Beleidsregel subsidiëring peuterspeelzalen gemeente Goeree-Overflakkee 2013

Geldend van 29-05-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregel subsidiëring peuterspeelzalen gemeente Goeree-Overflakkee 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee;

overwegende dat het wenselijk is een beleidsregel op te stellen voor het subsidiëren van het peuterspeelzaalwerk;

gelet op artikel 11, lid 1 van de Verordening peuterspeelzaalwerk Goeree-Overflakkee en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Algemeen

Artikel 1

  • a) peuterspeelzaal: een kindercentrum ten behoeve van een groep kinderen vanaf twee jaar en zes maanden tot de leeftijd dat zij naar de basisschool kunnen gaan, met een maximale verblijfsduur van drie uren per dag

  • b) peuterspeelzaalwerk: het bieden van laagdrempelige opvang aan kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 6 maanden tot 4 jaar gedurende minimaal twee dagdelen per week met als functie verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling door het aanbieden van veelzijdige en passende speelmogelijkheden.

  • c) dagdeel: een ochtend of middag van maximaal 3 uur

  • d) beroepskracht: degene die werkzaam is bij een peuterspeelzaal en belast is met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en die valt onder de voor peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificatie op SPW-3 niveau of equivalent bezit

  • e) vrijwilliger: degene die al dan niet tegen een vrijwilligersvergoeding op regelmatige, basis werkzaam is bij een peuterspeelzaal en is belast met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en die niet een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificatie bezit

  • f) huisvestingskosten: kosten die betrekking hebben op de huur, de kosten van brand- en inboedelverzekering en de gemeentelijke en waterschapsbelastingen van een in de gemeente Goeree-Overflakkee gevestigde peuterspeelzaal

  • g) ouderbijdrage: het bedrag dat ouders maandelijks per kind aan de peuterspeelzaal moeten betalen voor het ontvangen van peuterspeelzaalwerk voor dat kind

  • h) totale ouderbijdrage: het deel dat is opgebouwd uit een jaarlijks door burgemeester en wethouders vast te stellen percentage van gemiddelde minimale bezetting gekoppeld aan de ouderbijdrage.

  • i) bezettingsgraad: jaarlijks in overleg met de peuterspeelzaal door burgemeester en wethouders vast te stellen percentage van gemiddeld totale bezetting per peuterspeelzaalinstelling.

Artikel 2

Het beleidsdoel van het peuterspeelzaalwerk is het bevorderen van optimale sociale-, emotionele-, taal- en fysieke ontwikkelingen van kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 6 maanden tot 4 jaar onder deskundige leiding door het aanbieden van veelzijdige en passende speelmogelijkheden en omgang met leeftijdsgenootjes, met extra aandacht gericht op het bevorderen van een doorgaande lijn in de ontwikkeling van het kind ter voorbereiding op en aansluiting bij de basisschool.

Artikel 3

In deze beleidsregel worden de subsidiegrondslagen weergegeven voor rechtspersonen die zich bezig houden met peuterspeelzaalwerk, alsmede de nadere voorwaarden die gesteld worden aan activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt op het gebied van peuterspeelzaalwerk in de gemeente Goeree-Overflakkee.

Subsidievoorwaarden

Artikel 4

  • 1. De subsidieaanvrager dient naast de algemene voorwaarden genoemd in de Algemene subsidieverordening (Asv) te voldoen aan de voorwaarden genoemd in de Verordening peuterspeelzaalwerk gemeente Goeree-Overflakkee en de wettelijke kwaliteitseisen zoals omschreven in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 2. Subsidie wordt alleen verstrekt aan het plaatselijk peuterspeelzaalwerk gevestigd in de gemeente Goeree-Overflakkee.

  • 3. De groepen bestaan uit kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 6 maanden tot 4 jaar, met dien verstande dat het voor de laatste of enige groep uit bedrijfsmatige overwegingen tijdelijk is toegestaan de groep op te vullen met peuters vanaf de leeftijd van 2 jaar en 3 maanden.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor een subsidie moet het plaatselijk peuterspeelzaalwerk er voor zorg dragen dat:

    • a)

      de accommodaties en de buitenspeelruimte behorend bij de accommodaties voldoen aan de kwaliteitsregels die zijn opgenomen in de Verordening peuterspeelzaalwerk Goeree-Overflakkee.

    • b)

      de groepen bestaan uit maximaal 14 kinderen, met dien verstande dat per groep tijdelijk uitbreiding is toegestaan met één kind indien sprake is van een spoedplaatsing in verband met bijzondere omstandigheden.

    • c)

      er per groep één gekwalificeerde beroepskracht en één vrijwilliger.

    • d)

      een kind op 2 dagen per week een dagdeel de peuterspeelzaal bezoekt.

    • e)

      er voor alle ingeschreven kinderen op de peuterspeelzaal door de ouders een ouderbijdrage betaald wordt.

