehandeld.

    LAAG

    Er is sprake van passief toezicht.

    Meldingen, klachten en overtredingen met lage prioriteit worden in beginsel niet opgepakt en afgehandeld. Daarvan kan gemotiveerd van worden afgeweken. Meldingen, klachten en overtredingen worden wel geregistreerd en kunnen eventueel aanleiding vormen om planmatig op/in een specifiek thema, doelgroep of gebied toezicht te houden (uitvoeringsprogramma).

Jaarlijks werken wij de toezichtprioriteiten uit in het uitvoeringsprogramma.

4.3.4 Werkwijze handhavingsverzoeken

Handhavingsverzoeken dienen op grond van de Awb altijd met voorrang opgepakt te worden ongeacht de prioriteit. Het is immers een aanvraag in de zin van artikel 4:2 Awb en dan beginnen ook de termijnen (8 weken) te lopen. De werkwijze is als volgt.

  • Stap 1

    Er komt een handhavingsverzoek ex art. 4:2 Awb binnen.

    • 1.

      Zijn wij bevoegd gezag? Zo nee, doorsturen naar bevoegd gezag.

    • 2.

      Zo ja, toetsen:

      • 1.

        Is er sprake van een belanghebbende (1:3 Awb)?

      • 2.

        Is de aanvraag ondertekend en bevat het de naam en het adres van de aanvrager, dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd?

      • 3.

        Heeft de aanvrager de nodige gegevens toegevoegd?

    Voldaan aan stap 1, ga naar stap 2.

    Stap 2

    Indien nodig, houdt de toezichthouder zo spoedig mogelijk een controle. Er wordt zoveel mogelijk ingezet op mediation (preventiestrategie). In deze fase dient ook eventueel de termijn verlengd te worden door de jurist (art. 4:14 Awb).

    Stap 3

    De toezichthouder stelt een controlerapport op.

    Stap 4

    Indien geen overtreding:

    • 1.

      stelt de jurist het voornemen op tot afwijzing om te handhaven;

    indien wel een overtreding:

    wordt er conform de sanctiestrategie (interventiematrix) gehandhaafd (zie paragraaf 4.4).

Mediation

Handhavingsverzoeken zien in veel gevallen op situaties waar sprake is van een achterliggend probleem. Denk hierbij aan burenruzies, waarbij partijen over en weer handhavingsverzoeken indienen bij de gemeente om hun ruzies te beslechten. Uiteraard staat het partijen vrij om een handhavingsverzoek in te dienen en dit moet volgens de Algemene wet bestuursrecht behandeld worden als zijnde een aanvraag. Bij eventuele overtredingen moet er gehandhaafd worden. Dat neemt niet weg dat er in geval van ruzie zoveel als mogelijk wordt ingezet op bemiddeling. Mediation wordt ingezet om een geschil op een andere manier te beslechten.

4.4 Sanctiestrategie

Als we een overtreding constateren, bepalen we aan de hand van de landelijke handhavingsstrategie (LHS) wat we ermee doen. Door het toepassen van deze strategie maken we in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes en passen we handhavingsmiddelen op een vergelijkbare manier toe. We kiezen een passend handhavingsmiddel voor de situatie. De strategie bevat een stappenplan voor het bepalen van de reactie op een bevinding.

4.4.1 Algemene werkwijze

Het uitgangspunt is de door de toezichthouder tijdens het toezicht gedane bevinding. Op de volgende pagina is de interventiematrix van de landelijke handhavingsstrategie te zien. De interventiematrix bestaat uit drie segmenten van licht, midden en zwaar aangegeven met de tinten licht grijs naar donker grijs. Samengevat dienen conform de landelijke handhavingsstrategie de volgende stappen te worden doorlopen.

  • Stap 1

    Positionering bevinding in interventiematrix

     

    Er wordt bepaald in welk segment de bevinding zich positioneert door: 1) het beoordelen van de gevolgen (vrijwel nihil, beperkt, van belang en aanzienlijk dreigend en/of onomkeerbaar) van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en 2) het gedrag van de overtreder te typeren. Het gaat dan om de gradaties A) goedwillend, B) moet kunnen, C) calculerend en D) bewust en structureel / crimineel.

    Er kunnen verzachtende en/of verzwarende argumenten zijn. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op. Als er mogelijkheden zijn om te legaliseren levert dit een verzachtende omstandigheid op.

    Stap 2

    Bepalen verzwarende aspecten bij afweging toepassing bestuurs- en/of strafrecht

     

    Bij de afweging om het bestuursrecht en/of strafrecht toe te passen wordt gekeken naar verzwarende aspecten. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Het gaat om de volgende verzwarende aspecten: 1) verkregen financieel voordeel (winst of besparing), 2) status verdachte / voorbeeldfunctie, 3) financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect, 4) combinatie met andere relevante delicten, 5) medewerking van deskundige derden, 6) normbevestiging en 7) waarheidsvinding.

    Stap 3

    Bepalen of overleg met politie en OM over toepassing bestuurs- en/of strafrecht nodig is

     

    Er wordt bepaald of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix.

    Stap 4

    Optreden met toepassing van de interventiematrix: bestuursrechtelijk of strafrechtelijk

     

    De strategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren, gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft.

