Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Goeree-Overflakkee

Geldend van 27-03-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 02-01-2013

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Goeree-Overflakkee

De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van 3 januari 2012;

gelet op artikel 149, eerste lid, van de Gemeentewet en de artikelen 8 en 36 van de Wet werk en bijstand;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Goeree-Overflakkee

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. de wet: de Wet werk en bijstand;

b. referteperiode: een periode van 36 aaneengesloten maanden voorafgaand aan de peildatum;

c. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

d. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor zinsnede 'een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan moet worden gelezen': de referteperiode. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;

e. gezinsnorm: de norm van artikel 21, eerste lid, van de wet;

f. Wtos: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

f. Wsf 2000: Wet studiefinanciering.

Artikel 2 Langdurig laag inkomen

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven honderd procent van de bijstandsnorm.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de Wtos, dan wel een studie volgt als genoemd in de Wsf 2000.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    a. voor gehuwden €508,-;

    b. voor een alleenstaande ouder €457,- en;

    c. voor een alleenstaande €358,-.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien een van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid, van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepaast met een percentage dat overeenkomt met het pocentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm per 1 januari het daaraan voorafgaande jaar. De nieuwe bedragen worden naar beneden afgerond op hele euro's.

Artikel 4 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 5 Intrekken verordeningen

De volgende verordeningen worden ingetrokken:

a. Verordening langdurigheidstoeslag Wwb van de voormalige gemeente Dirksland;

b. Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand van de voormalige gemeente Goedereede;

c. Verordening langdurigheidstoeslag WWB Middelharnis 2012;

d. Verordening langdurigheidstoeslag WWB Oostflakkee 2012.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar afkondiging en werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Goeree-Overflakkee.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee op 24 januari 2013.
De griffier, de voorzitter,
Drs. J. Mimpen C.A. Kleijwegt

Toelichting Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Goeree-Overflakkee

Algemene toelichting

Op grond van artikel 8, lid 1 onderdeel d, Wet werk en bijstand (Wwb) dient de gemeenteraad bij de verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoe-slag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheids-toeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen zoals die in artikel 36, lid 1 Wwb worden gebruikt.

Bij het opstellen van deze verordening is rekening gehouden met de jurisprudentie van de Centra-le Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomin-gen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de Wwb voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Wwb. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de Wwb zelf staan is een de-finitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de Wwb afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip "langdurig, laag inkomen", is de ge-meenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36, lid 1, Wwb nader te defini-eren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk ge-hanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, lid 1, Wwb, doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.

Artikel 2

Een referteperiode van vijf jaar, zoals artikel 36 Wwb (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Ook door het Nibud wordt bevestigd dat na een periode van drie jaar de reserveringsmogelijkheden minimaal worden. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de Wwb een zelfstandig rechtssubject.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen gene-geerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een in-komen boven bijstandsniveau. Van deze bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt. Het in aan-merking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bij-stand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij

zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9% (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zo-als dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten. De feitelijke ruimte is dus beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105% van de bij-standsnorm.

Studenten hebben uitzicht op inkomensverbetering, daar zij een goed arbeidsmarktperspectief hebben. Deze groep is derhalve uitgesloten van de langdurigheidstoeslag.

Artikel 3

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de hoogte van de ‘oude’ langdurigheids-toeslag. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven te passen is gekozen om de hoogte jaar-lijks automatisch mee te laten bewegen naar de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel twee maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van de per 1 januari van het vooraf-gaande jaar.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 Wwb gegeven voor situaties waarin bij gehuwden een van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag inge-volge artikel 11 of artikel 13 lid 1 Wwb. De Wwb voorziet immers niet in een afwijzingsgrond van de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 Wwb. In-dien een van beide gehuwden niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 Wwb of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 4

Dit artikel heeft betrekking op de hardheidsclausule en maakt het mogelijk af te wijken van het-geen in de verordening is vastgelegd. Hierbij moet worden getoetst aan de normen van redelijk-heid en billijkheid.

Artikelen 5, 6 en 7

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.