Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling fiscale uitruil woon-werkverkeer

Geldend van 09-04-2014 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

College van B en W

Besluiten:

Gelet op artikel 4a:3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO);

Gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;

Na overeenstemming met de medezeggenschapsorga(a)n(en);

Tot vaststelling van de navolgende

Regeling fiscale uitruil woon-werkverkeer

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Medewerker: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1a van de

Bezoldigingsregeling gemeente Goeree-Overflakkee;

Werkgever: burgemeester en wethouders, tenzij anders is bepaald via mandatering (artikel 2:1 CAR), met uitzondering van de griffier en de op de griffie werkzame medewerkers, voor wie de raad is bevoegd (artikel 1:3a CAR);

Eindejaarsuitkering: de uitkering, zoals gedefinieerd in artikel 3:6 van de CAR/UWO;

Fiscale ruimte: het verschil tussen de in een kalenderjaar door de wetgever vastgestelde hoogte van de onbelaste vergoeding voor reiskosten woon- werkverkeer en de door de werknemer reeds ontvangen vergoedingen voor woon- werkverkeer, gemaakte dienstreizen en de tegemoetkoming in het kader van het Uitvoeringsbesluit Vergoeding reis- en verblijfkosten;

Artikel 2 Toepassing

Medewerkers van de gemeente Goeree-Overflakkee worden door deze regeling in staat gesteld defiscale ruimte voor een vergoeding van woon–werkverkeer optimaal te benutten.

Artikel 3 Deelname

Deelname aan de regeling staat open voor alle medewerkers van de gemeente Goeree-Overflakkee, als bedoeld in artikel 1.1 sub a van de CAR.

Artikel 4 Fiscale voorziening

Lid 1

Aan de medewerker wordt een onbelaste aanvullende vergoeding voor de reiskosten woon-werkverkeer verschaft door middel van het afzien van (een deel van) de bruto loonwaarde vande eindejaarsuitkering of het bruto maandsalaris van december.

Lid 2

Deze vergoeding wordt verstrekt ongeacht de wijze van vervoer.

Lid 3

De vergoeding voor de medewerker wordt vastgesteld op basis van het vaste reispatroon dat door de werkgever voor de medewerker is vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van de methode dat een

medewerker gemiddeld 214 dagen op fulltime basis heen en weer reist. Voor een parttimer geldt alles naar rato.

Lid 4

De reisafstand wordt bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB met als optie de kortste route.

Lid 5

De maximale reisafstand woon-werkverkeer is vastgesteld op 150 kilometer heen en terug (75kilometer enkele reis).

Lid 6

De aanvullende vergoeding voor reiskosten woon-werkverkeer bedraagt maximaal de persoonlijkefiscale ruimte van de medewerker voor het betreffende jaar.

Lid 7

De persoonlijke fiscale ruimte van de medewerker wordt bepaald door het aantal woon-werkverkeer kilometers te vermenigvuldigen met de fiscaal vrije vergoeding voor woon-werkverkeer die door debelastingdienst is goedgekeurd.

Lid 8

De hoogte van de fiscale voorziening wordt bepaald door de volgende rekenkundige formule:

A x 2 x (214 xB/5) x C

A is het rekenkundige getal op één decimaal achter de komma van de reisafstand. De factor 2 staat voor de reisafstand heen en terug. De factor 214 staat voor het aantal reisdagen per jaar, waarbijrekening is gehouden met kortdurende ziekte, vakantie of verlof. B is het aantal reisdagen per week en C is de maximale belastingvrije kilometervergoeding.

Om het netto voordeel te bepalen, wordt de uitkomst vermenigvuldigd met het voor de medewerker van toepassing zijnde belastingtarief.

Lid 9

De conform lid 7 berekende persoonlijke fiscale ruimte van de medewerker wordt verminderd met de eventuele vergoeding woon-werkverkeer die de medewerker in het betreffende jaar heeft ontvangen.

Lid 10

De persoonlijke fiscale ruimte van de medewerker die resteert komt voor vergoeding in aanmerking en vormt voor de medewerker de maximale aanvullende vergoeding woon-werkverkeer.

Lid 11

De uitruil mag niet meer bedragen dan 30% van de pensioengrondslag.

Lid 12

Als peildatum voor de bepaling van de fiscale ruimte geldt 31 december van het kalenderjaar waarop de keuze van de medewerker betrekking heeft.

Artikel 5 Fiscale randvoorwaarden

Lid 1

Uitvoering van deze regeling vindt plaats binnen de wettelijke voorschriften en tot de maximumbedragen zoals die door de minister van Financiën zijn vastgesteld.

Lid 2

Indien de in lid 1 bedoelde voorschriften van de minister van Financiën wijzigen, dan zijn de gewijzigde voorschriften vanaf het moment van ingang van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

Artikel 6 Gevolgen inkomensafhankelijke regelingen

De medewerker is zich bewust van de gevolgen die een tijdelijke verlaging van zijn eindejaarsuitkering kan hebben voor diverse inkomensafhankelijke regelingen, zoals sociale verzekeringsuitkeringen en pensioen en deze te aanvaarden. De werkgever aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele gevolgen die deze tijdelijke verlaging heeft voor welke inkomensafhankelijke regeling dan ook en de deelnemer verklaart zich akkoord met die uitsluiting van elke aansprakelijkheid.

Artikel 7 Uitdiensttreding

Als een medewerker in de loop van het jaar uit dienst treedt, wordt op diens verzoek op dat moment de fiscale ruimte woon-werkverkeer berekend. De medewerker heeft dan nog de mogelijkheid om deze fiscale ruimte te benutten door middel van het afzien van (een deel van) het bruto maandsalaris en/of de eindejaarsuitkering in de laatste salarisbetaling waarin de afrekening van de eindejaarsuitkering plaatsvindt.

Artikel 8 Slotbepaling

Lid 1

Wanneer de medewerker onjuiste gegevens verstrekt en/of onrechtmatig gebruikt maakt van deze regeling, wordt de eventuele aan de gemeente opgelegde naheffingsaanslag (inclusief de boete en heffingsrente) van de belastingdienst met terugwerkende kracht op de medewerker verhaald.

Lid 2

De werkgever aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de mogelijk in andere (wettelijke) regelingen opkomende gevolgen van de verlaging van de eindejaarsuitkering dan wel het bruto maandsalaris als gevolg van het gebruikmaken van de fiscale voorziening.

Lid 3

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.

Lid 4

Als deze fiscale voorziening door de belastingdienst wordt gewijzigd of afgeschaft, wijzigt of verdwijnt deze regeling dienovereenkomstig.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013 en kan worden aangehaald als “Regeling fiscale uitruil woon-werkverkeer”.

Per gelijke datum worden alle eerder genomen besluiten ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 12 november 2013.
Burgemeester en Wethouders van Goeree-Overflakkee,
de secretaris de burgemeester
drs. B. Marinussen mr. A. Grootenboer-Dubbelman