4.4.2 Handhavingsinstrumenten 

Indien toepassing van de sanctiestrategie uiteindelijk leidt tot daadwerkelijk optreden hebben wij een aantal instrumenten tot onze beschikking. Deze zijn:

  • 1.

    last onder bestuursdwang; en

  • 2.

    last onder dwangsom.

Hieronder bespreken wij deze twee instrumenten en specifiek de bouwstop.

Last onder bestuursdwang

Bij het inzetten van deze herstelsanctie creëren wij de bevoegdheid om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Als het zover komt dan verhalen wij de kosten op de overtreder.

In de meeste gevallen krijgt de overtreder zelf tijd om de situatie te herstellen. Dit is anders als er sprake is van een spoedsituatie. De afweging hiertoe is per casus verschillend.

Dit instrument wordt alleen toegepast in de gevallen waarin dat het meest noodzakelijk is. De reden hiervoor is dat wij het risico lopen hoge en niet verhaalbare kosten te maken.

Last onder dwangsom

De dwangsom is een financiële prikkel aan de overtreder om een illegale situatie te herstellen in een legale situatie. De dwangsom wordt pas verbeurd als de strijdige situatie – meestal na een bepaalde periode - niet door de overtreder ongedaan wordt gemaakt (begunstigingstermijn).

Hoogte van de dwangsom

Bij het bepalen van de hoogte hebben wij veel ruimte. De dwangsom moet hoog genoeg zijn om te dwingen (effectiviteit), maar mag niet hoger zijn dan dat (evenredigheid). De rechter toetst terughoudend. Er wordt geen gebruik gemaakt van algemene beleidsregels in het kader van het omgevingsrecht. Per geval wordt getoetst aan de evenredigheid en effectiviteit. Wel wordt voor de onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven in de beleidsnotitie ‘permanente bewoning recreatieverblijven’ een vast dwangsombedrag gehanteerd van € 20.000,- in één keer.

Duur begunstigingstermijn

De termijn moet redelijk zijn. Dit betekent dat de last uitvoerbaar moet zijn binnen de gegeven termijn. Wij houden daarbij rekening met:

  • 1.

    de aard van de te verrichten handelingen (bijv. een simpele gedragswijziging of het afbreken van een groot bouwwerk);

  • 2.

    de dringendheid;

  • 3.

    de voorgeschiedenis (is de overtreder al reeds eerder aangeschreven?); en

  • 4.

    hinder voor derden en onomkeerbare gevolgen van voortzetting.

Bij het bepalen van de duur wordt geen rekening gehouden met het alsnog legaliseren van de situatie. De toezichthouder onderzoekt de optie van legalisering zoveel mogelijk in de beginfase. Wij hoeven bij het bepalen van de termijn geen rekening te houden met de agenda van derden die de last uitvoeren namens en op kosten van de overtreder.

Verlengen begunstigingstermijn

De begunstigingstermijn kan worden verlengd via een besluit. Hiervan kan sprake zijn als er bijvoorbeeld rechtsmiddelen zijn ingezet of indien er bijzondere omstandigheden zijn die tot verlenging noodzaken. Bij de afweging tot verlenging dient rekening te worden gehouden met de zojuist genoemde aspecten.

Onmiddellijke bouwstop / stillegging

De toezichthouder legt conform de interventiematrix de bouw stil zodra zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning wordt gebouwd of gesloopt. Het gaat dan om situaties in de midden en zware segmenten van de interventiematrix. De toezichthouder overlegt hiervoor eerst met de juristen en portefeuillehouder. De stillegging wordt uiterlijk binnen zeven werkdagen schriftelijk bevestigd aan de overtreder.

Tijdens de controle geeft de toezichthouder precies aan over welke activiteiten het gaat. De toezichthouder kan toestaan sommige activiteiten af te maken. Ook mogen soms tijdelijke maatregelen getroffen worden om te voorkomen dat er schade of gevaarlijke situaties ontstaan. Hier worden ter plaatse duidelijke afspraken over gemaakt.

Door de stillegging van de activiteiten is een op dat moment plaatsvindende overtreding met onmiddellijke ingang beëindigd. Afhankelijk van de omstandigheden en of er sprake is van twee verschillende overtredingen leggen wij gelijktijdig een (preventieve) last onder dwangsom op om te voorkomen dat er verder wordt gegaan met de activiteit c.q. de overtreding opnieuw plaatsvindt.[10]

Gelijke monniken, gelijke kappen

Wij handhaven tegenover overheidsorganisaties hetzelfde als we tegenover burgers, bedrijven en instanties doen.

4.5 Gedoogstrategie

Gedogen is het afzien van handhaving in gevallen waarin het bestuursorgaan tot handhaving juridisch bevoegd en feitelijk in staat is.[11] Vormen van gedogen zijn: stilzitten, mondeling toezeggen en de schriftelijke gedoogverklaring. Het uitgangspunt is om niet te gedogen. Er kunnen echter redenen zijn om te gedogen.

