Regeling vervallen per 23-10-2019

Beleidsregels schuldhulpverlening 2013-2014

Geldend van 10-04-2013 t/m 22-10-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening 2013-2014

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee besluiten,

gelet op artikel 2 en 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening,

vast te stellen de Beleidsregels schuldhulpverlening 2013-2014.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee;

  • b.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij de gemeente is ingeschreven;

  • c.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voorgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • d.

    verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • e.

    wet: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 1. Alle inwoners van de gemeente Goeree-Overflakkee van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening;

  • 2. In afwijking van lid 1 is de gemeentelijke schuldhulpverlening niet toegankelijk voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming;

  • 3. In afwijking van lid 1 wordt geen schuldhulpverlening als de cliënt fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en de cliënt in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleend aan de verzoeker schuldhulpverlening, indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk en adequaat acht. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het college en schuldhulpverlening geen adequate oplossing is, kan een aanvraag worden afgewezen.

  • 2. De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      zwaarte en oorzaak van de schulden;

    • b.

      psycho-sociale situatie;

    • c.

      houding en gedrag van verzoeker;

Artikel 4. Verplichtingen

Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit:

  • a.

    het nakomen van afspraken en verplichtingen;

  • b.

    geen nieuwe schulden aangaan;

  • c.

    het zich houden aan de bepalingen van het Plan van aanpak.

Artikel 5. Weigeren – beëindigen – hersteltermijn

  • 1. Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4 van deze beleidsregels en de artikelen 6 en 7 van de wet kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

  • 2. Alvorens wordt besloten tot weigering dan wel beëindiging, wordt verzoeker éénmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

Artikel 6. Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a.

    de schuldenaar niet langer voldoet aan het bepaalde onder artikel 2;

  • b.

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • c.

    de schuldenaar zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken ter aflossing van zijn schulden;

  • d.

    op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan betrokkene is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend is geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • e.

    belanghebbende zich ten opzichte van de medewerkers, belast met de werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

  • f.

    de schuldenaar in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • g.

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar niet (langer) passend is.

Artikel 7. Recidive

  • 1. Indien minder dan 3 jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoek is ingediend door verzoeker een traject schuldhulpverlening succesvol is doorlopen, wordt een aanvraag schuldhulpverlening afgewezen met uitzondering van het geven van informatie en advies en het regelen van een doorverwijzing.

  • 2. In uitzondering op lid 1 wordt de aanvraag niet afgewezen, indien de schuldensituatie niet verwijtbaar is en/of als er sprake is van een gezin met minderjarige kinderen.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en wordt aangehaald als “Beleidsregels Schuldhulpverlening “.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-
Overflakkee, gehouden op 19 maart 2013.
de secretaris, de locoburgemeester,
drs. B. Marinussen F.J. Tollenaar

TOELICHTING

Algemeen

Met ingang van 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking getreden. Op grond van de wet is de gemeenteraad verplicht een plan vast te stellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente. Het plan heeft een kaderstellend karakter. Het geeft richting aan de door het college te nemen beslissingen. Het college heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het plan en kan middels beleidsregels de toegang tot de schuldhulpverlening bepalen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

De Wgs beoogt een brede toegang tot de schuldhulpverlening te waarborgen. De gemeente biedt schuldhulpverlening aan alle inwoners van 18 jaar en ouder. Ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen tot de leeftijd van 21 jaar. De financiële verantwoordelijkheid van ouders voor hun kinderen strekt zich in beginsel niet uit tot de schulden. Alhoewel bij jongeren onder de 18 jaar ouders soms wel kunnen worden aangesproken voor de schulden van hun kinderen. Veel schulden van jongeren zijn ontstaan door een aankoop, door leningen of door roodstand bij de bank. Hiervoor is de ouder niet aansprakelijk. Heeft de jongere niet voldoende inkomsten, dan kan de betaling uitgesteld worden, tot het moment dat dit wel het geval is. Daarnaast is een minderjarige handelingsonbekwaam, dat betekent dat een kind onder de 18 jaar geen overeenkomsten mag aangaan zonder toestemming van de ouder. Gaat het om een aankoop die voor de leeftijd gebruikelijk is, dan mag ervan worden uitgegaan dat de toestemming er is. In zo’n geval kan de ouder de aankoop niet terugdraaien. In de andere gevallen kan de ouder de aankoop terugdraaien. Schuldhulpverlening wordt voor jongeren onder de 18 jaar derhalve niet beschouwd als eerste noodzakelijk instrument. Er zijn andere mogelijkheden denkbaar voor de jongere om de schulden op te lossen. Daarnaast dient de jongere de eigen verantwoordelijkheid te dragen, eventueel samen met de ouder(s), en zich zelfstandig in te spannen voor een oplossing.