Artikel 5

Een aanvraag om subsidie van een rechtspersoon die nog niet eerder door de gemeente Goeree-Overflakkee werd gesubsidieerd, wordt slechts gehonoreerd indien de activiteiten van de rechtspersoon naar het oordeel van burgemeester en wethouders een waardevolle aanvulling betekenen op het aanbod van de reeds gesubsidieerde rechtspersonen op dit terrein.

Artikel 6

De opbouw van groepen en minimale bezetting per groep is als volgt:

  • 1.

    Van een peuterspeelzaallocatie die uit 4 of meer groepen bestaat, bestaat de laatste groep uit tenminste 11 peuters. Dit aantal is derhalve het minimum aantal peuters waaruit een nieuw te starten groep moet bestaan. Wanneer bij een bestaande groep het aantal van 11 peuters niet gehaald wordt, moet deze groep worden opgeheven, tenzij op grond van demografische prognoses het vermoeden gerechtvaardigd is dat de groep binnen een periode van twee jaar weer uit meer dan 11 peuters zal bestaan.

  • 2.

    Van een peuterspeelzaallocatie die uit 2 of 3 groepen bestaat, bestaat de laatste groep uit tenminste 6 peuters. Dit aantal is derhalve het minimum aantal peuters waaruit een nieuw te starten groep moet bestaan bij een peuterspeelzaal die uit 1 of 2 groepen bestaat. Wanneer bij een bestaande groep het aantal van 6 peuters niet gehaald wordt, moet deze groep worden opgeheven, tenzij op grond van demografische prognoses het vermoeden gerechtvaardigd is dat de groep binnen een periode van twee jaar weer uit meer dan 6 peuters zal bestaan.

  • 3.

    De enige groep van een peuterspeelzaal moet uit tenminste 8 peuters bestaan. Wanneer het aantal van 8 peuters niet gehaald wordt, moet deze groep en daarmee de peuterspeelzaallocatie worden opgeheven, tenzij op grond van demografische prognoses het vermoeden gerechtvaardigd is dat de groep binnen een periode van twee jaar weer uit meer dan 8 peuters zal bestaan.

  • 4.

    Overgaan tot sluiting van een peuterspeelzaallocatie kan uitsluitend met toestemming van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 3 Subsidiegrondslagen

Artikel 7

  • 1. De subsidie wordt verleend op basis van de volgende componenten:

    a) Honderd procent van de huisvestingskosten.

    • b)

      Een bijdrage in de overige exploitatielasten, waarbij geldt dat de overige exploitatielasten worden verminderd met de totale ouderbijdrage.

    • c)

      Een vaste bijdrage ten behoeve van de reservevorming van Meerjarenonderhoudsplan (MOP), deskundigheidsbevordering, inventaris en risico.

  • 2. De overige exploitatielasten zoals bedoeld onder 1.b worden voor een bepaald subsidiejaar (t) berekend aan de hand van de jaarrekening van twee jaar voorafgaand aan het subsidiejaar (t-2), geïndexeerd met een vast percentage van 3%.

  • 3. Ten aanzien van een eventuele post ‘onvoorzien’ in de begroting van een peuterspeelzaalinstelling wordt een maximum percentage gesteld.

  • 4. Wijzigingen in de exploitatie van een peuterspeelzaal, welke leiden tot structureel hogere huisvestingskosten, behoeven de goedkeuring van het college van burgemeester en wethouders alvorens ze worden doorgevoerd.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks de minimale ouderbijdrage vast die door de peuterspeelzaalinstelling in ieder geval moet worden gehanteerd.

Artikel 8

De subsidie wordt vastgesteld op basis van:

  • 1.

    De huisvestingskosten zoals deze in de verlening zijn opgenomen

  • 2.

    Een vaste financiële bandbreedte van maximaal 3% ten opzichte van de verlening over de bijdrage in de overige exploitatielasten.

  • 3.

    Een vaste bijdrage ten behoeve van de reservevorming van Meerjarenonderhoudsplan (MOP), deskundigheidsbevordering, inventaris en risico zoals deze in de verlening zijn opgenomen.

Slotbepalingen

Artikel 9

Peuterspeelzalen hebben de vrijheid om eigen financiële middelen te genereren ten behoeve van niet gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 10

De peuterspeelzaal wordt in staat gesteld om een egalisatiereserve op te bouwen. De maximale hoogte van deze reserve wordt jaarlijks door burgemeester en wethouders vastgesteld als een percentage van de totale lasten.

Artikel 10

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na die van zijn bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 11

  • 1. Wanneer de strikte toepassing van deze beleidsregel leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om van deze beleidsregel af te wijken, mits het besluit deugdelijk gemotiveerd is.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, besluiten burgemeester en wethouders naar bevind van zaken, onder uitdrukkelijke formulering van de argumenten welke aan het besluit ten grondslag hebben gelegen.

Artikel 12

Deze beleidsregel wordt tenminste eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot wijziging van de beleidsregel.

Artikel 13

Deze beleidsregel kan aangehaald worden als “Beleidsregel subsidiëring peuterspeelzalen gemeente Goeree-Overflakkee 2013”.