Voorwaarden voor gedogen

Gedogen is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk en gebonden aan voorschriften. In beginsel gedogen we geen enkele overtreding. Uitzondering hierop zijn gevallen waarbij handhaving zou leiden tot een onevenredige en daardoor onrechtmatige schending van één of meerdere betrokken belangen en als er sprake is van uitzicht op legalisatie. Bij het opstellen van onderstaande voorwaarden is rekening gehouden met het landelijk kader voor gedogen: ‘Gedogen in Nederland’.[12]

Voor alle categorieën van mogelijke gedoogsituaties geldt:

  • 1.

    Er moet sprake zijn van overmachtsituaties of overgangssituaties. Dit zijn situaties waarbij het achterliggende belang beter gediend is met het tijdelijk afzien van handhavend optreden. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Dit is tevens een bijzondere omstandigheid om van handhaving af te zien.

  • 2.

    Gedogen kan alleen in uitzonderingsgevallen en na zorgvuldige belangenafweging worden toegepast en moet zoveel mogelijk in omvang en tijd beperkt blijven.

  • 3.

    Het gedogen vindt uitsluitend actief (dus schriftelijk en onder voorwaarden) plaats. Dit betekent dat passief gedogen niet aanvaardbaar is. De gedoogverklaring is geen besluit in de zin van de Awb (zie ABRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356).

  • 4.

    Een gedoogbeschikking wordt alleen afgegeven op schriftelijk verzoek van de overtreder. Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten die nodig is om tot een weloverwogen besluit te kunnen komen.

  • 5.

    Het voldoen aan de gedoogbeschikking wordt periodiek gecontroleerd.

  • 6.

    Er wordt uitsluitend gedoogd zolang de gedoogvoorschriften niet overtreden worden. Als de voorwaarden van de gedoogbeschikking worden overtreden, wordt deze ingetrokken en wordt direct overgegaan tot handhavend optreden.

  • 7.

    Het gedogen mag niet langer voortduren dan voor de huidige overtreder noodzakelijk is.

  • 8.

    De beschikking is persoons- en/of zaaksgebonden.

Situaties waarbij sprake is van gevaar of waarbij onevenredige schade ontstaat aan of overlast ontstaat voor monumenten, (leef)milieu, volksgezondheid, openbare orde en veiligheid of derden komen niet in aanmerking om gedoogd te worden.

Wanneer is er sprake van zicht op legalisatie?

Volgens jurisprudentie is er zicht op legalisatie indien er sprake is van een overtreding die:

  • 1.

    wordt gelegaliseerd in een bestemmingsplan dat minimaal als ontwerp ter inzage is gelegd.

  • 2.

    wordt gelegaliseerd via een vergunning die minimaal als ontwerp ter visie is gelegd.

  • 3.

    binnen een korte periode na constatering kan worden gelegaliseerd door te anticiperen op nieuwe regelgeving. Uitgangspunt hierbij is dat de nieuwe wetgeving al ter vaststelling naar de Eerste Kamer is gezonden.

4.6 Afstemming werkzaamheden

Afstemming met andere overheidsinstanties en/of samenwerkingsverbanden is gezien de reden waarom de Wet VTH in het leven is geroepen van wezenlijk belang. Hieronder is te lezen welke partners wij als gemeente hebben en op welke wijze de afstemming plaatsvindt.

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Het toezicht op naleving van milieuregels wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door de OMWB. De OMWB speelt een belangrijke rol in het zogenaamde ketentoezicht. Binnen een keten zijn verschillende actoren die vanuit toezicht en handhaving de benodigde (afgestemde) integrale aandacht verdienen. De OMWB coördineert dit ketentoezicht en werkt daarbij zo nodig ook samen met bijvoorbeeld de inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Veiligheidsregio (brandweer) en de waterschappen. Denk hierbij aan het ketentoezicht op de BRZO-bedrijven, op asbest, op afvalverwerking en op bodemverzet.

Jaarlijks worden met de OMWB in een werkprogramma maatwerkafspraken gemaakt. Er worden afspraken gemaakt over:

  • 1.

    de uitvoering van signaaltoezicht;

  • 2.

    de uitvoering van gezamenlijk toezicht met toezichthouders van gemeente;

  • 3.

    de uitvoering van toezicht op naleving van milieuregelgeving Wabo en Activiteitenbesluit waarbij uren zijn gekoppeld aan specifieke onderwerpen en toezicht- en handhavingstaken.

De OMWB heeft een aantal boa’s domein II (milieu, welzijn en infrastructuur) in dienst die ingezet kunnen worden voor repressieve strafrechtelijke handhaving en de opsporing van (economische) milieudelicten.

De gemeente beheert de dossiers van alle inrichtingen. Voor wat betreft de taken die door de OMWB worden uitgevoerd worden de gegevens betreffende de bestuurs- en strafrechtelijke handhaving aan de gemeente aangeboden om op te nemen in het onderliggende dossier van de inrichting.

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Wij hebben regulier bestuurlijk overleg over politiezaken, de veiligheidsregio en de samenwerking met de andere gemeenten. Binnen het kader van gezamenlijke afspraken worden diverse zaken vastgelegd.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Hiermee wordt samengewerkt als het gaat om bij horeca, dierziekten, dierenleed en bij evenementen.