De gemeentelijke schuldhulpverlening is niet toegankelijk voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Indien het voortbestaan van een onderneming in gevaar is vanwege te hoog oplopende schulden zal de zelfstandige veelal bij een bank aankloppen om extra krediet. Indien het niet mogelijk is het benodigde extra krediet bij een bank te verkrijgen, kan een zelfstandige beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz2004). In het kader van de bijstandsverlening zal de gemeente dan een onderzoek uitvoeren naar de schuldensituatie van de zelfstandige. Daarnaast zal de gemeente een onderzoek (laten) doen naar de levensvatbaarheid van de onderneming van de zelfstandige. Getoetst wordt hoe de situatie na bijstandsverlening zal zijn. Indien de onderneming levensvatbaar is kan besloten worden tot het verstrekken van (extra) bedrijfskapitaal, waarmee de schulden worden geherfinancierd. Schuldhulpverlening vanwege problematische schulden is dan niet meer aan de orde. Indien de onderneming niet levensvatbaar is, zal voor de zelfstandige vaak geen andere mogelijkheid resten dan het staken van de onderneming. In het geval dat de zelfstandige besluit te stoppen met de onderneming kan hij zich wenden tot de gemeente voor schuldhulpverlening. De zelfstandige dient dan feitelijk met zijn onderneming te stoppen en zich uit te schrijven de Kamer van Koophandel. De schuldhulpverlening aan ex-zelfstandigen vereist specifieke kennis. Indien sprake is van gecompliceerde bedrijfsschulden, kan besloten worden een gespecialiseerde instantie in te schakelen.

Geen schuldhulpverlening wordt geboden, als de cliënt fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en de cliënt in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.

Om de schuldhulpverlening te weigeren op grond van artikel 3 lid 3 Wgs moet zijn voldaan aan een aantal voorwaarden:

  • 1.

    de schuldenaar moet fraude hebben gepleegd;

  • 2.

    die fraude moet hebben geleid tot een financiële benadeling;

  • 3.

    er moet sprake zijn van financiële benadeling van een bestuursorgaan; en

  • 4.

    de schuldenaar moet in verband met de fraude:

    • a.

      onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld; of

    • b.

      een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, zijn opgelegd.

Artikel 3

Schuldhulpverlening is het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Het gaat daarbij om een natuurlijke persoon met problematische schulden, waarbij schuldhulpverlening tot de mogelijkheden behoort.

De gemeente moet daadwerkelijk iets kunnen betekenen, waarbij twee centrale vragen centraal staan: Is de schuldenaar regelbaar? En: Is de schuldsituatie regelbaar. Een ‘regelbare schuldenaar’ houdt zich (met hulp) aan afspraken en is gemotiveerd. In een regelbare schuldsituatie is er geen sprake van schulden die niet voor een schuldregeling in aanmerking komen. Evenmin gaat het om schulden waarbij het door juridische procedures nog jaren duurt voordat duidelijk is hoe hoog de vordering is. Door de (on)regelbare schuldenaar af te zetten tegen het (on)regelbare schuldenpakket ontstaat een kwadrant dat gebruikt kan worden voor de bepaling van de doelgroep van gemeentelijke schuldhulpverlening.

Regelbare schuldenaar

Onregelbare schuldenaar

Regelbaar

schuldenpakket

Schuldsituatie is op te lossen met schuldhulpverlening

Mogelijkheden hangen af van individu: soms stabiliseren, soms geen oplossing

Onregelbaar

schuldenpakket

Schuldhulpsituatie is alleen te stabiliseren

Gemeente kan niets of nauwelijks iets doen.

  • -

    Regelbare schuldenaar: schuldenaar houdt zich (met hulp) aan afspraken en is gemotiveerd.

  • -

    Regelbaar schuldenpakket: alle schulden komen in aanmerking voor een schuldregeling. Er zijn geen schulden waarbij (door juridische procedures) de vordering / de hoogte van de vordering onduidelijk is.

  • -

    Onregelbare schuldenaar: schuldenaar houdt zich niet aan afspraken en is niet gemotiveerd.

  • -

    Onregelbaar schuldenpakket: er zijn schulden die niet voor een schuldregeling in aanmerking komen of waarvan, door juridische procedures, de hoogte van de vorderingen onduidelijk is.

Artikel 4

De medewerkingsplicht geldt voor de cliënt. Die heeft een medewerkingsplicht jegens het college. Dat betekent dat hij het college de medewerking moet verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Wgs als het college om die medewerking vraagt. In de beschikking(en) en het Plan van aanpak wordt de medewerkingsplicht opgenomen in individuele situaties in een of meer concrete verplichtingen. De gevolgen van het niet nakomen van de medewerkingsplicht dienen te worden opgenomen in de beschikking en het Plan van aanpak.

Artikel 5

Indien de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen zoals opgenomen in de beschikking(en) en het Plan van aanpak kan het college besluiten tot het beëindigen van de schuldhulpverlening. De gevolgen van het niet nakomen van de verplichtingen, waaronder de medewerkingsverplichting, moeten wel zijn opgenomen in de beschikking en het Plan van aanpak. Bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht kan het college besluiten een aanvraag om schuldhulpverlening niet te behandelen op grond van artikel 4:5 Awb.

Artikel 4:5 Awb heeft - voor zover hier van belang - betrekking op het verstrekken van gegevens en bescheiden.

Het college kan alleen een aanvraag buiten behandeling stellen indien de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Het geven van een hersteltermijn schort de beslistermijn op (artikel 4:5 Awb in samenhang met artikel 4:15 Awb). De opschorting gaat in op de dag waarop de hersteltermijn wordt gegeven en duurt tot de dag waarop de gevraagde gegevens zijn overgelegd of de hersteltermijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6

De schuldregelings-/ schuldbemiddelingsovereenkomst kan tussentijds worden beëindigd. Bijvoorbeeld als de schuldenaar de verplichtingen uit de schuldregelings-/ schuldbemiddelingsovereenkomst niet nakomt.

Indien de cliënt niet bereid is de afloscapaciteit te gebruiken ten behoeve van het aflossen van de schulden is het slagen van het schuldhulpverleningstraject niet of onvoldoende haalbaar. De cliënt verleend dan onvoldoende medewerking aan het traject hetgeen in strijd is met de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 7 lid 1 Wgs.

De inlichtingenplicht is neergelegd in artikel 6 Wgs. De cliënt moet het college mededeling doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van de Wgs. Hij moet dat doen als het college daarom vraagt, maar hij moet mededelingen ook onverwijld uit eigen beweging doen. De gegevens en inlichtingen strekken er mede toe om te beoordelen of verzoeker terecht een beroep doet op schuldhulpverlening. De inlichtingenplicht strekt niet verder dan tot hetgeen van invloed kan zijn op de van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van de Wgs. Om de juistheid en volledigheid van de inlichtingen aan te tonen, moet verzoeker de aan het college verstrekte inlichtingen zoveel mogelijk voorzien van bewijsstukken. Het niet overleggen van (gevraagde) bewijsstukken wordt aangemerkt als het niet nakomen van de inlichtingenplicht. Het kan voorkomen dat de verzoeker niet in staat is om de gevraagde bewijsstukken over te leggen en dat die ook niet meer geproduceerd kunnen worden. Is dat laatste verwijtbaar, dan is het aan de verzoeker om op andere wijze een zo goed mogelijk inzicht te geven in de relevante feiten en omstandigheden.

Artikel 7

Schuldhulpverlening wordt geboden aan ‘regelbare schuldenaar’. Dit betekent dat zij gemotiveerd zijn en zich (met hulp) aan afspraken houden. Indien de situatie zich voordoet, dat zij verwijtbaar uitvallen, wordt de schuldhulpverlening niet direct beëindigd. Er wordt hierbij gekeken naar de gevolgen en omstandigheden.

Een volledige schuldregeling wordt in de regel maar één keer geboden. Toch kunnen er zich omstandigheden voordoen waardoor iemand opnieuw in de schuldsituatie terecht is gekomen en geholpen wil worden (recidivisten). Of deze cliënt opnieuw geholpen moet worden, dient te worden getoetst aan een aantal factoren:

  • -

    Gezinssituatie: In principe kan iedereen worden ontruimd wanneer er sprake is van verwijtbaar gedrag. In het geval van gezinnen met minderjarige kinderen moet dit echter zoveel mogelijk worden voorkomen en zal crisisinterventie en flankerende hulp moeten worden ingezet. Hierbij valt te denken aan het CJG, Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming.

  • -

    De mate van verwijtbaarheid: hoe verwijtbaar is het dat de cliënt opnieuw in een schuldsituatie terecht is gekomen, waarbij je kunt kiezen tussen een objectieve of een subjectieve normering. Bij subjectieve normering wordt op basis van de in de persoon gelegen omstandigheden beoordeeld of recidive verwijtbaar is of niet. Bij een objectieve normering wordt aan de hand van een lijst van omstandigheden bepaald of recidive verwijtbaar is of niet. Tot objectieve normen worden gerekend:

- echtscheiding/scheiding van tafel en bed/beëindiging samenlevingsovereenkomst;

- werkeloosheid als gevolg van verplicht ontslag (mits niet verwijtbaar);

- langdurige ziekte mogelijk leidend tot gedeeltelijke of gehele afkeuring;

- langdurige en substantiële terugval.

Onderstaand schema van de NVVK wordt gehanteerd voor het beoordelen of een schuldenaar voor een nieuwe minnelijke schuldregeling in aanmerking komt.

SITUATIE

HERNIEUWD VERZOEK

TERMIJN

Recidive na minnelijk traject

Objectieve gronden

< 3 jaar

Recidive na minnelijk traject

Geen objectieve gronden

pas na 3 jaar

Op de nieuwe wet is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat tegen een beslissing van de gemeente om een persoon wel of niet toe te laten tot de schuldhulpverlening bezwaar en beroep open staat. Tegen de nadere invulling van het traject kan geen bezwaar worden gemaakt.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.