Dierenbescherming

De Dierenbescherming is ook een partner. Tijdens controles kan de toezichthouder (hobby)dieren in nood tegenkomen. In samenwerking met de Dierenbescherming kunnen deze dieren ondergebracht worden.

Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

De Inspectie SZW is een samenvoeging van de organisaties en activiteiten van de voormalige Arbeidsinspectie, de Inspectie Werk en Inkomen en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De Inspectie SZW werkt aan eerlijk, gezond en veilig werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ze doet dit op basis van risico- en omgevingsanalyses. Toezicht en opsporing worden ingezet waar de meest hardnekkige problemen zitten en het effect het grootst is. Het kan voorkomen dat naar aanleiding van een situatie bij een sanering of een ander milieuprobleem overleg moet worden gevoerd met de Inspectie. Dit wordt echter alleen gedaan bij evidente overtredingen in de relatie werkgever-werknemer die een gevaar opleveren voor de werknemers en/of het milieu. Hierbij kan men denken aan het verwijderen van asbest, verrichten van bouwwerkzaamheden, verrichten van werkzaamheden bij milieu-inrichtingen, etc.

Samen Sterk in het Buitengebied

Samen Sterk in Brabant (SSiB) is een meerjarig Brabant breed programma, dat door de inzet van een netwerk van professionals op het gebied van toezicht en handhaving, bijdraagt aan het verbeteren van de kwaliteit én de veiligheid van het buitengebied in Noord-Brabant.

SSiB is een samenwerking van: Omgevingsdienst Brabant Noord, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, provincie Noord-Brabant, alle Brabantse gemeenten, waterschap De Dommel, waterschap AA en Maas, waterschap Brabantse Delta, openbaar ministerie, politie, Brabants Landschap, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Brabant Water en Evides.

Waterschappen

Naast de al eerder genoemde regionale samenwerking hebben we met Waterschappen te maken bij het doorgeven van klachten en meldingen. Gezamenlijke controles komen slechts sporadisch voor. De OMWB en de waterschappen voeren regelmatig samen controles uit. We komen het waterschap ook tegen bij Samen Sterk in Buitengebied en met de provincie.

Provincie Noord-Brabant

De provincie heeft een regisseursrol in het kader van de regionale samenwerking en kan indien nodig dwingende aanwijzingen geven. Daarnaast heeft de provincie ook een eigen toezichtstaak voor onder meer grondwateronttrekkingen, natuurbeschermingswet, grotere bodemverontreinigingen (tot 2021).

Belastingdienst

De belastingdienst trekt samen met ons op in (projectmatige) handhavingszaken. We delen informatie om zo een beter beeld te krijgen. We kunnen beiden optreden tegen geconstateerde overtredingen. Dit flankerend beleid versterkt het signaal richting overtreders. Onderwerpen waarbij wij regelmatig samen met de belastingdienst optrekken zijn illegale bewoning (permanente bewoning recreatieverblijven) en drugsgerelateerde zaken.

Buurtbemiddeling Contour de Twern

Contour de Twern verzorgt voor de gemeente de buurtbemiddeling en wordt voornamelijk ingezet in handhavingszaken waarin er sprake is van burenruzie. Het komt geregeld voor dat via handhavingsverzoeken burenruzies worden uitgevochten. Dit leidt tot oneindige juridische procedures waarbij conflicten steeds hoger oplopen. Buurtbemiddeling op tijd inschakelen voorkomt dat problemen uit de hand lopen. Buurtbemiddeling helpt mensen met elkaar in gesprek te gaan en zelf oplossingen te bedenken. Het verhoogt uiteindelijk het woongenot en draagt bij aan een ontspannen sfeer in de straat. Buurtbemiddeling sluit aan bij het beleid van de overheid. Mensen moeten zoveel mogelijk zichzelf redden en voor elkaar zorgen. Met als sleutelwoorden: eigen verantwoordelijkheid en burgerkracht.

Convenant Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC)

De doelstelling van een RIEC is de deelnemende gemeenten te ondersteunen en te faciliteren bij een bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Het RIEC biedt de mogelijkheid om vanuit verschillende vakdisciplines de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Binnen het RIEC werken gemeenten samen met de Politie, het OM, de Douane, de Koninklijke Marechaussee, de Belastingdienst, opsporingsdiensten, VROM en de provincie Noord-Brabant.

Taskforce Brabant en Zeeland

De rol van de Taskforce BZ is om de geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit in heel Brabant en Zeeland uit te rollen. Alle partners (gemeenten, OM, politie, Belastingdienst) trekken samen op en delen hun informatie om het voor criminele groeperingen zo moeilijk mogelijk te maken in Brabant en Zeeland te opereren. Een van de onderdelen van de Taskforce is de aanpak van de georganiseerde hennepteelt. Dit sluit aan op de steeds actievere rol die ook onze gemeenten nemen bij de aanpak tegen drugshandel (de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in een pand en/of de daarbij behorende erven). De gemeenten hebben hiervoor een hennepconvenant ondertekend.

Regionale samenwerkingsovereenkomst Boa’s

In het politiedistrict De Baronie hebben 11 gemeenten (Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert) het convenant 'Buitengewone Opsporingsambtenaren' gesloten. Het convenant betreft in eerste instantie de samenwerking voor het doel van controles in het kader van de Drank- en Horecawet door middel van een gezamenlijke ‘horeca-boa-pool’. Een aantal gemeenten uit de pool stelt hierbij volgens een jaarlijkse planning een aantal BOA-uren ter beschikking. Wabo-toezichthouders en boa’s kunnen elkaar wederzijds opzoeken als ze op een locatie komen waar meerdere overtredingen plaatsvinden.

Politie en Justitie

Bespreking van specifieke handhavingszaken en de afstemming tussen politie, justitie en de gemeente vindt bilateraal plaats. Bestuurlijk vindt periodiek afstemming plaats tussen politie, openbaar ministerie en de gemeente (burgemeester) in het driehoeksoverleg.

 

Bijlagen

  • Bijlage 1

    Verantwoording risicomatrix

    Bijlage 2

    Risicomatrix vergunningverlening, toezicht en handhaving

    Bijlage 3

    Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving

    Bijlage 4

    Gemeenschappelijk Uitvoeringskader Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2018 Omgevingsdienst Midden- en West Brabant

    Bijlage 5

    Omgevingsanalyse 2018 OMWB

    Bijlage 6

    Mandaat OMWB

Bijlagen 3-6 zijn reeds bekend, dan wel onder voorbehoud op te vragen bij de gemeente.

Bijlage 1: Verantwoording risicomatrix

De risicomatrix is opgesteld aan de hand van de gids programmatisch handhaven voor gemeenten, waterschappen en provincies.[13] Met een risicoanalyse wordt in beeld gebracht wat de risico’s zijn en waarop wij ons moeten richten bij het uitvoeren van de VTH-taken. Het is namelijk onmogelijk om alle VTH-taken volledig uit te voeren. Dit heeft zowel betrekking op vergunningverlening in de mate van toetsing als op toezicht en handhaving in de mate waarin toezicht wordt gehouden en gehandhaafd. Beleid voeren betekent daarom kiezen wat we wel en niet doen en/of: wat eerst en wat later. Om een keuze te maken hebben we eerst in kaart gebracht welke VTH-taken er zijn.

Stap 1: ten aanzien van welke VTH-taken dienen keuzes gemaakt te worden?

Taken vergunningverlening

  • Wet

    Artikel

    Omschrijving

    Wabo

    2.1, lid 1 onder a

    Omgevingsvergunning activiteit “bouwen van een bouwwerk”

     

    2.1, lid 1 onder b

    Omgevingsvergunning activiteit “uitvoeren van een werk of werkzaamheden”

     

    2.1, lid 1 onder c

    Omgevingsvergunning activiteit “gebruik / bouwen in strijd met bestemmingsplan”

     

    2.1, lid 1 onder d

    Omgevingsvergunning activiteit “brandveilig gebruik”

     

    2.1, lid 1 onder e

    Omgevingsvergunning activiteit “het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk”

     

    2.1, lid 1 onder f

    Omgevingsvergunning activiteit “beschermde rijksmonumenten”

     

    2.1, lid 1 onder g

    Omgevingsvergunning activiteit “slopen”(o.a.

    bestemmingsplan / voorbereidingsbesluit)

    Wabo /

    Erfgoedverordening

    2.2, lid 1 onder b en c / Erfgoedverordening

    Omgevingsvergunning activiteit “Beschermde gemeentelijke (archeologische / groen) monumenten” en “een als zodanig verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht”

     

    2.2, lid 2 / n.v.t.

    n.v.t.

    Wabo / APV

    2.2, lid 1 onder d juncto 2:11 APV

    Omgevingsvergunning activiteit “(wijzigen) aanleg weg”

     

    2.2, lid 1 onder e juncto 2:12 APV

    Omgevingsvergunning activiteit “een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen”

     

    2.2, lid 1 onder g

    juncto 4:11 APV

    Omgevingsvergunning activiteit “(doen) vellen van een houtopstand”

     

    2.2, lid 1 onder h juncto 2.42 APV

    Omgevingsvergunning activiteit “op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken”

     

    2.33

    Intrekken omgevingsvergunning

    Bouwbesluit

    1.18

    Gebruiksmelding

     

    1.26

    Sloopmelding

Taken toezicht en handhaving

  • Wet

    Artikel

    Omschrijving

    Wabo

    2.1, lid 1 onder a

    Verbod op bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning

     

    2.1, lid 1 onder b

    Verbod op uitvoeren van een werk of werkzaamheden / zonder

    omgevingsvergunning

     

    2.1, lid 1 onder c

    Verbod op gebruik / bouwen in strijd met bestemmingsplan zonder omgevingsvergunning

     

    2.1, lid 1 onder d

    Verbod op activiteit brandveilig gebruik zonder

    omgevingsvergunning

     

    2.1, lid 1 onder e

    Verbod op activiteit oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk

     

    2.1, lid 1 onder f

    Verbod op activiteit “beschermde (rijks) monumenten” zonder omgevingsvergunning

     

    2.1, lid 1 onder g

    Verbod op activiteit slopen zonder omgevingsvergunning

    Wabo /

    Erfgoedverordening

    2.2, lid 1 onder b en c / Erfgoedverordening

    Verbod op slopen, veranderen of wijzigen van beschermde (gemeentelijke en archeologische / groen) monumenten of een als zodanige verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht zonder omgevingsvergunning

    Wabo / APV

    2.2, lid 1 onder d juncto 2:11 APV

    Verbod op (wijzigen) aanleg weg zonder omgevingsvergunning

     

    2.2, lid 1 onder e juncto 2:12 APV

    Verbod op een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen zonder omgevingsvergunning

     

    2.2, lid 1 onder g

    juncto 4:11 APV

    Verbod op (doen) vellen van een houtopstand zonder omgevingsvergunning

     

    2.2, lid 1 onder h juncto 2:42 APV

    Verbod op het op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken zonder omgevingsvergunning

     

    2.2, lid 2 / n.v.t.

    n.v.t.

    Wabo

    2.3

    Verbod op handelen in strijd met voorschriften van omgevingsvergunning voor bovenstaande activiteiten

     

    2.3a

    Verbod op in stand laten van een (deel van een) bouwwerk zonder omgevingsvergunning

    Wro

    7.2 onder a

    Verbod op gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een voorbereidingsbesluit of verklaring van onze Minister of Provinciale Staten

    Woningwet

    1b, lid 1 en 4

    Verbod bouwen en in stand laten van een (gedeelte van) een bouwwerk in strijd met Bouwbesluit

     

    1b, lid 2

    Verbod bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, laten komen of houden in strijd met Bouwbesluit (staat bouwwerken, open erven en terreinen)

     

    1b, lid 3

    Verbod bouwwerk, open erf of terrein in gebruik te nemen of (laten) gebruiken in strijd met Bouwbesluit

     

    1b, lid 5

    Verbod slopen in strijd met Bouwbesluit

     

    7b

    Verbod bouwen / in stand laten bouwwerk in strijd met Bouwverordening

     

    12d

    Verplichting opstellen onderhoudsplan i.v.m. aanpak leefbaarheid gebied

     

    13

    Verplichting treffen voorzieningen aan bouwwerk/ Bouwbesluit

     

    13a

    Verplichting treffen voorzieningen/ Bouwwerk in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand

     

    13b

    (Lid 1) Verplichting overdragen beheer gebouw aan bevoegd gezag i.c.m. verplichting treffen voorzieningen (na staking gebruik gebouw, open erf of terrein i.v.m. sluiting daarvan)

    (Lid 5) Verbod verrichten beheershandelingen (na staking gebruik gebouw, open erf of terrein i.v.m. sluiting daarvan)

Aan de hand van een deel van bovenstaande taken is er een risicoanalyse opgesteld. Een risico is de kans dat een overtreding (van de gestelde gedragsregels zonder handhaving) zich voordoet maal de kans dat een negatief effect zich voordoet. Dit uit zich in de volgende formule: risico = kans overtreding x negatief effect.

Stap 2: Wat is het effect?

Het bepalen van de risico’s en negatieve effecten geschiedt aan de hand van een aantal thema’s die volgen uit de gids voor programmatisch handhaven:

  • 1.

    Veiligheid: in welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de fysieke veiligheid (letsel, al dan niet dodelijk) / zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te beschermen?

  • 2.

    Gezondheid: in welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van de volksgezondheid / zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de volksgezondheid te beschermen?

  • 3.

    Natuur en milieu: in welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan bescherming van het natuurschoon / zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om het natuurschoon te beschermen?

  • 4.

    Leefomgeving: in welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving / zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te beschermen?

  • 5.

    Financiële gevolgen: hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeenschap / voor de gemeente als de bedoelde groepen de voorschriften overtreden?

  • 6.

    Bestuurlijk imago: hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften uit dit thema niet worden nageleefd?

Aan alle thema’s is een score toegekend volgens onderstaande waardering:

  • Veiligheid

    Leefomgeving

    Financieel gevolgen

    Natuur en milieu

    Gezondheid

    Bestuurlijk imago

    0 = geen effect

    Idem

    Idem

    Idem

    Idem

    Idem

    1= pijn of letsel bij een individu

    Nauwelijks toename onveiligheidsgevoelens

    1 = € 1- 1.000,-

    1= nauwelijks verstoring van het aanzien

    1= nauwelijks gevaar voor de gezondheid

    1=nauwelijks bestuurlijk belang/ aantasting imago

    2= pijn of letsel bij meer individuen

    kleine toename onveiligheidsgevoelens

    2 = € 1.000,- -10.000,-

    2= kleine aantasting van het aanzien

    2= gering gevaar voor de volksgezondheid

    2= gering bestuurlijk belang/

    aantasting imago

    3= zwaar letsel bij een enkeling of gering letsel bij velen

    Gemiddelde toename onveiligheidsgevoelens

    3 = € 10.000,- – 100.000,-

    3=

    aantasting leefomgeving van enige duur

    3= gemiddeld gevaar voor de volksgezondheid e/o enige ziekte gevallen

    3=

    gemiddeld bestuurlijk belang/

    aantasting imago

    4= dood van een enkeling of ernstig letsel bij velen

    Grote toename onveiligheidsgevoelens

    4 = € 100.000,- –1.000.000,-

    4=

    aantasting leefomgeving van lange duur

    4= veel ziekte gevallen e/o een enkel sterfgeval

    4= groot bestuurlijk belang/

    aantasting imago

    5= meer doden

    Zeer grote toename onveiligheidsgevoelens

    5 > € 1.000.000,-

    5= vernietiging leefomgeving

    5= meer sterfgevallen

    5= zeer groot bestuurlijk belang/

    aantasting imago

Het gemiddelde van de scores van de bovengenoemde vijf soorten negatief effect resulteert in de effectscore.

Stap 3: Wat is de kans?

Ten aanzien van de kans gaat het om de kans op niet spontane naleving (overtreding) van de regel door de burger. Bij het bepalen van de kans is gebruik gemaakt van de Tafel van Elf.[14] De volgende aspecten spelen daarbij een rol:

  • Kennis van regels:

    De bekendheid met en duidelijkheid van wet- en regelgeving bij de doelgroep.

    Kosten-baten:

    De (im)materiële voor- en nadelen die uit overtreden of naleven van de regel(s) volgen, uitgedrukt in tijd, geld en moeite.

    Mate van acceptatie

    bij de doelgroep:

    De mate waarin het beleid en de regelgeving acceptabel worden gevonden door de doelgroep.

    Normgetrouwheid doelgroep:

    De mate van bereidheid van de doelgroep om zich te conformeren aan het gezag van de overheid.

    Niet-overheidscontrole

    De door de doelgroep ingeschatte kans op positieve of negatieve sanctionering van hun gedrag door anderen dan de overheid.

Door middel van het toekennen van een cijfer op een schaal van 1 t/m 5 geven wij de risicokans op een overtreding aan en daarmee ook de mate van het naleefgedrag. De schaalverdeling is hierbij als volgt:

1 = zeer kleine kans op overtreding (= zeer goed naleefgedrag)

2 = kleine kans op overtreding / af en toe (= goed naleefgedrag)

3 = gemiddelde kans op overtreding (= middelmatig naleefgedrag)

4 = grote kans op overtreding (= slecht naleefgedrag)

5 = zeer grote kans op overtreding (= zeer slecht naleefgedrag)

Stap 4: Wat is de prioriteit?

Met de laatste stap kan per taak of beleidsveld de prioriteit worden bepaald. Zoals reeds eerder aan de orde is gekomen wordt het risico bepaald aan de hand van de volgende formule: risico = kans overtreding x negatief effect. Het gemiddelde van het effect wordt dus maal de kans gedaan. Als een taak een hoog effect heeft en een hoge kans, dan zal dit leiden tot een hoge prioriteit.

Er kunnen vier prioriteiten voordoen.

Prioriteit HEEL HOOG = groot effect / grote overtredingskans

Prioriteit HOOG = groot effect / kleine overtredingskans

Prioriteit MIDDEN = klein effect / grote overtredingskans

Prioriteit LAAG = klein effect / kleine overtredingskans

Bijlage 2: Risicomatrix vergunningverlening, toezicht en handhaving

In het digitale Excel bestand zijn 2 tabbladen en daarmee twee risicomatrixen: één voor vergunningverlening en één voor toezicht en handhaving.

Vergunningverlening

  • ACTIVITEIT

    SUBCAT

    PRIORITEIT

    activiteit “bouwen van een bouwwerk” per bouwsom

    Categorie 1: < €150.000,-

    HOOG

     

    Categorie 2: > €150.000,-

    ZEER HOOG

    activiteit “uitvoeren van een werk of werkzaamheden”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    LAAG

    activiteit “gebruik / bouwen in strijd met bestemmingsplan”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    HOOG

    activiteit “brandveilig gebruik”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    Conform beleid VRMWB

     

    Melding “brandveilig gebruik”

    Conform beleid VRMWB

    activiteit “het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    Conform beleid OMWB

     

    Melding “Activiteitenbesluit”

    Conform beleid OMWB

    activiteit “beschermde rijksmonumenten”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    ZEER HOOG

    activiteit “slopen”

    Melding slopen met asbest

    ZEER HOOG

     

    Aanvraag omgevingsvergunning voor het slopen bouwwerken op grond van bestemmingsplan of erfgoedverordening

    HOOG

     

    Melding slopen (sloop>10m3)

    LAAG

    activiteit “(wijzigen) aanleg weg”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    LAAG

    activiteit “een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    LAAG

    activiteit “(doen) vellen van een houtopstand”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    LAAG

    activiteit “op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    MIDDEN

Toezicht en handhaving

  • ACTIVITEIT

    SUBCAT

    PRIORITEIT

    activiteit “bouwen van een bouwwerk” per bouwsom

    Met ov: Categorie 1: < €150.000,-

    HOOG

     

    Met ov: Categorie 2: > €150.000,-

    ZEER HOOG

     

    Zonder ov: Categorie 1: < €150.000,-

    ZEER HOOG

     

    Zonder ov: Categorie 2: > €150.000,-

    ZEER HOOG

    activiteit “uitvoeren van een werk of werkzaamheden”

    Realisatie / uitvoering landschappelijke inpassingen met omgevingsvergunning

    MIDDEN

     

    Andere aanlegactiviteiten met omgevingsvergunning

    LAAG

     

    Realisatie / uitvoering landschappelijke inpassingen zonder omgevingsvergunning

    HOOG

    activiteit “gebruik / bouwen in strijd met bestemmingsplan”

    Bouwen of in gebruik hebben van een bouwwerk of gronden met omgevingsvergunning

    MIDDEN

     

    (onrechtmatige) bewoning of woningsplitsing in strijd met bestemmingsplan zonder omgevingsvergunning

    ZEER HOOG

     

    Afloop instandhoudingstermijn en termijn tijdelijke ontheffing / beschikking / (vergunningsvrije) mantelzorgwoningen

    ZEER HOOG

     

    Bedrijfsmatige activiteiten op een perceel in strijd met ruimtelijke regels zonder omgevingsvergunning

    HOOG

     

    Gebruik gronden/bouwwerken in strijd met

    voorbereidingsbesluit/ verklaring van Minister of Provinciale Staten

    LAAG

    activiteit “brandveilig gebruik”

    Realisatiefase / opleveringsfase / gebruiken (tijdelijk) bouwwerk of perceel met of zonder omgevingsvergunning

    Conform beleid VRMWB

     

    Realisatiefase / opleveringsfase / gebruiken (tijdelijk) bouwwerk of perceel met of zonder melding brandveilig gebruik

    Conform beleid VRMWB

    activiteit “het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk”

    Aanvraag omgevingsvergunning

    Conform beleid OMWB

     

    Melding "Activiteitenbesluit"

    Conform beleid OMWB

    activiteit “beschermde rijksmonumenten” en “beschermde gemeentelijke monumenten”

    Wijzigen, slopen of in afwijking verbouwen beschermd monument met omgevingsvergunning of instandhoudingsplicht

    HOOG

     

    Wijzigen, slopen of in afwijking verbouwen beschermd monument zonder omgevingsvergunning of instandhoudingsplicht

    ZEER HOOG

    activiteit “slopen”

    Bedrijfsmatig slopen met asbest met sloopmelding

    Conform beleid OMWB

     

    Particuliere sloop met asbest met sloopmelding

    ZEER HOOG

     

    Slopen bouwwerken (bestemmingsplan / voorbereidingsbesluit / erfgoedverordening) met omgevingsvergunning

    HOOG

     

    Sloopactiviteiten met sloopmelding

    LAAG

     

    Bedrijfsmatig slopen met asbest zonder sloopmelding

    Conform beleid OMWB

     

    Particuliere sloop met asbest zonder sloopmelding

    ZEER HOOG

     

    Slopen in strijd met Bouwbesluit, bestemmingsplan

    MIDDEN

    activiteit “een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen”

    Realisatie met omgevingsvergunning

    LAAG

     

    Realisatie zonder omgevingsvergunning

    LAAG

    activiteit “(doen) vellen van een houtopstand”

    Kappen bomen / houtopstand met omgevingsvergunning

    LAAG

     

    Kappen bomen / houtopstand zonder omgevingsvergunning

    HOOG

    activiteit “op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken”

    Uitvoeren of aanbrengen handelsreclame met omgevingsvergunning

    MIDDEN

[1] Stb. 2016, 139. De wet is opgenomen in de Wabo (paragraaf 5.2), het Bor (hoofdstuk 7) en de Mor (hoofdstuk 10).

[2] Zie Kamerstukken II 2008/09, 29 383, nr. 130 en Kamerstukken II 2013/14, 33 872, nr. 3, p. 1.

[3] Advies commissie Mans, De tijd is rijp (bijlage bij Kamerstukken II 2007/08, 22 343, nr. 201.

[4] Het basistakenpakket is te vinden is in artikel 7.1 en bijlage IV Bor (artikel 5.4, lid 4 Wabo).

[5] Kamerstukken II 2013/14, 33 872, nr. 3, p. 5.

[6] Zie Kwaliteitscriteria 2.1, voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van 7 september 2012.

[7] BIG-8; de procescriteria vinden hun oorsprong in het rapport «Doe je voordeel met het oordeel» van VROM, IPO, VNG en V&W, d.d. 1 november 2002. De eerste ordening van de procescriteria in het BIG-8 model vindt plaats in het rapport van KPMG «Eindrapport ontwikkeling kwaliteitscriteria transitieprogramma Deel A versie 1.0», d.d. 30 september 2009.

[8] Stb. 2017, 193, p. 48.

[9] Kamerstukken II 2006/07, 30 844, 3, p. 117-118

[10] ABRvS 26 januari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AS3911 (bouwstop Boxtel).

[11] F.C.M.A. Michiels, A.B. Blomberg & G.T.J.M. Jurgens, Handhavingsrecht, Deventer: Kluwer 2016, p. 212.

[12] Kamerstukken II 1996/97, 25 085, nrs. 1-2 (Gedogen in Nederland).

[13] A. Smits, Programmatisch handhaven. Gids voor gemeenten, waterschappen en provincies, Rijswijk: Artoos 2010.

[14] De ‘Tafel van elf’, een veelzijdig instrument, Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving 2006.